nd
Wat zijn
dat voor
mensen,
die sport
vissers?
V IP T
Vistrips
Botengids
Twee miljoen
sportvissers
gaan weer op
pad
Regels
en spelregels
en me
ast zul
oudei
lerden
sfitter
ij toer
en be
soort
:ijn ge
□tech'
tienen
dege-
oorlo-
tente
ionre
ijf De
;rege-
rschij-
elsza-
,2312
mmer
Wie is de beste visser
DEN HAAG In Nederland zijn volgens
de jongste schattingen zo'n kleine twee
miljoen mensen die vissen. Hiermee is
de sportvisserij de grootste vorm van
openluchtrecreatie. Logischerwijs zou je
verwachten dat dan ook iedereen wel
weet wat vissen is en wat sportvissers
bezielt om 's morgens voor dag en
dauw op pad te gaan. Uit een door het
Instituut voor Toegepaste Sociologie
(I.T.S.) uitgebracht onderzoek, blijkt
echter dat tweederde van degenen die
niet vissen,.het vissen als een veel
geduld vergende, saaie en natte
bezigheid beschouwen. Oftewel, ook
hier blijkt weer: onbekend, maakt
onbemind...
Waarom zoekt zo'n grote groep
Nederlanders dan één of meerdere
keren per jaar het zilte nat of èèn van
de vele stukken binnenwater op? Wel,
omdat het merendeel daar vindt wat
belangrijk is, zoals rust, natuurschoon,
buitenlucht en de mogelijkheid om
zorgen te vergeten. Nou, dat is dan
leuk, maar dat vind je ook tijdens het
wandelen door de bossen. Sportvissers
vinden het echter ook belangrijk om
veel beet te krijgen, vis te vangen en
deze meestal weer terug te zetten.
Wie vissen er?
Sportvissers zijn zeer moeilijk in een
vakje te plaatsen voor wat hun sociaal-
economische kenmerken betreft.' Zij zijn
namelijk in alle lagen en categorieën
van de bevolking tamelijk evenredig
vertegenwoordigd. Bij de kleine
zelfstandigen iets minder dan
bijvoorbeeld bij personen, die in de
industriële of ambachtelijke sector
werken. Het verschil is echter zeer
miniem. Sportvissen is dus een vorm
van vrijetijdsbesteding, die in alle lagen
van de bevolking beoefend wordt.
Dit kan, omdat de sportvisserij voor
iedereen openstaat, ongeacht leeftijd,
lichamelijke conditie of inkomen. Zij
kan namelijk op de meest
uiteenlopende manieren worden
beoefend; vanaf een zwaar deinende
boot op de ruwe zee tot vanuit een
invalidenwagentje aan de waterkant.
Eenieder kan vissen op die wijze die
past bij zijn mentaliteit; van lui en
onoplettend tot diep geconcentreerd en
actief. De èèn geeft er handen vol geld
aan uit, de ander niet meer dan een
paar tientjes Der jaar. Leuk, dus
iedereen die wil vissen, kan gaan
vissen. Maar, wanneer, waar en waarop
vist men?
Wanneer?
Ruim de helft van de sportvissers vist
zowel op werkdagen als in het
weekeinde. Een algemeen geldende
opvatting is. dat je om goed te kunnen
vangen vroeg bij het viswater moet zijn.
En zo gaan veel sportvissers 's zomers
in alle vroegte al op pad. Een derde
deel komt zelfs al voor zes uur bij zijn
stekkie aan.
Hoe zit dat, wordt er dan alleen maar
bij mooi weer gevist? Nee, ook bij
minder zonnige of zelfs koude en
regenachtige dagen wordt er veel
gevist. Wel is het zo, dat men in de
winter niet zo vaak naar de waterkant
gaat, ongeveer de helft van het aantal
keren dat men in de zomer er op uit
trekt. Verder is voor eenderde van de
sportvissers regen of kou geen
belemmering om te gaan vissen en
zelfs 42% trekt zich niets aan van
sterke wind.
Waar?
Waarom gaan sportvissers nou naar dat
ene water en niet naar dat andere?
Volgens tweederde van de sportvissers
is dat omdat de afstand tussen huis en
water niet te groot is. Verder speelt de
rust en het ontbreken van lawaai een
grote rol. Bij de keuze van het viswater
speelt ook mee of er veel en
verschillende vissen zijn te vangen. Dit
alles wordt aangevuld door
opmerkingen van sportvissers, die de
kwaliteit van de aard van het water
belangrijk vinden.
