_^an Desmond
Bagley werden
n ons land
aen miljoen
aoeken
aan de man
gebracht
r j§ c¥
Engels
„bol"werk
bijna
geslecht
.S IK EEN LAWINE BESCHRIJF,
IET 't EEN ECHTE LAWINE ZIJN
S IK HET OVER EEN ORKAAN HEB,
ET 'T EEN WARE ORKAAN ZIJN".
®®n=RDAM Je bent al gauw geneigd, beataeller-
vers het supersonisch snel uiterlijk toe te denken
>i| hun miljoenenoplagen past Handige schrijftalen-
lie hun weg weten in een woelige wereld van avon-
big business, complotten en gewapend geweld. De
p liters van het schrijversvak die hun hand niet om-
>>n»n voor kidnapping, staatsgrepen, dubbelspionage
»eer moois, hetgeen ook de voorpagina's tot het
Ut gelezen deel van de krant maakt „Lebemannen",
or» vanuit de. verte al met respect herkent Maar het
leven stelt nu eenmaal meer teleur dan het aange-
I verrast Desmond Bagley, van wie rond deze tijd
n al in Nederland een miljoen boeken zijn verkocht,
lur| dat beeld om de leden als een veel te wijde jas.
de
e- ft Amsterdamse Krasnapolsky-hotel valt hij hoeg'e-
t d niet op tussen de witgewade reuzen uit Kameroen
c ns land net aan het bezoeken zijn. Bagley ziet er uit
:r e eerste de beste toerist die zich tegen beter weten
inchalant in slobberige zomerkledij heeft gestoken in
e bop dat de zon er dan misschien ook wel komt. Een
t gebrilde man met een borstelige grijze, korte baard
waalt, stuk voor stuk geheide bestsellers op zijn
I heeft, maar daar bij de koffie en de gintonic niet
m_ uitziet, 's morgens om elf uur. Vergezeld van zijn
:n r Joan is hij de bijna clichématige gewone man van
r. Sunday Times niettemin weet te schrijven: .„Bagley is
leester geworden".
(hien is het trouwens wel andersom. Misschien heb-
veelgelezen schrijvers gemeen dat ze helemaal niet
n de massa die hen leest uitsteken. Misschien zijn ze
"jewoner dan gewoon, hebben ze één voor een ook
lie tics en gebreken waar we allemaal op een of an-
manier mee rondlopen. Anton van Duinkerken zette
aantal van die grote schrijvers eens op een rijtje in
Hmensen hebben hun gebreken": De blinde HOmerus,
_jwltenaar Esopus.de jichtige Erasmus, de dove Ronsard
e foeilelijke Andersen. Daarin blijft Desmond Bagley
absoluut niet achter. Hij blijkt stevig te stotteren, een
|knis die de 55-jarige schrijver ongestoord neemt tij-
ken stevig stuk monoloog.
ly: „Waarom wordt de één bestseller-schrijver en
'I Ik weet het niet zo precies. Ik kan alleen maar af-
op brieven die ik van lezers krijg. Daarin wordt
mijn technische nauwkeurigheid geprezen. En daar
ik erg blij mee. Als ik een lawine beschrijf, moet 't
'ichte lawine zijn. Als ik het over een orkaan heb.
't een wére orkaan zijn. Een van de mooiste kritie-
lie ik ooit gehad heb, stond in het blad van de Ko-
jke Vereniging voor Meteorologie in Engeland. Het
om „Wyatt's Hurricane" (Orkaan Mabel grijpt in). In
hele pagina's werd mijn boek besproken. Eigenlijk
tns mijn boek, maar „mijn" orkaan. Volkomen we-
lijk. En die officiële, wetenschappelijke heren
dat ik 't bij het rechte eind had gehad. De orkaan
ir mij was uitgevonden, was een echte orkaan ge
lik aan een boek begin, zorg ik voor een interessante
lie, een aantal interessante karakters én een interes
achtergrond. Want die achtergrond is voor mij een
karakter éxtra in dat boek, dat volkomen geloof-
lig moet zijn. Het begin van een boek heb ik in m'n
i, c£t wil zeggen het eerste hoofdstuk. Ik weet onge-
hoe het zal eindigen, maar het midden is nog leeg.
en50 lege pagina's moet ik vullen. En soms kom je er-
anders uit dan je gedacht had. Ook prima".
