Mochtar Lubis opzoek naar Indonesische identiteit De Indonesische schrijver en Journalist Mochtar Lubis werd in 1922 in Padang gebo ren. Reeds op 29-jarige leeftijd richtte hij het dagblad Indonesia Raya op. Als voorvechter voor vrije meningsuiting en de menselijke Waardigheid en als bestrijder van corruptie en machtsmisbruik, geraakte hij driemaal in je gevangenis. Eerst onder de Nederlanders, fervolgens onder Soekarno wegens zijn felle uitvallen naar de heersende corruptie en ten- dotte onder Suharto toen, tijdens het bezoek de toenmalige Japanse premier Tanaka, n 1974 ernstige studentenonlusten uitbraken lis protest tegen de toenemende economi sche invloed van Japan. Mochtar Lubis stak lijn sympathie voor de studentenactie niet tnder stoelen of banken. Indonesia Raya ireeg met enkele andere bladen een ver schijningsverbod en mag nog steeds niet verschijnen. Een jaar later, in 1975, werd hij ilsnog voor vier weken in de gevangenis ge- et. Mochtar Lubis geniet in zijn land een iroot aanzien, in het bijzonder onder de stu- lenten, intellectuelen en kunstenaars. AMSTERDAM „De komst van de Portugezen en Nederlanders, de koloniale overheersing, de Japanse bezetting en de daarop volgende vrijheidsstrijd hebben een harmonische ontwikkeling van de eigen Indonesische identiteit verstoord. Het hervinden van deze eigen identiteit is een moeizaam en dramatisch proces, dat veel geduld en wijsheid vergt". Dit zegt de Indonesische schrijver Mochtar Lubis, die driemaal gevangen heeft gezeten, namelijk onder de Nederlanders, onder Soekarno en tenslotte onder Suharto. Jit dat laatste zou men kunnen concluderen, dat n te maken heeft met een felle vechter op de ricaden. Niets is minder waar. Hij komt over als 1 bezonken en rustig sprekende vijftiger, die grif oegeeft, dat hij zelf heeft moeten worstelen met de uiste inhoud van zijn Indonesische identiteit: „Een aam en dramatisch proces", zegt hij nogmaals. an, wiens voornaamste wapens zijn: de pen. lijn kritische geest en zijn democratische ipvattingen, die hij deelt met de vroegere vice- iresident Mohammed Hatta en wijlen Soetan Sjahrir. lij bewondert de westerse democratie, zoals die verkzaam is in landen als Nederland en Engeland, naar voegt er onmiddellijk aan toe: „Wij hebben dat >ok na de onafhankelijkheidsproclamatie met Enthousiasme geprobeerd. Maar het werkte bij ons niet; dit type democratie strookt niet met de aard van ons volk... Kijk, de Nederlanders en de Britten hebben al een eeuwenoude ervaring met deze vorm van bestuur. Deze komt overeen met hun volksaard enmet de gevoelde behoeften. Ik zou democratie zo willen omschrijven: het volk moet over zijn eigen toekomst kunnen beslissen en de vorm waarin dit gebeurt, doet er niet zo veel toe". Hij maakt er overigens geen geheim van, dat persvrijheid daarin er belangrijk element is. Indentiteit Het zoeken naar en het hervinden van de eigen Indonesische identiteit is dan ook het grote thema in fijn geschiedenis van Indonesië, dat onlangs verschenen is onder de titel „Het land onder de egenboog". Een prachtig geïllustreerd werk, waarin Ie zeer boeiende geschiedenis van Indonesië «schreven wordt vanuit de visie van een Indonesiër !n niet meer, zoals sedert de zestiende eeuw het jeval was, vanuit de visie van Portugezen en lederlanders, die „het land bezagen vanaf het scheepsdek, vanaf de uitkijktoren van het fort of vanaf de stoep van de patriciërswoning". )e voormalige kolonie Nederlands-lndië, zo schrijft Mochtar Lubis niet ten onrechte, bestaat eigenlijk )as 30 tot 35 jaar. Het is niet juist te spreken van «n kolonisatie van 350 jaar. Zeker, het is ongeveer 150 jaar geleden, dat het eerste plekje van wat nu. ndonesië heet. het fort op Ambon, door de Nederlanders veroverd werd. Maar Atjeh werd pas in 1913, en dan nog niet eens helemaal, onderworpen. De Bataklanden ongeveer 35 jaar voor de laatste wereldoorlog. Gunst van de goden Toen de Nederlanders zo tegen 1600 de archipel «reikten als gevolg van de ontwikkelingen in Vest-Europa waren zij gedwongen om zelf de ucratieve specerijhandel in handen te nemen roffen zij een feodale samenleving aan, waarop zij verder konden bouwen. Dit vereist enige nadere titleg. Volgens de Indonesische begrippen van toen, vas het koningschap of het bezit van machf, een loor de goden verleende gunst, die men zich «rwierf hetzij door erfrecht, hetzij door rechtstreekse iverdracht. Pas