KAMERVOORZITTER DICK DOLMAlf „Als ik nijdig word, is dat functioneel" „Je wordt natuurlijk uitgeprobeerd en dat niet één keer, maar wel vijftien keer..." Nu hij bijna vijf maanden voorzitter van de Tweede Kamer is, leek ons de tijd gekomen eens bij dr. Dick Dolman te gaan informeren hoe hij nu tegen zijn nieuwe functie aankijkt. Na een wat formeel begin, werd het gesprek allengs losser, mede omdat Dolman er geen behoefte aan had geheimzinnig te doen. Een openhartige uitwisseling van gedachten dus, die naar beider mening toch nog te kort duurde, over het hoe, maar vooral over het waarom van allerhande zaken: van de driftbuien van de voorzitter en het „lekken" door kamerleden tot de wenselijkheid het aantal OCV's (openbare commissie vergaderingen) uit te breiden. DEN HAAG Het was op de jongste partijraad van de PvdA, twee weken voordat hij uit het leven werd wegge rukt, dat Anne Vondeling bij ons infor meerde hoe zijn opvolger in de Tweede Kamer het deed. Het antwoord bleek niet zo gemakkelijk te formuleren. „Hij is heel gewetensvol bezig, maar lijkt het af en toe nog niet helemaal aan te kunnen. Althans, dat zou je af kunnen leiden uit het feit dat hij nu al twee keer trillend van drift in „de Stoel" heeft gezeten". Vondeling knikte be grijpend. „Dick heeft het natuurlijk ook minder gemakkelijk dan ik bij mijn de buut. Ik was veel ouder en had het voordeel minister te zijn geweest, wat bij velen respect afdwingt. En dan heb Ik het idee, dat de Kamer, vooral het linker gedeelte steeds minder gedisci plineerd wordt". De 44-jarige econoom dr. Dick Dolman (proefschrift over subsidies en gezond heidszorg), sinds 17 juli van dit jaar voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, is het niet deze kri tiek niet eens. Kaarsrecht op een an tieke stoel in zijn mooie, stille kamer aan het Binnenhof schudt hij bedacht zaam het zo vaak als vinnig omschre ven, maar nu voornamelijk ernstige hoofd, slaat het ene in keurig grijs blauw gehulde been over het dito an dere en merkt op „dat zijn kwaad wor den juist functioneel is geweest". Ter wijl het buiten langzaam donker wordt, maakt hij zich op om dit grondig toe te lichten. Eerste boze bui De eerste boze bui was tijdens de be- nandeling van de begroting van Volks huisvesting en Ruimtelijke Ordening, die ook nu weer een fors gevecht ople verde tussen de socialist Marcel van Dam en de bewindslieden, met name minister Beelaerts van Blokland. Maar deze keer boekte Van Dam niet zo veel succes, vooral doordat zijn partijge noot-voorzitter hem ultrakort hield, desnoods door hem woedend af te blaffen. (Dat laatste lijkt dan overigens meer op keffen, omdat des voorzitters stem op zulke momenten nog hoger wordt dan normaal en ook gemakkelijk overslaat. Dolman schrijft dit toe aan misschien te veel zingen in zijn jeugd, onder de douche en achter de piano). „Van Dam heeft dat nodig. Zo zit hij nu eenmaal in elkaar. Hij vraagt om te genspel. Overigens vond ik hem topn kwader dan mijzelf. Hij viel uit". Tweede eruptie De tweede emotionele eruptie ge schiedde tijdens het eerste debat over de nucleaire modernisering. Minister Van der Klaauw bracht de rechterzijde tot euforie, toen hij er, voor het eerst in zijn politieke bestaan, in slaagde een lid van de oppositie mat te zetten. „De NAVO-raad is geen congres van D'66, dat een beslissing een maand kan uit stellen", zo wierp de bewindsman de D'66'er Laurens Jan Brinkhorst voor de voeten. Deze (volgens Dolman „af en toe veel te serieus") rende naar vo ren