Welke vissoort?
Voorn is voor sportvissers verreweg de
belangrijkste vissoort. Zeven van de tien
sportvissers vissen namelijk wel eens op
deze vis. Daarna volgen brasem (51
procent), aal (27), karper (24). snoek
(22) en baars (20). Veelal wordt de vis
belaagd met een vaste hengel, namelijk
bij 76% van de sportvissers. Als
aassoort die gebruikt wordt, noemt de
helft van de sportvissers: brood, deeg,
pluim of vlok. Minder dan twintig
procent gebruikt wormen of pieren
Kunstaas wordt door minder dan één
procent als vangmiddel gebruikt.
Ontdek het zelf!
Nu, dit is ongeveer hetgeen wat de
gemiddelde sportvisser doet en wat
hem bevysegt om te gaan vissen.
Hiermee is natuurlijk nog niet de vraag
beantwoord of dat vissen voor u nu
een veel geduld vergende, saaie en
natte bezigheid is, of... Om dit te
kunnen beantwoorden is er maar één
manier; ontdek zelf wat vissen is.
Ga voor wat betreft het vismateriaal of
de uitrusting eens praten met een
hengelsportwinkelier. Hij zal u graag
vertellen hoe en met welk materiaal u
het meeste plezier kunt krijgen in deze
vorm van vrijetijdsbesteding.
Nou, daar sta je dan met het benodigde
vismateriaal; klaar om de vangst van uw
leven te boeken. Maar, dan komen de
problemen; want, waar mag u vissen,
aan welke regels moet u zich houden,
welke documenten heeft u nodig, enz.
Het lijkt een hele uitzoekerij. Gelukkig
ligt het niet zo moeilijk. Een simpel
briefkaartje naar de Nederlandse
Vereniging van Sportvissersfederaties
(NWS) en u krijgt op al deze vragen
een antwoord. De NWS is de landelijke
overkoepeling van
hengelsportverenigingen en federaties,
die zo'n half miljoen sportvissers
vertegenwoordigt. Het adres van de
vereniging is: NWS, Postbus 286,3800
AG Amersfoort.
DEN HAAG De Nederlandse
Vereniging van Sportvissersfederaties
heeft in samenwerking met het
Nationaal Bureau voor Toerisme (NBT)
twee brochures uitgegeven over het
vissen in de Nederlandse rivieren,
meren en kanalen en over het vissen
op en aan zee. Het bijzondere van deze
brochures is dat er ook toeristische
en recreatieve informatie bij de
visgebieden wordt gegeven voor
degenen die met de sportvissers
meegaan, maar zelf de hengel niet
hanteren.
DEN HAAG De Nederlandse Vereni
ging van Sportvissers-federaties heeft
voor het derde achtereenvolgende jaar
een botengids voor zeesportvissers uit
gegeven. Hierin zijn zo'n 180 gekeurde
sportvisschepen opgenomen, waarvan
j het vaargebied zicht uitstrekt langs de
gehele Nederlandse kust van Zeeuws
Vlaanderen tot aan Groningen. Deze
schepen gaan dagelijks met sportvissers
de zee op om te vissen. Verder is in
de Botengids informatie opgenomen
i over prijzen, het boekingsadres, het
aantal sportvissers per schip, mogelijk
heden tot hengelhuur, mogelijkheid
om vooraf aas te bestellen, enz.
i De gids is gratis verkrijgbaar bij de
NWS, postbus 288,3800 AG Amers-
foort.
Onder de twee miljoen sportvissers
bevinden zich ook heel wat jeugdi
gen.
DEN HAAG Nog even en het seizoen
voor de grootste recreatiesport in ons
land, het vissen, wordt weer geopend.
Zo'n twee miljoen landgenoten zullen
vanaf 1 juni heel wat van hun vrije tijd
op of aan het water doorbrengen. Maar
hoe lang zal het bedrijven van de
visssport nog mogelijk zijn op de
manier waarop het nu gebeurt?
Nederland mag dan gelden als een
waterrijk land, maar bij een wat nadere
beschouwing valt dat toch wat tegen.
