Berm
nog maar
één of
twee keer
per jaar
naar de
kapper
WAGENINGEN „Al jarenlang worden botanische excursies
naar Zuid-Limburg georganiseerd om er naar de „bijenorchis"
te kijken. Nu groeit deze heel zeldzame soort in honderden
exemplaren ineens zomaar langs een weg in Zeeuws-Vlaande-
ren". Prof. dr. P. Zonderwijk zet met een heel tevreden knik
een groot uitroepteken achter deze constatering. Het zeldza
me lid van de orchideednfamilie dat in het Zeeuwse land wor
stelt en boven komt vormt voor de Wageningse hoogleraar in
de onkruidkunde één van de vele bewijzen dat zijn idee ovor
een ander groenbeleid voor de wegbermen wortel heeft ge
schoten.
In ons dichtbevolkte land moeten we extra zuinig zijn op de na
tuur. Bevolkingsgroei, recreatie, wegen- en woningbouw liggen
voortdurend op de loer en hebben al veel moois met wortel en
tak uitgeroeid. Daarom worden zelfs gebiedjes ter grootte van
een voetbalveld met zorg gekoesterd en angstvallig beschermd.
Het is daarom des te opmerkelijker dat een reusachtig potentieel
natuurgebied lange tijd over het hoofd is gezien: de bermen van
onze wegen. Het gaat daarbij om een oppervlakte van naar
schatting tussen de 30.000 en 35.000 hectaren; net zo groot als
alle terreinen die Natuurmonumenten in beheer heeft.
van het rechte pad kunnen raken en naast de reflectoren onder
de groene zoden kunnen belanden.
De onkruidkundige kreeg nog een kruiwagen vol andere argu
menten tegen zijn bloeiende bermen te horen. „Het uitzicht in de
binnenbochten van de weg en op kruispunten zou er door kun
nen worden belemmerd. Misschien zouden sommige weggebrui
kers op plaatsen met veel begroeiing bermvrees krijgen, zodat zij
te veel midden op de weg zouden gaan rijden. Een welig op
groeiende massa zou voor sommigen aanleiding kunnen zijn om
de berm als vuilnisvat te gaan gebruiken. En de landbouwer zou
ontevreden worden omdat onkruidzaden zijn land gemakkelijk
zouden kunnen bereiken".
De strijdlustige hoogleraar bracht daar andere argumenten tegen
In stelling: „Een aantrekkelijke, kleurige, bloemrijke berm kan
ook een recreatieve functie hebben. Bezwaren die men kan heb
ben tegen de lange linten van wegen die onze mooie landschap
pen doorsnijden ten behoeve van het voortrazende verkeer, kun
nen enigszins worden gecompenseerd door een rijke flora die
zich daarlangs kan ontwikkelen. Vanuit die plaatsen kunnen de
soorten zich ook weer elders vestigen en kan vlinders en andere
Insekten de mogelijkheid geboden worden onze woonomgeving
te bereiken".
Vrije hand
Tien jaar geleden sprong professor Zonderwijk op de bres voor
de wegberm. Zijn doel: geeft de natuurlijke begroeiing wat meer
de vrije hand, dan veranderen de wegbermen vanzelf in rijk
bloeiende natuurstroken. Tevreden plukt hij nu de eerste vruch
ten van die propagandistische arbeid. Volgens zijn voorzichtige
schatting wordt nu bijna de helft van alle bermen van rijks- en
provinciale wegen en van de gemeentelijke buitenwegen zodanig
beheerd en bewerkt dat de natuur er Is opgefleurd. In de bonte
berm zijn nu al 450 verschillende plantensoorten te vinden. Dat is
ongeveer één derde van de totale Nederlandse flora.
De weg die Zonderwijk moest afleggen om dit te bereiken was
lang en'moeilijk. Hij moest het opnemen tegen deskundigen die
waren opgevoed met de schoffel en de grasmaaier in de ene en
de gifspuit In de andere hand. ZIJ lieten er geen gras over groeien
om die hulpmiddelen te gebruiken ook. De bermen moesten om
de haverklap naar de kapper. „En maar lekker kort!", dat was
het devies. Gevolg: saaie, gladde biljartlakens langs grauwe as
falt- en betonllnten.
Netheid
Niet alleen uit oogpunt van netheid, ook uit veiligheidsoverwegin
gen maakte de man met de zeis abrupt een einde aan al te uit
bundig planteleven. Zo werd daarvoor onder andere aangevoerd
dat opgroeiend gras de zogenaamde wegbermplankjes zou kun
nen overwoekeren. Op die witte paaltjes zitten de reflectoren die
bij duisternis een veilige afbakening van de weg garanderen. Als
die onder het gras raken, zouden automobilisten In het donker
Bermvrees
Zonderwijk kreeg bij rijk, provincies en gemeenten uiteindelijk
toch vaste voet aan de grond en ruim baan voor zijn Ideeën. De
bonte bermvrees van de deskundigen verdween toen zij er goed
van doordrongen raakten dat de Wageninger het onkruid niet tot
in de hemel wil laten groeien en dat maaiers niet naar de om-
schollngsbanken gaan. „De natuurlijke omgeving wat meer de
vrije hand laten behoeft niet te betekenen dat er wildgroei of een
ruigte ontstaat. Er kunnen andere eveneens ordelijke schema's
worden uitgewerkt die het beheer richten op de ter plaatse aan
wezige begroeiing. Dus: wel maaien, maar minder. Hooguit één
tot twee keer per jaar".
