Zoeterwouds gouden paar Overdevest
koesterde weer Nieuwzeelandse kinderen
Asopos de Vliet en
Njord in roeimarathon
Treinen in de war
Grepen uit de Leidse muziekgeschiedenis
Een orgel in
een graf
ÜNA STAD/iREGIO
LEIDSE COURANT
WOENSDAG 30 ME11979 PAGINA 5
Op mijn omwegen door stad en land kom
ik graag mensen tegen. Elke morgen tussen
tien en elf uur kunt u mij telefonisch vertel
len wie u graag in deze rubriek zou willen
tegenkomen. Het nummer van mijn geduldi
ge telefoon is 071-122244; u kunt dan naar
toestel 18 vragen.
KINDERVIEW
Jouw verhaal
in de Leidse
Courant
Jouw verhaal in de Leidse
Courant? Dat kan! In de
zomermaanden gaat
verslaggever Ed Olivier elke
dag op stap met één of
meer jeugdige krantelezers
(8 tot en met 14 jaar). In
een rubriek die
„Kinderview" gaat heten,
verschijnt er in de zomer
dagelijks een verhaal in de
krant van een'gastschrijver.
En die gastschrijver kan jij
worden. Het onderwerp kies
je zelf uit. Het verhaal of
interview schrijf j^ op onze
redactie in Leiden. Je moet
het helemaal zelf doen. We
willen je er natuurlijk wel
een beetje bij helpen.
Misschien ken je wel
iemand die je graag in de
krant zou willen zien of
weet ie een leuk onderwehp
waarover je wilt schrijven.
Misschien wil je wel weten
waarom er nog geen
fietspad is langs die drukke
verkeersweg in je
woonplaats. Dat gaan we
dan mooi samen aan de
burgemeester en de politie
vragen. Tenminste, als die
niet op vakantie zijn. Een
goede kans om in het „jaar
van het kind" ook eens te
zeggen wat je er van vindt.
Hoe gaat dat in z'n werk.
Je stuurt een briefkaart
naar de redaktie van de
Leidse Courant, Postbus 11
2300 AA Leiden, waarin je
behalve je leeftijd en
telefoonnummer, vermeldt
waarover je wilt schrijven.
Wij nemen dan contact met
je op om een datum en een
tijd af te spreken. Als je
niets leuks weet, maar toch
iets in dé krant wilt
schrijven, zoeken we samen
een onderwerp. Wij maken
van tevoren afspraken met
de mensen waarmee je wilt
praten. Op de afgesproken
dag halen we je thuis op en
gaan we met een fotograaf
op pad. Na afloop word je
keurig thuisgebracht. Vraag
wel even aan je ouders
wanneer je op vakantie
benten schrijf op de
briefkaart welke dag of
week jou het beste uitkomt.
LEIDEN Het startschot voor de Ringvaart
Regatta, een unieke roeimarathon voor ach
ten voer maar liefst honderd kilometer,
klinkt morgenochtend om acht uur. Vijftien
ploegen, van twaalf roeiverenigingen doen
mee aan deze zeer zware lange-afstandswed-
strijd die het uiterste van de deelnemer? zal
vergen.
Er wordt gestart bij Asopos de Vliet op de
Zijl en het traject voert de achten over de
Kaag rond de ringvaart om de Haarlemmer
meerpolder,. weer terug over de Kaag en ver
der via de Vliet langs Leidschendam en Den
Haag naar Delft. De finish ligt bij het boten
huis van de organiserende vereniging, het
Delftse Laga.
Evenals vorig jaar' zullen enkele Leidse ploe
gen van de partij zijn. De meeste aandacht
gaat dit jaar uit naar de verenigingsacht van
Asopos de Vliet, die vorig jaar het traject af
legde in een recordtijd van zeven uur, acht
minuten en zes seconden. De bijna volledig
uit oud-wedstrijdroeiers bestaande acht is dit
seizoen zo mogelijk nog sterker dan vorig
jaar. Op slag zit niemand minder dan Ed
Maan, viervoudig nationaal kampioen en vorig
jaar nog twee bij de wereldkampioenschappen
in Kopenhagen. Achter hem zitten Peter Jur-
gens, Barend van Kouterik, Willem van der
Scheun, Frans van der Vliet, de gebroeders
Gert en Willem Heckman en Piet-Jan Kruit.
