Met bloemen
schikken dient Dor us
den Hollander God
en de mens en houdt
er nog een cent aan over ook
Sterk debuut
van Trezoor
Leiden door Leiden7 zeker moeite waard
-T2
AL MEER DAN EEN HALVE EEUW
EEN REUZENVERSIERDER
W oningproblemen
alleenstaanden
centraal op massale
hoorzitting
JA4£
STAD/REGIO
LEIDSE COURANT
VRIJDAG 7 DECEMBER 1979 PAGINA 5
Op mijn omwegen door stad en land kom
ik graag mensen tegen. Elke morgen tussen
tien en elf uur kunt u mij telefonisch vertel
len wie u graag in deze rubriek zou willen
tegenkomen. Het nummer van mijn geduldi
ge telefoon is 071-122244; u kunt dan naar
toestel 18 vragen.
Hoe is het eigenlijk
mogelijk Bij Dorus G.
den Hollander staan
gele chrysanten, zo op
het oog fluks in vazen
gezet, onaandoenlijk op
een paar tafels. Het
gebeurde met
gezelligheidshand, dat
wel. Het was de
gastvrouwelijke hand
van Engeline („je heet
toch Engelina zegt
Dorus; ,,nee", antwoordt
Lien: „Engeline"),
geboren Van der Meer,
uit Pijnacker; huisvrouw
en levensbegeleidster
van Dorus.
Maar toch U zou eens
moeten zien (en het zijn er
trouwens zeer velen die dat
doen) hoe Dorus den
Hollander - die zich
telefonisch meldt met
„Hollander" - met bloemen
om kan gaan. Hij is nu 74
jaar, maar deze schikkende
reus is voor het eerst van
zijn leven begin dit jaar pas
een keer ziek geweest en
toen moest hij z'n uitstapje
naar Californië missen.
Gisteren, bij hem thuis aan
de Veurse weg in
Voorschoten, direct
tegenover een eetcentrum,
was het evenwel best uit te
houden, met dat gesluierde
zonnetje in de windstilte.
Dorus den Hollander, van
groot formaat, kan nog net
rechtop de deur door en als
hij zit, zie je z'n stoel niet
meer. Die man gaat nu al
meer dan een halve eeuw
zorgvuldig en uitgerekend
met bloemen om. Aldus
versiert hij menig leven en
vele kerken.
„Ik hoef niks meer te doen.
Dat is een plezier dat
financieel eerder een nadeel
dan een voordeel is. Het is
wel mooi geweest; ons leven
lang hebben we een bedrijf
gehad, mijn broer en ik. Ik
als bloemenman, kweker en
handelaar, mijn broer runde
het transport. Anderhalve
hectare snijbloemen, met
daarnaast je handel en het
versieringsbedrijf. Met dat
versieren ben ik ruim 50
jaar terug al begonnen op
het platteland, waar
praktisch niemand was die
dat kon. Bloemen in een
vaas zetten, ja, maar
versieren was er niet bij. Dat
bestond niet. Ik stam uit
Zoeterwoude, uit
Gelderswoude eigenlijk. Op
de lagere school had de
meester de pest aan mij en
ik aan hem. Toen ik elf was,
verhuisden we naar
Voorschoten.
Voorschotenaar bén ik puur
gebleven. Hoewel
Zoeterwoude een erg mooi
dorp is. Ik stam van de
Onderwaters, aan het
Watertje. Ik heb weieens
tegen mijn vrouw gezegd:
Lien, meid, als we ermee
ophouden gaan we in
Zoeterwoude wonen. Maar
ik ben nou blij, dat ik hier
aan de Veurseweg zit.
Zoeterwoude is een beetje
verwaterd, de laatste jaren.
Dat hoef ik u niet te
vertellen".
Puur Voorschoten, daar doe
je niks meer aan: „het is een
goed ras en een heerlijk
dorp". Toen Dorus 19 was,
wilde hij naar Amerika.
Daar kon je alle kanten uit,
had hij begrepen. Maar hij
kwam in Rijnsburg uit.
„Toen had je nog geen
welzijnswerkers met
baarden en hun baarlijke
nonsens die alleen maar geld
kost en waar niemand van
kan leven. Dat staat hier los
van, maar ik herinner me
dat ook de Amerikanen (ik
ging pas voor het eerst naar
de States toen ik 60 was) de
gloeiende pest aan dat soort
belerende en groeperende
mensen hebben.