De Nederlandse watervoorraad bedraagt
namelijk niet meer dan 5 kubieke
kilometer. En als men dan weet dat
bijvoorbeeld het Italiaanse Comomeer
maar liefst 27 kubieke kilometer water
bevat, dan wordt duidelijk dat het
wateroppervlak wel groot is, maar dat
we in ons land nauwelijks diep water
hebben.
Het nadeel van ondiep water is echter
dat de kwaliteit ervan snel nadelig
wordt beïnvloed door vervuiling. Zo kan
het lozen van afvalwater en het
opdringen van stedelijke bebouwing er
de oorzaak van zijn dat sommige
vissoorten geheel gaan verdwijnen.
Maar ook de veelbesproken fosfaten,
die voorkomen in wasmiddelen, zorgen
vooreen overmatige „bemesting
waardoor op sommige plaatsen de
plantengroei zo toeneemt dat vissen
niet meer mogelijk is.
De bekende hengelsportauteur Kees
Ketting heeft aan déze aspecten van de
hengelsport aandacht besteed in een
zojuist verschenen boekje getiteld
De nadruk ligt in deze Vissersgids niet,
zoals bij de meeste andere
hengelsportboeken op de romantiek of
de techniek van het vissen. Kees
Ketting vindt dat spórtvissen meer is
dan alleen maar het simpele
bemachtigen van vis. Hij vindt, dat
vissers eigenlijk kenners en
beschermers van de natuur moeten zijn.
bij wie weidelijk, sportief gedrag voorop
staat.
Aan de overvloedige en meestal
voortreffelijke informatie die de
Nederlandse hengelaar over zijn sport
geboden wordt, voegt hij iets nieuws
toe. Het op naam brengen van de
vangst en daar tobben vooral
beginnende vissers mee is onder
andere door het geven van handige
veldkenmerken in zijn Vissersgids wel
heel eenvoudig geworden, niet in het
minst door de bladzijden waarop in een
afgewogen combinatie van kleurenfoto's
tekeningen en tekst haarscherpe
signalementen van de bekende en
minder bekende Nederlandse
sportvissen worden gegeven. Bovendien
wordt bij iedere belangrijke vis kort en
duidelijk uiteengezet hoe men die vis
het beste kan vangen en met welk
materiaal dat dient te gebeuren.
De uitgave van deze gids kwam tot
stand met medewerking van het
ministerie van Landbouw en Visserij. De
aspecten van overheidsactiviteiten op
het gebied van de sportvisserij worden
belicht, waarbij het vooral gaat om
zaken als minimum-maten, gesloten
tijden e.d., kortom de praktische kant
van de zaak.
Betweters schamperen soms dat je
„vissen" niet uit een boekje kunt leren.
De praktijk kan men natuurlijk niet
missen, maar een zekere basiskennis
heeft iedere visser wel nodig. Wie zijn
kennis over zijn geliefde sport wil
vergroten heeft aan de Vissersgids een
goede steun.
Kees Ketting's Vissersgids 12,50) is
verkrijgbaar bij de boekhandel, de
winkels in hengelsportartikelen en
rechtstreeks bij de Staatsuitgeverij in
Den Haag.
DEN HAAG Vissen in Nederland is
aan regels gebonden. Die regels zl)n
er niet om het de sportvissers
moeilijk te maken, maar wel om de
„vlshuishouding" in ons land in de
hand te kunnen houden. Hoe vervelend
ook, het is nu eenmaal soms beter in
een bepaald gebied niet te vissen of
om door middel van beperkende
bepalingen schade aan visstand,
oeverbegroeiing enzovoort te
voorkomen. Waar moeten de
sportvissers zich nu aan houden, op
welke manier mag er gevist worden en
wat voor papieren zijn daar voor
nodig. Onderstaand Is dat alles op een
rij gezet.
Hengels
De Nederlandse Visserijwet kent twee
soorten hengels, namelijk een „gewone
en een „speciale" hengel. Het verschil
tussen deze hengels wordt bepaald
door de aassoort. Een gewone hengel
mag worden geaast met brood, kaas,
aardappel, worm, made, granen, zaden,
peulvruchten, fruit, slachtprodukten,
zeepier, zager, mossel, putschelp,
steurkrab, garnaal, insekten,
insektenlarven of nabootsingen hiervan
mits niet groter dan 2.5 cm.
