5terke Duitse combinatie
)p Iisses tennistoernooi
VAST WERK EN nag-sagsag
PRODUKTIEMEDEWERKER
ZOETERWOUDE zoeeteiw2o3ulePH Hein^kên.
iMarinier Jan-Jaap
■verzamelt in hoofd-
Een sfeervol hoekje, waarde „herkenning" van afvliegt.
RW
Op mijn omwegen door stad en land kom
ik graag mensen tegen. Elke morgen tussen
tien en elf uur kunt u mij telefonisch vertel
len wie u graag in deze rubriek zou willen
tegenkomen. Het nummer van mijn geduldi
ge telefoon is 071-122244; u kunt dan naar
toestel 18 vragen.
I
|£sse De Duitse Stapelbrock zou in
It hérenenkel B in Lisse wel eens hoge
Ken kunnen gaan gooien. Gisteren ran-
feerde hij achtereenvolgens Jon Visbeen
h Pféter Verdegaal uit, waarna hij met
Ijn landgenoot Ruppert korte metten
«akte en het duo Ed wards/Vujayk (6—
IT 6—1). De laatste zege viel forser uit
lan van te voren verwacht mocht wor-
hn. Immers Vujaykl had op de eerste
lag Arnold van de Capellen uitgescha-
fcld. De Indiër blijkt echter een typi-
che enkelspeler, die het van de ground-
wokes moet hebben. Zijn volleerwerk
h-de dubbel was van eep matig gehal-
ïlommendaal en Pasma zijn in ieder ge-
tolk gewaarschuwd voor de Duitse com-
pnatio 7.elf rekenden zii met 64. 62
af met Anne Jan van de Meer en Bob
Bijleveld. De enkelspelzege van Stapel-
broek op Visbeen kwam vrij gemakkelijk
tot stand. Eerst liet de Duitser zich ver
leiden mee te gaan in het snelle spel van
Visbeen, maar toen hij doorkreeg, dat
hij met een afwachtende houding Vis
been de fouten kon laten maken, was de
partij vlot beslist. Verdegaal kwam er al
helemaal niet aan te pas. Met een 60,
61 nederlaag moest hij zich tevreden
stellen.
Verrassingen deden zich in B niet voor.
Blommendaal won van Roel Bosma
3, 64), Brooshooft van Veens tra met
twee maal 63 en Van de Meer met 6
1, 63 van Hans Ekker. Rob bert-Jan
Kroeze werd twee maal naar een neder
laag gespeeld. In B tegen Har Meyer
was het wel te verteren (57, 3—6),
maar in C, waar hij derde was geplaatst,
kwam het 16, 62, 36 verlies tegen
Frank van Balen heel wat harder aan.
Verder won Thomas de Mooy uit Rijns-
brug in C van Frank van Maastrigt (6
1, 3—6, 64). terwijl Frans Grimbergen
een goede prestatie leverde door Jan Ho-
man uit te schakelen.
Mare Ni je, tobbend met een rugblessure,
probeerde het tegen beter weten in op te
nemen tegen Leon Damen (0—6, 3—6). In
het dubbelspel, waar hij met Freek van
de Capellen als favoriet stond genoteerd,
heeft Nije zich wel teruggetrokken.
D-speelster Len Demminck uit Lisse, be
haalde een onverwacht succes in C door
een (6—7, 6—3, 64) overwinning op
Yvonne Westerhout. Ans Vink, tweede
geplaatst, verloor hier van mej. Adema
(6—7,3—6).
UAMl Mil AJAeAv de bottelarij vanaf 23 jaar
Jlf ADT6* f2.346,—bruto per maand8%
vakantietoeslag en epn wmstdeling.
V VVT1VATTVV#VlfkT Vraag nü inliohtingen, tel. 071-814265
Clll XIKiAaV JuMlbRlAll Burgemeester Smeets-
Wachtgebou wtje
Morspoortkazerne
blijft overeind
LEIDEN Het college van b en w wil
het wachtgebouwtje van de binnenkort
te slopen Morspoortkazerne handhaven.
Dit met oog op het specifieke en histo
rische karakter van het gebouwtje.
Voorlopig zal het wachtgebouwtje in ge
bruik worden gegeven aan de buurtvere
niging en projectgroep „D'Oude Morsch".
