Met bloemen schikken dient Dor us den Hollander God en de mens en houdt er nog een cent aan over ook Sterk debuut van Trezoor Leiden door Leiden7 zeker moeite waard -T2 AL MEER DAN EEN HALVE EEUW EEN REUZENVERSIERDER W oningproblemen alleenstaanden centraal op massale hoorzitting JA4£ STAD/REGIO LEIDSE COURANT VRIJDAG 7 DECEMBER 1979 PAGINA 5 Op mijn omwegen door stad en land kom ik graag mensen tegen. Elke morgen tussen tien en elf uur kunt u mij telefonisch vertel len wie u graag in deze rubriek zou willen tegenkomen. Het nummer van mijn geduldi ge telefoon is 071-122244; u kunt dan naar toestel 18 vragen. Hoe is het eigenlijk mogelijk Bij Dorus G. den Hollander staan gele chrysanten, zo op het oog fluks in vazen gezet, onaandoenlijk op een paar tafels. Het gebeurde met gezelligheidshand, dat wel. Het was de gastvrouwelijke hand van Engeline („je heet toch Engelina zegt Dorus; ,,nee", antwoordt Lien: „Engeline"), geboren Van der Meer, uit Pijnacker; huisvrouw en levensbegeleidster van Dorus. Maar toch U zou eens moeten zien (en het zijn er trouwens zeer velen die dat doen) hoe Dorus den Hollander - die zich telefonisch meldt met „Hollander" - met bloemen om kan gaan. Hij is nu 74 jaar, maar deze schikkende reus is voor het eerst van zijn leven begin dit jaar pas een keer ziek geweest en toen moest hij z'n uitstapje naar Californië missen. Gisteren, bij hem thuis aan de Veurse weg in Voorschoten, direct tegenover een eetcentrum, was het evenwel best uit te houden, met dat gesluierde zonnetje in de windstilte. Dorus den Hollander, van groot formaat, kan nog net rechtop de deur door en als hij zit, zie je z'n stoel niet meer. Die man gaat nu al meer dan een halve eeuw zorgvuldig en uitgerekend met bloemen om. Aldus versiert hij menig leven en vele kerken. „Ik hoef niks meer te doen. Dat is een plezier dat financieel eerder een nadeel dan een voordeel is. Het is wel mooi geweest; ons leven lang hebben we een bedrijf gehad, mijn broer en ik. Ik als bloemenman, kweker en handelaar, mijn broer runde het transport. Anderhalve hectare snijbloemen, met daarnaast je handel en het versieringsbedrijf. Met dat versieren ben ik ruim 50 jaar terug al begonnen op het platteland, waar praktisch niemand was die dat kon. Bloemen in een vaas zetten, ja, maar versieren was er niet bij. Dat bestond niet. Ik stam uit Zoeterwoude, uit Gelderswoude eigenlijk. Op de lagere school had de meester de pest aan mij en ik aan hem. Toen ik elf was, verhuisden we naar Voorschoten. Voorschotenaar bén ik puur gebleven. Hoewel Zoeterwoude een erg mooi dorp is. Ik stam van de Onderwaters, aan het Watertje. Ik heb weieens tegen mijn vrouw gezegd: Lien, meid, als we ermee ophouden gaan we in Zoeterwoude wonen. Maar ik ben nou blij, dat ik hier aan de Veurseweg zit. Zoeterwoude is een beetje verwaterd, de laatste jaren. Dat hoef ik u niet te vertellen". Puur Voorschoten, daar doe je niks meer aan: „het is een goed ras en een heerlijk dorp". Toen Dorus 19 was, wilde hij naar Amerika. Daar kon je alle kanten uit, had hij begrepen. Maar hij kwam in Rijnsburg uit. „Toen had je nog geen welzijnswerkers met baarden en hun baarlijke nonsens die alleen maar geld kost en waar niemand van kan leven. Dat staat hier los van, maar ik herinner me dat ook de Amerikanen (ik ging pas voor het eerst naar de States toen ik 60 was) de gloeiende pest aan dat soort belerende en groeperende mensen hebben. Amerikanen ,de mensen die ik er ken, werken zes dagen in de week heel hard en iedereen die denkt dat