DEN HAAG „Wij wenschen een politie, waarvan zo min moogelijk worde gezien en zo min moogelijk worde gesprooken". Wijze woorden van Jan Rudolf Thorbec- ke, de liberale voorman in de vorige eeuw. Zijn wens is allerminst In vervul ling gegaan. „De strijd om het politiebe stel" heeft Nederland al meer dan een eeuw geteisterd en die lijkt voorlopig nog lang niet uitgevochten. De politle-or- ganisatie schippert sinds jaar en dag heen en weer tussen tientallen rotsen en klippen. De schier eeuwige belangente genstelling tussen Justitie en Binnen landse Zaken ontaardt, zo lijkt het, vaak in een regelrechte belangenstrijd met alle trieste gevolgen vandien. En de Indi viduele politieman weet het óók niet De discussies over de interne organisatie van de poltie en vooral over de kwaliteit van de politiemensen worden steeds hevi ger. Dat kwam vooral door het rapport „Politie in verandering". Daarin stond met zoveel woorden dat een uitbreiding van de politie geen feitelijk antwoord is op de problemen. Er zou veeleer moeten worden nagedacht over de uitoefening van de taak en over de organisatie van de politie. De politieke partijen (van links tot rechts en omgekeerd) hebben de politie links en rechts laten liggen. Soms was er een klei ne opflikkering als de politie in de fout was gegaan of dreigde te gaan. Maar aan de oplossing van de eigenlijke problema tiek kwamen de politici niet toe omdat er zo weinig politieke eer viel te behalen... Ook de politie zélf loopt vaak achter de maatschappelijke ontwikkelingen aan en Strijd om politie bestel teistert ons land al een eeuw dreigt daardoor een vertragende factor te worden, zo zij het al niet is. De gevolgen daarvan (kunnen) zijn dat er in de dage lijkse praktijk conflicten ontstaan tussen de politie en het publiek. En dan wil er nog wel eens geweld worden gebruikt. Van beide zijden. De politie is er om de orde te handhaven. Vele Nederlanders willen dat zij dat beter harder doet en anderen eisen juist een zachtere hand. Omdat bovendien de maatschappij en de politie niet met elkaar in de pas lopen kwam het tot een kramp achtige orde-handhaving waarbij er geen ruimte bleek voor nieuwe ontwikkelingen. Het gevolg was en is onder meer. dat het voorkómen van de misdaad (preventie) en vooral de hulpverlenende taak van de po litie naar de achtergrond werden gescho ven. terwijl de nadruk kwam te liggen op de wets- en ordehandhaving. De gezagsdragers vallen in dit verband ook verwijten te maken. Zij lieten de poli-, tie aan haar lot over, zij wezen haar veel te weinig de weg en dat had tot gevolg dat de politie haar eigen weg koos. Bo vendien, de bestuurders van gemeenten, provincies en het rijk lieten de politie te veel slechts de openbare orde handhaven, zonder zich af te vragen welke orde nou precies gehandhaafd moest worden. De politie werkt met het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en de Algemene Politie Verordening. In het Wetboek van Strafvordering staat heel nauwkeurig wat zij wél en niet mag doen. Zou de politie zich niet aan de regels'van de Strafvordering houden, dan maakt zij daarmee een ernstige inbreuk op de de mocratische samenleving; op de spelre gels. Nederland is een rechtsstaat, juist omdat de overheid de grondrechten van iedere landgenoot heeft te respecteren. In een totalitair geregeerd land hebben de rechten van het individu niets te beteke nen. De individuele politieman voelt zich ook democraat, althans hij onderschrijft onze democratische (spel)regels. Desondanks komen er duidelijke gevallen voor waarin de politie faalt en reden geeft tot ernstige kritiek. Die kritiek még (en moetl) in een democratisch land. Het valt te betwijfelen of de politie zich wel altijd strikt aan de voorschriften houdt, die Strafvordering geeft. Is het zo als een politieman eens in een interview opmerkte: „Als je je altijd aan alle regels moet houden, zou je de échte crimineel nooit te pakken krijgen. We doen ons best hoor. maar soms nemen we het niet al te nauw".? Het is de politie in feite toegestaan