Aangrijpend verslag van een persoonlijke oorlog unformatie roor gewone :oncertgangers: 'oor ons land ingeschikt )f onvolledig Nederlands Gebarenboekje ■Él vladimir boekovski's „kasteel tussen vier muren": Leven van Edgar Allan Poe even bizar als zijn verhalen Ook jonkvrouwen aan hof van koning Arthur beleefden grootse avonturen Boeken LEIDSE COURANT VRIJDAG 23 NOVEMBER 1979 PAGINA 11 fl(fl— eeswaardige ersievande jtgevallen an koning irthur en e ridders pn de felronde de editie „Arthur, koning ir eens en altijd", gevolgd t „Het boek Merlijn" her- lept de auteur Terenee H. de beroemde roman morte d'Arthur" van Sir lory op een volkomen oor- mkelijke wijze. In deze uit- 'e, waarin alle delen van de ihur-legende zijn opgeno- n. beschrijft White in ge- kkelijk leesbaar proza en 'boeiende wijze de avontu- de tournooien en de urtoehten naar de fel be- irde Graal van koning Ar- ir en zijn Tafelronde. Het k Merlijn, dat verhaalt r het wedervaren van de enaar die de toekomst ken- moest oorspronkelijk het vormen van de Arthur- tellingen. White zag hier - ter van af en maakte er op zichzelf staand verhaal •ence H. White: „Arthur, ning voor eens en altijd" rolgd door „Het boek Mer- i". Uitg. Het Spectrum bv. js: 34,50. Op 18 december 1976 werd de Russische dis sident Vladimir Boekovski vanuit de Lefor- tovo-gevangenis in Moskou overgebracht naar een militair vliegveld buiten de Russi sche hoofdstad. Samen met zijn moeder, zijn zusje en zijn neefje werd hij met een vlieg tuig naar Zwitserland gebracht, waar hij werd uitgewisseld tegen de Chileense poli tieke gevangene Luis Corvalan. Een politie ke mensenhandel tussen de Sovjet-Unie en het Chili van Pinochet, waarin de Verenigde Staten een bemiddelende rol zouden hebben gespeeld. Na zijn uitwijzing heeft Boekovs ki zich in het Engelse Camnbridge geves tigd, waar hij zich heeft gezet aan het schrij ven van een boek over zijn belevenissen in zijn vaderland. Dit werk van de inmiddels 38-jarige Boekovski over zijn twaalf jaar durende tocht langs gevangenissen, psychia trische inrichtingen en gevangenkampen, is nu ook in het Nederlands onder de titel „Kasteel tussen vier muren" verschenen. De eerste bladzijden doen de lezer vermoeden, dat Boekovski een handleiding heeft willen schrijven voor de politieke gevangenen in de Sovjet-Unie. Hij beschrijft hoe hij zich, door al les te lezen wat er maar te lezen was en met minieme hulpmiddelen toch de Engelse taal te leren, heeft verzet tegen de eentonigheid van het dagelijks leven in de gevangenissen en psy chiatrische inrichtingen. Toen hem ook dit „tijdverdrijf" werd afgenomen, begon hij steen voor steen zijn eigen denkbeeldige kasteel te bouwen. Hij trok zich erin terug en ontving, door niemand gehinderd, alleen die gasten, die hij wilde ontvangen. In dit zo zorgvuldig opge bouwde kasteel, kon Vladimir Boekovski ont snappen aan de gruwelijke werkelijkheid en de krachten opdoen, die hij later weer broodnodig had om te kunnen overleven. Na die eerste bladzijden wordt echter duidelijk dat Boekovski. nu hij de Sovjet-Unie heeft ver laten, zijn kasteel niet meer nodig heeft, het zonder gevaar kan verlaten, en dat dan ook op niet mis te verstane wijze doet. Hij voert de le zer terug naar zijn jeugd, zijn schooljaren en naar de momenten, waarop de kritiek aan het adres van de autoriteiten langzaam veranderde in georganiseerd verzet. Hij signaleert fouten in het Sovjet-systeem de „zelfvernietigende koppigheid van de machthebbers" en oor deelt vernietigend over de mentaliteit van zo wel de Sovjet-leiders als van een deel van het Sovjet-volk. Zo schrijft hij: „De machthebbers hebben allang hun communistische dogma's overboord gezet. Zij eisen geen geloof meer in een lichtende toe komst. Ze willen alleen onderdanigheid. En wanneer ze ons laten verhongeren in de kam pen of laten rotten in de cellen, doen ze dat niet om ons tot het geloof in het communisme te be keren, maar om ons te dwingen tot onderdanig heid". „Ik kan de Sovjet-mens niet haten. Wel ver achten, de hele maatschappij, de