msterdammer
start
opieidings-
instituut
voor
sollicitanten
AMSTERDAM - Formu
leert hij wel duidelijk ge
noeg? Verwart hij zich niet
in details? Zal de ander
misschien de onaangena
me indruk krijgen dat hij
maar onophoudelijk door
ratelt? Terwijl het gesprek
nog maar net een aanvang
heeft genomen, merkt
Frans Claessens langs zijn
neus weg op dat hij zo'n
interview toch wel een
beetje „spannend" vindt.
Juist. Dat is nou precies
wat hij ook aan sollicitan
ten adviseert „Als je ner
veus bent, verberg dat dan
niet achter een houding
van hooghartigheid, krui
perigheid of wat voor hou
ding dan ook. Maar laat
het, terloops, blijken. Dus
niet door toe te geven dat
je zit te trillen op je stoel
en bibberend om een glas
water te smeken. Maar
door min of meer achte
loos te berde te brengen
dat je je „geladen" voelt.
„Geladen" is een mooi
woord. Het suggereert te
vens dat je een hoop ener
gie in huis hebt. Maar
„spannend" kan natuurlijk
ook. In elk geval geef je de
wederpartij op zo'n manier
het signaal: denk eraan, ik
zit in een bijzondere situa
tie, je moet me een beetje
krediet geven".
Frans, 27 jaar en docto
randus in de psychologie,
is dezer dagen een eigen
bedrijf begonnen. „Sollici
tatie-techniek" heet zijn
waar en die kun je bij hem
kopen voor een bedrag
dat, afhankelijk van je in
komen, tussen de 95 en
195 gulden schommelt. In
de loop van vijf bijeenkom
sten bij hem in de huiska
mer, aan de Amsterdamse
Tolstraat 188 één hoog
vóór, leert hij je alle fijne
kneepjes van het handje
klap om een nieuwe baan.
Nou heeft Frans best enige
ervaring terzake. Anderhalf
jaar lang was hij als mede
werker verbonden aan het
hoofdstedelijke Adviesbu
reau Organisatie Psycholo
gie. In die functie hield hij
zich dagelijks bezig met de
selectie van sollicitanten
naar functies bij overheids
organen en grote bedrij
ven als bijvoorbeeld het
Ahold-concern. Daarbij
kreeg hij gegadigden voor
een functie op Mavo-ni
veau tegenover zich, maar
ook kandidaten voor de
post van gemeente-secre
taris bij een grote gemeen
te. Wat Frans vooral opviel
in zijn oude baan is de
passiviteit van werkzoe
kenden.
„Dat begint al bij het speu
ren naar een vacature",
stelt hij in zijn studenti-
koos-rommelige woonver
trek vast. „De open sollici
tatie is in ons land een nog
vrijwel onbekend feno
meen. Werkzoekenden
wachten totdat er in de
.krant een baan van hun
gading wordt aangeboden.
De telefoon pakken en een
aantal bedrijven afbellen
om bij de personeelschef
te informeren of er banen
beschikbaar zijn, gebeurt
maar heel weinig. Toch zal
geen bedrijf je zo'n initia
tief kwalijk nemen. En je
vergroot er je kansen
door".
Ook wanneer een sollicita
tie-procedure eenmaal op
gang is gekomen en er een
afspraak is gemaakt voor
een gesprek, blijven de re
flectanten volgens Frans
Claessens doorgaans heel
passief. In die zin dat ze
zich op de confrontatie
met de potentiële werkge
ver totaal niet voorberei
den. Met als gevolg dat de
vragen die worden gesteld
als een lawine over de sol
licitant heenkomen en de
man of vrouw zich binnen
de kortste keren voelt on
dergesneeuwd. „Toch zijn
die vragen voor het aller
grootste deel voorspel
baar", benadrukt Claes
sens. „Iemand die afde
lingschef wil worden van
de groente-afdeling in een
grootwinkelbedrijf, kan op
zijn vingers natellen dat hij
zal moeten uitleggen wat
hij van verswaren afweet.