hij het beter kan, doet beter daar weg te blijven. Die welzijnsjongens, met hun waarschijnlijk goedbedoelde maar onmogelijke gedachtenfrutsels, laten een nasleep van ellende achter. Goed; Rijnsburg dus. Ik ging werken bij wonderbeste mensen: Vianen en Van Delft. Een geweldige tijd gehad, daar. Heel hard aan de slag. Daar houden ze van, op Rijnsburg. Maar ook erg veel gelachen, bij die grote bollentrekkers". „Het vak, het betere versierderswerk, leerde ik in Amsterdam. Als gevorderd knaapje. In de Reguliersbreestraat, bij Frankenhuizen, de beste zaak van Amsterdam. Een buitengewoon beste man. Hij is niet meer teruggekomen na de oorlog; Frankenhuizen was een jood. Een vakman, waar je je pet voor afnam. Ik was een jaar of 22 toen. Pendelde op en neer tussen Leiden en Amsterdam. Ik zag eens een bloemwerk op een hardstenen vloer liggen. Schitterend gewoon. „Vind je dat mooi, Dorus vroeg Frankenhuizen me. Ja, zei ik, hardstikke mooi zelfs; dat wil ik ook wel leren maken. Dat gebeurde ook. Het betekende wel vaak 's nachts werken, want een Amsterdammer leefde toendertijd 's nachts voor z'n plezier. Je kwam na je werk bij met een broodje van Kootje. Kon je nog net de trein van half één naar Leiden halen. Een heerlijke tijd. Rijke mensen, daar leefde Frankenhuizen van. Die gaven 's nachts feesten*. Daarvan heb ik het grote werk geleerd. Als het een uur of elf was, moest ik eruit yvezen. Meneer, dat was me wat: tafelversieringen, fantastische pure versiering Kerkversierder Di van grote stukken. Stralende rozen, met afstekende chrysanten. Vlammende gladiolen; net vuurwerk. Dat noemden we een puur Amsterdamse versiering. Door en door puur. Zo zag ik dat". „Geel; daar houden Amsterdammers van. Leiden is rood - wit,in Den Haag kun je alle kleuren kwijt; die mensen hebben geen voorkeur, maar wel een afkeer van wit. De Rotterdammer kiest voor harde kleuren. Ik heb er zelf een voorkeur aan overgehouden: gemengd, zonder wit. Een beetje Haags misschien, maar ik heb het in Amsterdam geleerd. Hoewel, grafwerk vind ik ook heel erg mooi, moet ik zeggen. Ik maakte versieringen in het Amstel Hotel, met bloemen van Rijnsburg. én met interesse voor prijzen. Maar 't liefst maak ik bruidswerk (een ogenblik; even deze mevrouw helpen. Die komt voor een grafwerkje...)De kerkversiering is geminiseerd tot een mooie vaas met bloemen. Meer niet. Vroeger was die versiering vorstelijk. Je had toen te maken met eenvoudige mensen rond een priester die ze vertrouwden. Dan werd gezamenlijk feestgevierd, feest voor de hele parochie. Want ze hielden van die man. Het is maar een voorbeeld, maar waar vind je dat nog Versieren kost geld. Nog steeds. In toenemende mate. Dat ondervindt Dorus den Hollander, kerkversierder. „Het moet ervan afspatten. Betoverend, dat moet het wezen. Dat gaat nu niet meer, daar heb je geen droge boterham meer aan. In de Lodewijkskerk in Leiden nog wel. Daar mag het geld kosten. Een ambassade van het goede oude blije roomse leven. De pastoor heeft er veertien misdienaars en één ervan komt uit de eigen parochie. De prijzen van de bloemwerken zijn afhankelijk van de tijd van het jaar. U zult zeggen: ja, dat dank je de koekoek. Goed, u zult de koekoek danken; maar het is welkeen heel bedrag, als je 500/ gulden moet neerleggen voor een paar aardige werkjes aan de pilaren. Ga eens wat versieren op kasteel Oud Wassenaar; dat loopt in de duizenden: mauve roze anjers met prachtig buigende ornithogalums. Dat feestelijk gevoel is een beetje weg, qua bloemen zeker. Daar is