hele ideologie. Ik veracht de Sovjet-mens, die noch eer, noch gevoel, noch trots, noch een gevoel van per soonlijke verantwoording kent". „Halve volksvijand" Voor Vladimir Boekovski begon het allemaal in een klein plaatsje in de Oeral. Hij groeide op in het Rusland van kort na de oorlog, toen Stalin nog als een soort God werd beschouwd. Later, hij woonde al in Moskou, maakte hij de ontred dering en verwarring mee, toen Stalin overleed en hij plotseling een even grote moordenaar bleek te zijn geweest als Hitier. Als scholier hield Boekovski zich enige tijd bezig met het uitgeven van illegale blaadjes. Deze activiteit tekende hem, in de ogen van de Russische auto riteiten, als een gevaarlijk persoon. Voor hij twintig was, werd hij in de pers al als een halve volksvijand afgeschilderd, van de universiteit verwijderd en door de KGB (de geheime poli tie) meegenomen. Na gedurende vele uren te zijn ondervraagd (lees: afgetuigd) werd hij meer dood dan levend op straat gegooid. Vrienden van hem ondergingen eenzelfde lot. Het begin van de beweging voor de rechten van de mens was daar. Korte tijd later werd hij voor de eerste maal aangehouden en opgesloten. Het was het begin van een twaalfjarige, door korte perioden van vrijheid onderbroken, zwerftocht langs gevan genissen, inrichtingen en kampen. Passages in het boek van Boekovski over de situatie in de kampen en het gedrag van de bewakers zouden zo kunnen zijn weggelopen uit werken over de Nazi-terreur uit de Tweede Wereldoorlog: „De bewakers vierden hun lusten bot op gevange nen en patiënten. Het waren valse honden, die de gevangenen vrijwel voortdurend aftuigden". „Soms stierven er mensen. Zij werden gewoon vermoord. De schuldigen werden nooit gevon den". „In de kampen werden zieke gevangenen met opzet aan het buitengewoon zware werk gezet". Vladimir Boekovski Een bekend Russisch fenomeen, waarmee ook Boekovski te maken kreeg, is de opsluiting van dissidenten in psychiatrische inrichtingen. „Ik ging naar een speciale inrichting, maar het feit dat ik daar door de KGB naar toe was gestuurd, deed niemand eraan twijfelen dat ik volkomen normaal was", aldus Boekovski, die een indrin gend beeld geeft van de terreur en openlijke willekeur, waarmee men in de Russische psy chiatrische inrichtingen te werk gaat, nog afge zien van de ronduit afschuwelijke manieren medische behandelingen en experimenten waarop de psychiaters de echte en vermeende patiënten onder de duim proberen te houden. „Klacht ongegrond" Het geëigende middel van de dissidenten om te protesteren tegen de slechte behandeling in kampen en gevangenissen, is het opstellen en indienen van tientallen klachten, waarop bijna altijd, na zeer lang wachten, geantwoord wordt met „klacht ongegrond". Verder is het houden van hongerstakingen een uiting van protest, die vaak effect heeft. Boekovski schrijft verder dat wanneer hij vrij kwam, hij slechts één doel voor ogen had: de intensivering van zijn persoonlijke strijd, zijn eigen oorlog tegen het Sovjet-bewind. Aan zijn revolutionaire vrienden van vroeger had hij echter weinig meer. Zij waren getrouwd, had den kinderen en hielden zich ver van alle za ken, die bij hogere overheden slecht zouden kunnen vallen. Het gevolg van die strijd was echter, dat hij wéér werd opgepakt en het hele rijtje klachten, terreur, klachten en honger stakingen opnieuw begon. Boekovski had zich, nadat hij in 1972 tot twee jaar cel, vijf jaar kamp en vijf jaar verbanning was veroordeeld, zich al helemaal met zijn lot verzoend. Hij zou in zijn hele leven, zo rekende hij zichzelf voor, nog tweemaal vrij komen, waarna hij in de ge vangenis zou overlijden. Het liep echter anders. Wie nu echter denkt, dat Boekovski het Westen altijd als „zaligmakend" heeft beschouwd, heeft het mis. Hij zegt zelf: „Over het Westen heb ik mij nooit illusies gemaakt". „Honderden wan hopige petities aan de VN zijn nooit beant woord. En dat, terwijl zelfs de Sovjet-autoritei ten antwoorden geven, zij het volstrekt onzin nige", aldus dacht Boekovski, vlak voordat hij