En wat zijn opvatting van
leidinggeven is. De sollici
tant naar een baan als
consulent bij een sociale
dienst moet zich voorbe
reiden op de vraag of hij
stress-bestendig is. Kan hij
dat elke dag weer aan, al
die ellende en agressie?
Beschikt hij over de tact
om een negatieve beslis
sing op een bijstandsaan
vraag voor de aanvrager
aanvaardbaar te maken?
Ziet hij de werkkring als
een kale baan of is hij een
idealist? In het laatste ge
val: zijn zijn idealen niet
strijdig met de doelstelling
van de dienst? Enzovoort.
Een computer-deskundige,
om een ander voorbeeld te
nemen, zal zich over vra
gen naar zijn maatschap
pij-opvatting in het alge
meen minder zorgen hoe
ven te maken. -Maar die
kan er weer blindelings
van uitgaan dat hij aanne
melijk moet maken een in
tellectuele knobbelaar te
zijn".
In de cursussen die Claes
sens organiseert wordt op
dit soort vragen geoefend
door middel van een rol
lenspel waarbij de vijf
tien deelnemers om beur
ten de rol van werkgever
en sollicitant op zich ne-
Drs. Frans Claessens:
„Geladen" is een mooi
begrip
men. Verder traint hij de
deelnemers in ondermeer
het vertellen van hun le
vensloop en het schrijven
van de sollicitatiebrief. Wat
de lengte van zo'n brief
betreft adviseert hij nooit
verder te gaan dan pak
weg anderhalf quarto-vel-
letje. Binnen dat bestek
moet antwoord worden ge
geven op drie essentiële
vragen. Hoe kom je op het
idee om te solliciteren?
Waarom ben je gemoti
veerd? Waarom denk je
dat je de baan aankunt?
Bescheiden geparfumeerd
met wat vriendelijkheden
aan het adres van de po
tentiële werkgever, is dat
voldoende, meent Frans
Claessens.
Een lastig probleem in de
onderhandelingen om een
baan blijft altijd de vraag
of en in hoeverre een solli
citant zijn capaciteiten
mag overdrijven. Ook de
Amsterdamse sollicitatie
psycholoog heeft hierop
geen pasklaar antwoord.
Een werkgever regelrecht
bedriegen raadt hij af. Ook
al vanwege het gevaar dat
de sollicitant zichzelf op
een gegeven moment te
genspreekt en door de
mand valt. „Aan de andere
kant is het wel gebruikelijk
om je in zo'n gesprek op je
zondags te presenteren.
Letterlijk en figuurlijk. Als
een exhibitionist al je on
aantrekkelijke eigenschap
pen op een rijtje zetten is
natuurlijk uit den boze. Je
moet je aantrekkelijke
kanten benadrukken en je
minder geslaagde aspec
ten verwaarlozen. Maar
ook die laatste wel reëel
benaderen, als de werkge
ver erover begint. Zelfken
nis wordt altijd op prijs ge-
steld. Belangrijkste streven
van beide partijen hoort te
zijn het sollicitatie-gesprek
te voeren in een sfeer van
samenwerking en gelijk
waardigheid".
Aan de Amsterdamse Tol
straat 188, één hoog vóór,
rinkelt de telefoon. Een
werkloos heer met een half
afgemaakte opleiding in de
economie, die zich wil op
geven voor de cursus.
Frans Claessens „U bent
directeur geweest van een
middelgroot bedrijf? U
ontvangt een uitkering?
Juist, dan schat ik u niet in
als armlastig en breng ik u
195 gulden in rekening.
Wat zegt u? Nee. contant
betalen graag. Met het oog
op eh... Juist met het oog
daarop ja".
