rijk gesubsidieerd museum
roenboek „Leiden, 'n door het
Piek vertilt zich
>p Thanksgiving Day eten Amerikanen
:ich ongans aan kalkoen en veenbes
Nietzscheaanse
Donjuan van Theater
AGiffAD/REGIO
LEIDSE COURANT
VRIJDAG 23 NOVEMBER 1979 PAGINA 5
Óp mijn omwegen door stad en land kóm
ik graag mensen tegen. Elke morgen tussen
tien en elf uur kunt u mij telefonisch vertel
len wie u graag in deze rubriek zou willen
tegenkomen. Het nummer van mijn geduldi
ge telefoon is 071-122244; u kunt dan naar
toestel 18 vragen.
jawel hoor, de Leidse
Jemeenteraad kan weer
Jfthamperen. George W.
I. Gussenhoven is
Wederom in het geweer
ekomen, een
epeteergeweer
iraarschijnlijk, en hij
ne, jeeft een trommelvuur
"een V°Per^d op de Leidse
ivonjestuurders die maar
haar (iet horen willen.
ussenhoven heeft dit
iet zé eerder gedaan, rond
tien pken de Leidse
linnenstad betreffende,
in toenemende mate
lond hij gemeentelijke
iwindslieden op zijn
eg om hem zijn city-
[evoelig leven zuur te
ilijven maken.
"ien ander had allang
•gegeven en zou voor
televisie gaan zitten
tezen. Maar niet
eorge W. M.
ussenhoven. Elke
tgenstand stijft hem in
Mjn vastberadenheid; hij
enigijnerst even de tanden
tot inf1 êaat opnieuw
el infiverbiddelijk in de
etgeeanval. Dezer dagen is
ijk t%n zijn hand een
oooa^roenboek"
erschenen, althans
pmerkingen in groene
taft, dat werd
pgedragen aan de
>eidsé raad. In dat
lezelschap kan opnieuw
n inhpzucht worden, want,
°p !}>als George zelf
uen Jliggereert: „weet die
ius v#ussenhoven niets
van (eters te doen dan
an delsmaar de stedelijke
toejverheid lastig te vallen
w^Jet brieven en
p pmerkingen over allés
n nog wat Wis en
[aarachtig, George weet
.^Jtht wel plezieriger
&ken maar hij heet nu
inmaal Gussenhoven.
dek je dan maar. Als
k ^Jeidse gemeenteraad.
■talendwinger George W.
blijft zich drammend een
ingry young man" op
vorderde leeftijd tonen,
;n wat knorrige stadsnar
|e ironisch de lach hanteert
laar intussen op lange
inen wil blijven trappen.
Idus leidt hij ziin
'oenboek in: „als je zo
igelijks met je neus op
liten gedrukt wordt, zeker
laatste maand, die
reeuwen om reacties,
o*erdJa's °Pen Mare, bruggetjes,
_vi Langebrug voor 10
ran Heken dicht, de
vJnnenvestgracht weer open
George
W.M.
Gussenhoven
opent
trommelvuur
op
Leidse
raad
De noodbrug bij het Waag
gebouw, een van die, vol
gens de heer Gussenhoven
onnodige en stadsontsie-
rende voorzieningen.
enz. enz. dan klim je of je
wilt of niet toch weer in de
pen". Tegen die tijd is
George als vanouds rood
aangelopen van ergernis en
is hij aan stoom afblazen toe.
Zoals Gussenhoven
inleidend verder zegt: „In de
raad is laatst de opmerking
gemaakt „we worden
bestookt met brieven"; dit
verwijt is een stoot onder de
gordel aan alle Leidse
burgers die deze laatste
strohalm te baat nemen om
hun inzichten ten stadhuize
kenbaar te maken, omdat zij
door de normale procedures
gewoon aan de kant gezet
zijn".
„Leiden een door het rijk
gesubsidieerd museum Het
gaat met Leiden inderdaad
deze kant op. Walkanten,
bruggen en andere zaken
worden dankzij rijkssubsidie
gerestaureerd. Knap werk
om zovele miljoenen voor
Leiden binnen te slepen. In
wezen echter een intrieste
zaak als een gemeente haar
eigen boontjes niet kan
doppen en geheel
afhankelijk is van 's rijks
schatkist. Maar: nog meer
walkanten en nog meer
bruggen en verder wordt het
economisch hart van de stad
via allerlei verkeers- en
parkeermaatregelen
systematisch
dichtgeknepen".