zijn vaderland verliet om er (waarschijnlijk) nooit meer naar terug te keren. „Kasteel tussen vier muren" door Vladimir Boekovski; uitg. Het Spectrum; prijs: 27,50 In de reeks klassieke meesterwerken verscheen bij uitgeverij L. J. Veen „Het leven van Edgar Allan Poe (1809-1849)". Biograaf Wolf Manko- witz geeft hierin een minutieuze be schrijving van de tragische levens wandel van Poe, de geestelijk vader van de Amerikaanse detective en de meesterlijke schrijver van mysterieu ze griezelverhalen. Poe werd in 1809 onder een niet al te gelukkig gesternte geboren. Zijn le ven was een aaneenschakeling van ellende, armoede en ziekten. Op drie jarige leeftijd, nadat zijn vader aan een geheimzinnige ziekte en zijn moeder aan longontsteking waren ge storven, werd Poe opgenomen in het huis van de dominerende en onbuig zame Schotse Koopman John Allen en zijn zachtmoedige vrouw Frances in Richmond. Op achttienjarige leef tijd verliet hij, na een ernstig conflict met zijn stief vader, voorgoed het huis waar hij zijn jeugd had doorgebracht, met meeneming van alleen de kleren die hij droeg. Daarna werd zijn leven overheerst door verslavingen aan drank, opium en vrouwen. In 1849 stierf hij in Baltimore, na dagen lang een strijd geleverd te hebben met de dood. Volgens Poe was er voor hem in het hiernamaals geen hoop meer, omdat hij zich tijdens zijn leven als een ellendeling had gedragen. Wolf Mankowitz: Het leven van Edgar Allan Poe (1809-1849). Uitg. L.J. Veen Ede. Prij6 ƒ39.90. Een wereld van romantiek, liefde, intrige, gevechten, op offering en moed gaat open bij lezing van de trilogie „De Drie Jonkvrouwen" van de Engelse auteur Vera Chapman. In dit boek, waarin respectievelijk zijn opgenomen „De Groene Ridder", „De dolende jonk vrouw" en „De dochter van Koning Arthur", benadert de schrijfster vanuit een mense lijk en modern standpunt het leven van koning Arthur en zijn hof. Nu eens niet alleen hoofse ridders die grootse avonturen beleven, maar ook bevallige en dappere jonk vrouwen. In het voorwoord van deze Arthuriaanse trilogie, die on der meer gebaseerd is op de veertiende-eeuwse romance van Sir Gawain and the Green Knight en zijn hof, zegt Vera Chapman dat zij niet preten deert een historische roman te presenteren. Zij heeft zich, net zoals de minstreels en vertel lers uit die tijd, wat de ge schiedkundige juistheid betreft een aantal vrijheden gepermit teerd. Vera Chapman: „De drie jonkvrouwen". Uitg. Het Spectrum. Prijs: ƒ.25,-. publikaties over muziek den we in ons land niet wend. Het viel dus op dat innen het jaar drie voor- itingsboeken voor gewo- concertgangers versche- I. Alle drie de boeken on- heiden zich door een Ie, kleurrijke lay-out en irvloedig, doorgaans at- ïtief illustratiemateriaal, idkoop kunnen de boe dus niet zijn maar bij drie blijkt wel dat het !2-lMlijk is leken bevattelij- :n toch verantwoorde in- tie te verschaffen. Op I950 de tekst van alle drie valt nogal wat af te dingen. Evenals „Het Muziekboek" van de Wageningse uitgeverij Zomer en Keuning dat al eer der werd besproken, is het zojuist verschenen „Klassieke Muziek" een uitgesproken En gelse uitgave waarvan in co- ■produktie een editie met een Nederlandse tekstbewerking is meegedrukt. Het gevolg is dat in beide boeken onevenredig veel aandacht wordt besteed aan Engelse componisten van wie in ons land zelden of nooit muziek tot klinken komt. Ter wijl de deskundige vertalers van „Het Muziekboek" er in zijn geslaagd aan de vastgeleg de indeling nog enige summie re aanvullingen toe te voegen over de voornaamste Neder landse componisten, is zelfs daarvan in „Klassieke Mu ziek" helemaal geen sprake. De niet-ingewijde gebruiker van het laatstgenoemde boek krijgt ten onrechte de indruk dat Arne, Arnold, Bax, Berke ley, Bliss, Delius, Gerhard, Grainger, Ireland, Moeran en andere Engelse componisten van hetzelfde universele kali ber zijn als Bach, Mozart, Beet hoven, Brahms, Debussy, Ra vel, Bartók en Strawinski. „Klassieke Muziek" is geschre ven door Lionel Salter, die dertig jaar verbonden