om wat terug te zeggen, maar zag zich geblokkeerd doordat de VVD op haar bankjes begon te trommelen. Op dat moment schoot Dolman als door een adder gebeten naar voren en schreeuwde in zijn microfoon: „Zulke manieren zijn wij hier niet gewend!!!". Ongelooflijk nijdig was hij, het gelaat krijtwit, en hij wil dat nu ook best toe geven. „Ze mogen elkaar voor mijn part voor rotte vis uitmaken. Dat hoort bij het spel. Maar één ding kan ik ab soluut niet hebben en dat is elkaar het spreken onmogelijk maken. Dat is in strijd met het wezen van onze demo cratie". Al uitleggende raakt Dolman ook nu nog een tikje opgewonden, waarbij zijn jongensachtige gezicht iets hautains krijgt. Dat blijkt te maken te hebben met zijn volgende opmerking, namelijk dat de joelende VVD'ers „van zichzelf geschrokken zijn". Althans dat leidt de voorzitter af uit het feit, dat er na afloop niemand bij hem is geweest om hem zijn woedende uitval te verwij ten. „En als ze je iets kwalijk nemen, dan komt er tenminste één even infor meren naar het hoe en waarom". Uitproberen Functionele woede dus. Volgens Dol man ook onontbeerlijk voor een begin nend president. „Want je wordt na tuurlijk uitgeprobeerd en dat niet één keer, maar wel vijftien keer". De Twee de Kamer is zijns inziens op te delen in een groot aantal Kamers. „Bij CRM heb je immers weer een totaal ander gezelschap voor je dan bij VRO of De fensie of Buitenlandse Zaken..." In die bonte verscheidènheid heeft Dolman echter geen vaste patronen ontdekt. Hij vindt de linkerzijde bepaald niet minder discipline hebben dan de rech terzijde. „In beide kampen heb je vo gels van diverse pluimage". Dat brengt Dolman tot een klein filoso fietje over het type politici, dat nu in het parlement de belangen van het Ne derlandse volk wordt geacht te behar tigen. „Je hebt drie soorten politici. Zij, die alles persoonlijk nemen, zij die bang zijn voor strijd en het dus bij voorbaat overal over eens willen zijn, en zij, die geweldig kunnen attaqueren, maar daar de persoonlijke verhoudin gen niet onder laten lijden". Dolman heeft er geen behoefte aan dit met voorbeelden toe te lichten, maar mis schien doelt hij op mensen als de libe raal Pol de Beer (categorie 1), de chris ten-democraat Ruud Lubbers (2) en de socialist Ed van Thijn (3). Waar hij zelf onder valt, vermeldt hij evenmin. Als gewoon kamerlid kon hij met zichtbaar plezier iemand onderuit halen, maar probeerde daarbij wel op de bal in plaats van op de man te spelen. Compromissen De drang van velen om moties met al gemene stemmen aangenomen te krij gen, is volgens Dolman de reden van het al bij voorbaat willen sluiten van compromissen. „Bij een motie met al gemene stemmen hebben zij de illusie iets belangrijks gepresteerd te heb ben". Hij steekt niet onder stoelen of banken daar niet de minste bewonde ring voor te hebben. „Het wordt pas interessant als je er een motie door krijgt met één stem verschil. Doordat je iemand uit het andere kamp hebt losgeweekt. Dan wordt er echt politiek gemaakt". De mooiste motie vindt Dol man die van de RKSP'er Deckers, waardoor vlak voor de Tweede We reldoorlog het vijfde kabinet-Colijn na een week of twee ten val werd ge bracht. De tekst daarvan luidde, zo herinnert Dolman zich, ongeveer: „De Kamer, afkeurende het optreden van het kabinet, gaat over tot de orde van de dag". Zo'n motie, „die ze in een gouden lijstje zouden moeten hangen", heeft eeuwigheidswaarde, aldus de voorzitter, in tegenstelling tot de mees te van de tientallen, die de