Tevens wordt op korte termijn onder
zocht of een deel van het gebouw te zij
ner tijd dienst kan doen als huisvesting
vboh éénoudergezinnen.
^AP/REGIOLEIDSE COURANT
tillllllllllllllllllllllllllllllllllli
hVANEENKOLONELSSTEEKTOTEEN POEDELHAREN
V
BARET, MOGELIJK VAN MONTGOMERY
teij
1st
ie
et»
1
„Als een ander
lucifersdoosjes,
suikerzakjes, postzegels of
flesdoppen verzamelt,
waarom zou ik dan niet
een collectie van militaria
kunnen aanleggen
dacht Jan-Jaap van
Weering toen hij nog 17
was. Drie jaar later is Jan-
Jaap, marinier der derde
klasse zeemilicien voor z'n
nummer, uitgegroeid tot
een fervent collectioneur
van militaire
kledingstukken, emblemen,
badges, vangsnoeren,
hoofddeksels en wat dies
meer zij. Als hij zich niet
bekwaamt op het
Amfibisch Oefenkamp
Texel bij de
landingsvaartuigen - met
schijnaanvallen op een in
de nabijheid gelegen
naaktstrand - is hij wel
bezig, zijn verzamelwoede
te voeden. „Kijk, hier bij
de mariniers, waar ik in
november weer uitga, zit ik
nu bij de bron. Ik kan
bijvoorbeeld alle
emblemen, om te ruilen,
van de marine betrekken.
Verder loop ik
antiekmarkten,
curiosabeursen en
handelaren af. In de
vreemdste stegen en op
onvermoede plekjes kom je
wel wat tegen".
De kamer van Jan-Jaap
van Weering, thuis bij z'n
ouders in Oegstgeest, is
veranderd in een
reliekschrijn, gevat in een
huismuseumpje. Door de
petten, caps, kepi's, sjako's,
kwartiermutsen en baretten
worden de vier muren
bepaald. In de hoek staat
een kolonel der artillerie te
1 oenzen in zijn gala
uniform uit de
vooroorlogse periode.
Boven zijn hoofd hangt de
bonte en sombere
hoofdbedekking van
allerhande strijdkrachten,
geleverd door tal van
nationaliteiten: je herkent
het grijs van het Franse
Vreemdelingenlegioen, een
khaki dun gevalletje van
een Braziliaanse marinier
en collega van Jan-Jaap,
baretten van Belgische
para-commando's, zwarte
mutsen met strik en Schots
ruitje van, inderdaad,
Schotse onderdelen. En
elders; ach, de petten
hopen zich op, planken vol.
Marinier Van Weering
heeft er bijna 140 van.
Verklarende teksten voor
uniformen en emblemen
bij de hand in kleurrijke
boekwerkjes die
tegenwoordig op de markt
zijn. In de kast op de
overloop hangen in plastic
hoezen vele van zijn dertig
complete uniformen,
waarbij die van het korps
der Mariniers overheersen,
maar er is ook de
tropische kledij bij van het
Papoea Vrijwilligerskorps.
De exclusieve hoed
daarvan kreeg Jan-Jaap
van oud-Tweede Kamerlid
generaal-majoor b.d. Van
Eisen.
DONDERDAG 12 JUL11979 PAGINA".
Jan-Jaap van Weering bij
Het begon los te komen bij
Jan-Jaap, toen ruim drie
jaar geleden een neef, die
bemoeienissen had met de
Nederlandse landmacht,
insignes opstuurde naar J.
J. „Nou, ik kreeg er zelfs
zo veel, dat ik serieus
eraan begon te denken om
een verzameling aan te
leggen. Ik zag dat wel
zitten. Het werd meer dan
insignes en emblemen.
Maar nu moet je niet
denken, dat ik verzamel
om het louter militaire; het
krijgslustige wezen dat
daar achter steekt
interesseert me niet Ik ben
alleen verzamelaar van het
militaire ceremonieel, de
schittering van uniformen
boeit me en de Engelsen
hebben daar helemaal een
handje van. Mijn
specialiteit is de
hoofddeksels geworden.