was aan het algemeen gewaardeerde tijdschrift „The Gramophone". Ondanks de wijdse titel bevat het een oppervlakkig over zichtje van de samenstelling van een symfonieorkest en een verloop van de muziekge schiedenis met weer al die En gelse componisten die de Ne derlandse muziekliefhebber geen houvast bieden. Met uitzondering van een aantal lelijke, speciaal voor het boek gemaakte portret-aquarellen bevat 'Klassieke Muziek' veel authentiek en aantrekkelijk illustratiemate riaal, bijvoorbeeld deze schets van Emmanuel Chabrier aan de Pleyel-vleugel. De schets werd gemaakt door een van Chabriers vrienden. Ook 'Elseviers Groot Muziekboek' is fraai geïllustreerd. Hierbovenm een caricatuur van George Sand, de vrien din van Chopin die de componist in een luxueuze omge ving geruime tijd met zorg omringde maar hem tenslotte toch weinig geluk heeft gebracht. Verder bestaat het boek uit ruim 130 al te beknopte, al te globale-biografietjes van com ponisten waaraan soms uitvoe rige lijsten zijn toegevoegd met plaatopnamen van niet of nau welijks toegelichte composities. Veel platenhoezen zijn groot en in kleur afgebeeld waar door de indruk ontstaat van een verkapte catalogus. Na tuurlijk kunnen die plaatopga- ven niet compleet en actueel zijn. Weldra zullen ze zelfs to taal onbruikbaar, want al te onvolledig zijn geworden. Er is nóg een reden waarom „Klassieke Muziek", ondanks het aantrekkelijke uiterlijk, voor zijn doel, en zeker voor Nederland, ongeschikt moet worden genoemd. De vertaling werd opgedragen aan een Ant werps vertaalbureau wat leid de tot Vlaams taalgebruik en, wat erger is, tot een warwin kel van vreemde, onduidelijke formuleringen. De titels van de composities zijn nu eens wel, dan weer niet vertaald en een enkele maal zelfs nauwe lijks te identificeren. Helaas is de Nederlandse tekstbewer king van „Klassieke Muziek" onacceptabel. Deze bezwaren gelden geluk kig niet voor „Elseviers Groot Muziekboek", dat werd sa mengesteld door drs. Gérard Verlinden. Ondanks de titel is het kleiner dan de andere boe ken maar de inhoud is even wichtiger en sluit natuurlijk goed aan op de situatie in het Nederlandse muziekleven. De lezer vindt hier korte maar verhelderende inleidingen tot de muzikale taal, de muziekge schiedenis, de menselijke stemmen, de instrumenten, de vormen, de genres, de termen en de begrippen. Behalve iet wat onsystematisch samenges telde biografietjes van compo nisten, die ook hier hoofdzaak zijn, wordt tevens aandacht besteed aan beroemde vertol kers van vroeger en nu. Jammer is dat het nieuwe El- sevier-boek veel te weinig toe lichtingen bevat op de bekend ste werken van de behandelde componisten. Waarom wordt af en toe een betrekkelijk wil lekeurig gekozen opera be sproken terwijl Elsevier al ja ren op groter formaat een in formatief operaboek van Rie- mens en een dito operetteboek van Bredschneyder exploi teert? Het zou meer in de lijn hebben gelegen als Verlinden in aanvulling op die boeken een moderne „concertgids" had gemaakt, die tevens had kunnen dienen als vervanger van vroeger, destijds zeer su- cesvolle, nu wat verouderde concertgidsen als „X Y Z der muziek" en „Muzikale omme gang". Die oude boeken gaven de concertganger aanzienlijk meer informatie dan de thans verschenen nieuwe! Mogelijk kan „Elseviers Groot Muziekboek", dat echt zo groot niet is, bij een herdruk in die zin worden uitgebreid. Dan kunnen ook wat foutjes wor den hersteld en wat tekortko mingen worden aangevuld. Dvoraks „Nieuwe Wereld"-sy- mfonie wordt in geen Neder lands concertprogramma meer als nummer 5 aangeduid, en men kan niet meer volstaan met een uitleg van Köchels Verzeichnis. Ook de letters en cijfers achter de titels van composities van Bach, Haydn, Schubert, Vivaldi en wie al niet vergen een verklaring. Zo is er nog wel meer maar als men daarop attent is, kan „El seviers Groot Muziekboek" (zoals ieder goed opgezet na slagwerk) bij elke herdruk bruikbaarder en betrouwbaar der worden. JOHN KASANDER „Klassieke Muziek" door Li onel Salter. Een Salaman