WILLEM SCHEER
ndries Kobus (34) uit
varden is een vreemde eend
f^breligieuze bijt. Om maar met
'-zr-èflur in huis te vallen: dominee
En daar kijken wij in ons
tj'ihistisch getinte landje nog
yjzh van op. Dominees mogen al
tsjjjkerpakken rond lopen,
pylallen of op zijn tijd een
y^tje biljarten, maar een
ande dominee is toch net
k "fyiets anders. Maar ds. Andries
;s zal het een zorg zijn. Hij
twee grote liefdes en dat zijn
i mbt als predikant en zijn vak
i eroepsdanser. In bijgaand
liew vertelt hij waarom hij
Si beide facetten van zijn leven
■an missen.
goedi
VARDEN De
1ide dominee
W ze hem en dat
derset kreet waar ds.
c.. dots Kobus (34) uit
)M. Kiiarden vreselijk
ichterover in krijgt".
Ituurlijk klopt het
fegt de
en enlpide predikant,
oot zin dominee en ik
en klassieke
toleiding. maar
i Waarom moeten
insen het altijd in
zoeken? Voor
lERif;
doodgewoon twee
vakgebieden die ik
beide serieus beoefen.
Natuurlijk realiseer ik
me wel dat het voor
sommige mensen wat
vreemd over komt,
maar ik ben geen
circusclown. Theologie
en danskunst zijn twee
facetten van mijn leven
en ze zijn mij beiae
dierbaar. Overigens
stond de danskunst bij
het oude volk Israël in
hoog aanzien in de
eredienst. David, zo
lezen we in de bijbel,
danste voor het volk.
Nou, mag ik dan ook
misschien?".
Praten met de Fries
Andries Kobus over zijn
ambt als predikant en
zijn vak als danser
betekent door hem
ondergedompeld
worden in een zee van
enthousiasme. De
spontaneïteit straalt van
deze jonge man af. We
zitten op het terras van
het bekende
„Oranjehotel" in
Leeuwarden, waar
verschillende
voorbijgangers Andries
Kobus vriendelijk
groeten. Anderen
kijken wat verschrikt op
als hij in het vuur van
zijn relaas plotseling op
staat en met galmende
stem een oude collega
nabootst of een
denkbeeldige
kerkgemeente met
weidse gebaren zegent.
De staalblauwe ogen
schitteren dan en zijn
beweeglijke handen
onderstrepen bijna elk
woord.
Andries Kobus Is
duidelijk geen gewone
dominee. Laten we
zeggen geen
traditionele dominee.
En dat wil hij ook
eigenlijk helemaal niet
zijn. Daarvoor is hij
te veel theaterman en
houdt hij te veel van de
glitter van de
danswereld.
Hoe komt een dominee
er nu toe om te gaan
dansen?
Andries Kobus: „Dat Is
een boeiende
geschiedenis geweest,
ook voor mij zelf. Als
kind al werd Ik sterk
geboeid door het
theater. Ik kom uit een
schippersmilieu dus er
waren geen banden
met het theatervak.
Later, op de
middelbare school ben
ik daar mee gaan
werken. Ik deed mee in
toneelgroepjes en
vooral met dansen. En
ik schreef gedichten
aan de lopende band.
Ja, wat wilde ik
eigenlijk, ik wist het zelf
niet. Ergens had ik een
vaag idee van de
theaterwereld. Daar
wilde ik in terecht
komen en mij er een
plaats veroveren".
Afkomstig uit een gezin
(zeven kinderenwaar
hard gewerkt moest
worden voor de kost,
was er niet zo erg vee!
ruimte voor het
theaterideaal van
Andries. „Niet dat mijn
ouders er fel op tegen
waren, nee, ze zagen
het gewoon niet zo
zitten".
Op school ontdekte de
jonge Kobus al snel dat
hij toch wat anders was
dan zijn vrienden. „Met
gymnastieklessen wilde
ik nooit meedoen",
vertelt hij. „Ik had een
hekel aan die drang
naar prestatie en het
leveren van
krachtsinspanning. De
leraar lichamelijke
oefening zei op een
gegeven moment:
Andries, jij loopt als
een meisje. Ik vond dat
verschrikkelijk toen,
maar later heb ik
begrepen dat de man
bedoelde te zeggen dat
ik mij sierlijk bewoog".