ministers nu op tafel krijgen. Hieruit mag niet worden geconclu deerd dat Dolman het eens is met sommige politicologen en parlementai re journalisten, dat de Kamer nu veel minder macht heeft dan bijvoorbeeld in de dagen van „groten" als Oud, Romme en Nolens. „Onzin. Die Kamers van toen wisten lang niet zo veel en hadden daardoor veel minder moge lijkheid de regering te controleren. Denk er eens aan dat De Geer in 1926 samen met de koningin een kabinet kon formeren. Verder wist niemand iets. Nu heeft het parlement de moge lijkheid overal achter te komen". De kritiek, dat de kamerleden zich als ge volg daarvan te veel met detailwerk bezig houden, wijst Dolman ook reso luut van de hand. „Dat is nu juist de democratie in werking. Dat is de macht van een kamerlid: dingen recht te kun nen trekken of los te maken". Volgens de voorzitter zijn er In de Tweede Kamer vooral te veel mensen uit de tweede categorie. Hij betreurt dit, omdat er daardoor vaak te weinig politieke scherpte in een debat is, wat verhullend zou werken tegenover de kiezers. De leden-van-de-lieve-vrede zouden vooral te vinden zijn in die par tijen, „die zich niet alleen door hun partijprogramma maar ook nog door iets daarbuiten, bijvoorbeeld hun ge loof, laten inspireren". De leden van het CDA dus? Dolman knikt. (Hij zelf heeft overigens ook moeten ondervin den, dat scherp debatteren niet vol doende is. Bij de verkiezingen van 1977 vond zijn naam zo weinig weer klank in het land, dat het partijbestuur de grootste moeite had hem op een verkiesbare plaats te houden. Hij is nu eenmaal geen, zoals hij dat zelf noemt, populistisch-politicus.) dat na". Het doet hem denken aan een verhaaltje in een krant, dat hem ty peerde als iemand, die altijd een zo- merpak draagt. „Omdat Herman van Run vier en een half jaar geleden eens in De Tijd had geschreven dat ik bij de Algemene Beschouwingen een verlaat zomerpak droeg... Met Nederhorst ging het net zo. De man overleed en alle kranten meldden dat hij veertien jaar geleden een brief over Beatrix had geschreven!!!". Enige ijdelheid lijkt Dick Dolman dus toch niet vreemd, wat ook moge blij ken uit het feit, dat hij na zijn benoe ming gauw even opzocht of er ooit een jongere voorzitter was geweest (ja, ten tijde van Thorbecke). Tellen we dit op bij zijn toegegeven streven het Knap ste Jongetje van de Klas te zijn, dan is er alle reden te vermoeden dat deze zoon van een hoofdonderwijzer in Empe (bij Zutphen) In het voetspoor van zijn illustere voorganger zal willen treden. Met andere woorden: hij wil iets van het voorzitterschap maken. Net als Vondeling staat hij pal voor de rechten van het parlement en verdiept hij zich in mogelijkheden het parlement efficiënter te laten werken, al was het alleen maar om de inmiddels beruchte nachtelijke vergaderingen te kunnen voorkomen. „Lekken" De pers speelt hierbij een belangrijke rol, omdat zij de zaken verder leidt, naar het publiek, aldus de voorzitter. Hij vindt het uitstekend dat journalisten en kamerleden vaak samenwerken om ergens achter te komen. Daarbij kan het volgens Dolman soms geen kwaad als er door een parlementariër „ge lekt" wordt, mits het maar niet om za ken van landsbelang gaat. Het wet boek van strafvordering bepaalt overi gens heel uitdrukkelijk dat het schen den van een geheim, dat men ambts halve onder zich heeft, gestraft kan worden met hechtenis. Dat deson danks onlangs nog een „strikt vertrou welijke" notitie van minister Van Aar- denne aan een kamercommissie zijn weg naar buiten vond, vermag Dolman niet te shockeren. Merkwaardig is wel, dat hij in dit geval zo'n beetje de om gekeerde redenering volgt: omdat een kamerlid het liet uitlekken en de minis ter zich daarover niet beklaagde, had er boven het stuk blijkbaar niet „ver trouwelijk" behoeven te staan. ...de beste voetballer Vindt hij het mooi aan het hoofd te staan van zulk een, in zijn ogen, mach tig college („Ze komen hier toch niet voor niets zo vaak demonstreren!")