De acht wordt gestuurd door Fred Heyer en
gecoached door de ervaren Gerrit van Tonge
ren. Of deze acht ook dit jaar weer de sterk
ste is valt overigens nog te bezien. Barend
van Kouterik, die twee jaar geleden al mee-
roeide, zegt hierover: „Wij zijn duidelijk ster
ker dan de ploeg van vorig jaar, maar ook de
concurrentie is veel sterker geworden. Er
doen nu ook twee Italiaanse ploegen mee
waar we nog niets van af weten. Vooraan ein
digen we in ieder geval". Behalve een here
nacht heeft Asopos de Vliet dit jaar weer een
damesacht voor deze uitputtingsslag ingeschre
ven.
Dit jaar hebben de dames geen tegenstand,
omdat de twee andere ingeschreven dame-
sachten voortijdig hebben opgegeven. Dat was
misschien wel zo verstandig, want honderd
kilometer roeien is beslist geen kleinigheid.
Opdat de dames niet al te ver achter raken
besloot de organisatie om hen een uur eerder
te laten vertrekken. De sportieve dames van
Asopos de Vliet, Heidy Eygenraam, Evelyne
de Regt, Mieke van Os, Marijke Amesz, Gezi-
na Perkaan, Joan Poulis, Joke Zwetsloot en
Ingrid Vaneker, gestuurd door Margreet San
ders en gecoached door Saskia de Lang, heb
ben daarom ook alle vertrouwen dat zij nog
binnen redelijke tijd zullen finishen. Tenslotte
wist de Asopos de Vliet damesacht van vorig
jaar zelfs nog een herenacht achter zich te
houden.
Ook Njord heeft dit jaar weer acht roeiers ge
vonden om in de marathonacht plaats te ne
men. Ingo Doornenbal, Roif Bloem. Maurits
de Brauw, Paul Haverkate, Fred Olthof, Eg-
bert Sneller, Willard Rijnberg en Krijn van
Groningen zijn de mannen die de lichtblauwe
kleur van Njord gaan verdedigen. Zij worden
gestuurd door Henk Petri en gecoached door
Jan Roorda en Maarten Koppers. In vergelij
king met vorig jaar een sterkere en meer ge
talenteerde ploeg volgens roeier Fred Olthof,
die daarom rekent op een beter resultaat dan
vorig jaar toen Njord als zesde eindigde. Op
één punt zijn de roeiers van Njord niet opti
maal voorbereid: de boot die zij van hun ver
eniging kregen, heeft zijn beste dagen al lang
achter de rug en de roeiers zelf zijn daar niet
erg tevreden over. Toch hoopt Njord op een
plaats bij de eerste drie.
LEIDEN Het treinverkeer op de oude spoorlijn Amster-
dam-Haarlem-Leiden-Den Haag is gisteren van 's middags vijf
uur tot rond negen uur gestremd geweest. Een stroomstoring
was hiervan de oorzaak.
Door de storing werkten de seinen en de wissels op het em
placement in Leiden niet naar behoren. Slechts sporadisch kon
een trein het Leidse station in en uit worden geleid. De trei
nen op de verbinding van Leiden naar Alphen vielen geheel
uit. De NS heeft hier bussen ingezet.
Bedolven onder
marmeren platen
Helmond Directeur T.
Stassar van een natuursteen-
handel in Helmond is giste
ren op zijn bedrijf bedolven
onder tien marmeren platen
met een totaal gewicht van
2.500 kilo. De platen kantel-'
den vanaf een stelling. Op
weg naar het ziekenhuis
overleed de man.
Keukenhof trok
minder bezoekers
LISSE I De Keukenhof van
Lisse trok dit jaar bijna
100.000 bezoekers minder dan
vorig jaar. Dit jaar bezochten
865.000 mensen het bloemen-'
park in Lisse.
