WINNAAR GOUDEN PENSEEL WINNAAR GOUDEN GRIFFEL lok volwassenen jnnen wat opsteken in kinderboeken Guus Kuyer: „Onze cultuur houdt niet van kinderen" „Ik ben tekenaar, geen illustrator" Tom Eyzenbach: LEIDSE COURANT WOENSDAG 3 OKTOBER 1979 PAGINA 17 i Neijman: „Ik lees de boeken van mijn kinde- i om hun wereld beter te kunnen begrijpen". even goed, dat kan ook niet, maar ik zal zo'n werk, dat veel beter had gekund, niet naar m'n uitgever opsturen. Mijn criteria liggen dan ook hoger dan die van uitgevers". Afgezien daarvan, weet Eyzenbach precies waarmee hij bezig is. „Als op de linker bladzij de staat dat Pietje een glas water drinkt, zal ik op de rechter bladzijde geen Pietje tekenen, met een glas water in zijn hand. Dan herhaal je het gegeven en dat wil ik niet". Wat Eyzenbach dan wel precies wil, drukt zijn werk uit in onder veel meer het 'Wonderlijk verhaal van Hendrik Meier'. Het verhaal 'De lifter' illustreerde hij met een tekening waarop staat afgebeeld het interieur van een auto, met bestuurder en lifter; maar daar voegde Eyzen bach aan toe een groot aantal handen en armen en gezichten. De tekenaar: „Ik mocht bij dat verhaal één tekening maken. Dus legde ik in die tekening het hele verhaal vast, met alle handelingen die in het verhaal voorkomen. Zo kon ik mijn eigen fantasie aan het werk zetten. Ja, Roald Dahl inspireert me altijd". Happy Uit de bekroning met de Gouden Penseel blijkt ook waardering voor de sterk persoonlijke kant van Tom Eyzenbach, die weinig nodig heeft om zich happy te voelen, dag en nacht tekent en dat met onverminderd plezier doet: „Ik heb een pracht hobby, waar ik m'n werk van heb ge maakt en ik word er nog behoorlijk voor be taald". Toch realiseert deze tekenaar zich, dat hij zich halverwege de tekenaarsladder bevindt. „Ik ben nog erg jong", bekent hij. „Het zou ook fijn zijn, als ik een schrijver kende met wie ik me verwant kon voelen, om mee samen te werken. Want al voel ik me volmaakt happy als ik te ken, het is toch erg eenzaam werk en ik heb ook graag een beetje contact. Daarom grijp ik elk telefoontje of bezoek aan". De kans op gedegen samenwerking liet Eyzen bach schieten, nog ongekneed door praktische ervaring. „Dahl schreef me uit Amerika een erg aardige brief, waarin hij zei dat mijn illus traties de beste waren, die hij ooit bij zijn werk had gezien. Hij stuurde later een stuk manus cript op, waarbij ik een proeftekening maakte. Maar het is niet door gegaan, ik heb dat boek niet geïllustreerd, omdat de uitgever er weinig voor voelde, die had natuurlijk allang afspra ken met een Amerikaanse illustrator. Ze zitten daar niet te wachten op een onbekende Hollan der. Maar als me dat wéér zou overkomen, zou ik Dahl vragen het hele manuscript op te stu ren. Dan zou ik me niet hebben beperkt tot één proeftekening, maar had ik het hele boek zo geïllustreerd, dat de uitgever er niet onderuit kon. Zo zou ik het nu aanpakken. Maar ja..." Eyzenbach is bij deze gemiste kans niet treu rend in slaap gevallen. Hij is thans in een stadi um van vernieuwingen, waarin de 'stippeltjes- VARSSEVELD Guus Kuyer is dit jaar winnaar van de Gouden Griffel voor zijn boek „Krassen in het tafelblad". Een waardering die zeer terecht is. De schrij ver woont met zijn vrouw Corrie v.d. Kolk in Varsseveld in de Achterhoek. Na de kweekschool heeft hij zes jaar les gege ven aan 6 tot 9-jarige kinderen op een la gere school in Didam. In 1973 stapte hij uit het onderwijs. Het duurde twee jaar van afstand nemen van deze periode tot dat zijn eerste kinderboek: „Met de pop pen gooien" verscheen. Heeft het werken met kinderen je werk