Een paar dagen geleden
kwam ik terug van een
weekje Engeland. Ik had
toch nog wat verlof te
goed. Aan de overkant ben
ik nogal wat
hoofdkwartieren af
geweest. Dat mocht
eigenlijk niet, maar toen
men er mijn motieven
hoorde zei men: „we never
refuse collectors".
Verzamelaarsdaar
kunnen die Engelsen geen
weerstand aan bieden. Ik
ben met een stel petten
thuisgekomen, bijvoorbeeld
een generaalspet en twee
officiershoofddeksels, één
van het Tandartsenkorps
en één van de
Geneeskundige Troepen,
het Army Medical Corps".
Marinier Van Weering
kreeg op het vliegveld vlak
voor z'n thuisreis wel even
last, toen hij met z'n
bagage de wapen- detector
passeerde. Bij de
elektronische visitatie
begon het ding piep-piep-
piep te doen, vanwege die
metalen badges op de
petten. Maar Jan-Jaap
kwam er glansrijk door bij
die Britten: „Oh, service
cap, jolly good, bye bye".
De aanblik van die petten
vertederde de strenge
bewaking onmiddellijk. „En
zo heb ik er weer het één
en ander bij gekregen.
Weet je, relaties in deze
hobby is het belangrijkste
om aan die spullen te
komen. Mijn eerste pet was
de tropenhelm van mijn
vader, die destijds planter
op Noord- Sumatra was.
Met parelhoenveertjes erop.
Daarna kwam er een Knil-
pet van een kennis bij. Dat
was de basis. Je moet voor
deel van zijn verzameling.
deze liefhebberij ontzettend
veel doen. Het kost je tijd
en geld; je hebt je
representatiekosten en
relatiegeschenkjes. En dan
moet ik er opeens
bijzeggen: verlangen naar
iets is leuker dan het
bezitten. Zo houd ik deze
bezigheid in leven".
Jan-Jaap van Weéring,
wiens oudste militaire pet
er één is van vooi; 1914 en
dat is een steek (op een.
pop met een grijnzend
masker gezet) van een
kolonel van de Marine
Stoomvaartdienst uit
Hellevoetsluis, bezocht
eenvoudige dumpzaken in
Leiden en daar haalde hij
ook heel wat vandaan.
„Van marinemensen kreeg
ik onderscheidingstekens
en initialen. Daarom is
mijn verzameling met erg
veel Nederlands, vooral
over de mariniers en het
marine-ceremonieel, rrïaar
ook de landmacht
ontbreekt geenszins en ook
de petten van de Engelse
gardes, de Guards of
London, vijf in getal wat
die gardes betreft, mogen
gezien worden". Nou en of,
want daar is, zeg maar, die
zeldzame „feather bonnet"
van de „Queen's Own
Highlanders", een
regelrechte er. oprechte
Schotse hoofdbedekking,
die minstens 450 gulden
waard is; een soort „halve
beremuts" met
struisvogeldons die
inmiddels allang de tijd j
van het functioneel ontslag
achter zich heeft. Daar is
ook een presentje van Jan-
Jaaps hoogste baas, de
generaal der Mariniers
Romijn, die z'n bloedeigen
schouderrangdistinctieven
aan Van Weering cadeau
deed.
Een beetje weggedrukt ligt
er een vooroorlogse
Nederlandse legerhelm met
het leeuwenembleem, op
een hele afstand van een
pet die het hoofd van een
Westduitse Alpenjager, van
het Ericaregiment, heeft
bedekt Nog iets zeldzaams
in de collectie- Van
Weering: een uniform van
een rijwiel-
motorordonnance anno
1919. Eigenlijk is Jan-Jaap,
die in korte tijd werd
geinterviewd door een paar
semi-militaire vakbladen,
van dit alles een beetje
hoteldebotel, als ik dit zo
mag uitdrukken. Van elk
insigne, van elk embleem,
van elke mouw- of
schouderbedekking weet
hij de herkomst en de
betekenis. Martiale
kleurenfoto's van Britse
gardesoldaten, die bijna
niet van onder hun petklep
vandaan kunnen kijken,
completeren de expositie.
