KNIL zoekt
nu al
33 jaar naar
Zoete Lieve
Gerritje...
S U4Uy/li
- IEDERE SOLDAAT IN
'•KRIJGSGEVANGENSCHAP HEEFT
- RECHT OP SOLDIJ
LEIDEN „De Koningin, de Nederlandse
regering, heeft vanuit Londen indertijd de
oorlog verklaard aan Japan. Nederland dus,
en niet Nederlandsch-lndië. Het is daarom
dat Nederland de plicht heeft ons onze
achterstallige soldij over drie en een half
jaar uit te betalen". Al 33 jaar vechten de
oud-KNIL-militairen voor het geld waarop zij
recht hebben. Maar wie moet dat betalen?
Zoete Lieve Gerritje waarschijnlijk. Want al
33 jaar verwijst de Nederlandse regering
voor uitbetaling naar Indonesië, verwijst
Indonesië naar de Japanse bezetter en haalt
Japan zijn schouders op, zoals wel meer
onderdrukkers hun schouders ophalen als
het gaat om de rechten van hun
slachtoffers.
leden, Weijers (CDA), De Vries
(PvdA) en Keja (VVD), hebben
- de gang van zaken kort gele-
den in een bondig rapport sa
mengevat. Nog korter gezegd
komt het hierop neer: In 1912
krijgen Nederland en Neder
landsch-lndië gescheiden huis-
houd boekjes. Indië heeft zijn
eigen begroting met inkomsten
en uitgaven. Tot die uitgaven
behoort de soldij van de mili
tairen van het Koninklijk Ne-
derlandsch-lndisch Leger
(KNIL).
■■'ny.t:.
1
li;*'
.•■'•■«.V:.
Viiii
v.
I/; j
''.1'1 Té
'«iV /t
/-• «Wt
Op 8 december 1941 verklaart
de Nederlandse regering van
uit Londen de oorlog aan Ja
pan in onze voormalige kolo
nie. In maart 1942 belanden de
KNIL-militairen in het Jappen
kamp, om daar weer uit te ko
men na de capitulatie van Nip
pon in augustus 1945 (als ze
de ontberingen tenminste heb
ben overleefd). En om die peri
ode gaat het. Gedurende die
tijd, 41 maanden dus, hebben
zij geen soldij ontvangen, hoe
wel krijgsgevangenschap geldt
als actieve dienst.
De oud-KNIL-militairen Van Namen, Wijnacker en Claproth (vlnr) met een exemplaar van de
Java-bode waarin staat dat „de Nederlandsche regeering de uitdaging aanvaardt en de wape
nen opneemt tegen het Japansche Keizerrijk".
Toen de laatste Japanner zich uit de Gordel van Smaragd had
teruggetrokken, werd luitenant-gouverneur-generaal Van Mook,
die de oorlogsjaren In Australië had doorgebracht, naar het door
de oorlog zo gekwetste Indië gestuurd om te bekijken hoe het
land weer enigszins op de been geholpen kon worden, „ledereen
heeft in grote mate van de oorlog geleden en daarom is de
meest rechtvaardige oplossing ledereen een bepaald bedrag te
geven om zich enigszins van de schade te herstellen", was zijn
advies en zo geschiedde. Er werd een zogenaamde rehabilitatie
regeling in het leven geroepen, ledereen in Indië zou een voor
schot krijgen, dat later met de definitieve uitkering zou worden
verrekend. Het was de bedoeling dat eenieder drie vijf maan
den vooroorlogs salaris zou krijgen, afhankelijk van de gezinssa
menstelling. Meer kon er niet af, want Indië was blut.
Alras bleek dat er van die regeling weinig terecht kwam. Sommi
gen kregen hun geld, maar velen hebben nooit een roepia ge
zien. De problemen bij het uitbetalen werden in niet geringe
mate veroorzaakt door de souvereiniteitsoverdracht in 1949.
Contractueel werd vastgelegd dat de Republiek Indonesia alle
rechten en plichten van Nederlandsch-lndië zou overnemen.
Toen bleek dat Indonesië zich niet hield aan de rehabilitatierege
ling, heeft Nederland die verplichting overgenomen voor wat be
treft de Indiëgangers in Nederland: een geste overigens waar
voor Indonesië in jaarlijkse termijnen een bedrag van 600 miljoen
gulden moest betalen. Maar ook in Nederland is de uitbetaling
niet verlopen zoals het zou moeten
41 Maanden
Doch om die uitkering gaat het de KNIL-militalren niet. Zij willen
hun salaris, en wel van de Nederlandse regering. Na een aantal
rechtbankuitspraken erkent Nederland weliswaar dat het KNIL
recht heeft op soldij over een periode van 41 maanden, maar
voor de uitbetaling verwijst het naar het gescheiden huishoud
boekje. Slechts enige discussie is nog mogelijk over de vraag wie
er moet dokken: Indonesië of Japan. Japan heeft zich namelijk
niet gehouden aan het Landoorlogreglement, dat bepaalt dat de
bezetter de inkomens moet doorbetalen. Kortom, de uitbetaling
van de soldij ligt op die manier tussen drie schepen en drie wal
lekanten en over dat vraagstuk kan men nog jaren discussiëren.