Desmond Bagley liegt er niet om wat die achtergronden
betreft waartegen zijn verhalen zich afspelen. Zijn laatste
boek „Flyaway" (vlucht in het verleden) speelt in de Saha
ra, zijn aanstaande boek zal de Antarctica als ijzig decor
hebben. Na natuurverschijnselen als lawines en orkanen in
het verleden, alweer een aanslag op het beeldend vermo
gen van Bagley, die over dat boek verder nog niet veel
kwijt wil.
„Het is een principe van me dat ik niet praat over werk
waar ik nog aan bezig ben. Ik kan je alleen zeggen dat
ik er wél voor naar de Zuidpool ben geweest. Op uitnodi
ging van de Amerikaanse marine. Die vond het zó interes
sant, dat ze een schrijver in huis hadden, dat ik overleden
ben met stapelsdikke informatie, waardoor onmiddellijk de
stoppen bij me doorsloegen".
„Die trip was een paar jaar geleden. Ik kan er nu pas
over schrijven omdat ik pas nu eigenlijk een goed over
zicht heb. Ik ben op die tocht trouwens wel m'n angst
voor vliegen compleet kwijtgeraakt, want je doet niet an
ders dan helikopters in- en uitstappen. Ik had overigens
niet de duidelijke bedoeling een boek op de Zuidpool te
laten spelen. Je bent als schrijver altijd op situaties ge
spitst, je houdt je ogen voortdurend open en je vraagt je
bijna onbewust af of je ergens je verhaal kunt laten spe
len. Dat lukt natuurlijk niet altijd en overal. Ik ben op een
heleboel plaètsen in de wereld geweest, maar géén boek".
„Een paar dagen geleden bladerde ik oude corresponden
tie door en ik vond een brief aan m'n uitgever van no
vember 1963 waarin ik plompverloren aankondig: „Ik ga
een roman over een lawine schrijven". Nou. die roman
kwam pas in 1975 uit en ik heb er echt geen twaalf jaar
over geschreven. Toen ik die brief schreef wist ik geen
jota over lawines. Ik heb er in feite twaalf jaar over ge
daan om er alles van te weten te komen. Dat laatste is
een eerste vereiste. Ik héb op een kameel in de Sahara
rondgereden, bén op die Zuidpool geweest".
„Dat is niet altijd zo geweest. Toen ik begon te schrijven
kon ik me financieel niet veroorloven ergens ter plekke te
gaan kijken. Ik moest me beperken tot bibliotheken en
tijdschriften als het National Geografie Magazine. Als ik
nu schrijf ga ik op de plaats van handeling veldwerk
doen, zoals dat heet, research plegen".
Manusje van alles
„Technologie heeft altijd een belangrijke rol in mijn boe
ken en in mijn leven gespeeld. Niet omdat ik in de oorlog
in een vliegtuigfabriek heb gewerkt, zoals je op de achter
flappen van een aantal boeken kunt lezen. Dat was oor-
logswerk dat ik met miljoenen anderen deed, zonder daar
ook maar voor gekozen te hebben. Na de oorlog ben ik
naar Zuid-Afrika gegaan en in Johannesburg journalist ge
worden. Ik wilde me specialiseren in het uitleggen en
overbrengen van wetenschappelijke zaken aan een breed
publiek, voor de gewone man. Daar bleek nauwelijks
brood in te verdienen, dus ik werd een soort Manusje van
alles op journalistiek gebied. Ik heb wel een jaar lang een
soort column over technische zaken kunnen volhouden,
maar daar kwam ook de klad in".
„Toen kreeg ik onverwacht een erfenis van driehonderd
pond. Dat was in 1962 in Zuid-Afrika behoorlijk wat geld.
