een kameleo
Verlengde brugperiode
of middenschool
dezelfde uitgangspunten
fmrnmm
M HAAG „Wat nou haaks op elkaar. De
sede contourennota en het ontwikkelingsplan
ir het voortgezet onderwijs staan helemaal
t haaks op elkaar. Dat is het grote misver-
nd. Het is gewoon niet waar. Die nota's heb-
identieke uitgangspunten. Ik zet ze nog
n op een rij voor de duidelijkheid; dan ver-
an we elkaar ook beter. Twaalf jaar is te jong
te kiezen, dus moet de beslissing over een
lerwijsrichting en een vakkenpakket naar een
ir stadium in het voortgezet onderwijs wor-
verschoven. Gelijke kansen voor alle leerlin-
i, ook na het basisonderwijs. Verbreding van
onderwijsaanbod en het soort vakken en dat
et dan gezien worden tegen het uitgangspunt
al jaren voor onderwijs geldt: ontplooiing-
nsen voor het individu, gericht op een actief
democratisch staatsburgerschap en van
atschappelijke en economische weerbaar-
el. Dat laatste is een oud verhaal, het eerste is
i manier om het laatste te bereiken. En nog-
als ik heb daar geen wezenlijk andere visie
dan een paar jaar geleden".
glimlach op het gezicht van staatssecretaris
as de Jong groeit naarmate zijn betoog meer in
■j richting van een verantwoording wordt gedwon-
i en zal tijdens het hele gesprek een voortdu-
«de indicatie blijven voor de moeilijkheidsgraad
de vraag. Van de kaart raakt hij niet, aan zijn
nelijk zorgvuldig opgebouwde evenwicht lijkt
ir de vragensteller slechts sporadisch geknib-
d te kunnen worden. De bewinsdman toont zich
irst zeker van zijn zaak en voor hemzelf is dat
ir goed ook, want de kritiek op het departe-
rgd it van onderwijs is de afgelopen weken verre
0 mals geweest. Niet alleen werd de onderwijs-
iroting als gevolg van een op het niveau van
burenruzie uitgevochten conflict tussen de mi-
srs Andriessen en Pais, twee weken te laat aan
parlement aangeboden; als bijlage van die be
ting werd de Kamer ook nog het ontwikkelings
voor het voortgezet onderwijs gepresenteerd,
langverwachte christen-democratisch/liberale
woord op de contourennota van Pais' veelbes-
ken socialistische voorganger Van Kemenade.
nog even het geheugen op te frissen: in het
linet Den Uyl was Van Kemenade minister van
lerwijs en De Jong zijn staatssecretaris. Hun
ste onderwijsvisie kreeg gestalte in de tweede
tourennota (geschreven aan de hand van doel-
lingen gelanceerd in de eerste contourennota
I de reacties daarop), die door beide bewinds-
en werd ondertekend. Centraal thema in de
was het streven naar de algemene invoering,
beproefd buitenlands voorbeeld, van de mid-
school, als verplicht drie of vier jaar durend
rtgezet onderwijs voor alle basisschoolveria-
Dat laatste nu wekte behoorlijk wat bevreemding
in onderwijskringen, die in het ontwikkelingsplan
een duidelijk verlaten van de koers van Van Keme
nade herkenden. Niet alleen meer experimenten
voor de middenschool, maar ook een tweejarige
brugperiode, die aan de bestaande scholen moet
worden ingevoerd. Veel van de kritiek op het ver
laten van de middenschoolgedachte in een stadi
um dat de experimenten nog verre van afgerond
zijn, treft vooral staatssecretaris De Jong. Bete
kent zijn houding immers niet een ommezwaai van
honderdtachtig graden? Gaat het hier niet om een
staatssecretaris die moeiteloos de kleur van zijn
minister aanneemt en is hij niet ten prooi gevallen
aan een verschijnsel dat hij zelf in een ander ver
band gewillig het „kameleoneffect" doopt?