veel verloren gegaan". Dorus kwam in '65 voor het eerst in Amerika en Mexico. „Als ik hier in Voorschoten geen goed bedrijf had gehad, was ik nooit teruggekomen. Man, wat je daar allemaal niet kunt doen, als je wil aanpakken. Die woestijn in Mexico, die heb ik op de RAI nagemaakt. Over there hebben ze een tik van gekke cactussen en agave's, met een soort leeuw erbij. Dat heb ik op de RAI neergezet. Elk jaar zit ik op die RAI, en ik werk ook veel voor autoimporteur Louwman. Ook met woestijnen, palmen en woestijnvogels. Ik zeg het met bloemen in balzalen, eetzalen, in salons. En bijna overal plezierige klanten". Mevrouw Engeline (voor de wet Van der Meer) komt er even bij; „de vrouw van de kunstenaar", zoals ze eens genoemd is. „Dorus", zegt Lien, „Dorus maakt mooi bloemwerk.. Af en toe ben ik groos op m'n man..." De Haagse bedevaart naar Kevelaer wordt ook elk jaar door Dorus den Hollander van bloemen voorzien. Dat mag net zogoed wel eens in de krant. En die Duitsers dan maar kijken. „Want die pracht komt uit het land van de bloemen; nergens zijn zo veel bloemen als in Holland. In Duitsland zijn ze ook bijna niet te betalen. Ik heb er veel werk van gemaakt, dit jaar, met die 75 jaar Haagse processie naar Kevelaer". Dorus schikt voort. Hij begon destijds met z'n eerste kerkversiering in de Voorschotense parochie van pastoor Meijer, in de Laurentius. „Het leverde me de eerste openbare waardering van m'n kwekerschap op. Toch wel gek: als je aan een kerk leverde, moest je diploma's hebben en lid zijn van de LTB. Ik hoor het nog: „Doe het nou jongen, Dorus", zei in die tijd kapelaan Duivenvoorde tegen me; „Dorus, word nou maar alsjeblieft lid, dan zijn we van het gezeur af". Ik moest er niet aan denken gewoon Je hebt toch geen roomse bloemen of roomse geiten. Of wel soms Het leverde me verder niks op. Maar ik mocht niettemin blijven versieren; ik had de pastoor en alles achter me.." Dorus denkt nog even terug. Aan zijn beginjaren in Rijnsburg. „De Rijnsburgers, protestanten als ze waren, baden met de pet voor d'r lui kop. Dan konden ze net niet zien, dat ik m'n twee kruisjes maakte. Dat ik het als roomse jongen daar heb uitgehouden is een heel ding en een compliment waard. Want ik was altijd goed rooms. Ik ben niet het dorp uitgejaagd, zoals sommigen hadden verwacht. Ik vestigde mijn roem, omdat ik de sterkste was. Eens heb ik, op het graf van Floris V, er één behoorlijk afgedroogd. Die dacht iets meer te zijn. Kom nou Toch heb ik aan Rijnsburg m'n welstand te danken. Verder wil ik doorgaan met kerken versieren. Mirakels graag zelfs. Ik wil geen auto's zitten tellen, hier achter het raam aan de Veurseweg, al zou mijn vrouw Lien wel alle kranten willen lezen die er gedrukt worden". Dorus den Hollander houdt van het leven. Hij is rooms en houdt z'n hart vast voor wat er straks staat te gebeuren met theoloog Schillebeekx: Christus geen God... Wat hem betreft maken kleine dingen het leven mooi. Een schikker en binder van formaat. Hij torende hoog uit boven een bos kleine witte Italiaanse verpleegstertjes op een audiëntie bij paus Paulus VI; „ze roken allemaal naar chloroform. Maar de paus zag me met kop en schouders erboven uitsteken en hij lachte naar me. De paus heeft naar me gelachen en ik heb hem in de ogen gekeken. Ik ga nog eens terug naar z'n graf, met schitterende bloemen. Voor mij was hij de paus van de eeuw, van de eeuwen. Helemaal verpletterd". Bid en bloemwerk. Ora et labora cum floribus. Het zal latijn zijn van driehoog achter, maar het