derboek. Distributie van de Nederlandse uitgave: Proost en Brandt, De Meern. Ge bonden. Geïllustreerd, 217 bladzijden. „Elseviers Groot Muziek boek" door Gérard Verlin den. Gebonden. Geïllu streerd, 288 bladzijden. Pi- rijs ƒ39,50 PAT ANDREA EN HERMAN PIETERDE BOER IN KLASSIEK GENRE „Je moet maar op het idee komen" - en het dan nog zo uitwer ken ook. Pat Andrea en Herman. Pieter de Boer kregen dat idee: het beschrijven en tekenen van overbekende en overal herken bare typisch Nederlandse gebaren. Bijvoorbeeld het „tof-ge- baar": duim omhoog. Het „getikt-gebaar": met wijsvinger naar voorhoofd wijzen. Het „ellebooggebaar": met de vlakke hand achter de elleboog van de andere arm kloppen om aan te geven dat de bedoelde persoon niet zuiver op de graat is, of niet te ver trouwen. Samen komen de schrijver, Herman Pieter de Boer, en de teke naar, Pat Andrea, tot meer dan 100 (ik tel er bijna 150) gebaren, die nu dus stuk voor stuk voor het nageslacht zijn vastgelegd in woord en beeld. Een goede zaak, want gebaren en de mode daarvan wisselen uiteraard snel. Maar wat een inventiviteit er voor tekenaar en auteur nodig is om heel eenvoudige gebaren (dat betekent doorgaans immers toch beweging, handeling) in het statisch moment van een prent of van een tekst vast te leg gen. Pat Andrea hëeft het daarin uiteraard nog heel wat moeilij ker dan Herman Pieter de Boer, maar hij lost dat ongegeneerd en toch keurig op, door rustig pijltjes te tekenen om de bewe gingsrichting aan te geven, of zelfs enkele lidmaten extra aan een persoon toe te bedelen, waardoor de specifieke kwaliteiten van het door die persoon gebezigde gebaar tot duidelijkheid worden gebracht. Eigenlijk vatten de heren hier een klassieke vorm uit de Neder landse letteren op, waar mogelijk weinig meer mensen dan lite ratuurhistorici nog weet van hebben. De emblemataliteratuur, waar in de zeventiende eeuw menig succesje in behaald werd. Roemer Visscher (de vader van de dochters die in de Muider- kring zo geliefd waren), de deftige Hooft, de volkse vader Cats, zij gaven bijvoorbeeld van die emblemata-boeken uit: op elke pagina een prentje en een vergezellend tekstje, een gedichtje of een spreukje of een raadseltje. Vol moraliserende waarheidjes. Die kleine moraliserende waarheidjes kan Herman Pieter de Boer overigens ook heel prima langs zijn neus weg ten beste ge ven. Hij bedoelt hetTiiet zo schoolmeesterachtig als vader Cats of ridder Hooft, het is allemaal veel amusanter en speelser. Het is bovendien puntgaaf. Bij het doorbladeren van het boekje „Nederlandse Gebaren" valt nog iets op. Heel wat van de afgebeelde gebaren hebben te maken met zaken als „niet snappen", „boven de pet gaan", „gut, wat heb ik nou gezegd", „stom, stom, stom", „schroefje los", „ge tikt". Het kan natuurlijk aan de voorkeur van de auteurs liggen, maar het geeft natuurlijk wel op aangename wijze de indruk dat ons volk in zijn gebarentaal naar voor komt als een wat stupide massa, die een kennelijke obsessie heeft zich in gebarentaal uit te drukken over eigen en andermans geestelijke vermogens. Er zijn natuurlijk ook volop gebaren die het lichamelijke verdui delijken. Bijvoorbeeld gebaren die verwijzen naar sex, sexuele opwinding, stiekum gedoe enz. Lichamelijk zijn misschien ook wel de heel specifieke gebaren uit het café-leven: de stilzwijgen de methoden om een grote pils of een vers borreltje door de ober te laten aanreiken. Een alleraardigst cadeauboekje dus, prima voor 5 december en omliggende surprisetoestanden. De auteurs merken tot overmaat van plezier aan het slot van hun collectie op dat deze bij lange na niet compleet schijnt. Er zou dus wel eens een tweede deel kunnen komen. Bovendien vindt de lezer aan het eind nog wat gezelschapsspelletjes, die met deze gebaren uit te oefenen zijn. Wat wil je hou eigenlijk, nog meer in de landerigheid van de cember? JAN VERSTAPPEN Pat Andrea en Herman Pieter de Boer „Nederlands Geba renboekje", uitgeverij Elsevier. Prijs f. 14,90.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1979 | | pagina 11