Amerikanen ,de mensen die
ik er ken, werken zes dagen
in de week heel hard en
iedereen die denkt dat hij
het beter kan, doet beter
daar weg te blijven. Die
welzijnsjongens, met hun
waarschijnlijk goedbedoelde
maar onmogelijke
gedachtenfrutsels, laten een
nasleep van ellende achter.
Goed; Rijnsburg dus. Ik ging
werken bij wonderbeste
mensen: Vianen en Van
Delft. Een geweldige tijd
gehad, daar. Heel hard aan
de slag. Daar houden ze van,
op Rijnsburg. Maar ook erg
veel gelachen, bij die grote
bollentrekkers".
„Het vak, het betere
versierderswerk, leerde ik
in Amsterdam. Als
gevorderd knaapje. In de
Reguliersbreestraat, bij
Frankenhuizen, de beste
zaak van Amsterdam. Een
buitengewoon beste man. Hij
is niet meer teruggekomen
na de oorlog; Frankenhuizen
was een jood. Een vakman,
waar je je pet voor afnam. Ik
was een jaar of 22 toen.
Pendelde op en neer tussen
Leiden en Amsterdam. Ik
zag eens een bloemwerk op
een hardstenen vloer liggen.
Schitterend gewoon. „Vind
je dat mooi, Dorus vroeg
Frankenhuizen me. Ja, zei
ik, hardstikke mooi zelfs; dat
wil ik ook wel leren maken.
Dat gebeurde ook. Het
betekende wel vaak 's
nachts werken, want een
Amsterdammer leefde
toendertijd 's nachts voor z'n
plezier. Je kwam na je werk
bij met een broodje van
Kootje. Kon je nog net de
trein van half één naar
Leiden halen. Een heerlijke
tijd. Rijke mensen, daar
leefde Frankenhuizen van.
Die gaven 's nachts feesten*.
Daarvan heb ik het grote
werk geleerd. Als het een
uur of elf was, moest ik eruit
yvezen. Meneer, dat was me
wat: tafelversieringen,
fantastische pure versiering
Kerkversierder Di
van grote stukken. Stralende
rozen, met afstekende
chrysanten. Vlammende
gladiolen; net vuurwerk. Dat
noemden we een puur
Amsterdamse versiering.
Door en door puur. Zo zag ik
dat".
„Geel; daar houden
Amsterdammers van.
Leiden is rood - wit,in Den
Haag kun je alle kleuren
kwijt; die mensen hebben
geen voorkeur, maar wel
een afkeer van wit. De
Rotterdammer kiest voor
harde kleuren. Ik heb er zelf
een voorkeur aan
overgehouden: gemengd,
zonder wit. Een beetje Haags
misschien, maar ik heb het
in Amsterdam geleerd.
Hoewel, grafwerk vind ik
ook heel erg mooi, moet ik
zeggen. Ik maakte
versieringen in het Amstel
Hotel, met bloemen van
Rijnsburg. én met interesse
voor prijzen. Maar 't liefst
maak ik bruidswerk (een
ogenblik; even deze
mevrouw helpen. Die komt
voor een grafwerkje...)De
kerkversiering is
geminiseerd tot een mooie
vaas met bloemen. Meer
niet. Vroeger was die
versiering vorstelijk. Je had
toen te maken met
eenvoudige mensen rond
een priester die ze
vertrouwden. Dan werd
gezamenlijk feestgevierd,
feest voor de hele parochie.
Want ze hielden van die
man. Het is maar een
voorbeeld, maar waar vind
je dat nog
Versieren kost geld. Nog
steeds. In toenemende mate.
Dat ondervindt Dorus den
Hollander, kerkversierder.
„Het moet ervan afspatten.
Betoverend, dat moet het
wezen. Dat gaat nu niet
meer, daar heb je geen droge
boterham meer aan. In de
Lodewijkskerk in Leiden
nog wel. Daar mag het geld
kosten. Een ambassade van
het goede oude blije roomse
leven. De pastoor heeft er
veertien misdienaars en één
ervan komt uit de eigen
parochie. De prijzen van de
bloemwerken zijn
afhankelijk van de tijd van
het jaar. U zult zeggen: ja,
dat dank je de koekoek.