bein- vloed? Het zes jaar onderwijzer zijn gaat je niet in de koude kleren zitten, vindt Guus. Het drie jaar lang met dezelfde kinderen optrekken (op deze school ging je van klas 1-3 als onderwij zer mee) heeft vele leuke momenten, maar is ook beangstigend. Bangstigend omdat je merkt dat de meester verschrikkelijk belangrijk is voor de kinderen: hij weet alles, doet alles voor je, die kinderen gaan voor je door het vuur. Dat maak je nooit meer mee, dat je geconfronteerd bent met zoveel wezens die afhankelijk zijn van je. En als je via huisbezoeken de gezinnen leert kennen, meemaakt dat eeh kind dood gaat, een ander geestelijk in de war raakt, je de warmte en de vrolijkheid ervaart en soms een kind de mist ziet ingaan, dan spookt die erva ring, ook als je stopt met onderwijzer zijn, nog een hele tijd in je door. En heeft zeker een bron van inspiratie gevormd. Ontvang je veel reacties naar aanleiding van je boeken? Ja, heel veel, ook dikwijls brieven van kinderen zelf. Het is aardig en zeker stimule rend, maar niet bepalend voor de manier waar op ik schrijf. Eén meisje, is in een van mijn eer ste boeken, doordat ik haar via brieven beter leerde kennen, een klein figuurtje geworden. Wie heel veel invloed op mijn werk heeft is mijn vrouw, zij leest iedere bladzijde, zo gauw die geschreven is. Dat haar invloed sterk is blijkt uit het voorbeeld dat Guus geeft als hij vertelt dat hij in een verhaal een jongen dood wilde laten gaan. Dat was te zielig, vond ze en het kwam niet op papier. Kinderen zijn mensen Wat vind jij belangrijk in je boeken? Er is geen principieel verschil tussen mij en kinderen. Kinderen zijn mensen en worstelen met dezelf de problemen als de mensen: houden van je ou ders - alleen zijn - het verkeer - oude mensen - doodgaan - werkende moeder die haar dochter alleen opvoedt - het leven op school - het is een realiteit waar kinderen mee worden geconfron teerd. De taal moet eenvoudig zijn en humor mag niet ontbreken. In het najaar verschijnt: „Een hoofd vol macaroni", waarin Madelief weer gegroeid is en verliefd wordt, vandaar die macaroni in d'r hoofd! Ik ga me nu helemaal wijden aan essays (theoretische betogen) die als onderwerp de verhouding kinderen - volwasse nen hebben. Je moet met essays deksels oppas sen, het is als werken in een trapeze zonder net, voegt hij er aan toe. De eerste twee zijn ge publiceerd in Hollands Maandblad en één in Maatstaf, beide literaire bladen. Als bundel en geheel, verschijnen ze over enkele maanden. Onder meer maak ik erin duidelijk dat onze cultuur niet van kinderen houdt. Was dat wel het geval, dan zou het er heel anders uitzien om ons heen. Hoeveel ouders beantwoorden de vraag: werk je nog? met: ja, ik voed mijn kinde ren op! Zolang opvoeden door ouders niet be schouwd wordt als zelfontplooiing, blijven ze kinderen in crèches stoppen, vinden ze in ver koopster - advocaat of melkboer zijn meer zelf vervulling, en laten zo de kinderen in waarde dalen. Zendelingengevoel Hij haast zich te verzekeren niets tegen wer kende moeders te hebben, de maatschappij draagt ook zijn steentje bij. Grijnzend: ik heb soms een zendelingengevoel over me, Apostel van het kind. Zoveel doe ik niet hoor, alleen een paar boekjes schrijven, maar, vult hij aan: ik verdedig de kinderlijke levenshouding. De alles-willen-weten-houding van het kind, het zich kunnen verwonderen over de dingen en het steeds willen groeien en willen veranderen. Dit in tegenstelling tot de volwassenen die veel, en soms alles weten. Waarom vraagt een vol wassene niet eens aan het kind: wat vind jij er van? En houdt hij dan ook