dekt Dorus' lading. Den Hollander, hoog opgeknipt tot kaal achter z'n oren, heeft 't, na een jeugd in zak en as (hij zag het boerenbedrijf van z'n vader verschrompelen tot resten in de modder), een stuk geschopt. Geld heeft nog immer zijn belangstelling en hij heeft gezien hoe men er in Amerika verbeten mee omspringt. Pecunia non olet; gevleugelde woorden die je, al vlogen ze nog zo laag, in de klassieke opleiding niet tegenkwam, maar iedereen hield er rekening mee. Dorus proeft daaromheen de kleur van de eeuwigheid, als pièce de milieu op een rijk gearrangeerde tafel. In de opsmuk van een trefzekere mengelmoes van soorten en tintenpracht, in een schikking waar je stil van wordt. Den Hollander heeft in Amerika een gebed gehoord, waar hij nog elke dag aan terug denkt. Het was op een bijeenkomst van florists, van bloemenhandelaren. „En een vrouw bad toen om dank te zeggen: God, deze bloemen zijn ons materiaal; schitterende stukjes van Uw schepping die U nodig had om Uw wereld mee te versieren...." LEIDEN Het comité „Iedereen wil wonen" houdt dins dag 11 december vanaf acht uur een politieke hoorzitting in het Antoniusclubhuis aan de Lange Mare 43 in Leiden, om een ieder de gelegenheid te geven zijn of haar zegje te doen over wonen in Leiden. Op deze avond zullen raadsleden van alle politieke partijen aanwezig zijn. De hoorzitting han delt hoofdzakelijk over de huisvesting van één en twee per soonshuishoudens. Aan de hand van een aantal stellingen, opgesteld door het Breed Leids Woonberaad en het comité Iedereen wil wonen, zullen toezeggingen en uitspraken aan de gemeenteraadsleden worden ontlokt. Na de jongerenhuisvestingsdemonstratie in augustus van het af gelopen j^ar is de belangstelling voor de huisvestingsproblema tiek van één en twee persoonshuishoudens bij veel instellingen, stichtingen, verenigingen en werkgroepen toegenomen. Het Leids jaar van het wonen werd uitgeroepen. Niet alleen de wer kende jongeren en studenten roerden zich maar ook de oudere alleenstaanden, alleenstaande ouders, buitenlandse werknemers, bejaarden en invaliden. Een woonboek is opgesteld dat gedeelte lijk als zwartboek is bedoeld, maar ook informatief is. De rech ten en plichten van huurders, krakers en woningzoekenden stappen ondernomen kunnen worden in probleemsituaties, merkingen die tijdens de hoorzitting worden gemaakt, worden eventeel ook in het woonboek verwerkt. Verwacht wordt dat dit boekwerk januari volgend jaar verschijnt. Na een uitgebreid onderzoek is gebleken dat de grootste groep woningzoekenden één en twee persoonshuishoudens vormen. Het comité Iedereen wil wonen en het Breed Leids Woonberaad stellen daarom dat de gemeente Leiden haar bouwaktiviteiten hierop moet afstellen. Zij menen dat, gezien het al in 1976 ge constateerde tekort van 7500 eenheden voor genoemde groepen, de gemeente een bouwprogramma van minimaal 1000 betaalba re eenheden per jaar zou moeten ontwikkelen om het toenemen de tekort in 10 jaar in te lopen. Verder vinden zij dat de ge meente voorwaarden moet scheppen om bebouwing van de open gaten in de Leidse binnenstad in versneld tempo uit te voeren. Tevens vinden zij dat onmiddelijk met de bebouwing van de Leidse polders begonnen moet worden. Gezien de grote vraag naar huisvesting voor één- en twee persoonshuishoudens moet in die verhouding ook gebouwd worden (dit betekent, 65 pro cent 1-en 2 phh en 35 procent gezinnen). Het Breed Leids Woonberaad en het comité Iedereen wil wonen vinden dat voor een bepaalde noodhuisvesting gezorgd