Goed, u zult de koekoek
danken; maar het is welkeen
heel bedrag, als je 500/
gulden moet neerleggen
voor een paar aardige
werkjes aan de pilaren. Ga
eens wat versieren op
kasteel Oud Wassenaar; dat
loopt in de duizenden:
mauve roze anjers met
prachtig buigende
ornithogalums. Dat feestelijk
gevoel is een beetje weg, qua
bloemen zeker. Daar is veel
verloren gegaan".
Dorus kwam in '65 voor het
eerst in Amerika en Mexico.
„Als ik hier in Voorschoten
geen goed bedrijf had gehad,
was ik nooit teruggekomen.
Man, wat je daar allemaal
niet kunt doen, als je wil
aanpakken. Die woestijn in
Mexico, die heb ik op de
RAI nagemaakt. Over there
hebben ze een tik van gekke
cactussen en agave's, met
een soort leeuw erbij. Dat
heb ik op de RAI neergezet.
Elk jaar zit ik op die RAI, en
ik werk ook veel voor
autoimporteur Louwman.
Ook met woestijnen, palmen
en woestijnvogels. Ik zeg het
met bloemen in balzalen,
eetzalen, in salons. En bijna
overal plezierige klanten".
Mevrouw Engeline (voor de
wet Van der Meer) komt er
even bij; „de vrouw van de
kunstenaar", zoals ze eens
genoemd is. „Dorus", zegt
Lien, „Dorus maakt mooi
bloemwerk.. Af en toe ben ik
groos op m'n man..."
De Haagse bedevaart naar
Kevelaer wordt ook elk jaar
door Dorus den Hollander
van bloemen voorzien. Dat
mag net zogoed wel eens in
de krant. En die Duitsers
dan maar kijken. „Want die
pracht komt uit het land van
de bloemen; nergens zijn zo
veel bloemen als in Holland.
In Duitsland zijn ze ook
bijna niet te betalen. Ik heb
er veel werk van gemaakt,
dit jaar, met die 75 jaar
Haagse processie naar
Kevelaer". Dorus schikt
voort. Hij begon destijds met
z'n eerste kerkversiering in
de Voorschotense parochie
van pastoor Meijer, in de
Laurentius. „Het leverde me
de eerste openbare
waardering van m'n
kwekerschap op. Toch wel
gek: als je aan een kerk
leverde, moest je diploma's
hebben en lid zijn van de
LTB. Ik hoor het nog: „Doe
het nou jongen, Dorus", zei
in die tijd kapelaan
Duivenvoorde tegen me;
„Dorus, word nou maar
alsjeblieft lid, dan zijn we
van het gezeur af". Ik moest
er niet aan denken gewoon
Je hebt toch geen roomse
bloemen of roomse geiten.
Of wel soms Het leverde
me verder niks op. Maar ik
mocht niettemin blijven
versieren; ik had de pastoor
en alles achter me.."
Dorus denkt nog even terug.
Aan zijn beginjaren in
Rijnsburg. „De Rijnsburgers,
protestanten als ze waren,
baden met de pet voor d'r
lui kop. Dan konden ze net
niet zien, dat ik m'n twee
kruisjes maakte. Dat ik het
als roomse jongen daar heb
uitgehouden is een heel ding
en een compliment waard.
Want ik was altijd goed
rooms. Ik ben niet het dorp
uitgejaagd, zoals sommigen
hadden verwacht. Ik
vestigde mijn roem, omdat
ik de sterkste was. Eens heb
ik, op het graf van Floris V,
er één behoorlijk
afgedroogd. Die dacht iets
meer te zijn. Kom nou
Toch heb ik aan Rijnsburg
m'n welstand te danken.
Verder wil ik doorgaan met
kerken versieren. Mirakels
graag zelfs. Ik wil geen
auto's zitten tellen, hier
achter het raam aan de
Veurseweg, al zou mijn
vrouw Lien wel alle kranten
willen lezen die er gedrukt
worden".