Nu de eerste kruitdampen van de discussie die di
rect na het verschijnen van het ontwikkelingsplan
losbarstte, zijn opgetrokken, is een gesprek met
De Jong zelf op zijn plaats. Eenmaal neergezakt in
het leder dat in zijn werkkamer in het ministerie
aan de Haagse Nieuwe Uitleg uitnodigend rond de
tafel staat opgesteld, besluiten we alle formele om
haal maar te vergeten en direct met de deur in
huis te vallen. De Jong moet ons dan maar meteen
uit de droom helpen
„Goed, laat ik dan eens verder gaan met te zeg
gen dat er sowieso qua opzet wel verschillen zijn
tussen de contourennota en het ontwikkelingsplan.
De contourennota was een discussienota over het
onderwijs in het jaar 2000; het ontwikkelingsplan is
een beleidsnota over onderwijs in de jaren tachtig.
Dat is al zo'n belangrijk verschil. Wij gaan nu met
experimenten voor de periode tot 1985 een ont
wikkeling op gang brengen en als het ware materi
aal aandragen op grond waarvan het parlement na
afronding van die experimenten een besluit kan
nemen over een definitieve koers. Dat wil niet zeg
gen dat we zelf nu al niet een idee hebben welke
kant het uit moet, maar dan kom ik op onze uit
gangspunten die ik net al noemde over bijvoor
beeld het uitstellen van de keuze".
U zegt het mooi. Het parlement mag straks de ex
perimenten gaan beoordeelen die nu met de ver
lengde brugperiode op gang worden gebracht. Er
lopen ook nog experimenten middenschool die
mede door u, onder het vorige kabinet zijn geënta
meerd. Op zijn zachtst gezegd krijgen die laatste
experimenten nu minder gewicht.
„Dat is een conclusie die ten onrechte uit het ont
wikkelingsplan is getrokken. Die middenschoolex
perimenten gaan gewoon door. De praktijk van
straks is dat de Kamer twee evaluatierapporten
krijgt, één over de middenschool, één over de ver
lengde brugperiode. Op grond van die rapporten
kan gekozen worden, maar..."
„Dat zeg ik niet. Een beweegreden van mij en
dat geeft dan meteen aan dat het verantwoording
dragen voor het ontwikkelingsplan niet gelijk staat
met een verraad van de contourennota een be
weegreden is, dat inmiddels na een paar jaar van
experimenten is gebleken dat de middenschool
niet dat resultaat oplevert dat ik er van verwacht
te. Dus om goéd te kunnen kiezen, brengen we
een tweede experimeht op gang dat misschien
onder één bevoegd gezag willen zien. Trouwens,
wat deze kwestie betreft maakt een verlengde
brugperiode of een middenschool niets uit. Je
moet ze allebei aan de bestaande scholen koppe
len. Je kunt nu eenmaal niet beginnen met eerst
de scholenkaart schoon te vegen".
Zo'n opzet betekent bijvoorbeeld op het platteland
waar de verschillende schooltypes binnen een be
paalde afstand niet rijk voorradig zijn, een extra
stimulans voor samenwerking tussen verschillende
scholen voor voortgezet onderwijs. De bereidheid
tot samenwerking, moeten we ons daar grote
voorstellingen van maken?
„De ontwikkeling van samenwerkingsscholen kun
je niet forceren. Het ontwikkelingsplan werkt in dat
opzicht zeker stimulerend. Maar als de ene school
niet met de ander wil, is er natuurlijk wel een an
der te vinden die wel wil. Ik denk dat de afstanden
praktisch wel mee zullen vallen. Vast staat dat als
die verlengde brugperiode algemeen wordt inge
voerd, de scholen wel zullen moeten. Ik ben daar
niet zo pessimistisch over, hoor".
Het rapport„Tien jaar havo" is onlangs uitgeko
men. Uw reactie kwam er op neer dat de havo ze
ker geen gebrek aan identiteit kan worden verwe
ten, maar dat er wel van een wisselende identiteit
sprake is. In dat verband had u het over een ka
meleoneffect. Een belangrijk deel van de kritiek op
uw plan is dat de brugperiode diezelfde kans
loopt. Die zal er bij een lbo-school anders uit zien
dan op een havo of atheneum.
„Daar moeten we natuurlijk zeer voor waken en
als dat zo blijkt te zijn de experimenten moeten
dat ook uitwijzen dan komen we natuurlijk met
aanvullende maatregelen om dat tegen te gaan.