moet worden om zo mensen met urgente huisvestingsvragen in af wachting van definitieve huisvesting op te kunnen vangen. Het betreft hier groepen die niet in aanmerking komen voor een daklozencentrum, maar voor wie wachtijden van 3 tot 4 jaar voor definitieve huisvesting onverantwoord is. Ook de realisatie van een daklozencentrum wordt door hen voorgestaan al vinden zij wel dat het door de gemeente voorgestelde aantal bedden verhoogd zou moeten worden. Het wegnemen van beperkingen bij de inschrijving bij bureau huisvesting is ook iets op hun verlanglijstje. Hierdoor zou een reëlere beeldvorming van de huisvestingsnood mogelijk worden. Ook zou de gemeente een gunstiger klimaat moeten scheppen voor het verhuren van grote gezinswoningen, lege scholen, en oude bedrijfspanden aan individuelen of leefgemeenschappen. Daarnaast zouden alle beperkingen voor mensen die kleiner willen gaan wonen, weggenomen moeten worden. Het kraken van woningen vinden zij een demokratisch politiek middel en een uitdrukking van de woningnood. Zij geloven dat een geza menlijk optreden van actiegroep en gemeentelijke overheid een goede invloed kan hebben op het „op onverantwoordelijk bezui- nigingspolitiek gebaseerde overheidsbeleid, dat het ontwikkelen van een goed huisvestingsbeleid belemmert", aldus de groepe ringen. LEIDEN Enkele kenmerken van de 19e eeuwse Zweedse to neelschrijver August Strindberg zijn diens vrouwenhaat angst) en bewustzijn van zijn lage sociale afkomst. In zijn veel bewogen leven heeft Strindberg o.a. een theater in Kopenhagen gehad, dat bankroet ging. In die tijd lag hij ook in scheiding met zijn eerste vrouw, de Finse (adellijke) Siri von Essen. Het stuk „De nacht der tribaden" van de Zweed Per-Olov En- quist, dat gisteravond door Trezoor werd gespeeld in het LAK. gaat over deze periode uit Strindberg's leven. De behandeling vindt plaats in het theater, waar Strindberg de repetitie bijwoont van zijn stuk „De sterkste". Zijn vrouw Siri en haar vriendin Marie Caroline David vervullen de beide rollen, de acteur Viggo Schiwe, die Strindberg ervan verdenkt een verhouding met Siri te hebben, regisseert. Naar aanleiding van het te repeteren stuk. dat sterk autobiografisch blijkt te zijn, vervallen Strindberg en de vrouwen in wederzijdse opmerkingen, verwijten en beschul digingen over vroeger. Zowel Strindberg als Siri en Marie tonen daarbij zowel de zwakke als de sterke kanten van hun karakter. Strindberg, die op zijn sterkst is in het schrijven van stukken over liefde, haat en jaloezie, wordt nu zelf tot hoofdfiguur in een dergelijk stuk. De toneelgroep Trezoor is weliswaar nieuw, maar herbergt toch enige spelers met ruime speelervaring. Dit was duidelijk af te zien aan de voorstelling: De spelers hadden het stuk goed in zich opgenomen en zetten het dan ook overtuigend op de planken. Er zat vaart in, en men wist de spanning tot het einde toe te bewa ren. Het toneelbeeld was fraai, met goede mise-en-scène en doordachte belichting. De uitspraken van de personages waren goed-getimed en werden met de juiste dosering humor en venijn uitgesproken. Donderdagavond is de LAK-avond voor debuterende groepen. Wat mij betreft had Trezoor op de „professionele" vrijdag- of za terdagavond mogen spelen. LEIDEN De Leidse Juniorkamer heeft zijn woord gestand gedaan. Dezer dagen verscheen een 'wegwijzer voor Leiden' in de vorm van een bijna tweehonderd blad zijden tellende boekje 'Leiden door Lei den'. Het is verrassend apart en kwalita tief uitstekend uitgevoerd. Het