Al sinds 1601 bestaan er bindingen tussen Leiden en Dundee via Vlaamse „gastarbeiders Caesar onheus bejegend Oud- torpedo- maker J. Kemp doet een Schots boekje van 11 kilo open in; stad/regio LEIDSE COURANT ZATERDAG 8 DECEMBER 1979 PAGINA 5 Op mijn omwegen door stad en land kom ik graag mensen tegen. Elke morgen tussen tien en elf uur kunt u mij telefonisch vertel len wie u graag in deze rubriek zou willen tegenkomen. Het nummer van mijn geduldi ge telefoon is 071-122244; u kunt dan naar toestel 18 vragen. Hij is als een kind zo blij met dat meer dan lijvige werk, dat hij eindelijk te pakken heeft kunnen krijgen. Oud - adjudant - onderofficier van de Koninklijke Marine J. J. Kemp (67), die nu al weer geruime tijd vanaf zijn basis in Oegstgeest jong en oud opleidt in de richting van min of meer gedegen rijvaardigheid (je zou van de Kempse (rij) School kunnen spreken), heeft weer voeling gekregen met een oude liefde. Een jaar of twaalf heeft hij er over gedaan om dat enorme boek in handen te krijgen. Tenslotte is het ervan gekomen. Ik heb het nu over een „band" in duur leder, goud op snee van boven, met de afmetingen: 50 cm bij 40 cm bij 3 cm. En bijna niet te torsen. Niet te evenaren ook. We hebben het over de kolossale uitgave „Dundee: Its Quaint and Historie Buildings", samengesteld door wel beslagen ten ijs gekomen H. C. Lamb, meneer Lam dus, die zijn noeste arbeid in 1895 bekroond zag door een bijzonder soliede werk over de Schotse stad Dundee met z'n bijzondere en historische gebouwen, zoals daar zijn kerken, schilderachtige sloppen, maar ook stadsgezichten, in kostelijke gravures en reprodukties van 17e eeuwse tekeningen weergegeven. Waarom dit alles Een terechte vraag uwerzijds. Ik zal trachten een redelijk antwoord op te bouwen. Eerst nog even over het boek, dat als een uit z'n krachten gegroeide Staten Bijbel opengeslagen vóór me op tafel ligt Zo in de laatste jaren van de 19e eeuw werden in Schotland uitgerekend 568 exemplaren voor het nageslacht in elkaar gezet. J. J, Kemp heeft nommer 55, gesigneerd door meneer Lam zelf. Autorijs.choolhouder Kemp: „ik dacht eerst, dat mister Lamb een geestelijke moest zijn geweest, een monnik waarschijnlijk. Want zo'n boek samenstellen is regelrecht monnikenwerk. Ik heb bij de geestelijkheid hier in de omgeving navraag gedaan, maar de heer Lamb was - zeker als clericus - onbekend. Het moet dus een leek zijn geweest". Dundee. Er zijn maar weinigen onder ons die betrekkingen met het Schotse Dundee - op het ogenblik uitgegroeid tot een havenstad met meer dan 180. 000 inwoners - onderhouden. Maar oud - marineman Kemp doet dat wel. Zijn Engels draagt een onmiskenbaar Schots accent en hij weet voor de drommel wel, dat Schotten „kirk" zeggen als ze naar de kerk gaan, en niet „church". Hij zegt ook „I can", waar een goedgemanierde Engelsman „I know" bedoelt. Hou op over Engelsen overigens, want een Schot (en Kemp heeft daar ook een handje van) is wat dat nationalistische besef betreft nog een graadje erger dan een Fries. „Hoe kom ik nou bij Dundee terecht, hè En wat is nou dat aparte van dat boek Om de tweede vraag te beantwoorden: uit dat boek blijkt, dat er onmiskenbare banden zijn met Leiden. Nederland, en vooral Leiden (en Vlaanderen, moet ik wel zeggen), is in dat deel van Schotland „in the picture". Dundee en Kemp. Het is een combinatie die stamt uit de Tweede Wereldoorlog. Laat die ouwe zeerob er zelf maar over vertellen. „Al een jaar vóór de Duitse inval was ik in dienst bij de marine. Als korporaal - torpedomaker op een mijnenlegger. Vlak voor de meidagen waren we actief ter hoogte van Harlingen: mijnen leggen in ondiep water. Die eerste oorlogsdag werden we 's morgens om vijf over vijf aangevallen door een laag over bakboord binnenkomend Duits toestel dat ons midscheeps met de boordwapens bestookte. Niemand werd geraakt, alleen het dek en weet ik wat voor bemanteling was doorzeefd met mitrailleurpatronen. Pats boem, de kogels vlogen door 8 mm dik staal heen. Ik zie die twee kerels in de cockpit, zo laag als ze vlogen, nog zó voor me. Zij kregen ook hun portie, zwenkten af en kwamen niet meer terug". Maar het was wel oorlog geblazen. Na de capitulatie zette de mijnenlegger met Kemp aan boord koers naar Engeland. Naar Dundee, in Schotland, aan de Tay, en haven - een industriestad van de eerste orde. „In