Een speciale hengel mag worden geaast
met ander aas dan bij een gewone
hengel, zoals bijvoorbeeld stukjes vis,
een levend of dood visje, alle kunstaas
groter dan 2,5 cm: spinner, lepels,
pluggen, jigs enzovoorts.
Papieren
Om in Nederland te mogen vissen moet
men in het bezit zijn van een tweetal
documenten, enkele uitzonderingen
daargelaten. Op de eerste plaats een
nationaal overheidsdocument: de
viskaart. En daarnaast een vergunning
van een hengelsportvereniging. Voor de
sportvissers zijn er twee verschillende
viskaarten verkrijgbaar: het
Bijdragebewijs en de Kleine Visakte.
Welke viskaart men nodig heeft hangt
af van het type hengel en het water
waarin gaat worden gevist.
Gewone hengel: sportvissers van 15 jaar
en ouder hebben tenminste een
Bijdragebewijs nodig. Daarmee kan
slechts dan worden volstaan, wanneer
met de gewone hengel in openbaar
water wordt gevist. Veelal zijn dit grote
rivieren en kanalen. Vist men in ander
water, dan is altijd tevens een andere
vergunning vereist. Sportvissers jonger
dan 15 jaar hebben voor het vissen met
een gewone hengel geen viskaart nodig.
Voor het vissen in niet openbaar water
moeten zij echter wei een vergunning
hebben.
Speciale hengel: vist men met meer
dan één gewone hengel (maximaal
twee) of met de speciale hengel, dan is
ongeacht het type water en de leeftijd
altijd een kleine visakte plus een
vergunning nodig. Het kopen van een
kleine visakte zonder tevens een
vergunning te hebben is nutteloos.
Viskaarten
De viskaarten zijn voor iedere
sportvisser verkrijgbaar op één van de
vijfduizend Nederlandse postkantoren.
Op het postkantoor vult men op de
blanco viskaart in: naam, adres,
woonplaats en geboortedatum. Ook
dient merraan te geven welke viskaart
men wil hebben. (Kleine akte 11.10 of
Bijdragebewijs 5.05). Hierna plakt de
loketbeambte het desbetreffende zegel
op de kaart en zet er een stempel op.
Na betaling van de kosten kan men de
viskaart mee naar huis nemen.
Vergunningen
Men komt in het bezit van een
vergunning door lid te worden van een
hengelsportvereniging. Deze
verenigingen huren een bepaald water,
beheren de visstand en zorgen ervoor,
dat men optimaal van zijn hobby kan
genieten. Door lid te worden krijgt men
automatisch een vergunning. Ons land
telt 900 hengelsportverenigingen, die
aangesloten zijn - via een federatie - bij
de NWS. Wordt u lid van een NWS-
vereniging, dan ontvangt u gratis, naast
de vergunning voor het plaatselijke
water, een federatievergunning voor de
streek. Ook krijgt men de bekende
Grote Vergunning, die de NWS namens
de federaties verstrekt en die
uitgebreide mogelijkheden voor de
gewone en de speciale hengel biedt in
geheel Nederland. De vergunningen
bevatten vele bepalingen, die nodig zijn
voor het beheer van de visstand. Lees
de vergunning dus goed door en volg
de bepalingen op. Ze zijn tenslot e Ook
in uw belang, als sportvisser. Voor r.L
en straks.
Beperkende bepalingen
Om de visstand te beschermen zijn er
een aantal landelijke bepalingen
ingevoerd. Zo zijn er gesloten tijden:
periodes dus. waarin men niet mag
vissen. In het algemeen is sportvisserij
op het binnenwater (veelal zoetwater)
gedurende de nacht verboden. Onder
nacht wordt verstaan de periode tussen
één uur na zonsondergang en eèn uur
voor zonsopgang. De gesloten tijd voor
het vissen met de speciale hengel is
gewoonlijk van 1 maart tot en met 30
juni. Met de gewone hengel is het
doorgaans verboden te vissen van 16
maart tot en met 31 mei op het
iJsselmeer en de rest van het
binnenwater. Op rivieren en kanalen is
het vissen met de gewone hengel niet
toegestaan van 1 april tot en met 31
„Kijk uit,
Koos is er weer!'
De mensen die hem kenden,
waren het er roerend over eens
dat hij een man was die geen
vlieg kwaad deed. Wat je van de
meeste vliegen niet eens kunt
zeggen. „Koos", zeiden ze in het
buurtcafé, „Koos is de goedheid
zelve. Die is geboren om een
„niet" te trekken".