al zwijgt de wet op dit punt geheel de beslissing te nemen of er wél of niet een proces-verbaal van een geconstateerd strafbaar feit wordt opgemaakt. De „dis- kretionaire bevoegdheid" heet dat in moeilijk Nederlands. Maar... eigenlijk is er slechts één persoon die officieel de be voegdheid bezit een zaak opzij te schui ven (seponeren), namelijk de officier van justitie. Is het dan goed dat de politie altijd maar „bekeuringen" uitdeelt? Waarschijnlijk niet. Een waarschuwing helpt soms véél meer dan een justitiële tik op de vingers. Desondanks kleven er aan het feit, dat de politie zélf kan bepalen wat zij doet. na delen aan dit oogluikend toegelaten sy steem. Zuiver uit democratisch oogpunt bekeken, is een te grote beleidsvrijheid van de poli tie onjuist. Men loopt het risico dat uit eindelijk de politie een „staat in een staat" gaat vormen. Daarom moet de staat wij allemaal als mondige burgers grenzen aan de vrijheid van de politie stellen. Indien de politie zich voorts té star en té formeel opstelt, komen er spanningen naar boven borrélen die al spoedig kort sluitingen veroorzaken. Tóch voelt de poli tie in haar algemeenheid er weinig voor zich vooruitstrevend op te stellen. Eerder is zij geneigd de bestaande maatschappe lijke orde te handhaven. Maar die maatschappij verandert, of men dat nu wil of niet. Opvattingen wijzigen zich en normen en waarden worden ter discussie gesteld. Het zou goed zijn dat de politie zich in die discussies teweer stelde en zich niet bij voorbaat afzijdig hield. De maatschappelijke werkelijkheid is bepaald niet gelijk aan de juridische wer kelijkheid. Allerlei taboes worden opgeruimd, maar het Wetboek van Strafrecht blijft er zwaar aan tillen. De wetgever een vervelend woord voor degenen die de wetten maken (het parlement) loopt allerminst voorop om de wet aah de nieuwe omstandighe den aan te passen. De politie antwoordt met: „Zolang de wet niet veranderd is. moet die gehandhaafd worden. Anders wordt het een chaos". Rechts Nederlands beaamt deze uitspraak en links Nederland wijst haar af. En zo ontstaat een luchtledig waarin de politie man de adem dreigt te worden afgesne den. BOB BIRZA *n „De pet, die ons allen past" (1) te tP9 politie, zowel rijks- als gemeentepolitie, staat steeds scherper in J da haiannctoiiinn Er is een stroom kritiek over haar losgebarsten weet niet wat daarmee te doen. Ze zou haar interne e di organisatie moeten verbeteren en de kwaliteit van haar dienaren m°eten opvoeren. In een serie van vier artikelen trachten wij de ,e beantwoorden of „de pet", die „ons allen past" inderdaad »nde a,s ©on beschermend hoofddeksel kan worden beschouwd of dat 'i integendeel een bedreiging voor onze samenleving zou vormen. Aan de orde komt onder meer of de politie verandert in haar structuur en zich tijdig aanpast aan de gewijzigde en zich 'ijzigende denkbeelden in de maatschappij. Welke de taak van de politie is: de handhaving van de orde en/of de hulpverlening; de verhouding politie-justitie-bestuur; politie en publiek; het klachtenbeleid. Het eerste artikel in deze reeks schetst In zijn ilgemeenheid een beeld van de politie en er wordt geantwoord op de vraag waarom het gewenst, ja zelfs noodzakelijk is, dat dit onderwerp ter discussie wordt gesteld. BAARN „Er zijn bij de mensen thuis over het algemeen heel wat manco's op het gebied van inbraakbeveiliging, terwijl er toch goed materiaal in de handel is tegen relatief lage prijzen. Maar het zal wel te maken hebben met de mentaliteit van de Nederlander, waarbij ervan uitge gaan wordt dat een inbraak bij hém niet zal gebeuren. Bovendien is men erg ge makkelijk en te goed van vertrouwen. Maar weet wel dat er elke drie minuten in ons land ergens wordt ingebroken en dat de totale schade per jaar zo'n half miljard (I) gulden bedraagt". Ing. L. P. H. Huges in Baam zegt het op een toon alsof hij wil zeggen: „Mensen pas op. morgen kan de inbreker bij u toeslaan". En inderdaad neemt het aantal inbraken per jaar vrij snel toe. Werden er in 1960 een dikke 