Dorus den Hollander houdt
van het leven. Hij is rooms
en houdt z'n hart vast voor
wat er straks staat te
gebeuren met theoloog
Schillebeekx: Christus geen
God... Wat hem betreft
maken kleine dingen het
leven mooi. Een schikker en
binder van formaat. Hij
torende hoog uit boven een
bos kleine witte Italiaanse
verpleegstertjes op een
audiëntie bij paus Paulus VI;
„ze roken allemaal naar
chloroform. Maar de paus
zag me met kop en
schouders erboven uitsteken
en hij lachte naar me. De
paus heeft naar me gelachen
en ik heb hem in de ogen
gekeken. Ik ga nog eens
terug naar z'n graf, met
schitterende bloemen. Voor
mij was hij de paus van de
eeuw, van de eeuwen.
Helemaal verpletterd".
Bid en bloemwerk. Ora et
labora cum floribus. Het zal
latijn zijn van driehoog
achter, maar het dekt Dorus'
lading. Den Hollander, hoog
opgeknipt tot kaal achter z'n
oren, heeft 't, na een jeugd
in zak en as (hij zag het
boerenbedrijf van z'n vader
verschrompelen tot resten in
de modder), een stuk
geschopt. Geld heeft nog
immer zijn belangstelling en
hij heeft gezien hoe men er
in Amerika verbeten mee
omspringt. Pecunia non olet;
gevleugelde woorden die je,
al vlogen ze nog zo laag, in
de klassieke opleiding niet
tegenkwam, maar iedereen
hield er rekening mee.
Dorus proeft daaromheen de
kleur van de eeuwigheid, als
pièce de milieu op een rijk
gearrangeerde tafel. In de
opsmuk van een trefzekere
mengelmoes van soorten en
tintenpracht, in een
schikking waar je stil van
wordt. Den Hollander heeft
in Amerika een gebed
gehoord, waar hij nog elke
dag aan terug denkt. Het
was op een bijeenkomst van
florists, van
bloemenhandelaren. „En
een vrouw bad toen om
dank te zeggen: God, deze
bloemen zijn ons materiaal;
schitterende stukjes van Uw
schepping die U nodig had
om Uw wereld mee te
versieren...."
LEIDEN Het comité „Iedereen wil wonen" houdt dins
dag 11 december vanaf acht uur een politieke hoorzitting in
het Antoniusclubhuis aan de Lange Mare 43 in Leiden, om
een ieder de gelegenheid te geven zijn of haar zegje te doen
over wonen in Leiden. Op deze avond zullen raadsleden van
alle politieke partijen aanwezig zijn. De hoorzitting han
delt hoofdzakelijk over de huisvesting van één en twee per
soonshuishoudens. Aan de hand van een aantal stellingen,
opgesteld door het Breed Leids Woonberaad en het comité
Iedereen wil wonen, zullen toezeggingen en uitspraken aan
de gemeenteraadsleden worden ontlokt.
Na de jongerenhuisvestingsdemonstratie in augustus van het af
gelopen j^ar is de belangstelling voor de huisvestingsproblema
tiek van één en twee persoonshuishoudens bij veel instellingen,
stichtingen, verenigingen en werkgroepen toegenomen. Het
Leids jaar van het wonen werd uitgeroepen. Niet alleen de wer
kende jongeren en studenten roerden zich maar ook de oudere
alleenstaanden, alleenstaande ouders, buitenlandse werknemers,
bejaarden en invaliden. Een woonboek is opgesteld dat gedeelte
lijk als zwartboek is bedoeld, maar ook informatief is. De rech
ten en plichten van huurders, krakers en woningzoekenden
stappen ondernomen kunnen worden in probleemsituaties,
merkingen die tijdens de hoorzitting worden gemaakt, worden
eventeel ook in het woonboek verwerkt. Verwacht wordt dat dit
boekwerk januari volgend jaar verschijnt.
Na een uitgebreid onderzoek is gebleken dat de grootste groep
woningzoekenden één en twee persoonshuishoudens vormen.
Het comité Iedereen wil wonen en het Breed Leids Woonberaad
stellen daarom dat de gemeente Leiden haar bouwaktiviteiten
hierop moet afstellen. Zij menen dat, gezien het al in 1976 ge
constateerde tekort van 7500 eenheden voor genoemde groepen,
de gemeente een bouwprogramma van minimaal 1000 betaalba
re eenheden per jaar zou moeten ontwikkelen om het toenemen
de tekort in 10 jaar in te lopen. Verder vinden zij dat de ge
meente voorwaarden moet scheppen om bebouwing van de open
gaten in de Leidse binnenstad in versneld tempo uit te voeren.