De directie van de Keukenhof
is niet ontevreden over het
aantal bezoekers. „Gezien het
zeer slechte weer van de af
gelopen periode hebben we
helemaal niet te klagen. Dit
jaar zijn er net zoveel bussen
uit het buitenland geweest als
vorig jaar. Slechts de particu
lieren hebben het park min
der bezocht", aldus een
woordvoerder van de Keuken
hof.
het „sterk vulkanische"
Noordeiland van Nieuw-
Zeeland, het gebied dat onze
tegenvoeter is.
Aangetrouwde Riet zal het
wel even vertellen, want van
nature mag ze het hoogste
woord voeren: „We zijn met
z'n tienen overgekomen voor
het feest van mijn
schoonouders. Dat zijn Frans
in z'n eentje, Jan met Julie
en zoon Richard, Bep is
alleen, dan Gerard en ik zei
de gek met onze zoon
Jeroen, Arie alleen en dan
onze „little Benjamin", nou
ja klein, dat is Nico ofwel
Nick. Nieuw-Zeeland is
helemaal leeg nou." Niet
helemaal overigens, want op
het Noord-eiland zijn nog
vierentwintig kleinkinderen
(„gek eigenlijk hè,
kleinkinderen, want wij
zeggen grand children thuis",
voegt Gerard in) van de
gouden bruid en bruidegom
achtergebleven. Niettemin
staat deze week het huis van
Gerardus en Agnes op z'n
kop en vader en moeder
Overdevest vinden het maar
wat geweldig. „Fijn zo hoor,
dat komt nooit weer
terug.
Begin 1953, direct zo'n beetje
na de watersnoodramp,
vertrok Frans als eerste naar
Nieuw-Zeeland. Een jaartje
later volgden Jan en Julie en
zo ging het van lieverlee
door. De ene Overdevest na
de andere ging boeren in dat
eilandenrijk in het zuiden
van Pacific. Ze zijn daar nu
farmers. Wij zouden
tegenwoordig zeggen
agrariërs. Riet: „maar bij ons
hebben ze er nog een ander
woord voor." Stop, wordt
hier en daar geroepen, „dat
is niks voor de krant." Even
familie-overleg. Na enig
beraad mag het woord er
door, want het is geen
scheldwoord of zo, vindt
Riet. Het is „cow cocky". So
what. Wat maakt dat nou in
hemelsnaam uit? In
Nederland zeg je toch ook
gewoon boer? Laat het voor
mijn part koeiedrijver zijn,
niemand die deze sterke
boerenzoons met hun
opgerolde mouwen en
gegraveerde gezichten er op
aan zal kijken. De knapen
zijn geslaagd en ze hebben
een stel prima meiden bij
zich die het best rooien,
omdat ze „clever" zijn,
voorzien van een gezond stel
hersens en ondernemingslust.
Als cocky dan eigenwijs
betekent, wat zou het dan
nog?
Die laatste die van 't
Watertje wegging in '64 was
Nico en die spreekt ook al
een aardig woordje over de
grens. De Nieuwzeelandse
Overdevesten wonen
verspreid, maar toch nog een
beetje bij elkaar. Het varieert
van een half uur tot drie uur
rijden. „We komen altijd bij
elkaar op de koffie",
gekscheert Riet, hoewel ik nu
het vermoeden heb, dat het
lang geleden is dat ze
allemaal zo gezellig'en
eensgezind achter het bakje
leut hebben gezeten zoals ze
op het ogenblik doen. Op het
Noord-eiland hebben ze wel
andere besonjes aan het
hoofd. Het is in Zoeterwoude
uitkijken geblazen voor de
meegekomen kleinkinderen
van het gouden paar, want
Richard (of Jeroen, dat weet
ik niet meer), heeft al twee
keer in een sloot gelegen. Ze
kennen in Nieuw-Zeeland wel
water, maar geen sloten.