Wanneer kwam de
belangstelling voor de
theologie?
Andries glimlacht
breed. Die had ik ook
al erg jong. Ik ben
opgegroeid in een
vrijzinnig nest waar
grote belangstelling
voor het geloof
bestond. Geloof en
kerk hoorden bij het
levenhet was iets dat
er onlosmakelijk mee
verbonden was. Het
was ook niet iets
dreigends zoals ik later
wel hoorde dat het
voor anderen wel die
betekenis heeft gehad.
Er werd bij ons thuis
nooit met hel en
verdoemenis gedreigd.
Ik kan mij herinneren
dat ik in de kerk
geboeid naar alles keek
wat zich daar
afspeelde. Ik zag een
stuk theater: de liturgie,
de toga van de
dominee, het heeft
allemaal met theater te
maken. Ik observeerde
het en dronk het als het
ware in.
Ja. en toen ben ik na
mijn middelbare
schoolopleiding
theologie gaan
studeren. Dat
theatervak was niet zo
haalbaar en daarom
dus ging ik studeren in
Groningen en later in
Amsterdam aan de
gemeentelijke
universiteit. Daar is de
interesse in de
danswereld verdiept en
uitgegroeid tot een
grote liefde.
Amsterdam was een
openbaring voor mij.
Wat wil je? De zestiger
jaren, de
studentenopstanden,
het Maagdenhuis, alles
was in beweging. Ik
voelde me er als een
vis in het water.
Op een avond ben ik
met een vriendin
meegegaan naar een
les van de bekende
Amerikaanse danseres
Lee Jackson. Zij heeft
mij ontdekt en van haar
heb ik erg veel geleerd.
Ik was een
natuurtalent, zei Lee,
en al heel snel zat ik
middenin twéé
opleidingen. Overdag
peesde ik me rot op de
universiteit en
's avonds in de
dansschool. Ik heb mij
in die tijd uit de naad
gewerkt".
Andries Kobus weet in
korte tijd zijn opleiding
als danser af te ronden
en gaat ook zelf les
geven. Hij bekwaamt
zich vooral als
jazzdanser en treedt in
binnen- en buitenland
op.
Was het niet erg
moeilijk deze toch wat
tegenstrijdige
bezigheden met elkaar
te combineren?
Andries: „Ja, heel erg.
Ik leefde in een heel
merkwaardige wereld.
Overdag bezig met de
theoloog Kart Barth en
's avonds optreden in
een glitterpak. Ik werd
ook gewantrouwd door
beide disciplines. Een
theologisch student die
danst past niet in het
traditionele hokje. Maar
ik kon niet kiezen. Ik
wilde het intellectuele
niet missen maar ook
het artistieke niet.
Alleen dansen zou ik
ook niet kunnen.
Geestelijk leven de
meeste dansers en
danseressen in een
zielige wereld. Alles
draait om hun lichaam
en dat betekent erg
veel oppervlakkigheid.
Anderzijds zou ik bang
zijn op te drogen als
dominee. Daarom, hoe
raar het misschien voor
sommigen klinkt, vind
ik het best een goede
combinatie".
Toen Andries Kobus op
een gegeven moment
met zijn professoren
openlijk is gaan praten
over zijn liefde voor het
dansvak werd het
allemaal wat
eenvoudiger. „Ze zijn
stuk voor stuk achter
mij gaan staan toen ik
het bespreekbaar heb
gemaakt. Ik heb ook
een scriptie gehouden
voor mijn kerkelijke
examen over het
onderwerp „De dans
heeft lang genoeg
gewacht", vertelt hij
glunderend. „En geloof
me, het is een
happening geworden
waar nog lang over
gesproken is".