„Toch wordt er in Leiden de
laatste jaren meer activiteit
ontplooid dan in jaren het
geval was". Dat zegt óók
Gussenhoven. „Tientallen
miljoenen vloeien uit 's Rijks
schatkist naar Leiden. Er is
moeilijk een tweede stad in
Nederland aan te wijzen die
in zo korte tijd zo dik in het
groen gezet is door haar
plantsoenendienst. Een
moderne atletiekbaan is
Leiden rijker geworden.
Burcht en omgeving: een
pracht stuk werk.
Eeuwenoude
rioleringstoestanden worden
voor tientallen jaren uit de
wereld geholpen en zo kan
ik nog wel even doorgaan
met b.v. de enorme steun en
stimulans die er van de
gemeente uitgaat naar de
restaurateurs in de
particuliere sector. Met
name ten aanzien van de
Hartebrugkerk kan ik wat
dit betreft goed in de
keuken kijken. Maar al deze
positieve zaken weerhouden
mij niet kritiek te uiten op
voor mij gewoon absurde
toestanden in Leiden op
allerlei gebied".
Zo spuit George zijn gram.
„Een nieuwe specialiteit
voor Leiden: naast Leidse
Kletskoppen, Leidse kaas en
Leidse Glibbers, nu ook de
Leidse Mollen die een spoor
van grachten achterlaten, al
wroetende. Uiterste gracht
moet weer open; een
heerlijk helder watertje van
eertijds. Kosten 7, 5 miljoen.
En de dwaze grap van „de
Mare weer open". In de raad
leidde het tot de malle
vertoning van leden die
tegen waren, maar vóór
stemden". Gussenhoven
schiet door, dit was te
verwachten. Niets blijft bij
hem liggen en hij meet bij
zijn aanwijzingen zelfs met
stoeptegels, los - en
laadtijden, een
„kippeloopje". Chaos is het
loon van de aanvoer op de
Stille Mare. Neringdoenden
zullen verdrinken in een
open Mare: verpaupering en
wegtrekken van bedrijven
liggen in het verschiet.
Gussenhovens verzet tegen
een (bijna) opengegraven
Waardgracht, tegen de
dreiging van een
Binnenvestgracht vol water,
is heroïsch. Hij is in staat
persoonlijk vóór de
grommende dragline te gaan
staan om het monster te
blokkeren. „Opengraven" is
een woord dat hij slechts
met walging kan uitspreken:
„een stinkende gracht voor
de deur (Waardgracht) en
een bordje Voor ratten
verboden. In plaats van
moeder de vrouw met haar
spruiten, een grasveldje met
zandbak voor de deur, wat
klein huisvee: geit, konijnen,
sierkippen, flink wat groen
en wakker worden met het
getjilp van vogels op je
nuchtere maag".
Bruggen. „Nieuwe
voetgangers - fiets -
bruggetjes In het
Gussenhovens heet dat
„Overbodig, kolder, dwaas,
geldverspilling»
stadsontsierend. Ik kan er
geen woorden genoeg voor
vinden om deze onzin te
karakteriseren. Te meer nog
daar Leiden volkomen niet
in staat is haar bestaand
bruggenbestand te
onderhouden. Ziekelijk
fanatiek hobbyisme.
Lakenhalbrug: de noodbrug
wordt nooit gebruikt. Brug
bij de Dullebakkersteeg:
historisch niet verantwoord,
aantasting stadsgezicht,
andere brug in directe
nabijheid, ongeschikte
fietsroute en zo meer. Brug
bij Beschuitsteeg: in
hemelsnaam dan maar, maar
meteen een definitieve en
niet eerst een
proefbruggetje. Waagbrug:
historische miskleun. En
niemand wil die brug. Zeker
niet de tevreden winkelende
Leidenaar die de drukte
rond de Hoogstraat en
omgeving zoekt vanwege de
gezellige sfeer die er hangt.
U gaat toch ook niet naar de
Kalverstraat of de Haagse
Spuistraat omdat het er zo
lekker stil is
Het groenboek van George
is in feite een „groen en geel
boek" van ergernis
geworden. Je kunt aan de
gang blijven; ik zal me
moeten beperken tot een
aantal hoogtepunten waarin
Gussenhoven flink van leer
trekt. „Sorry hoor, als ik zo
de hele Herengracht
verkeerstechnisch bekijk, is
het goed klungelen. Totaal
telt deze gracht 6 bruggen: 2
zijn er nu afgesloten, 1 in
restauratie, 2 intact en 1 is
bijna wekelijks in reparatie".
Onder de post „Diversen"
o.a. het Stadhuisplein: „alle
goede bedoelingen ten spijt,
zoals het er nu bij ligt is het
een aanfluiting. Waarom
geen vriendelijke en mooie
plantenbakken in plaats van
die rij aggressief aandoende
paaltjes, zo dicht op elkaar
alsof er oorlog verwacht
wordt. Nieuwe stadhuistrap
(kosten 2 ton): nut en
urgentie volkomen afwezig.