De Nieuwzeelandse
Overdevesten blijven hier
voor een welkome
hereniging. De één drie
weken, de andere zeven;
naargelang ze „over there"
gemist kunnen worden op
het bedrijf, waarvan de
„jongens" hopen dat het
allemaal reilt en zeilt terwijl
ze er niet zijn. Riet weer:
„het lijkt hier bij m'n
schoonouders thuis wel een
soort hotel, of jeugdherberg
zeg maar, een herberg voor
bejaarde jeugd. Er staan tien
bedden boven. Moeder heeft
er kamertjes gemaakt,
afdelinkjes met beddelakens
afgeschut voor de privacy.
En dat is wel nodig, want we
willen allemaal „op verlof"
ons eigen leven leiden. Nou
en als we weer weg zijn,
gaat m'n schoonmoeder de
zaak verhuren, aan
Marokkanen of Turken of
Madoerezen, o nee Molukkers
geloof ik. Nee hoor; dat is
gekheid op een stokje
natuurlijk. Ze zou ook straks
daar geiten kunnen houden."
Vader en moeder en de
kinderen hebben elkaar nooit
uit het oog verloren .De
„Nieuwzeelanders" (allemaal
genaturaliseerd inmiddels)
zijn „intussen al een paar
keer thuis geweest en
Gerardus en Agnes hebben
de oversteek richting
Zuidpool ook al weer drie
keer gemaakt, de bruid van
vandaag zelfs vier keer. Dat
was twee jaar geleden, toen
mevrouw Overdevest voor
het laatst in Nieuw-Zeeland
was. „En wat spreken jullie
nou onder elkaar daar back
home?" We spreken wat het
gemakkelijkst is, Nederlands
en Engels door mekaar. Wat
voor het grijpen is. De
kinderen (maar dat mag je
eigenlijk niet in de krant
zetten, want dat kan een
gekke indruk maken, nou ja)
spreken alleen Engels. Dat
zijn nou eenmaal echte
Nieuwzeelanders. je kan nou
wel zeggen, dat je je
kinderen de moerstaal van
hun ouders moet bijbrengen,
maar in de praktijk komt
daar niet zo veel van terecht
Zo klinkt dan aan het
Watertje nummer 18,
Nederlands en Engels door
elkaar heen. Net alsof men
thuis is. Geraffineerd Engels,
maar dan met een accent;
het accent van het steeds
groene Zoeterwoudse land
En Richard en Jeroen
spreken hun „mother tongue"
alsof er alleen maar
„Nieuwzeelands" bestaat
Tegen de klippen op. Dat
zou geen Engelsman,
graduated at Cambridge,
moeten horen zonder dat zijn
Britse ziel het hellevuur
moest ervaren dat hem ineen
doet krimpen. Het zijn
gewoon Zoeterwoudenaars
gebleven, die nakomelingen
van Gerardus en Agnes.
Vader zegt niet veel: „de
anderen zeggen genoeg, maar
ik vind het wel gezellig zo."
Moeder zit ongemerkt stil te
genieten van dat stel. Dat
komt niet weerom. Maar
haar hart gloeit van
dankbaarheid en trots. Fijn
Riet heeft weer 'ns een
keertje door de
Haarlemmerstraat gebanjerd.
„Mijn hemel, wat een troep,
wat een rotzooi op straat.
Geen enkele vuilinisbak te
vinden. Dat zie je in Nieuw-
Zeeland niet. En die.
hondepoep". Jan was in
twintig jaar niet terug
geweest: „nou, het viel me in
het begin wel een beetje
tegen toen ik terug
kwam De uitgezwermde
Overdevesten hebben het op
het Noord-eiland best naar
de zin, ze zijn allemaal
Nieuwzeelanders geworden,
maar 't Watertje en verre
omgeving doet ze nog wel
wat, heel veel zélfs. Het
bloed kruipt waar het niet
gaan kan, moet je maar
denken. Riet: „Ik zie moeder
al over een paar weken; het
zal wel uitgestorven zijn, als
we allemaal weer weg zijn.
Zo'n opeenhoping van familie
komt niet meer terug." In
Nieuw-Zeeland is het nu
winter; met temperaturen
zoals thans in Nederland, een
graad of zestien, met een
enkel nachtvorstje. De koeien
gaan er nooit op stal.