rekening met die mening? Juist de volwassen houding van: „ik weet het" en niet geinteresseerd zijn in nog meer willen weten doet gemakkelijk een ver wijdering tussen volwassene en kind ontstaan. Even terug naar de discussie over plezier heb ben met kinderboeken. Arno Wamsteker (maakt radioprogramma's over kind en boek) gaf als voorbeeld: meisje is verdrietig over een gestorven marmotje en krijgt als troost het boekje „Dat is heel wat voor een kat" - te lezen. Vind jij dat je dit verdriet met een boek kunt oplossen? Misschien, dat het af en toe zo simpel ligt, zoiets hangt van het kind af. Soms is pra ten beter, soms een andere marmot kopen, of juist een half jaar daarmee wachten. Zeker is dat het kind door te lezen veel verwerken kan. Samen met ouders lezen kan heel goed zijn. Maar er tegenover staat dat een kind zich in een verhaal eens helemaal terug kan trekken op privé-terrein. En dat kan ook heel fijn zijn. Aardige poging Wie vind je goede kinderboeken schrijven? Niels Holgerssons wonderbare reis - Alleen op ;£t lezen van de boeken van je kinderen kan je een br inzicht verschaffen in hun leefwereld. Mij helpt j in ieder geval heel goed in de omgang met mijn yderen". Deze tip komt van televisiepresentator m Neijman. „Voor volwassenen is het wenselijk af toe eens een kinderboek in handen te nemen. Om rijker van te worden", voegt hij er nog aan toe. no Wamsteeker n 0 Wamsteeker (KRO-schoolradio): „Ik ben maal verslingerd aan kinderboeken en kom iwelijks nog toe aan volwassen-literatuur. Ik weet wat die boeken kinderen kunnen doen. Een irbeeldje uit de tijd dat ik nog onderwijzer was. moeder belde me op met het verzoek om Melissa te vangen, want haar marmot was dood. Ze had beestje zeven jaar gehad en haar verdriet was niet itelpen. Melissa was een meisje van tien, maar ze roeg zich net als een jongen. Eén keer dachten r ouders dat ze toch een meisje zou worden, want 1 nam ze een tasje mee naar de kerk. Eenmaal r bleek er een klappertjespistool in te zitten. Maar ik heb Melissa opgevangen en haar ergens rgepoot met het boek „Dat is heel wat voor een Ze las het achter elkaar uit en kwam toen naar toe met de mededeling: „Ik hoop dat mijn motje óók zo goed voor de grond zal zijn", angs heb ik Melissa weer eens ontmoet. Ze is nu t en alles zit erop en eraan wat voor jongens trekkelijk is. Ze wist zich het voorval met de mot nog uitstekend te herinneren en ze had het k nog steeds. Je kunt kinderen boeken geven als' ich rot voelen, als ze blij zijn. Op de radio besteden eens per veertien dagen aandacht aan iderboeken, maar eigenlijk zou je iedere dag voor radio met kinderen over hun boeken moeten ten". cques Vriens ques Vriens (kinderboekenauteur en onderwijzer): nderboeken moeten zoveel mogelijk in de school tegreerd worden. Ze moeten ook goed bereikbaar Ik bedoel dat letterlijk. Niet vrijdagmiddag zo n het eind van de schooltijd met een stuiver naar choolbieb. Nee, die bibliotheek moet steeds onder ooltijd open zijn. Het mooiste is, als daar dan een der is die in staat is om kinderen advies te geven r bepaalde boeken. Ouders hebben over het meen jammer genoeg weinig belangstelling voor hun kinderen lezen. Maar er groeit toch wel iets e goede richting. Ik haal wel eens het trucje uit tegen ouders van wie de kinderen niet of welijks lezen, te zeggen: „Als^ je je kind meer ken laat lezen, heb je best kans dat het beter gaat ken op school". Dat helpt!". Jongeling longeling, oud-Tweede Kamerlid voor het GPV en rijver van kinderboeken onder het .pseudoniem t Prins: „Je schrijft nooit zonder een bepaald doel. is nooit louter een ontspanningsboek