8000 inbraken bij de politie gemeld, op dit ogenblik zitten we in ons land met 125.000 geregistreerde in braken, d.w.z. inbraken die ter kennis van de politie worden gebracht. Huges is van mening dat we dat aantal zeker met de factor twee mogen vermenigvuldigen, zo dat we op het respectabele aantal van een kwart miljoen (of hoger...) komen. Ing. Huges is werkzaam bij het Technisch Bureau ter Bevordering van Schadepre ventie in Baarn (postbus 54), dat in 1965 werd ingesteld door de brandschadeverze keraars. Toen werd nog uitsluitend advies gegeven over met name brandpreventie (Huges: „Met de invoering van het aard gas vreesde men calamiteiten op dat ge bied"). maar later werd het werkterrein uitgebreid, terwijl op dit ogenblik alleen de inbraakpreventie de aandacht verdient. |ng. Huges verwacht in de huidige vakan tiemaanden dan ook weer talloze aanvra gen om informatie, want ondanks de ze kere nonchalance die Nederlanders ten toonspreiden wanneer het gaat om inbre kers buiten de deur houden, wil men toch wel weten wat er voor mogelijkheden op dit gebied zijn. Waarbij ing. Huges de laatste man is om meteen een kostbaar elektronisch beveiligingssysteem aan te bevelen. „Dat moet juist de allerlaatste Een inbreker heeft nooit vakantie! stap zijn", zegt hij. „Je moet zoveel mo gelijk barrières oprichten, die de inbreker moet overwinnen bij zijn pogingen het huis binnen te komen. Want die inbreker (althans de meesten van hen) is een man die er op uittrekt met slechts een paar eenvoudige werktuigen: een schroeve- draaier, een houtboortje, een paar krom me pinnen... En... de man is bovendien meestal zenuwachtig. Die wil zijn werk zo snel mogelijk doen, liefst in een paar mi nuten. Elke minuut die hij. door maatregelen die u hebt getroffen, wordt opgehouden bij zijn pogingen om het huis binnen te ko men, gieren hem als het ware de zenu wen door de keel. Als hij na een kwartier dan ook nog niet binnen is, zal hij het hoogstwaarschijnlijk opgeven en een an der object opzoeken. Want inbrekers doen vaak meerdere klussen op één nacht, waarbij ze overdag vaak uitkijken naar de buit. Klokken bijvoorbeeld worden gewoon op bestelling gestolen, waarbij de inbreker zich overdag soms uitgeeft voor glazen wasser, meteropnemer, postbode of wie dan ook. En vooral in de grote stad is de huisvrouw nogal gemakkelijk wat betreft het toegang verlenen tot de woning. Zo'n man krijgt dan ook vaak alle gelegenheid rustig op te nemen op welke wijze hij het best zijn slag kan slaan". Maatregelen Het is Huges er niet om te doen een se rie paniekverhalen de wereld in te sturen, maar wel wil hij de vinger leggen op de omstandigheid dat in een land als Zwe den men bijvoorbeeld ook vanuit de bouw- en constructiewereld veel meer ge spitst is op het punt van inbraakpreventie. Waar in Nederland het hang- en sluitwerk veelal een sluitpost op de bouwbegroting is, wordt in Zweden goed en vooral dege lijk materiaal gemonteerd, waar een inbre- ker zijn tanden op kan stuk bijten. Als Huges op een rij zet welke maatregelen bij een doorsneehuis moeten worden ge-' nomen in een poging inbrekers af te schrikken, komt hij tot de volgende op somming: het monteren van een zogenaamd re- novatieslot; het aanbrengen van twee inboorgren- dels: het monteren van dievenklauwen; het vastzetten van de glaslatjes in de ramen met behulp van 1-toersschroeven: schroeven die je er wel in, maar niet meer uit kunt draaien. Ing. Huges is van mening dat voor zo'n 200 gulden de zaak goed voor elkaar is. Probleem vormt echter vaak de montage, want aannemers komen in veel gevallen niet voor dergelijke kleine klusjes. Ten aanzien van de elektronische alarme- rmgssystemeh zegt hij dat er slechts een beperkt aantal erkende bedrijven werk zaam is op dit gebied en dat er nogal wat beunhazerij voorkomt. „Het aantal no deloze alarmeringen is dan ook schrikba rend hoog", aldus Huges. die van mening is dat door een elektronisch systeem de leefbaarheid binnen de woning niet al te veel beïnvloed moet worden, terwijl het