de oorlog was Dundee het hoofdkwartier van de Nederlandse onderzeedienst, en daar zat ik later bij. Dundee is me lief geworden; ik heb daar mijn herinneringen liggen. Ik kwam in het Verre Oosten terecht, maar ook wij konden Singapore niet meer redden; al hield Churchill zich daaraan vast als aan een laatste strohalm. Duitse onderzeeërs, man hou op, die waren die eerste jaren heer en meester onder en boven het zeeoppervlak. Toevallig hadden wij hetzelfde kaliber torpedo's als zij; wij Nederlandse onderzeeboten bedoel ik. Wij konden ook van achteren lanceren, hekbuis, en dat konden de Engelse boten niet. Duitse torpedo's pasten in onze lanceerbuizen en we hebben eens een dankbaar gebruik gemaakt van een voorraad Duitse torpedo's die in het noorden van de Ierse zee door de Britten (die er zelf niets mee konden doen) werd buitgemaakt". Voor Kemp was het „een leuke loopbaan bij de marine; en ik heb alles overleefd. Pas in de vijftiger J. Kemp bladert in het enorme boekwerk. jaren kon ik aizwaaien, want voordien liet het geallieerd contract ons niet gaan. Maar nu Dundee weer. Ik had dat boek eens gezien. Dat moest en zou ik hebben. Een kennis van me liep in Brittannië alle veilingen af. Tevergeefs. Twaalf jaar lang. Totdat een dochter van uie Kennis het opeens op een veiling in Dundee voor me kon bemachtigen. Bijna onvoorstelbaar, werkelijk. Het kostte me uiteindelijk (na een veel lagere inzet) 150 pond, zowat 575 gulden. Maar toen was ik de eigenaar ervan. Geen exemplaar is meer te krijgen. Voor zover ik weet, is het boek in Nederland onbekend. Ook op het Leidse Gemeentearchief wist men er niet van. Misschien gek gedacht van me, maar het zou best kunnen zijn, dat de stad Dundee het boek eens aan de stad Leiden heeft geschonken, vanwege de textielbanden. In dat geval zou het best eens kunnen zijn, dat dit exemplaar bij de stadhuisbrand in 1929 verloren is gegaan". Toch was het Hollandse Leiden in 1601 al in Schotland bekend. Al veel eerder kwamen vanuit Vlaanderen vaklui op het gebied van de lakenindustrie naar die oosterlijke hooglanden. In Schotland bestonden al sinds de 15e eeuw verschillende kleine kolonies van Vlamingen. Deze nijverheid moest worden aangemoedigd. En zowaar, in 1601 werden twaalf Vlamingen vanuit „Leyden" naar Schotland gestuurd „en verdeeld over verschillende delen van het land, zodat ze de inwoners („natives") de kunst van het weven konden leren". Bekwame gastarbeiders die in dank werden aanvaard. Drie van deze vreemdelingen waren Claus Lassier, scheerder, Cornelis Demies (of Denie, meent Kemp), wever, en Hendrik de Turk, spinner en wever. Deze drie wolspecialisten kwamen in Dundee aan. Genoemde lieden moesten zien te voorkomen, dat de Schotse wol naar Vlaanderen zou worden geëxporteerd, waarna het er naar Schotland zou komen in de vorm van geweven kleding. Dat konden de Schotten best zelf doen, als die lui uit Leiden hen daarbij behulpzaam zouden wezen. Bovendien was het een nieuw aspect van nijverheid, dat mensen die om werk verlegen zaten aan een bezigheid zou kunnen helpen. „To the office of common matter", of ten dienste van de gemeenschappelijke zaak. Dan had je nog een jaartje of zestig later kapitein Jan Slezer, een Hollander die met zijn tekeningen en overzichten van Dundee rond het jaar 1669 in het boek (dat maar eventjes 11 kilo weegt) terecht is gekomen. Jan Slezer werd in Schotland luitenant der artillerie, in het kamp van koning - stadhouder Willem III van Oranje - „good gracious, he was an Orangist.. - en als tekenaar van Schotse kastelen en steden maakte hij het zo bont, dat hij nog geen tien jaar later tot ere - burger van Dundee werd geproclameerd. De heer Kemp laat nagaan of Slezer ook misschien uit Leiden vandaan kwam. Die Leidse Vlamingen toch; het waren echte vakmensen die op het geven van onderwijs uitgingen, hetgeen in Schotland hogelijk op prijs werd gesteld. Van huisuit, moet ik wel zeggen, is J. J. Kemp metaaldraaier, voordat hij ging sleutelen aan torpedo's. Hij draait nog wel eens, achter in de schuur, waar hij aan een professionele draaibank hardhouten voorwerpen tot leven brengt. „En dan heb ik nog een wagenpark met een stuk of zeven oude boerenkarren, die staan onder een schelf, even buiten Oegstgeest. Het is zo'n beetje de bedoeling, dat over een maand of wat een genootschap Oud - Oegstgeest gestalte