en mijn men zullen echt wel uit de tekst blijken. Maar ik ;één bekeringsverhalen schrijven". „Mijn UTRECHT Waarom hij de Gouden Penseel heeft gekregen, is de 28-jarige Utrechtenaar Tom Eyzenbach niet hele maal een raadsel, al zal hij dat niet met zoveel woorden toegeven. „Lees het jury rapport maar", adviseert hij, terwijl hij dat rapport al heeft opgespoord en open geslagen. Dit rapport wijst op de twee éénheid die onstaat tussen tekst en illu stratie, wanneer aan Eyzenbach het te kenwerk wordt overgelaten. De illustra tor, die zich echter meer tekenaar voelt, omdat hij met elke opdracht zelfstandig te werk gaat, is het met dit rapport vol maakt eens. „Ik heb graag een gegeven, waar ik iets mee kan doen. Ik bedoel daarmee, dat ik met die tekst graag zelf wat fantaseer, waarin niet is vastgelegd wat ik precies moet tekenen. Het verhaal moet me inspireren en ongedurig maken. Roald Dahl deed dat met onder meer zijn 'Wonderlijk verhaal van Hendrik Meier'; ik denk dat ik daarom ben bekroond". Eyzenbach weet het wel zeker. Hij weet ook, dat hij zich in gunstige zin onderscheidt van veel andere tekenaars. „We zouden naar een boekhandel moeten gaan om te zien wat ik be doel. Er wordt veel middelmatigs getekend. Misschien zijn mijn tekeningen ook niet altijd Illustratie van Tom Eyzenbach bij het verhaal 'De lifter' in de bundel 'Het wonderlijk verhaal van Hendrik Meier'. Guus Kuijer, met goud bekroond voor zij Krassen in het tafelblad. de wereld - Peter Pan - het zijn alle uitsteken de boeken. In vergelijking daarmee zie ik mijn werk als een aardige poging, niet meer dan dat. In Nederland verschijnen jaarlijks erg veel kin derboeken op de markt waarvan er misschien vijftien goed zijn. Wist je overigens dat Neder landse kinderliteratuur tegenwoordig meer als vertaling naar het buitenland gaat dan de vol wassen literatuur? Verschillende boeken van G"us Kuyer zijn of worden vertaald in het Duits, Deens, Zweeds en Engels. Titels van zijn boeken bedenkt hij zelf, is erg belangrijk vindt hij. Ze moeten zo zijn dat kin deren bij het lezen van de titel denken: O, dat zal wel een Kuyer zijn! Overigens mogen de il lustraties van Mance Post er ook ziin. In het najaar hebben Guus en Mance de rollen omge draaid: er verschijnt dan een prentenboek van Mance Post aangevuld met een summiere tekst van Guus. Zo bouwen ze ieder aan een eigen identiteit. Tom Eyzenbach, verwant aan Roald Dahl. stijl', die hij vele jaren als iets eigens heeft vast gehouden, heeft verlaten. „Kijk maar". Tom Eyzenbach toont nieuwe schetsboeken, zonder tekeningen in stippeltjes, met fragmen ten van mensen en dingen in vreemde situaties. Tom: „Ik ben bezig met een boek, met een ver haal van mezelf in tekeningen. Niet één woord tekst. De tekeningen samen moeten een ver haal vertellen, waarin de mens naar voren komt met zijn werkelijke gezicht, tegen de rol, die hij speelt. Denk maar aan een man in uni form; wie IS de man in het uniform, dat hem een functie geeft, die niet van hemzelf is? En En neem een toneelspeler, die op het toneel, te gen decors en voor een volle zaal een ander is dan hij zelf. In die rol krijgt hij rotte tomaten naar z'n hoofd. Maar thuis is hij volkomen an ders. Dat wil ik tekenen". Eyzenbach realiseert zich hoe moeilijk dat gaat worden, maar zijn ogen staan op oneindig en achter die ogen gaat een eigen, woelige fantasiewereld schuil. Ook daarom kreeg hij die Gouden Penseel. F.J. BROMBERG hoe voelt hij zich daarin? Kleren verraden zo veel. Je kan aan iemands kleren zien, wie hij is.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1979 | | pagina 17