? Zijn voorganger Vondeling placht zich zelf te omschrijven als de op twee na belangrijkste figuur van het land, vol gend op het staatshoofd en de minis ter-president. Dolman geeft niet on middellijk antwoord. Daarna begint hij met het omschrijven van zijn functie. „Die is volstrekt uniek, in die zin dat hij te vergelijken is met die van de beste voetballer of de beste goochelaar of die van iedere jonge moeder (hij en zijn vrouw Elly hebben twee kinderen, Menno van 12 en Belinda van 11). Ik geloof niet dat ik gevoelig ben voor het aanzien van de functie. Wel vind ik het leuk af en toe aandacht te krijgen van het publiek, bijvoorbeeld als ik ter ge legenheid van het een of ander een speechje kan houden. Dat heeft een politicus gemeen met een artiest. Er zit* ook vaak een zeker wedstrijdelement in, omdat je probeert snediger of gees tiger te zijn dan je gastheer of iemand die een petitie of zoiets komt overhan digen". Over de humor van de nieuwe voorzit ter is trouwens al heel wat afgepraat aan het Binnenhof. Sommigen spreken zelfs van anti-humor. Een voorbeeld uit 1978 (over het beleid van minister An- driessen): „Hop Marjanneke, stroop in het kanneke, maken wij nog een dans je, heden van de prins geen kwaad, maar morgen kale Fransje". Nog een voorbeeld, nu uit 1971, over enige libe rale bewindslieden uit het kabinet-De Jong: „De toekomst is in handen van de kiezer. Maar het heden eist dat, dat met ten hemel geslagen ogen de libe rale stokpaardjes naar stal worden ge leid. Grapperhaus en Witteveen, samen door het straatje heen". Geen wonder dat ter rechterzijde enig gemor werd gehoord, nadat de PvdA Dick Dolman had voorgedragen voor de opvulling van de aanstaande vacature-Vonde ling. Papegaaiencircuit De humorist zelf ergert zich aan zoveel onbegrip. Hij meent dat hier, zoals mi nister Pais dat noemt, het papegaaien circuit weer toeslaat. „Iemand zegt dat ik niet geestig ben en «edereen oraat Een mogelijkheid daartoe is naar mening in plaats van alleen op dag ook 's woensdags openbare missievergaderingen (straks, als deze vergaderingen openbaar worden dat uitgebreide commissie gaderingen) te houden. En zo ook twee tegelijkertijd. „Zo zou j feite zes dagen per week kunnen gaderen". Een openbare vergadering, waarin ook moties nen worden ingediend, is bedoeld de plenaire vergadering van de de Kamer zoveel mogelijk te ontlasTC Het bezwaar van de kleine fracties, jr( zij niet op twee vergaderingen tege jjr kunnen zijn, maakt niet zoveel indi Zo op Dolman. „Sommigen zijn er jjtoi handig in afspraken met de te maken, zodat zij aanwezig zijn, zij het woord moeten voeren". Na het dichtklappen van het boek informeert Dick Dolman of hij wel voldoende open is gewefl „Ik heb echt niets achter den". Gerustgesteld door het woord, begeleidt hij ons naar de die toegang geeft tot de rest van inmiddels vrijwel verlaten (het is dag) kamergebouw. „Kom over paar maanden nog eens terug, er misschien nog veel meer te »en" RIK IN 'T nv™

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1979 | | pagina 20