Ik dacht: Dit is mijn kans. Ik had er drie boeken in de
avonduren opzitten, maar die waren zo verschrikkelijk dat
ik ze zelfs nooit naar een uitgever gestuurd heb. Ik had
daardoor wel ontdekt dat ik alleen zou kunnen schrijven
als ik mijn volledige tijd eraan zou spenderen en mijn
complete concentratie. Ik heb éénhoofdstuk geschreven,
dat aan mijn vrouw gegeven en gevraagd: Hoe vind je 't?
Toen heb ik gezegd: met die driehonderd pond kunnen
we 't drie maanden uitzingen. In die tijd wil ik écht een
boek schrijven. Zij zei: Okay! Ik heb 't boek geschreven,
heb 't aan een uitgever gestuurd en 't werd een succes.
De titel: „The golden keel" (De gouden kiel). Er zijn over
de wereld een miljoen exemplaren van verkocht".
Het is het succesverhaal van een laatbloeiende schrijver.
Want Desmond Bagley deed er veertig jaar over vóór hij
met zijn „Gouden kiel" zo succesvol in het schrijversvak
voor anker ging. In 1923 in Engeland geboren als zoon
van een mijnwerker, later houder van een artiestenpensi
on, bracht hij zijn jeugd door in het niet bijster vrolijke
Blackpool, werd zonder enige noemenswaardige opleiding
duvelstoejager in een drukkerij, maakte in de oorlog Spit-
fire-onderdelen, emigreerde op zoek naar een zonniger
toekomst naar Afrika, waar hij in Kenya,Rhodesië en
Zuid-Afrika diverse baantjes uitoefende, voordat hij in de
journalistiek terechtkwam.
Op free-lanóe basis schreef hij over films, boeken, theater,
concerten en platen. Daarnaast werkte hij aan langere
technisch-wetenschappelijke artikelen, schreef scenario's
voor documentaires en probeerde zonder veel succes ei
gen verhalen van de grond te krijgen. Pas toen uitgever
William Collins Ltd ja zei op zijn eerste boek, brak de zon
definitief door voor Bagley.
Hij was in 1960, op 37-jarige leeftijd, getrouwd met Joan
Brown, die in een boekhandel in Johannesburg werkte.
Met haar kon hij in 1963, met het succes binnen handbe
reik, naar Engeland terugkeren: de emigrant die het ten
slotte toch gemaakt had. Sindsdien zijn er twaalf boeken
van Bagley verschenen. Een ervan „The freedom trap" (De
uitbrekers) is verfilmd als „The Mackintosh Man", een
tweede „Running blind" werd een tweedelige serie van re
cente datum voor de Britse BBC.
Bagley: „Die film, van nota bene een groot regisseur als
John Huston, is verschrikkelijk. Er is niets van mijn boek
overgebleven. Candice Bergen zou naast Paul Newman
een hoofdrol spelen. Zij werd zwanger of zoiets, toen
kwamen ze met Dominique Sanda aan. Een prima actrice
in Franse films, maar Engels kent ze niet. Ze moest de
dialogen fonetisch uit 't hoofd leren. Nou, gan dan maar
eens de dochter spelen van iemand die Mackintosh heet.
Nee, dan heeft de BBC het stukken beter gedaan. Er zijn
nog wel vage plannen om andere boeken van mij te ver
filmen, maar ik geloof er niet zo in".
Dat hoeft dan ook niet zo. Een schrijver die in 1978 een
dikke anderhalf miljoen van z'n boeken verkocht zag, die
in 22 talen vertaald is, tot in het Japans, Hindi en Turks,
kan rustig z'n produktie van één roman in ongeveer an
derhalf jaar volhouden. Opvallend is trouwens dat er maar
één communistisch land in Bagley's „afzetgebied" te vin
den is. Tsjechoslowakije. Bagley: „Dat boek is „Snowti-
ger", en ik begrijp wel waarom. Het gaat over een multi
national die een goudmijn in Nieuw-Zeeland exploiteert en
het omwille van het geld niet zo nauw neemt met de vei
ligheidsvoorschriften. In dat boek komen een aantal nega
tieve aspecten van de kapitalistische maatschappij naar
voren, vandaar".