Het KNIL wil daarop echter niet wachten. Tenslotte wordt men
ook een dagje ouder en het aantal KNIL-militairen wordt steeds
kleiner. Ze willen nu eindelijk hun centen wel eens zien. Zij zijn
erkentelijk voor de moeite d'a de drie kamerleden hebben ge
daan, maar van een mogelijke kamerbehandeling verwachten zij
weinig heil meer. Vandaar dat er ook wordt overwogen om nu
maar eens tot acties over te gaan om de regering te dwingen de
knip open te trekken. Waaruit die acties bestaan willen de heren
J. A. Wijnacker (voormalig beroeps bij het KNIL), A. van Namen
(dienstplichtig) en J. E. Claproth (beroeps) zich als echte militai
ren niet uitlaten. Ten huize van de heer Claproth in Leiden had
den wij een gesprek met hen. „Als je ten strijde trekt, maak je je
strategie niet bekend". Wel zullen de plannen besproken worden
op een reünie die het KNIL houdt op 24 november aanstaande in
Boskoop. Het enige dat zij nu willen loslaten is dat er plannen
bestaan een politieke partij op te richten, om zich langs die weg
recht te verschaffen. Maar ook drastischer activiteiten zullen niet
worden geschuwd.
Waarop baseert het KNIL de overtuiging dat Nederland moet be
talen?
„Allereerst op het feit dat niet Nederlandsch-lndië, maar de Ne
derlandse regering de oorlog aan Japan heeft verklaard. We wer
den misschien door het gouvernement betaald, maar Londen gaf
de opdracht. Er zijn nog andere zaken die de bewering belache
lijk maken, dat wij naar Indonesië moeten gaan om genoegdoe
ning te vragen. Als dat al moet gebeuren, dan moet niet de
KNIL-militair, maar de regering dat doen, want die heeft'de con
tracten afgesloten. Maar daar gaat het niet om, want Indonesië
hoeft niet te betalen. Nederland moet dat", aldus de KNIL-mili
tairen
De kogel...
„Wij waren niet in dienst van Indië. Wij waren soldaten van een
koloniale mogendheid. Onze gouverneur-generaal, Tjarda van
Starkenborgh, diende ook de bevelen uit Londen maar op te vol
gen. En wij moesten opkomen. We konden niet weigeren, want
dan kregen we de kogel. En dat was geen Indische, geen Japan
se, maar een Nederlandse kogel".
„En dacht u nu echt dat we daar alleen vochten voor Indië? Wel
nee, we vochten voor koningin en vaderland. Ik heb het ze horen
roepen vlak voordat ze werden gefusilleerd: „Weg met de Japan
se hondenl Leve de koningin". Voor koningin Wilhelmina en voor
het vaderland, waarvan Indië een deel uitmaakte, Nederland,
hebben wij gevochten en zijn duizenden jongens gestorven".
De ellende die de mensen in Indië hebben meegemaakt is nau
welijks in woorden te vatten. Hooguit met een paar voorbeelden
te illustreren. „Als je probeerde uit een kamp te vluchten, maak
ten ze Je dood. Maar voor het zover was, hadden de Jappen nog
een paar aardige grappen in voorraad. Ze hingen je bijvoorbeeld
in een boom, volgesmeerd met stroop. Het is niet nodig te zeg
gen dat de mieren daar bij duizenden op afkwamen. Op een ge
geven moment mochten de Molukkers het kamp verlaten. Ze
mochten zó de poort uitlopen, maar daar hadden de Jappen wel
het rood, wit en blauw neergelegd. Daar moesten de Molukkers
overheen. Ze hebben het niet gedaan. Ze konden de Nederland
se vlag niet vertrappen".
In de kou
Er belt een mevrouw op die gehoord heeft van ons bezoek aan
Claproth. „Als u straks naar huis gaat, meet dan vanaf de muur
een afstand af van 45 centimeter. Ga daar dan liggen met drie
personen en beeldt u zich dan in dat al die mensen dysentrie
hebben. Dat was ons tehuis in het kamp, mevrouw. Begrijpt u
dat we, ondanks de verschrikkelijke kou, liever buiten sliepen?