Dankbaarheid ja; Agnes en
Gerardus hebben daar alle
reden voor, and so have
their children. Afgelopen
zondag was er een receptie
die door honderd mensen
werd bezocht: en het zit er
voor Agnes en Gerard, Gerrit
dus, nog lang niet op
leunstoel het allemaal met
plezier gade te slaan. Agnes
liet nog even op zich
wachten, die was naar de
kapper om een deftig koppie
te halen. Even later kwam ze
binnen, thuisgebracht met de
auto en een, ja zeker,
bloemstukje torsend. Want
het kan niet op deze dagen.
Gerardus Overdevest en zijn
74-jarige Agnes
Rijkelijkhuizen zijn morgen
vijftig jaar aan elkaar in de
echt verbonden, in trouw en
houw dus. Nou, ze hebben
het wel geweten, immers de
hele meute die ze hebben
voortgebracht was naar de
ouderlijke stal teruggekeerd.
Per vliegtuig, het ene stel na
het andere; vertrokken van
Het is propvol, in huize
Overdevest, aan het
Zoeterwoudse Watertje. Er
kan praktisch geen bloemetje
meer bij. De guirlandes en
het schild met „Hulde aan
het 50-jarig bruidspaar"
hebben het nog vrij éénzaam,
maar elk beschikbaar
tafeltje, het dressoir en de
vensterbanken maken van de
huiskamer een bloemisterij.
En dan al die mensen rond
de tafel, aan de koffie. Er
komen er nog een paar
binnen, na een afzakkertje.
Ook die krijgen koffie, want
de beredderende vrouwen
hebben daar een speciaal oog
voor. Gerardus zit met zijn
79 jaren en met een sigaar
keurig buiten schot in zijn
Er bestaan van die hardnek
kige axioma's, die met geen
honderd karrevrachten ar
chivalische bewijzen van de
grondvesten te trekken zijn.
Het axioma over de Pan-
craskerk, dat er nooit meer
dan één orgel rijk geweest
zou zijn, is er zo een. Men
redeneert aan de hand van
één archiefbron naar een
veronderstelling toe en zon
der verder te zoeken wordt
zo'n veronderstelling dan
een stelling, aan de juistheid
waarvan je niet tornen mag.
Vandaag tornen we wel en
wat de conclusie wordt, mag
U zelf bepalen.
Op 21 juni 1582 krijgt de
Utrechtse orgelbouwer Peter
Janszoon de Swart opdracht
om het in 1565 door hem ge
bouwde grote orgel in de
Pancraskerk te restaureren..
En passant wordt een ande
re al verstrekte opdracht om
een klein orgel aan te bren
gen tegenover de toegans-
deur naar het kapittelhuis
ingetrokken. Deze laatste op
dracht dateert uit de periode
nó de geloofalteratie. De Ge
reformeerde eredienst had
echter geen énkele behoefte
aan een koororgel. Het nif.t
te doen bouwen van zo n
klein instrument in dié peri
ode van de kerkgeschiedenis
houdt niet in, dat er nooit
een klein orgel is geweest in
de tijd, die aan de tweede
beeldenstorm is voorafge
gaan. Het is bekend, dat
juist in de Pancraskerk de
verwoestingen van de beel
denstorm hevig zijn geweest.
Men moet kennelijk het klei
ne orgel,, dat aan een pilaar
in het zuidertransept hing,
hebben verwoest. In een be-
graafboek ben ik dat kleine
orgel tegengekomen als
grens voor een rij graven.
Die grafboeken is men gaan
bijhouden direct na het in
gebruik nemen van de kerk
door de Gereformeerden,
maar vóór de bouwopdracht
uit 1582. Er kan derhalve
niet verwezen zijn naar een
bouw in toekomst, maar
naar een vanouds bekende
situatie.
Dat het kleine orgel niet
eerder uit de archieven te
voorschijn gekomen is, is
niet zo verwonderlijk, want
wie zoekt er een orgel in
een grafboek? Geen mens
immers. Ik zou het ook niet
gedaan hebben. In feite heb
ik ook niet gedaan. Op zoek
naar een bepaald raam in
de Pieterskerk, moest ik de
plaats van een graf weten.