Tevens vinden zij dat onmiddelijk met de bebouwing van de
Leidse polders begonnen moet worden. Gezien de grote vraag
naar huisvesting voor één- en twee persoonshuishoudens moet
in die verhouding ook gebouwd worden (dit betekent, 65 pro
cent 1-en 2 phh en 35 procent gezinnen).
Het Breed Leids Woonberaad en het comité Iedereen wil wonen
vinden dat voor een bepaalde noodhuisvesting gezorgd moet
worden om zo mensen met urgente huisvestingsvragen in af
wachting van definitieve huisvesting op te kunnen vangen. Het
betreft hier groepen die niet in aanmerking komen voor een
daklozencentrum, maar voor wie wachtijden van 3 tot 4 jaar
voor definitieve huisvesting onverantwoord is. Ook de realisatie
van een daklozencentrum wordt door hen voorgestaan al vinden
zij wel dat het door de gemeente voorgestelde aantal bedden
verhoogd zou moeten worden.
Het wegnemen van beperkingen bij de inschrijving bij bureau
huisvesting is ook iets op hun verlanglijstje. Hierdoor zou een
reëlere beeldvorming van de huisvestingsnood mogelijk worden.
Ook zou de gemeente een gunstiger klimaat moeten scheppen
voor het verhuren van grote gezinswoningen, lege scholen, en
oude bedrijfspanden aan individuelen of leefgemeenschappen.
Daarnaast zouden alle beperkingen voor mensen die kleiner
willen gaan wonen, weggenomen moeten worden. Het kraken
van woningen vinden zij een demokratisch politiek middel en
een uitdrukking van de woningnood. Zij geloven dat een geza
menlijk optreden van actiegroep en gemeentelijke overheid een
goede invloed kan hebben op het „op onverantwoordelijk bezui-
nigingspolitiek gebaseerde overheidsbeleid, dat het ontwikkelen
van een goed huisvestingsbeleid belemmert", aldus de groepe
ringen.
LEIDEN Enkele kenmerken van de 19e eeuwse Zweedse to
neelschrijver August Strindberg zijn diens vrouwenhaat
angst) en bewustzijn van zijn lage sociale afkomst. In zijn veel
bewogen leven heeft Strindberg o.a. een theater in Kopenhagen
gehad, dat bankroet ging. In die tijd lag hij ook in scheiding met
zijn eerste vrouw, de Finse (adellijke) Siri von Essen.
Het stuk „De nacht der tribaden" van de Zweed Per-Olov En-
quist, dat gisteravond door Trezoor werd gespeeld in het LAK.
gaat over deze periode uit Strindberg's leven. De behandeling
vindt plaats in het theater, waar Strindberg de repetitie bijwoont
van zijn stuk „De sterkste". Zijn vrouw Siri en haar vriendin
Marie Caroline David vervullen de beide rollen, de acteur Viggo
Schiwe, die Strindberg ervan verdenkt een verhouding met Siri
te hebben, regisseert. Naar aanleiding van het te repeteren stuk.
dat sterk autobiografisch blijkt te zijn, vervallen Strindberg en
de vrouwen in wederzijdse opmerkingen, verwijten en beschul
digingen over vroeger. Zowel Strindberg als Siri en Marie tonen
daarbij zowel de zwakke als de sterke kanten van hun karakter.
Strindberg, die op zijn sterkst is in het schrijven van stukken
over liefde, haat en jaloezie, wordt nu zelf tot hoofdfiguur in een
dergelijk stuk.
De toneelgroep Trezoor is weliswaar nieuw, maar herbergt toch
enige spelers met ruime speelervaring. Dit was duidelijk af te
zien aan de voorstelling: De spelers hadden het stuk goed in zich
opgenomen en zetten het dan ook overtuigend op de planken. Er
zat vaart in, en men wist de spanning tot het einde toe te bewa
ren. Het toneelbeeld was fraai, met goede mise-en-scène en
doordachte belichting. De uitspraken van de personages waren
goed-getimed en werden met de juiste dosering humor en venijn
uitgesproken.
Donderdagavond is de LAK-avond voor debuterende groepen.
Wat mij betreft had Trezoor op de „professionele" vrijdag- of za
terdagavond mogen spelen.