Kunt u zich dan voorstellen dat velen van ons krom staan van de
rheumatiek? En kunt u dan begrijpen dat wij, oorlogsinvaliden,
pas kort geleden een uitkering hebben gekregen en dat de KNIL-
militairen nog geen cent hebben ontvangen? Ik begrijp het niet,
mevrouw. Ik begrijp een regering niet, die de mensen, die hun le
ven voor het vaderland op het spel hebben gezet, in de kou laat
staan".
En de KNIL-militairen begrijpen het al evenmin.
„Ik heb in 1938 een vijfjarig contract getekend bij het KNIL. Dat
deed ik in Nederland, in Nijmegen", aldus de heer Wijnacker.
„Toen dat contract afliep was het oorlog en zaten we in het
kamp. Na de bevrijding konden we trouwens ook niet naar huis,
want de Indiërs kwamen in opstand en die rebellie moest worden
onderdrukt. Ik heb als Nederlander in krijgsgevangenschap geze
ten en ik verlang van Nederland mijn salaris. Nederland is het
enige land dat zijn soldaten niet heeft betaald", aldus de heer
Wijnacker.
„Het is ook waanzinnig om van Indonesië te verwachten dat het
voor ons geld op tafel legt. Want moet u nagaan: wij, die zo uit
het Jappenkamp kwamen, werden ingezet bij de politionele ac
ties. Dat was geen gewone strijd, want wij waren niet meer nor
maal. Als een van onze gevangenen niet wilde praten, dan pas
ten we op hem de martelmethoden toe die we van de Jappen
hadden geleerd. Verder werd je opgejuind. Ik zat in Borneo en
mijn meerderen wisten te vertellen dat mijn vrouw en kinderen
op Java werden vermoord. Dan wordt het je toch rood voor de
ogen... Zodoende zijn er veel bruine broeders dood die nieTfl|
hoefden. En moeten wij dan bij Indonesië aankloppen om:"
Wij, die hun mensen hebben vermoord?", zo vertelt een fr®
Van Namen, die regelmatig te zien is op het Haagse Binlr*
waar hij een voortdurende, stille demonstratie houdt. E
(e
Terugbetalen
De lijst met grieven van de oud-lndiëgangers is lang. a;
„Daar in Indië zat een groep Nederlanders. Indië wordt on} V
kelijk en de Nederlanders, die geen Indonesiër willen w)0|
moeten er uit. Dan zou je toch verwachten dat de regeriL^
wier gezag die Nederlanders daar zitten, haar mensen op r
kosten naar het vaderland laat terugkeren. O ja, in de n«Ul
de kamerleden staat een prachtig bedrag genoemd, datp©
steed aan repatriëring. Er staat echter niet bij dat wij ddiT
tocht cent voor cent hebben moeten terugbetalen. Wat oii
dwars zit, is dat je de officieren niet hoort over de achten
soldij. Begrijpelijk, .want zij kregen een gouden handdruk,
zij horen toch te vechten voor de soldij van hun manschap*
Doch als het ons mocht lukken een uitkering los te krijgeP
kun je er donder op zeggen dat zij vooraan staan bij het fc
aldus de heer Van Namen. in.
Maar zo zijn ze niet getrouwd, die KNIL-militairen. „De offi
hebben ook recht op een uitkering, maar we pleiten ervokg
ledereen hetzelfde krijgt, ongeacht hun rang: 16.500 voojL
van de 35.000 KNIL-militairen. En dat zou niet oneerljjr
Want we kennen ze, die jonge jongens, die de sabotage uj
den, die langzamerhand de leiding overnamen van de offön
omdat die het niet meer zagen zitten. Stuk voor stuk held?
ren dat, die jongens als Reisner, Koesman en Saute. Het|Qj
helden, maar naar hen zijn in Nederland geen strateu
noemd".
Een andere wens Is dat het Oorlogsherinneringskruis Ja
wordt hersteld. „Na de demobilisatie hadden we daar ree*©
Maar toen we terugkwamen uit Indië bleek bij informatie
onderscheiding bij Koninklijk Besluit te zijn opgeheven. Wij(
militairen verlangen er allemaal naar deze onderscheiding t<
gen, omdat het het enige tastbare bewijs is van onze strijd
dië. Maar het lijkt wel alsof men hier in Nederland wil vei
dat er een oorlog in Indië is geweest. Dat ze alleeii maarlrc
weten dat er een Europese oorlog is geweest. En daaromfn
5 mei wel, en 15 augustus niet gevierd". Ti
LONNEKE VAN iai