Het is een risico, maar het moet ook op te vangen
zijn. U sprak net over het platteland. Ik wil daar
nog wel even op doorgaan. Een voordeel van bij
voorbeeld een dorp met alleen een mavo is straks
wel dat alle leerlingen uit dat dorp die voortgezet
onderwijs volgen, de eerste twee jaar op hun eigen
school terecht kunnen en niet meteen naar de stad
toe hoeven. Ze kunnen in hun eigen omgeving on
derwijs krijgen. Maar er moeten wel duidelijk re
gels komen om het „kameleoneffect" tegen te
gaan"
In uw opzet wordt ook geknibbeld aan het catego
rale gymnasium. Dat zal geen warm onthaal wach
ten, gezien de kritiek uit het verleden uit die kring
om gymnasia in scholengemeenschappen te Inte
greren.
„Het gymnasium is een hoofdstuk apart. Kijk bij
elk plan zijn er mensen die vinden dat je te weinig
ver gaat en ook weer groepen die vinden dat je
juist de grens passeert. Daar balanceer je tussen.
Die verlengde brugperiode zal er ook voor het ca
tegorale gymnasium komen. De meervoudige ves
tiging is daar een mogelijkheid voor"
Dus ook dat gymnasium komt onder het ene be
voegde gezag van zo'n vestiging?.
„Ik heb al gezegd dat we daarnaar streven, ja.
Makkelijk zal het niet worden, dat begrijpt u"
We hebben nogal technisch gepraat over de vorm
waarin uw plan wordt gegoten. Als we nu eens
naar de inhoudelijke kant kijken. Wat krijgen leer
lingen in die twee jaar te doen?
„Nou precies, dat element mis ik ontzettend in alle
kritiek. Ik heb dat heel jammer gevonden, maar zo
gaat het altijd; als zo'n rappor* eenmaal een paar
weken uit is, dan komen eindelijk de vragen over
de invulling. Ik denk dat daar toch heel wat staat
te gebeuren. We hebben advies gevraagd aan de
Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid.
Vooruitlopend daarop: ik denk dat we om een aan
tal zaken niet heen kunnen. Zo zie ik vrijwel zeker
ook in het vootgezet onderwijs een vak als alge
mene technieken ingevoerd. Verder denk ik dat
het accent in die twee jaar sterk op sociale en cre
atieve vorming komt te liggen. In die eerste fase is
differentiërend leren erg belangrijk, in de tweede
meer het participerend leren"
De VVD noemt dat in de nota over de Vierstro-
menschool „pretpakketten".
,,lk vind dat een vreselijk discriminerende term.
Als je een pakket waarin die twee soorten vorming
centraal staan een pretpakket noemt, nou, ik zou
dat nooit voor mijn rekening kunnen nemen. Ik
heb tot dusver alleen maar kranteberichten over
die nota gelezen, maar voorlopig heb ik de indruk
dat de klok daarin erg wordt teruggezet. Vier stro
men vind ik veel te mager. Er liggen belangrijke
nuances tussen. De vakkenpakketkeuze is nu wel
licht wat te ruim, maar vier richtingen vind ik weer
veel te mager. Ik zie als je praat over havo en
atheneum meer in eindexamens op verschillende
niveaus. Dat één vak op een hoog niveau wordt
gedaan en voor een ander een bepaalde onder
grens wordt vastgesteld. Dat speelt ook meer in
op de individuele kwaliteiten van leerlingen, zonder
dat je dan mensen aflevert die nergens heen kun
nen"
Nog een ding. Hoe zit het nou met de docenten die
in die nieuwe brugperiode les moeten gaan ge
ven?. Er is traditioneel een verschil in opleiding
tussen een lbo-docent en een collega aan het al
gemeen voortgezet onderwijs.