Autovrij stadhuisplein:
talrijk zijn degenen die puur
zakelijk een kort bezoek aan
het stadhuis móeten
afleggen. Een
kortparkeerplaats vlak in de
buurt is dan zeer gewenst".
Een paar slotsalvo's van
George W. M. „Langebrug:
voor tien weken dicht;
vrijdags in de krant, 's
maandags een feit.
Uitgerekend in de maanden
november en december,
hoogseizoen voor de
zakenwereld Maar ja, wat
maakt het uit, de
marktenroute ligt toch al
overhoop, evenals het
Rapenburg. Of het nu in
Leiden een chaos of een
superchaos is, dat maakt niet
veel verschil. Trouwens,
over een jaar hebben we
toch „de Winkelhof" in
Leiderdorp. Gezellig met z'n
allen met het openbaar
vervoer naar Leiderdorp;
lijkt me enig".
Je kunt niet beweren, dat de
taal van George W. M.
Gussenhoven „kant noch
waal" raakt: „Is het waar,
heer Waal (Leids wethouder
en gebeten hond, T. P.), wat
iemand mij kortgeleden
toevertrouwde, dat u de
opmerking gemaakt zou
hebben: „ik zal niet rusten
voordat we op de Breestraat
over de graszoden lopen"
Als dat werkelijk waar is en
ik krijg dan tevens mijn al
eens eerder voorgestelde
stadsschaapherder met zijn
kudde, dan komen we dacht
ik toch al aardig op een lijn
te zitten en ligt een
gezamenlijke borrel in het
verschiet".
1IDEN Theater uit
lem is geen hofleve-
icier van voltreffers op
^ërh<$neelgebied, maar af en
óorslap springt een productie
het gezelschap er on-
cht vfnvacht goed uit. Ik kan
een prachtige Ayck-
van een paar jaar ge-
:e wijdten herinneren. 'Don
'ian' (Molière), gistera-
•nd in de Leidse Schouw
de v<pg. zal ik ook niet snel
■rgeten.
iet dat deze komeaie in vijf
bedrijven op alle fronten
even vlekkeloos was hier
en daar was er nog wel wat
zwakker acteerwerk te be
speuren maar de presen:
tatie van Don Juan als de ab
solute realist, als de Nietz
scheaanse über mensch avant
la lettre, de ongelovige, die
de mensheid, de huichelach
tigheid en de valsheid zo
goed door heeft, dat hij zich
uiteindelijk wil conformeren
aan de goede zeden en nor
men puur uit tactiek, is nog
actueel genoeg om de twin
tigsteeeuwse kijker geheel
te bevredigen. Edmond Clas
sen speelde de titelrol bij tijd
en wijle nonchalant sterk.
Daartegenover stond een
voortreffelijke knecht, Sga-
narelle, van Gees Linnebank
wiens gehele scala aan humo
ristische mogelijkheden be
nut was om zijn betoog pro
heersende ethiek en moraal
volledig te ontkrachten. Zijn
bedoelingen waren oprecht,
maar onnozel. En uite inde-
lijk blijkt ook hij de materia
list, die in de grond van de
zaak in een ieder huist.
Theater heeft niets gefor
ceerd en daardoor een goede
voorstelling gemaakt. Dat
bleek tenslotte uit décor en
aankleding,die, terwijl men,
daar waar nodig toch ook ef
fecten niet geschuwd had,"
niet gewild modernistisch
aandeden, maar zo sober mo
gelijk gehouden waren.
PAUL VAN DER PLANK
LEIDEN Met de keuze van het
stuk „Al gaan de uniformen uit, de
heren blijven vuren" van Fernando
Arrabal, heeft de amateurgroep Piek
zich danig in de vingers gesneden. Zij
is tot slechts een zeer matige voorstel
ling gekomen welke zij gisteravond
in het LAK toonde. De onvolkomen
heden die de acteurs toonden in hun
spel, verleenden aan hun vorige pro
ductie een zekere charme; die was dan
ook eenvoudiger van opzet en uit
werking. Dit keer werden de speltech-
nische tekortkomingen alleen maar
benadrukt. Deze tekortkomingen wa
ren zeer essentieel, ze toonden dat de
spelers zich het stuk niet eigen heb
ben gemaakt.