En nu is Andries Kobus
ruim een jaar
predikant. Eerst heeft
hij een tijd als
jeugdwerkleider in de
hervormde gemeente
van Harlingen gewerkt
maar nu is hij op zoek
naar een eigen
gemeente. „Ik ben druk
bezig met
beroepingswerk", zegt
hij.
„Maar ik wil ook het
dansen niet terzijde
schuiven. In het
afgelopen jaar ben ik In
veel kerken in en
buiten Friesland
opgetreden in diensten.
Ik wil proberen een
liturgisch danser te
worden. Er is zo weinig
beweging in de kerk en
ik ben er heilig van
overtuigd dat we dat
nodig hebben.
Sinds de beroemde
kerkvorst Augustinus is
de beweging uit de
kerk verdwenen. Lees
de bijbel er maar op
na: vroeger was er
ruimte voor dans en
muziek. De beweging
was onderdeel van de
eredienst. Moet je nu
eens een kerkgebouw
binnen stappen. Wij
bewegen helemaal niet
meer. De gemeente
gaat nog staan als de
dominee en de
kerkeraad aan het
begin van de dienst
binnen komen. En aan
het eind zingen we nog
staande een lied. Maar
we weten toch
helemaal niet meer
waarom. Ik hoor
collega's zeggen:
gemeente we zingen nu
staande psalm zoveel,
vers zoveel: Knielt nu
allen.... Dat is toch
onbegrijpelijk?".
Andries Kóbus wil er
zijn levenswerk van
maken om weer
beweging terug te
krijgen in het
kerkgebeuren. Hij
wordt daarin gesteund
door de Groninger
professor Gerrit de
Leeuw die in een 'boek
getiteld „In de hemel is
een dans", een lans
heeft gebroken voor
het integreren van de
dans in de eredienst.
Andries Kobus: „Wij
moeten een stuk
rationalisatie kwijt. Er
zit zoveel verstandelijks
in het geloof en ik
geloof dat wij terug
moeten naar meer
gevoel en artisticiteit.
Met de liturgie als
uitgangspunt moeten
we zoeken naar nieuwe
wegen, waar ruimte is
voor beweging. Ik heb
tijdens mijn opleiding
maandelijks een
dansdienst geleid in de
Mozes en Aaronkerk in
Amsterdam. En nu
hoeft het niet altijd een
dans te zijn als er maar
wat meer beweging
komt. In kerkdiensten
waar ik uitgenodigd
word, laat ik
bijvoorbeeld het Onze
Vader hand in hand
bidden. Kijk, dat stukje
gevoel zoek ik. De
herkenning, hé, er zit
een mens naast mij die
mij een hand geeft.
Maar ik heb ook wel in
een dansvorm de
gemeente uitgenodigd
om deel te nemen aan
het heilig avondmaal.
Waar het mij om gaat
Is dat de beweging een
functie heeft. Anders
doe ik het niet. Voor
een dergelijke dienst
praat ik ook met de
predikant en de
organist de gehele
liturgie door. Waar gaat
hij over preken en
welke liederen worden
er gezongen. Daar pas
ik mijn rol bij aan. Ik
houd van grondig werk
en haat amateurisme.
Denkt hij niet dat zijn
naam als dansende
dominee een handicap
is bij het zoeken naar
een eigen gemeente?
Andries Kobus: „Ja,
dat is zeker. Maar ik
heb wel ontdekt dat er
goed over te praten is.
Kijk ik ben niet
beroepbaar als
dansende dominee. Dat
zeg ik ook altijd. Ik
neem het kerkelijk
bedrijf heel serieus.
Daarnaast dans ik ook
en ik vind dat er ook
voor mij plaats moet
zijn in de kerk. Men
moet mij maar
accepteren zoals ik
ben. Dansen is maar
één facet van mij. Wie
mij hebben wil krijgt
me helemaal en anders
maar niet. Ik heb twee
goede handen aan mijn
lijf. Concessies doe ik
niet; dan ga ik net zo
Hef op de
gebakafdeling van de
Hema werken".
SJOERD POST