als koning of vorst de gunst van de loden verloren,dan hielden zij op koning of vorst te :ijn. Deze verkregen gunst wordt in het Javaans ,wahyu tjakraningrat" genoemd. Met name Soekarno leeft zich op deze wahyu beroepen. Mochtar Lubis tegt hierover in het vraaggesprek: „Hij dacht toen lat hij alles kon en mocht en ging te ver", leze opvatting verklaart ook goeddeels de jdzaamheid waarmee de eenvoudige Indonesiërs zich o geduldig hebben neergelegd bij de soms chrikbarende tyrannie van sommige vorsten. (Noot vG: deze gezagsopvatting is te vergelijken met het .mandaat des hemels" van de Chinese keizers en lok wel enigszins met de ideeën van de Europese forsten, koningen en keizers in middeleeuwen en enaissance). Nu hadden de vorsten in die tijd hun imbtenaren, die zijn beleid uitvoerden, zoals het nnen van belastingen. Deze ambtenaren waren de priyayi's". Dezen slaagden erin zoveel macht te tërgaren, dat het eenvoudige volk een willoos 'erktuig in hun handen werd. De Nederlanders lebruikten deze priyayi's voor hun handelspolitiek, oals het verplicht verbouwen van voor de lederlanders winstgevende gewassen dan wel de erbouwing daarvan te beperken, of het teveel aan logst te vernietigen om de prijzen kunstmatig op 'eilte houden. ot de overdracht van de souvereiniteit toe hebben Ie Nederlanders gebruik gemaakt van de iriyayistand;uit hun gelederen werden de regenten, te wedono's en de assistentwedono's van het linnenlandse bestuur gerecruteerd en later, in een •verigens mislukte poging om het „verdeel en teers"-principe in stand te houden, de bestuurders van de federale gebieden, de wali negara's, al loet gezegd worden dat veel priyayi's de kant van Ie republiek hebben gekozen toen de tijd van keuze laar was. Verdraagzaamheid Een andere opvallende eigenschap van de Indonesiërs is hun verdraagzaamheid. Mochtar Lubis zegt hierover: „Wat in India is gebeurd en nog gebeurt, namelijk dat hindoe's en islamieten elkaar de keel afsnijden, is in Indonesië nooit voorgekomen en het is onwaarschijnlijk dat het ooit zal voorkomen. Wat men ook gelooft, men respecteert elkaar en leeft in vrede met elkaar". Ook met de christenmedemens. Hoewel, aldus Mochtar Lubis in zijn boek, het christendom toch altijd min of meer gezien is als nauw verbonden met de koloniale overheersers. Hij voegt er aan toe, dat dit doorgaans wel niet de bedoeling zal zijn geweest van de individuele predikers van het christendom, maar dat dit toch niet wegneemt, dat het christendom nooit geprotesteerd heeft tegen het schandelijke cultuurstelsel, tegen de gedwongen aanleg van koffieplantages ten tijde van Multatuli en nauwelijks tegen andere onrechtvaardigheden, die inherent schijnen te zijn aan een koloniaal regiem. (Noot TvG: de kerken zwegen ook in alle talen, toen, na de mislukte staatsgreep van 1965, her en der in Indonesië omvangrijke moordpartijen plaats hadden). Uiteraard houdt Mochtar Lubis zich niet uitsluitend met deze zaken bezig. Hij beschrijft ook de geschiedenis van zijn land vanaf de tijd dat de hominiden er rondsjokten. Na de laatste ijstijd, omstreeks 10.000 vóór Christus, als het land als gevolg van het wegsmelten van de ijskappen en de verhoging van het zeewaterpeil, het geografische aanzien van thans heeft gekregen, begint uit het westen en uit het noordwesten de invasie van allerlei volkeren. En in de nadagen van het Westromeinse rijk, als Europa geteisterd wordt door de volksverhuizing, hebben zich in Indonesië reeds bloeiende rijkjes gevorfnd, die actieve handelsbetrekkingen onderhielden met India en China. Er werden zelfs nederzettingen op Madagascar gesticht. Zo ontstond in Zuid-Sumatra de machtige zeemogendheid Sriwidjaja; op Java het niet minder machtige Mataram, dat eenmaal onder dynastie van de Sjalendra's de over heel Java gelegen schitterende tempels en tjandi's bouwde, die nu nog de bewondering van de wereld oogsten. Dan volgen de rijken Kediri, het oorlogszuchtige Singasari en tenslotte het machtige Madjapahit, welks uiteenvallen samenviel met de komst van de islam, de Portugezen en de Nederlanders. Vanzelfsprekend wordt veel aandacht besteed aan de opkomst van het nationalisme, de Japanse bezetting, de vrijheidsoorlog en de daaropvolgende opbouw van de republiek Indonesië. „Er is iets groots verricht", is de kreet, die nogal eens gehoord wordt als het gaat om het voormalige Nederlands-lndië. Mochtar Lubis heeft