Amuseren
Desmond Bagley wordt pas fel als betekenisvoller litera
tuur als vergelijkingsmateriaal binnen het gesprek wordt
gehaald. Met „ik ben een verteller" neemt hij bij voorbaat
de wind uit de zeilen. Bagley: „Ik schrijf niet om mensen
iets te leren. Ik schrijf om te amuseren, ledereen die voor
z'n plezier leest, kan in mijn werk terecht. En bovendien
leert hij. door de technologische elementen, door de ach
tergrond van het verhaal, iets wat hij tevoren nog niet
wist. Ik hou niet van die critici, die zo nodig moeten be
slissen wat literatuur is en wat niet. Ze stoppen je in een
hokje. Als een boek goed verkocht wordt, is het automa
tisch verdacht".
„Van Shakespeare is een hele hoop verkocht en 't is toch
literatuur. Charles Dickens verkocht nog tijdens z'n leven
een bende boeken, en ook hij schreef literatuur. Ik wil ge
woon een verhaal goed vertellen van begin tot en met het
eind. Misschien is 't verschil met zogenaamd literaire
schrijvers dat die alleen het midden vertellen".
„Mijn boek „Snowtiger" werd in de Times door een
vriend van mij besproken onder de kolom Misdaad. Ik heb
hem gebeld en gevraagd: Waarom daar? Hij zei: „leder
een weet dat Bagley geen detectiveschrijver is. Maar als
ik je boek niet in mijn kolom bespreek, doet niemand 't".
Aan de andere kant kreeg ik in Duitsland een kritiek
waarin ik met Joseph Conrad werd vergeleken. Nou vind
ik dat zelf niet terecht, want ik geloof dat Conrad een
veel beter schrijver was dan ik. Ik geef dus geen donder
om dat soort uitspraken".
Wie weet speelt een van de komende boeken van Bagley
zich in Nederland af. Hij was ai eerder met vrouw Joan
hier op bezoek, huurde toen een auto en toerde het land
door. Nu is hij uit zijn huis op het eiland Guernsey ver
trokken om zijn miljoen verkochte Nederlandse boeken in
Amsterdam te vieren.
Hij heeft zijn ogen open. Is met zijn vrouw verbaasd over
het feit dat politie-agenten ongewapend zijn, vindt het erg
aardig dat bij het officiële bezoek uit Kameroen politie
agenten, nonchalant koffiedrinkend, tussen de hoge gas
ten in hotel Krasnapolsky door banjeren, wil het naadje
van de kous weten als hij een paar van Luud Schimmel-
pennincks witkarren ziet rijden. Wie weet. In elk geval ziet
hij al kans, geholpen door Joan Bagley, die echtgenote en
secretaresse tegelijkertijd is, de Nederlandse titels van zijn
boeken gretig keelschrapend uit te spreken.
Maar het resultaat van de interviews die hij gegeven heeft,
zal hij niet lezen. Desmond Bagley: „Het kan me écht niet
schelen. Zolang je m'n naam maar goed spelt".
BERTJANSMA
LONDEN Het Is gebeurd
zonder dat we er elgelljk veel
van gemerkt hebben. Ineens
kom je tot de vaststelling, dat
de bolhoed het meest
Engelse van alle hoofddeksels
niet meer past bij het
Londense stadsdeel.
Twintig jaar geleden droeg bijna
iedere Britse heer een bolhoed.
Het was het kenteken van
makelaars en loodgieters. Maar
die tijd is voorbij. Het rijk van
de bolhoed-Brit behoort
praktisch tot het verleden. Wie
over tien jaar nog een ronde
dop wil zien, zal zich tevreden
moeten stellen met historische
tv-programma's, ofwel een kijkje
moeten gaan nemen in musea,
gewijd aan oude klederdrachten.
Dat de bolhoed uitsterft is te
wijten aan de opdringerigheid
van de moderne mode, die zelfs
de meest traditionalistische
Engelsman dwingt zich iets
minder conservatief te kleden.