De tekst werd niet gespeeld, maar opge
zegd onder het uitvoeren van de noodza
kelijke handelingen. De spelers blikten
loos in de ruimte, en richtten zodoende
hun tekst niet op elkaar, maar. op zich
zelf of op niemand in het bijzonder. Te
vens vertoonden zij nog steeds de nei
ging om te dribbelen, en hun bewegin
gen waren gehaast en onrustig. Dit laat
ste gold ook voor de tekstzegging. Dat er
ondanks deze gehaastheid geen vaart in
de voorstelling zat, lag aan het feit dat er
(juist door deze onrust) geen spanning
werd opgebouwd en de toeschouwer am
per geboeid werd.
Piek heeft de moeilijkheid van Arrabal's
stuk sterk onderschat. De tekst is bij tij
den zeer ingewikkeld en niet te volgen.
Ook de situatie met linkse en rechtse po
litici die onderling verwisseld worden, is
niet direct helder. Arrabal heeft zijn
stuk de vorm gegeven van een type ko
misch toneel dat wij in Nederland niet
kennen. De benodigde ironische toon
ontbreekt ons, zodat de opvoering al snel
kenmerken krijgt van een typische John.
Lanting-productie, compleet met ont
kleed- en verkleedpartijen.
Bij een volgende stukkeuze dient Piek
zich goed te bezinnen op de eigen be
perkte mogelijkheden, en op de compli
caties die sommige stukken met zich
mee brengen.
Jacqueline Mahieu
«onderden Amerikanen, hier in deze lage
landen, hebben zich gisteren ongans
fcegeten aan kalkoen en veenbessen. Zoals
Igftuis, in de States. Vork in de rechterhand,
^linkerhand in de zij, vlak bij het schietijzer,
H||m zich te kunnen verdedigen bij een
Haver val. Die houding (nog steeds zie je de
SBËfanks zo hun maaltijd tot zich nemen)
liaiebben ze overgehouden uit de pionierstijd,
ggïoen ze op hun trektochten amper de tijd
Tiadden om te eten en als ze dan konden
jten lagen er altijd wel Indianen of zo als
kapers op de kust. Gisteren, de vierde
«onderdag in november, zeiden ze dank.
ÊÊbat doen de meeste Amerikanen al sinds in 1623 de
g»ilgrim Fathers in hun nieuwe wereld bij
«Srlymouth Bay aan land gingen. Deze puriteinen uit
Xmngeland, op zoek naar godsdienstvrijheid en
tolerantie (die ze jarenlang in Leiden hadden
gevonden, in tegenstelling tot de katholieken van
die dagen), kwamen met hun schip The Mayflower
in Massachusetts aan. Tijd voor Thanksgiving: dank
aan God voor de behouden overtocht na veel
stormen en omzwervingen.
Gisteren was het weer Thanksgiving Day, met een
eettraditie die aan 3 oktober doet denken, maar dan
wel meer gevarieerd. Op die novemberdag in 1623
waren het vriendelijke Indianen (dat zou later wel
veranderen) die de vermoeide puriteinen welkom
heetten met een speciale drank, gefermenteerd
appelsap dat ze nu apple cider noemen. Licht
alkoholisch, dus nèt aan voor puriteinen die toch al
niet zo erg veel mogen. Indiaanse B - 4 zullen we
maar zeggen. Daar waren echter in die dagen ook
loslopende wilde kalkoenen, Turkey's genaamd,
ooit geïmporteerd uit Turkije en wellicht te
beschouwen als de eerste Turkse gastarbeiders in
Massachusetts. De pelgrimvaders waren
uitgehongerd. De kalkoenen wisten niet waar ze
het zoeken moesten en werden geroosterd. Doch
daar waren tevens wilde veenbessen, cranberries,
die met alle hulp van de aardige Indianen geplukt
werden en samen met de kalkoen verorberd. Eerst
maakte men nog een heldere soep van
Amerikaanse „gaap - mosselen", de clam chowder.
Pompoenen als dessert, dat zich vandaag
presenteert als een mince pie; zó mierzoet, dat je
kiezen om een tandarts schreeuwen. En dat alles in
het open veld, in 1623.
Gisteren schransten talrijke Amerikanen met hun
gezinnen voortreffelijk in een Amerikaanse Inn,
aan de rand van Leiden, waar het allemaal ruim
350 jaar geleden zo'n beetje begon. We ontmoetten
er enige puriteinse dames die zojuist beiden een
Turkey hadden gevangen en daarna hun dank
begonnen te zeggen. Met de vork in de rechterhand
en de linker.... Juist. Net zolang totdat ook
Amerikanen tafelmanieren hebben geleerd. Want
die Indianen en zo komen nu echt niet meer. Toch
vreemd eigenlijk, als je beseft dat hutspot
eerbiedwaardiger is dan de dank - pot van die ex -
Europeanen...