„De praktijk is dat er een groep zestienjarigen is
die in het onderwijs niet verder kan. Die weten niet
welke kant ze op moeten en houden er mee op. Je
kunt zeggen dat het ontwikkelingsplan dat ver
schijnsel de oorlog heeft verklaard en daar gaan
we uiteraard mee beginnen voordat dat punt van
„niet weten" wordt bereikt. Dat vraagt wat van de
inrichting van het onderwijs, maar bovenal ook van
de leraren. Er moet dus een nascholings-program-
ma komen voor docenten. Dat moet niet gericht
zijn op verdieping van hun vakkennis, maar veel
meer van hun didactiek. Essentieel is natuurlijk dat
je onderwijsteams aanpakt en niet een individuele
leraar. Anders krijg je weer dat zo'n docent van
een cursus komt en collega's gaan roepen: „O, ja
daar heb je hem weer, hij heeft er weer een stokp
aardje bij". Ja, ja, daar kun je om lachen maar
dat gebeurt hoor, echt waar. En dat kunnen we
natuurlijk niet hebben"
TON VAN BRUSSEL
Maar u bent er ook geen bevlogen voorvechter
van. U voert het experiment met de verlengde
brugperiode niet in als wellicht noodzakelijke tus
senfase om in een later stadium wel tot de mid
denschool te komen. Of is dat misschien toch stie
kem een plannetje?
„Ha, ha, nee. Nee. stiekeme plannetjes heb ik niet,
hoewel die verlengde brugperiode een uitstekende
tussenfase kan zijn, in de zin die u aangeeft. Nee,
we gaan straks echt met die twee rapporten kiezen
en ik denk dat dan heel goed duidelijk zal zijn
waar we heen moeten".
En dat is niet de middenschool, begrijpen we.
„Ik bedoel dus niet dat we dat nu al weten, maar
dat die rapporten straks wel duidelijkheid zullen
moeten brengen. Vergeet ook niet dat 'we nu vijf
tien middenschoolexperimenten hebben, maar dat
ik in totaal met tweeduizend scholen te maken
heb. De middenschool moet geen eiland zijn. Ik
heb er niks aan als straks in '85 die 15 scholen op
een werkbaar punt zijn aangeland en ik met de
rest nog nergens ben. Ik moet die andere ook
meekrijgen in de uiteindelijke koers en daarbij is
een tweejarige brugperiode misschien een meer
haalbare kaart op kortere termijn. Daar moet ik
dus ook mee aan de gang. Ik heb steeds gepro
beerd de zaak zo min mogelijk politiek te benade
ren en vooral op de onderwijskundige kant te let
ten"
Dat is dan meteen wat u wordt verweten. Keuzes
in het onderwijs hebben natuurlijk alles te maken
met hoe je vindt dat de maatschappij er uit moet
zien. Is dat niet waar politiek over gaat?
,,U heeft volledig gelijk. Maar wat ik wel moet doen
is met voorstellen komen die onderwijskundig
haalbaar zijn. Ik denk in groeimodellen. Aan ont
wikkelen en vernieuwen tegelijk. Maar wat ik net al
zei: ik heb met tweeduizend scholen te maken. Dat
moeten we wel voor ogen houden"
Goed, dan komen we op de praktische uitwerking.
Het ontwikkelingsplan heeft het over de koppeling
van de verlengde brugperiode aan bestaande
scholen. U wilt streven naar brede scholenge
meenschappen. Dat levert op het eerste gezicht al
twee knelpunten op. Nog meer leerlingen op een
school en hoe pas je die in de bestaande gebou
wen in, waar u van uit wilt blijven gaan?.
„Die zorg deel ik en dat is een restrictie die ik ook
zeker wil maken. Het komen tot brede scholenge
meenschappen moet gebonden worden aan een
streven om de leerlingenaantallen op zo'n school
niet te groot te laten worden. We moeten verder
ook van bestaande gebouwen uitgaan, vandaar
dat we nog een tweede manier hebben: de meen
voudige vestiging. Een scholengemeenschap
mavo, havo, vwo, die binnen een meervoudige
vestiging met een school voor lager beroepsonder
wijs-kan samenwerken. Het liefst zou ik die dan
meer oplevert om eenzelfde doel als dat van de
middenschool te bereiken. Of dat ook zo is kan ik
nu natuurlijk helemaal nog niet zeggen. Wat ik niet
zeg is, dat'ik een tegenstander van de midden
school ben"