boekje (f 19.75) biedt voor de lezer van de eerste tot de laatste bladzijde ruime hoeveelheid lees- en kijkgenot (want ook de illustra ties ontbreken niet). Of de lezer wel of niet uit de Sleutelstad afkomstig is, doet niet eens ter zake en dat zegt toch wel iets over dit boek in zakformaat, dat zowel uit historisch als toeristisch oogpunt bekeken zeer de moeite waard is. Burgemeester A.J. Vis nam vanmorgen officieel het eer ste exemplaar van het boek in ontvangst. De opbrengst van de verkoop komt ten goede aan de aanschaf van een bus ten be hoeve van Leidse bejaarden en minder-va- liden. In de inleiding wordt het eigenlijk al gezegd: „Deze uitgave is geen gids in de gebruikelijke zin. Geen uit voerige, tot in details verantwoorde beschrijving over alles wat een stad aan bezienswaardigheden, cu riositeiten, aan oude en nieuwe dingen te bieden heeft. Het is een gids geworden, die u Leiden wil in leiden, die u een hernieuwde kennismaking met de Sleutelstad wil bieden, of u van dienst kan zijn als u zich als Leidenaar, omwonende of bezoeker afvraagt: Hoe zit dat ook al weer?" De Junior Kamer Leiden is er in samenwerking met Hans van Oosterom uitste kend in geslaagd veel aspecten van de duistere histo rie van de Leidse samenleving te verlichten. De samenstellers zijn er zelfs in geslaagd Floris V enige regels te laten schrijven. Zo staat er bijvoor beeld in het stadshandvest van het jaar 1266, dat de gene, die iemand de haren uittrekt, bestraft wordt met een boete van tien schellingen. En alsof je er persoonlijk bij aanwezig was, kan de lezer burge meester Van der Werff in één van de sappige verha len vastbesloten 'horen' zeggen „ik de stad overge ven? Dat nooit." De geboorte en vervolgens het val len en opstaan van 'Leyden' wordt op luchtige en boeiende wijze aan de lezer gepresenteerd. De polder in Na de historische uiteenzetting gaat de lezer de pa den op en de polder in. Want ook in de directe omge ving van Leiden is veel te beleven. Vanuit de Sleu telstad kan men gaan waarheen men wil; noord, oost, zuid of richting zee en duinen, de regio heeft veel moois te bieden. Voor degenen, die vergeten zijn wat er in welke windstreek te beleven valt, doet de gids enige suggesties. De lezer merkt, dat er hier (voor Nederlandse begrippen) nog heel wat natuur schoon te bewonderen valt. De Boerhaavelaan. Ja, die kennen we, maar wie was dat ook alweer? Het hoofdstuk 'leren in Leiden' geeft antwoord op tal van vragen. Vervolgens komt natuurlijk de Leidse kunst en de erfenis van het ver leden aan de orde. Bij het doorlezen van de gids wordt eens temeer duidelijk, hoeveel kunstschatten Leiden herbergt, dat de aanduiding 'Leiden mu- seumstad' bepaald niet onterecht is en dat de stad van onschatbare culturele waarde is. Openingstijden van galeries en musea en beschrijvingen van wat daar zoal te doen is, worden op een rijtje gezet. Wie, na in het boekje een schouwburg of bioscoop uitgezocht te hebben, besluit ook ergens lekker te gaan eten, kan door middel van de beschreven eetge- legenheden wellicht tot een verantwoorde keuze ko men. Voor de bezoeker, die de Leidse straten niet blindelings weet te vinden, was het makkelijk ge weest achterin het boekje een eenvoudige platte grond te plaatsen. Maar dat is dan ook wel zo onge veer de enige 'negatieve' kanttekening, die bij het boek 'Leiden door Leiden' geplaatst kan worden. W.F.B. Executie bij de Gravensteen (tussen Pieters kerkhof en het Gerecht)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1979 | | pagina 5