daar zo zijn twijfels over, al is hij van mening dat de Nederlanders wel veel goeds hebben verricht op het gebied van gezondheidszorg en communicatie en vooral een prachtig landbouwproduktiesysteem hebben nagelaten. Er is, in de koloniale tijd, terwille van het gewin, veel bloed vergoten. De Indonesiër in het algemeen en de Javaan in het bijzonder, is onteerd geweest door de opgelegde herendiensten, belastingdruk, cultuurstelsel en het neerslaan van elk eigen initiatief: „Het Nederlandse beleid was er op gericht het Indonesische volk nederig en zwak te houden. Elke mogelijkheid om de eigen capaciteiten en vaardigheden te ontwikkelen werd de Indonesiërs ontnomen". Toen de sultan van Mataram (thans Surakarta) in 1891 in Lombok twee stoomschepen kocht, omdat hij daarin meer voordeel zag dan in de zeilvaart, haastte het Nederlandse gouvernement zich om deze schepen in beslag te nemen; er mocht eens inheemse concurrentie komen... „Het verschil tussen westen en oosten is, dat het westen de realiteit zoekt en het oosten de harmonie". Deze uitspraak is van Ki Hadjar Dewantara. Dewantara is degene, die, buiten het Nederlands bestuur om, de Taman Siswa-scholen oprichtte, waarin de jeugd onderwezen werd overeenkomstig hun Indonesische identiteiten overeenkomstig deze uitspraak. Pogingen van de toenmalige gouverneur-generaal De Jonge, de meest Uiterst links: Ga(d)ja Mada, de bekwame „hofmeijer" van koning Hayam Wuruk van het rijk Madjapahit. Links:Een Ara bische hande laar op een aanlegsteiger ergens op Java. Rechts boven: Voormalige KNIL-militairen werden in 1950 met enige plechtigheid in het republikein se leger opge nomen. De meesten kregen een hogere rang en zij be hielden al hun pensioenrech ten. Rechts onder: Beschieting van Palembang, schilderij van Marius Schou- man. Bij hun terugkeer in In- dië in 1816 na de periode Raf fles, kregen de Nederlanders met tal van op standen te ma ken. bekrompen man die ooit uit Den Haag naar Batavia is gestuurd, om deze Taman Siswa-scholen te torpederen, wekten zulk een weerstand, dat hij zijn pogingen moest opgeven. Nooit hebben de Indonesiërs zich lijdzaam neergelegd bij het koloniale regiem. Er was strijd tegen de vestiging van de monopolies. De opstand op Ambon en Saparua en elders na het Britse interregnum, evenals de Java-oorlog, de veroveringen van Bali en Lombok en vooral de Atjehoorlog, spreken boekdelen. Mochtar Lubis schrijft niet alleen boeiend geschiedenis, maar houdt ons, waar het zo te pas komt, een historische spiegel voor en dat maakt zijn boek dubbel interessant. Hij blijft genuanceerd en hij is nadrukkelijk van mening, dat het een goede Indonesische nationalist betaamt om waardering te hebben voor wat Nederland aan goeds gebracht heeft. Veel van zijn materiaal heeft hij in Nederland Mochtar Lubis: „Het land onder de regenboog", uitgave A. W. Sijthoff, Alphen aan de Rijn, geïll. 45.- Met de komst van de Portugezen valt ook de verbreiding van de islam samen, alsmede de val van het rijk Madjapahit (spreek uit Modjopahit), met Balambangan het laatste grote hindoerijk op Java. Indonesiërs hebben een opvallend vermogen om nieuwe ideeën te laten versmelten met hun eigen opvattingen en culturele verworvenheden. Door deze syncretische eigenschap heeft het nieuwe geloof, de islam, kunnen integreren in de oude Indonesische cultuur, samengesteld uit animistische, hindoeïstische en boeddhistische componenten. Deze samensmelting heeft goeddeels het gezicht van de islam in Indonesië bepaald. In dit verband heb ik Mochtar Lubis gevraagd, hoe hij denkt over de gebeurtenissen in Iran. Mochtar Lubis: „Het verdwijnen van het wrede regiem van de sjah is natuurlijk een goed ding, maar wat zij nü proberen te doen is toch wel de klok terugzetten. Hier in Indonesië hebben jonge islamitische denkers serieus de wenselijkheid van een scheiding tussen staat en religie naar voren gebracht...". Een stelling overigens, die een orthodoxe islamiet als een gruwel in de oren moet klinken. Spiegel vergaard en het is zijn grote wens dat Nederland en Indonesië ten nauwste samenwerken op het gebied van de tropische wetenschappen. „Het is ongelooflijk wat hier in Nederland in particuliere en publieke bibliotheken aan kennis op elk gebied over Indonesië opgeslagen ligt...". T. VAN GRINSVEN Islam HET LAND ONDER DE REGENBOOG

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1979 | | pagina 19