LEIDEN De Leidse Juniorkamer heeft
zijn woord gestand gedaan. Dezer dagen
verscheen een 'wegwijzer voor Leiden' in
de vorm van een bijna tweehonderd blad
zijden tellende boekje 'Leiden door Lei
den'. Het is verrassend apart en kwalita
tief uitstekend uitgevoerd. Het boekje (f
19.75) biedt voor de lezer van de eerste tot
de laatste bladzijde ruime hoeveelheid
lees- en kijkgenot (want ook de illustra
ties ontbreken niet).
Of de lezer wel of
niet uit de Sleutelstad afkomstig is, doet
niet eens ter zake en dat zegt toch wel iets
over dit boek in zakformaat, dat zowel uit
historisch als toeristisch oogpunt bekeken
zeer de moeite waard is. Burgemeester
A.J. Vis nam vanmorgen officieel het eer
ste exemplaar van het boek in ontvangst.
De opbrengst van de verkoop komt ten
goede aan de aanschaf van een bus ten be
hoeve van Leidse bejaarden en minder-va-
liden.
In de inleiding wordt het eigenlijk al gezegd: „Deze
uitgave is geen gids in de gebruikelijke zin. Geen uit
voerige, tot in details verantwoorde beschrijving
over alles wat een stad aan bezienswaardigheden, cu
riositeiten, aan oude en nieuwe dingen te bieden
heeft. Het is een gids geworden, die u Leiden wil in
leiden, die u een hernieuwde kennismaking met de
Sleutelstad wil bieden, of u van dienst kan zijn als u
zich als Leidenaar, omwonende of bezoeker afvraagt:
Hoe zit dat ook al weer?"
De Junior Kamer Leiden is
er in samenwerking met Hans van Oosterom uitste
kend in geslaagd veel aspecten van de duistere histo
rie van de Leidse samenleving te verlichten.
De samenstellers zijn er zelfs in geslaagd Floris V
enige regels te laten schrijven. Zo staat er bijvoor
beeld in het stadshandvest van het jaar 1266, dat de
gene, die iemand de haren uittrekt, bestraft wordt
met een boete van tien schellingen. En alsof je er
persoonlijk bij aanwezig was, kan de lezer burge
meester Van der Werff in één van de sappige verha
len vastbesloten 'horen' zeggen „ik de stad overge
ven? Dat nooit." De geboorte en vervolgens het val
len en opstaan van 'Leyden' wordt op luchtige en
boeiende wijze aan de lezer gepresenteerd.
De polder in
Na de historische uiteenzetting gaat de lezer de pa
den op en de polder in. Want ook in de directe omge
ving van Leiden is veel te beleven. Vanuit de Sleu
telstad kan men gaan waarheen men wil; noord,
oost, zuid of richting zee en duinen, de regio heeft
veel moois te bieden. Voor degenen, die vergeten
zijn wat er in welke windstreek te beleven valt, doet
de gids enige suggesties. De lezer merkt, dat er hier
(voor Nederlandse begrippen) nog heel wat natuur
schoon te bewonderen valt.
De Boerhaavelaan. Ja, die kennen we, maar wie was
dat ook alweer? Het hoofdstuk 'leren in Leiden'
geeft antwoord op tal van vragen. Vervolgens komt
natuurlijk de Leidse kunst en de erfenis van het ver
leden aan de orde. Bij het doorlezen van de gids
wordt eens temeer duidelijk, hoeveel kunstschatten
Leiden herbergt, dat de aanduiding 'Leiden mu-
seumstad' bepaald niet onterecht is en dat de stad
van onschatbare culturele waarde is. Openingstijden
van galeries en musea en beschrijvingen van wat
daar zoal te doen is, worden op een rijtje gezet.
Wie, na in het boekje een schouwburg of bioscoop
uitgezocht te hebben, besluit ook ergens lekker te
gaan eten, kan door middel van de beschreven eetge-
legenheden wellicht tot een verantwoorde keuze ko
men. Voor de bezoeker, die de Leidse straten niet
blindelings weet te vinden, was het makkelijk ge
weest achterin het boekje een eenvoudige platte
grond te plaatsen. Maar dat is dan ook wel zo onge
veer de enige 'negatieve' kanttekening, die bij het
boek 'Leiden door Leiden' geplaatst kan worden.
W.F.B.
Executie bij de Gravensteen (tussen Pieters
kerkhof en het Gerecht)