verder eenvoudig maar wel efficiënt moet zijn. Het feit dat er zo veel „vals alarm" wordt gegeven, heeft er volgens Huges onder meer toe geleid, dat de politie in een aantal gevallen ook niet meer zo hard loopt. Verder oppert hij de mogelijk heid van buitenverlichting met speciale la- gedruk natriumlampen, die een stroomver bruik hebberv gelijk aan lampjes van slechts acht Watt. Minder risico Op de vraag of hij een verklaring heeft voor het snel stijgende aantal inbraken bij particulieren, zegt ing. Huges dat deze gelegen is in het feit dat grote instellin gen zoals banken, postkantoren, musea etc. de laatste jaren zeer veel geïnves teerd hebben in de beveiliging van hun gebouwen, waardoor deze praktisch „on neembaar1' zijn_geworden voor de gemid delde inbreker (volgens Huges is slechts 2 procent van de Nederlandse inbrekers „professional"). Dat betekent dat het ar beidsterrein is verlegd naar de particuliere sector, waar men op zoek is naar geld. sieraden, antiek, kostbare gebruiksvoor werpen (tv, radio's en stereo-sets) etc. In een groot «aantal gevallen is de buit van de inbraak niet eens zo heel erg groot, maar is de aangerichte schade veel en veel groter (bij afwezigheid van de be woners richten gelegenheidsdieven soms een complete orgie aan. waarbij drankfles sen door de kamer worden geslingerd en er lukraak vernielingen worden aange richt). Resumerend zegt Huges dat de inbreker er op uit is steeds minder risico te willen lopen, waardoor hij als het ware automa tisch bij de particulier terecht komt. bij wie op het gebied van inbraakpreventie in negen van de tien gevallen nog heel veel te doen is. KLAAS GÓiNGA Veel mensen denken dat thermopane beglazing en passant ook bescherming tegen braak biedt, maar volgens Ing. Huges van het TBBS is die opvatting volstrekt bezijden de waarheid („de inbreker moet alleen twee keer slaan, wil hij zo'n ruit breken, omdat thermopane nu eenmaal uit twee glaslagen bestaat"). Vooral tijdens een vakantieperio de loopt het aantal inbraken bij particulieren meestal op. Wanneer u met vakantie gaat, probeer dat dan zo weinig mogelijk te laten merken (dus geen stapels post zichtbaar op de deurmat of het gras van de tuin metershoog laten groeien). Bordjes met de tekst „Wij zijn met vakantie" zijn evenals het touwtje- uit-de-brievenbuis-voor-de-kinderen vanzelfsprekend uit den boze. Gemiddeld bedraagt de bult per inbraak zo'n 2500 gulden. De braakschade Is in vele gevallen veel hoger, omdat gelegenheidsdieven vaak allerlei zinloze vernielingen aan richten. Bij een „gemiddelde" inbraak verblijft de inbreker slechts enkele minuten in een woning op zoek naar buit. In verreweg het grootste aantal gevallen heeft het hem maar enkele seconden (4 tot 8) gekost om finnen te komen. De inbraakpreventie in ons land is er dan ook op gericht de inbreker zo veel' mogeilik te hinderen bij die poging, in de hoop dat hij er na verloop van tijd vanaf zal zien. Het verdient aanbeveling de volgende zaken vooraf goed in het oog te houden, voor het geval de inbreker er toch in mocht slagen binnen te komen: afgesloten kasten, bureaus of iets van dien aard worden meedogenloos opengebroken, waardoor er soms niet meer te repareren schade aan het meubel ontstaat: noteer registratienummers van waardevolle apparatuur, zoals tv's, radio's, etc., zodat u wanneer het terug gevonden wordt kunt bewijzen dat het gestolene van u is; fotografeer antiek en noteer eventuele andere (ken)merken. Laat ook een en ander taxeren opdat u jen moeilijkheden krijgt bij latere schade-uitkeringen In de strijd om de inbreker buiten de deur te houden heeft het TBBS (Technisch Bureau ter Bevordering van Schadepreventie) in Baarn onder meer een Inbraakpreventiewijzer" ontworpen, waarbij iedereen 'i aan de hand van een vast te stellen aantal punten 2 kan nagaan welk beveiligingssysteem op zijn Omstandigheden van toepassing is. Daarnaast is een w goed sleutelbeheer vanzelfsprekend noodzakelijk.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1979 | | pagina 19