Goed, hij had inderdaad het
buskruit niet uitgevonden. Maar
waarom zou hij ook. want hij had
al jaren een nederig
dienstverband bij een touwslagerij
en daarvan wist hij dat er geen
enkel schot meer in zat. Wellicht
om die reden was hij nog meer
getapt bij zijn superieuren en bij
de ouwe maten, want zodra
immers uitlekt dat men van
iemand niets te vrezen heeft,
noemt men hem gemakshalve al
gauw een dikke vriend.
Waar echter vrijwel iedereen
onkundig van bleef was het
verborgen leven van Koos Bosch,
want dat voltrok zich tijdens de
weekends in de ochtendnevel, die
dan als stoom boven het
plassengebied van Midden-
Nederland hing.
Op vrijdagmiddag vond daarvan
reeds de prelude plaats. Als hij
om twaalf minuten over vijf van
de zaak thuis kwam en dat
deed hij op werkdagen al 23 jaar,
want de touwslagerij lag toevallig
twaalf minuten van zijn huis. Mits
hij stevig doorstapte natuurlijk en
niet bleef talmen bij de
stoplichten liep hij gelijk door
naar de gangkast en haalde
daaruit zijn werphengel en de
drie plastic dozen tevoorschijn,
waarvoor zijn vrouw die middag
maden, wurmen en brood had
gekocht. Gelukkig wist ze wat
van haar verwacht werd en
daarom duurden de
voorbereidingen zelden langer
dan anderhalf uur. Aanvankelijk
had hij witbrood meegenomen
naar zijn stek, doorgaans de
kapjes van het halfje casino, dat
hij die ochtend op de ontbijttafel
had aangetroffen. Maar
gaandeweg had hij gemerkt dat
met name de brasem en ook wel
de voorn gretiger beten in
bruinbrood. Hij kon daar in
komen, want ofschoon hij thuis
niet te klagen had, gaf hij daar
ook de voorkeur aan.
Op vrijdagavond ging hij altijd
bijtijds naar bed. Doorgaans na
het tweede journaal, maar als
toevallig de Vuist op de televisie
was. nam hij die ook nog even
mee. Want hij had een zwak voor
Duys, in wie hij zijn eigen
gestuntel zo fraai weerspiegeld
zag. Willem zou een broer van
me kunnen zijn, dacht hij vaak
vertederd, voordat hij de wekker
op half zes zette en zich op zijn
linkerzij draaide.
De volgende morgen fietste hij
altijd door bladstille buitenwijken
naar een plas even buiten de
stad. waar hij strategisch positie
koos in, een flauwe knik van de
oever, met hoog opgeschoten
varens en lisdooms die hem aan
het oog van nieuwsgierigen
onttrokken. Als hij op die
momenten ergens geen behoefte
aan had, dan was het welaan de
snoeverijen van andere vissers,
die steevast eerder beet hadden
dan hij en dan kanjers op het
droge trokken, waarvan later met
waardering melding werd
gemaakt in de hengelbijlage van
het plaatselijke dagblad.
Zelf had hij zelden geluk. Als hij
zich uitvoerig geïnstalleerd had—
de dozen met aas onder
handbereik, zijn canvas visstoel in
de laagste stand en de fietstas
met zijn brood voor tussen de
middag en het rokertje voor
tussendoor ernaast dan wist
hij reeds dat het vandaag toch
weer niks zou worden. Lag dat
wellicht aan de verkeerde
windrichting? Of aan de
vervuiling van het boezemwater?
Daar las je de laatste tijd veel
over in de kranten. Maar het
wilde er bij hem toch niet goed
in. Ook de mogelijkheid dat de
vissen langzamerhand
oververzadigd waren verwierp hij.
En daarom hield hij het er maar
op dat ze hem van haver tot gort
kenden en elkaar tevoren
gewaarschuwd hadden: „Kijk uit.
jongens. Koos Bosch zit vandaag
weer in die flauwe bocht achter
de varens en de lisdooms. De
linkmiegel heeft een godenmaaltie
bij zich: de mooiste maden en
wurmen van een vinger dik. Maar
trap er niet in".
(De verdere belevenissen van
Koos leest u op de volgende
pagina)