Toen bleek, dat in de regis
ters van graven bepaalde
„streken" werden genoemd,
rijen graven tussen twee
met name genoemde altaren.
Die altaren waren vanouds
bij iedereen bekend en zeker
bij de mensen, die registers
moesten bijhouden. Ik vond
dat interessant en ben toen
ook in de boeken van de
Pancraskerk gaan kijken.
En zie: het orgel aan de pi
laar dichtbij het priesterkoor
stond op uit het graf. Wie
eenmaal gaat graven, blijft
spitten. Dat heb ik ook ge
daan en helemaal onwetend
van alle opmetingen, die wij
len architect P. v.d. Sterre
gedaan had in de Pancras
kerk, kwam ik tot de ont
dekking, dat we voorzichtig
moeten zijn met te spreken
over „de" Pancraskerk. Er
zijn namelijk vier Pancras-
kerken op dezelfde plaats te
onderscheiden: de houten
Pancraskapel uit 1315 en
haar drie stenen opvolgsters.
Voor zover mij bekend, is er
voor het eerst sprake van
een orgel in de Pancras in
het jaar 1381. Dat is een in
strument in de stenen kerk
die in 1377 werd gebouwd.
Nauwelijks is die bouw
klaar of men begint in 1381
met het leggen van de fun-
gestoelte (eind 14e eeuw
damenten van het gothische
priesterkoor, dat nu onder
deel van de huidige kerk
uitmaakt.
In het artikeltje „paastone-
len" in de krant van 11
april 1979 zijn de „memo-
rieën" ter sprake gekomen.
Om precies te weten op wel
ke dag iets te memoreren
viel, schreef men alles in
„memorieboeken" op. Die
memorieboeken geven in de
kantlijn interessante aanwij
zingen. Tussen die aanwij
zingen zater ook aanduidin
gen over twee orgels tussen,
1377 en 1393. Dat is de on
middellijke voorgangster van
de huidige kerk, want het
huidige priesterkoor van de
kerk werd in 1393 ingewijd.
In de vorige kerk hingen
twee orgels tegen de noorde
lijke buitenmuur. Het ligt
voor de hand om aan te ne
men, dat het kleine orgel na
ingebruikname van het nieu
we priesterkoor is ver
plaatst. Dat moet gebeurd
zijn vóór het jaar 1400, want
vanaf dat jaar is er een or
ganist in vaste dienst aan
wijsbaar. Vóór die tijd
moest men aan iemand, die
een dienst op het orgel wil
de begeleiden, een vastge
steld bedrag uitbetalen.
Heeft dat dan geen betrekk-
king op het grote instru
ment? In het begin wel,
maar wanneer het poriester-
koor in gebruik genomen is,
blijft het grote orgel tegen
de noordelijke wand hangen
zolang men met de bouw
van het nieuwe schip bezig
is. Pas in de jaren zestig
van de zestiende eeuw is
men zover gevorderd, dat de
muren van de oude kerk
kunnen worden afgebroken
en het orgel tegen de toren
wand kan worden gebouwd.
Tijdens die bouwwerkzaam
heden mag het orgel niet
stom zijn, want degenen, die
een memorie hadden ge
sticht met orgelspel, kunnen
niet tekort worden gedaan.
Daartoe had men gelukkig
het kleine orgel ter beschik
king.
Ik acht het een duidelijke
zaak, dat de Pancraskerken
vanaf ongeveer het jaar 1380
twee orgels rijk zijn geweest
en dat die situatie na de be
eldenstormen in 1566 en
1572, plus het beleg van de
stad in 1573/4 hersteld zou
zijn geworden, als de liturgi
sche inzichten van de nieu
we religie - of beter gezegd:
het ontbreken van dat in
zicht - dat niet hadde verij
deld. Uit muzikaal cn cul
tuurhistorisch oogpunt be
zien is dat te betreuren. Ik
kan me echter voorstellen,
dat de Nederlands Hervorm
de Gemeente en haar kerk
voogdij nu blij is, dat de
restauratiekosten slechts één
orgel bedragen. Die kosten
zijn al hoog genoeg, maar
daar hebben we het later
nog wel eens over.
JAN DOOVE