De nieuwe aanpak die nu al op zo'n 10.000 tot 15.000 hectaren
berm zijn vruchten afwerpt, stoelt eigenlijk op de wijze waarop
vroeger de boer zijn hooiland behandelde. „Hij liet het gras tot in
de tweede helft van juni en soms langer groeien, hooide het dan
en voerde het materiaal van het land af naar de boerderij waar
het werd opgeslagen als veevoeder voor de aanstaande winter.
Dit hooien gebeurde in de nazomer nog eens, of het vee werd er
dan toegelaten. Het opvallende van deze nu niet meer toegepas
te wijze van beheren vooral als er niet of nauwelijks bemest
werd was, dat de grond steeds armer werd. Er ging produktie
af en er kwam onvoldoende bij. Het maalsel werd hoe langer hoe
kruidenrijker, waardoor er ook steeds minder massa van de per
celen kwam".
Verschraling
Dat is nu precies de kern van het gewijzigde groenbeleid dat nu
al tien jaar door prof. Zonderwijk gemggesteund door de
Sneeuwduinen
In de nieuwe opzet verschijnen de maaimachines nog maar spo
radisch langs de weg. „Tegen de winter moeten de meeste
bermen gemaaid zijn. Dode plantenresten kunnen namelijk al
voldoende aanleiding zijn tot het bij sneeuwval ontstaan van zo
genaamde sneeuwduinen die zich over de weg uitstrekken en het
verkeer bemoeilijken. Met deze najaarsbeurt wordt ook het ge
vaar voor bermbranden verkleind. Vaak Is één maaibeurt In het
naseizoen ook voor het Insektenleven van betekenis, bijvoor
beeld in gevallen waarbij rupsen zich gedurende het groeisel 'I'
tegen stengels verpoppen. Zij krijgen dan nog de gelegei'
hun verdere levensloop te volbrengen. Van grot betekenis 11,1
elk jaar op dezelfde plaats bij een zelfde ontwikkeling van in
tatie wordt Ingegrepen. Dit geeft een constante verschijnin
weer verschilt van een plaats waar op een ander moment
gemaald."
Zeldzame planten
De resultaten van tien jaar nieuw bermbeheer zijn door prof£'
Zonderwijk samengebracht in het schitterend geïllustreerde f
„De bonte berm" dat deze week bij Zomer en Keuning j
scheen. Het Is een flora van de vele honderden planten die
in de berm te vinden zijn. Het boek toont aan dat bloei c
planten de wegen niet alleen aantrekkelijker maken, mar
zich ook uit natuurwetenschappelijk oogpunt pal naast vc
zend verkeer bijzondere ontwikkelingen voltrekken. „Er zijn
zame planten gevonden, waarvan sommige zelfs niet in natuL*
servaten voorkomen".
Uit de lange lijst bijzonderheden noemt de auteur onder ai
de Zwolse anjer, Bunias,- Maanvaren en zeldzame orchid
Opvallend is bijvoorbeeld ook de opmars van het Deense L^j
blad. Deze kleine eenjarige plant stamt oorspronkelijk uit dej
duinen. Het is mogelijk dat deze zoutliefhebber zich ook
landinwaarts thuis voelt als gevolg van het zoutstrooien
winter. Een drietal Wageningse Ingenieurs onderzoekt nu i,
gladheidsbestrijding IJselijke gevolgen heeft voor de berm n
ten.
Bonte wegbermen zorgen ook voor een grote rijkdom aan
ren. „De kruldenrijke begroeiing trekt veel insekten aan. C
tekent weer een groter voedselaanbod voor vogels. Zo heb
voorbeeld nog nooit zoveel torenvalken gezien als op het dp
blik".
Natuurgenot
Prof. Zonderwijk stelt tevreden vast dat die gunstige ontwlkl v
gen in de lift blijven. „Rijkswaterstaat heeft al tonnen in de
we aanpak geïnvesteerd en gaat daar mee door om het na
genot langs de wegen te optimaliseren". Steeds meer insta
volgen dit voorbeeld en stappen over op een meer genuamig
groenbeleid. „Rijkswaterstaat en de Stichting Studiecer g
Wegenbouw en in de toekomst hopelijk ook de provli
diensten hebben geld beschikbaar gesteld om wetenschi j(
lijk te inventariseren wat er in de bermen voorkomt. Daarni r
ter plaatse een aan de bijzondere elementen van de flora ai
past beheer worden uitgevoerd".
De Wageningse hoogleraar ziet de toekomst optimistisch
moet. „Wanneer alle beheerders en uitvoerders aan dit ni
systeem volgens een oud principe zoveel mogelik hun
dewerklng verlenen kan de „bonte wei" van vroeger moi'-
nog rijker gestalte krijgen in de „bonte berm" van nu".