gaat krijgen. Daar zult u dan nog wel meer van horen". Voorlopig loopt, tussen de rijlessen door, 's heren Kemps hoofd over van Dundee en het boek. „Neem nou es dit oude telefoonboek van Dundee hier en kijk eens bij Van der... Dan vind je nog een stel oer - Hollandse len als Van der Kuyl, Van der Werff, Van den Berg, Van Dort, Van Breda. Typisch, nietwaar Voor Dundee dan". Door dit zwaargewicht boek alleen al bestaat een historische binding tussen Leiden en Dundee. De heer Kemp vindt, dat „het eigenlijk iets zou moeten worden. De jeugd zou daarvan moeten profiteren. Ik denk aan uitwisselingen tussen handarbeiders bijvoorbeeld. Tussen wevers en spinners, zeg maar, hoewel die er in Leiden niet meer zullen zijn". Maar wat geeft 't. Een uitwisseling erbij kan geen kwaad. Daar zullen ze in Oxford nauwelijks bezwaar tegen kunnen hebben. Het blijft van hetzelfde laken een pak. In ieder geval is het Dundee - boek voor een begeesterde heer Kemp een unicum en een kostelijk familiebezit geworden. Wekelijks verschijnt in de Leidse Courant de rubriek „Hond zoekt huis". In deze rubriek wordt een hond (of soms ook wel een kat) beschreven die in het asiel verblijft om daar een zekere dood tegemoet te gaan... tenzij het dier een goed tehuis vindt De in de rubriek beschreven honden zijn óf gevonden, óf door hondenbezitters naar het asiel ge bracht Ze worden om uiteenlopende redenen afgestaan, vaak begrijpelijk, maar soms ook volslagen onzinnig. De in „hond zoekt huis" beschreven dieren zijn alle goed gezond, hebben een wormkuur ondergaan en zijn volledig ingeënt Tegen betaling van circa 60 gulden ten bate van zwerfdie ren zijn ze af te halen. Adres: Nieuw Leids Dierenasiel, Be sjeslaan 6b, Leiden. Tel.: 411670. Geopend di. t/m vr. 10-12 en 14-17 uur, za. 10 tot 12 en 14-16 uur. Zondag en maandag ge sloten. een bijzonder schrander beest. Caesar is een vrij forse kat die ook miauwend soms krachtig uit de hoek kan komen. Dat be tekent niet dat hij het huis bij elkaar gilt, want Caesar is een rustige aanhankelijke kat, die eigenlijk geen problemen kent. Caesar kan met iedereen opschieten, zelfs met honden, vooropgezet dat ze hem niet meteen naar de keel vliegen want dan haalt Caesar uiterst snel uit met zijn krachtige poten. Caesar is een jonge kat, en dus nog behoorlijk speels. Het kooitje in het asiel is wel wat klein voor Caesar na lange tijd over veel ruimte beschikt te hebben. Caesar heeft zich daar met keizerlijke waardigheid bij neerge legd, maar hij zou best weer eens de poten willen strekken. Caesar hoopt dat spoedig in een huishouden te kunnen doen waar hij wat langer dan negen maanden kan bijtekenen, zodat hij ziin devies „ik kwam, ik zag en overwon' daadwerkelijk in praktijk kan brengen. Overigens bevinden zich in het asiel naast Caesar nog een heleboel andere leuke kat ten, cypers, cypers-wit, zwart, zwart-wit, lapjeskatten, rood en schilpad die ook best uit hun kooitje willen worden verlost Blacky Er bestond de afgelopen week niet veel animo voor Blacky, de belhamel van een bastaard-herder van vorige week. Om precies te zijn, er heeft niemand voor hem gebeld. Blacky blijft beschikbaar, maar al leen voor mensen die in staat zijn deze enigszins ontspoorde herder weer in het gareel te krijgen. Akim, de herder van twee weken geleden heeft nu wel een nieuw tehuis gevonden. Zijn nieuwe baas bezit een tuinderij in Ter Aar en Akim kan daar binnenkort onbezorgd ronddol len. Caesar, boordevol keizerlijke waardigheid. LEIDEN De waardige cyperse kat Caesar is wel op een bijzonder onele gante manier in het asiel terechtgeko men. Zijn eigenaren brachten hem aan het begin van deze maand naar het asiel met de mededeling dat ze na ne gen maanden wel een beetje op Caesar waren uitgekeken en dat ze geen zin hadden om nog voor hem te zorgen. Dus kon hij wel gaan. Caesar was oorspronkelijk door deze lie den ook uit het asiel gehaald, en zij be schouwden hem blijkbaar als een boek uit de bibliotheek waarvan ze de uitlening niet wilden verlengen. Caesar is een ge castreerde kater van ongeveer tweeëneen half jaar oud. Hij is overwegend cypers, maar heeft wel een witte bef, witte sok ken en een wit streepje over de neus, het geen natuurlijk niet wil zeggen dat er een V streepje door hem loopt, want Caesar is

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1979 | | pagina 5