„Weet je, waarom die
mayor met z'n staf zo
houterig en stijf vooraan
de troep schrijdt Dat is
om z'n kostuum tê sparen,
want dat heeft enkele
tienduizenden guldens'
gekost. Op die ene foto zie
je leden van één enkel
Brits regiment, maar ze
hebben tientallen
verschillende uniformen
aan, voor welke
gelegenheid dan ook".
En dan pleegt J an-Jaap
van Weering op tijd z'n
onderhoud: regelmatig
luchten van uniformen en
andere kledingstukken, met
de spuitbus door de kasten
gaan, want er gaan
gegarandeerd vlooien zitten
in die veren pracht en
praal; er wordt steevast
afgeborsteld en gepoetst.
;,0 jee, ik heb per maand
zo ongeveer een potje
koperpoets nodig". De
militaria blinken je in het
museum Van Weering
tegemoet. Dht geeft meteen
een goede indruk voor
degenen die bij Jan-Jaap
hun licht komen opsteken
om te zien of er iets van
hun gading bij is, want de
tijdelijke marinier gaat
onverwijld door met de
liefhebberij; met het ruilen,
kopen en verkopen van
wat des uniforms en
bijbehorend metaal is. En
warempel, je wordt even
stil bij de aanblik op een
glazen modelhoofd,
voorzien van snor) van een
baret van zwart
poedelhaar, die volgens de
overlevering toebehoort
moet hebben aan de
grootste woestijnrat die
ooit heeft bestaan,
burggraaf Bernard
Montgomery, de
uitgekookte tegenstander
van woestijnvos Erwin
Rommel, z'n Duitse
tegenspeler en verliezer.
Jan-Jaap heeft ook nog
een grap aan de muur: een
groene baret met het
embleem van een
Indonesische guerilla-
commando die tijden
geleden gevangen werd
genomen bij een raid door
een oud- schooldirecteur
van Jan-Jaap uit
Driebergen. Een
regelrechte plopper was
dat dus. Daar trekt
marinier Van Weering zich
geen jota van aan, want
ook ploppers kunnen zijn
collectie verrijken.
Amerikaanse legerpetten;
een geval op
officiersniveau bij de
Bundeswehr; een Zweeds
hoofddeksel, een vechtpet
van Britse
mariniersmakelij, de pet
van een Nederlandse
adjudant van politie,
Franse mutsen in een paar
kleuren van de regenboog
(„daar ben ik niet zo wild
op en diehebben de
slechtste plaats aan da
muur", vertelt Jan-Jaap),
een Belgische generaalspet
en een dito kepi van de
Rijkswacht anno 1950. Al
die dingen liggen daar een
hoofdvol opwindends te
onderhouden. Uniformen
en hoofddeksels om je aan
te verlekkeren, met een
foto van prins Bernhard in
uniform met een borst vol
onderscheidingen als een
geheugensteuntje. Dat is
geen herinnering aan de
World Life Fund, maar
veeleer een afstraling van
Her Majesty's Own
Household "Cavalry met de
stramme benen, en de
prikkende stok van een in
de gelederen verborgen x
garde-officier die falende
soldaten tijdens een
Trooping the Colour moet
corrjgeren en tot de Britse
orde roepen. Ik heb nog
wat kunnen leren van de
jonge marinier Jan-Jaap,
zeemilicien. Een stoffen
wereldje vol geschiedenis,
alsof er verder niets meer
te beleven zou zijn op dit
ondermaanse. Je voelt iets
van de „thrill" die Jan-
Jaap van Weering moet
bezielen, als hij de
herkomst van de militaire
groet (hand aan de pet)
beschrijft: de middeleeuwse
ridders stieter. het vizier
van hun harnashelm met
de hand open om elkaar te
kunnen herkennen vlak
voor een confrontatie. En
zo heeft alles, ook in
militaria, een betekenis; de
nestels, de epauletten, de
cocardes, de pluimen en
streken, de stoere biezen
langs de broek en de brede
gegalonneerde strepen
dwars over de borst,
waarvan me de juiste
benaming ontschoten is.
Maar ook die moesten een
indruk maken tegenover de
opponent Jan - Jaap van
Weering weet er zowat
alles van af en als men
deze verzamelaar zou
willen benaderen kan dat
gebeuren via
telefoonummer 071 -1519
86. Hobbyisten in dezen zin
kunnen bij hem terecht