Met de fleurige zoom aan onze wegen gaat een wens in v#*
ling van dr. Jac. P. Thijsse. Die verzuchtte ruim zeventig jaafd
leden In zijn album „Zomer": „Maaien is een hele geweld?'
Miljoenen en miljoenen bloei- en groelstengels worden afgi -
den, voordat de vrucht gerijpt Is. Ontelbare nesten worden I
gelegd. Er zal nog wel eens een tijd komen dat bij het m r
aan al deze dingen gedacht wordt". 61
AAD STF
Do nieuwe groenaanpalf
door professor Zonderw
wordt gepropageerd, itl
goedkoop. Hot maalsel i
in pakken worden gop<
en afgevoerd.
Prof. dr. P. Zonderwijk is
deskundige op het gebied
van de wilde flora en het erbij
behorende Insektenleven. De
rijksuniversiteit van Utrecht
verleende hem in 1976 een
eredoctoraat. Naar
aanleiding daarvan schreef
de Nijmeegse professor
Westhoff In het vakblad voor
biologen: „Dat een agrarisch
en tevens biologisch
deskundige zoveel voor het
natuurbehoud heeft weten te
bereiken zonder ooit aan
gezag In de agrarische
wereld in te boeten, is hoogst
opmerkelijk. Dit resultaat is
te danken aan een
combinatie van volstrekte
integriteit en openhartigheid,
tact, onbevreesdheid,
gemotiveerdheid en
onvermoeide
deskundigheid". Begin vorig'
jaar werd dr. Zonderwijk
benoemd tot gewoon
hoogleraar aan de
Landbouwhogeschool te
Wageningen, waar hij
.onkruidkunde" doceert.
Stichting Studiecentrum Wegenbouw te Arnhem - voor de ber
men wordt gepropageerd: zorg voor verschraling van de grond,
want dan krijgt de wilde flora een kans en ontstaat een grote di
versiteit van plantensoorten. Op schrale grond zorgen de kruiden
er voor, dat de grassen niet al te welig tieren. Op vruchtbare
grond is dat precies andersom. Daar zijn de grassen heer en
meester en moeten andere planten het veld ruimen; want waar
gras groeit heeft de wilde flora geen schijn van kans. In de oude
situatie-werd dit nog eens extra geaccentueerd. Nauwelijks was
het gras een paar millimeter gegroeid of het mes ging er in.
Voordeel van dat kort houden was dat het gemaaide gras niet
behoefde te worden afgevoerd. „Hiermee werd wel het vrucht
baarheidsniveau gehandhaafd en misschien zelfs vergroot. Hier
mee hield het systeem zichzelf in stand". Eigenwijze planten die
het gras trotseerden werden doodgespoten.
De verschraling die nu op veel bermen keukenmeester is kost de
meeste grassen de kop. Sommige kantonniers die belast zijn met
het onderhoud van de wegen, levert het hoofdbrekens op. Prof.
Zonderwijk: „Vroeger kregen die mensen schouderklopjes als er
flink was gespoten en goed gemaaid. Nu, een paar jaar later,
krijgen ze schouderklopjes als het onkruid op kniehoogte staat.
Dat geeft frustraties. Er wordt daarom overwogen een symposi
um te beleggen voor alle mensen die bij het nieuwe groenbeleid
betrokken zijn en die het moeten uitvoeren"
Toverslag
De nieuwe aanpak langs onze wegen is niet Ingegeven door be
zuinigingsoverwegingen. Integendeel. „Men moet niet denken
dat als bij toverslag het onderhoud er zoveel goedkoper op is ge--
worden. De bermen met vruchtbare ondergrond moeten ook op
den duur verschralen. Dit kan slechts gebeuren wanneer het
maaisel wordt afgevoerd. Dat is een kostbare aangelegenheid.
Bovendien Is dit niet altijd mogelijk op druk bereden wegen met
smalle bermen".
De brede bermen van de rijks- en provinciale wegen wordt wat
dat betreft geen stroobreed In de weg gelegd. „Die lenen zich
goed voor de afvoer van het materiaal. Dit kan eerst In pakken
worden geperst. Wanneer het hooi nog enkele dagen tot een
week ligt te drogen, kunnen afrijpende' zaden uitvallen en straks
een plaats voor Kieming vinden tussen de stoppels die zijn over
gebleven. Dit is vooral van belang voor soorten, die niet met on
dergrondse organen overblijven, maar na de zaadproduktie af
sterven".
Het kwijtraken van het hooi is nog een loodzwaar probleem. Ook
letterlijk. Omdat het mogelijk beïnvloed Is door lood of andere
smerigheid uit uitlaatgassen wil geen boer hebben. Het
bermhooi moet daarom tegen hoge kosten worden gedumpt op
vuilstortplaatsen.
De bonte bermen trekken ais een magneet insekten aan. Die voeren in hun vlucht veel vo
gels mee. Prof. Zonderwijk: „Ik heb bijvoorbeeld nog nooit zo veel torenvalken gezien als
op het ogenblik".
Vw