Een andere factor is de scherpe
stijging van de produktiekosten.
Bolhoeden worden te duur.
Het harde bolvormige
hoofddeksel behoort al tot de
zeldzaamheden. Enkele maanden
geleden wilde een jonge
staatsambtenaar van het stadje
Cheltenham in centraal
Engeland een bolhoed lenen.
Zijn verlangen om zich te
kleden zoals Engelse gentlemen
van het traditionele soort, kon
echter niet gemakkelijk
bevredigd worden. Pas na veel
zoeken vond hij toch nog een
zaak, die bolhoeden verhuurde.
Hierna schreef hij een boeiende
brief naar de „Times", die toen
nog verscheen, om zijn
verontwaardiging te uiten over
een toestand die volgens hem
„wraakroepend" was.
Het is bijna ondenkbaar, dat
zelfs in Cheltenham, waar
zoveel gepensioneerde militairen
en ambtenaren wonen, de
bolhoed praktisch uitgestorven
zou zijn. Vroeger gingen
dergelijke heren met hun
bolhoed op naar bed. Het harde
bolletje was een onderdeel van
hun uniform. Ambtenaren
droegen het met een zwarte jas
en gestreepte broek.
Ook in Engeland zijn de tijden
echter sterk veranderd. De
noeste werkers van de
ministeries dragen nu heel
gewone, „gemakkelijke" kleren.
Op het Foreign Office kom je
nog wel oude ambtenaren in
het zwart tegen, maar die
worden steeds zeldzamer. In
feite zijn ze nu zelf
museumstukken, de laatste
officieren van het imperium.
De wereldproduktie van
bolhoeden 24.000 exemplaren
per jaar en bestemd voor
kenners bevindt zich
tegenwoordig exclusief in
handen van een (zou het anders
kunnen?) Engelse firma: James
Lock and Co, gevestigd in een
antiek winkeltje aan de St
James' Street in het hart van
Londen. De klanten zijn
hoofdzakelijk advocaten,
notarissen en sommige zakenlui
uit de city, die nog steeds
trouw blijven aan de bolhoed
traditie. In de eerste helft van
de jaren '60 schaften de Britten
zich jaarlijks nog 60.000 tot
70.000 bolhoeden aan. De
achteruitgang in produktie en
afzet van dit hoofddeksel is dus
een niet te loochenen feit.
James Lock and Co is een
historische zaak. Ze werd
gesticht in 1759,91 jaar voor
de eerste bolhoed zijn intrede
deed. Het nieuwe hoofddeksel
was een conceptie van ene
Thomas William Coke, eerste
graaf van Leicester. Deze heer
begaf zich in 1850 naar Londen
om er bij de firma Lock een
nieuwsoortige halfhoge hoed te
bestellen. Tijdens de jacht
mocht hij niet makkelijk
afgerukt worden door
laaghangende takken.
Bij de firma Lock noemt men
een bolhoed nog altijd eerbiedig
„een Coke", ter nagedachtenis
aan zijn uitvinder. Maar de
gangbare Engelse benaming is
„bowler", naar William Bowler,
een hoedenmaker van Walton-
on-Thames, die door James
Lock and Co belast werd met
de produktie van de eerste
„Coke"-hoed. Het idee om dit
hoofddeksel bolvormig te maken
kwam van Bowler.
De opvolgers van de
oorspronkelijke James Lock
geven het grif toe, dat de jaren
en misschien zelfs de dagen
van de bolhoed geteld zijn. In
het verleden kon je in die zaak
zwarte, grijze, groene of bruine
bolhoeden kopen. Tegenwoordig
zijn ze alleen zwart of bruin en
tevens van een standaardmodel.
Wel wordt nog rekening
gehouden met de kruin. Een
grote man met een te kleine
bolhoed en andersom zou
immers tot gevolg kunnen
hebben dat wijlen de heren
Coke en Bowler zich
verontwaardigd omkeren in hun
graf.
ROGER SIMONS