Graf-:
schri
voor
een
taal
BINNENLAND
LEIDSE COURANT
Ditsy
toert
al
vijf
jaar
als
melk-
rijdster
door
Betuwe
Een volle melkbus is
voorde charmante
Ditsy een peuleschil.
Per dag stouwt ze er
zo'n 350 op haar truck.
ENSPIJK „Tja, je groeit er In, hè.
Ik heb echt niet van de ene op de
andere dag besloten om op de
melkwagen te gaan rijden. Mijn va
der had het erg druk en mijn broer
ging op het buitenland rijden met
een vrachtwagen. Dus toen ik van
school kwam, ben ik direct met mijn
vader mee gaan rijden. Dat deed Ik
overigens al van jongsat aan. Vanaf
mijn zestiende ging ik het dagelijks
doen". Aan het woord is de char
mante 21-jarige Ditsy van de Water
uit Enspijk, die dit ongewone werk
nu al weer vijf jaar doet.
Verbaasd kijken vele mensen op als
zij in de buurt van Geldermalsen een
vrouw ontwaren, die zware melkbus
sen op een grote truck stouwt en
daarna rustig achter het stuur kruipt.
Menigeen vindt het geen werk voor
een vrouw. Bij dit beroep denken de
meesten aan een gespierde, door
weer en wind getekende, man.
Ditsy: ,,lk wilde altijd al op een
vrachtwagen rijden en heb destijds
in één keer mijn vrachtwagenrijbewijs
gehaald. Met een beetje geluk, hoor.
Het was daarna natuurlijk logisch dat
ik op de melkwagen terecht kwam".
Ze gaat nu dagelijks de boeren af
om de bekende „langs 's Heren we
gen" opgestapelde melkbussen met
de vrachtwagen op te halen. Soms
een til van meer dan een meter
hoog.
„Je moet eens een volwassen man,
'die het niet gewend is, een melkbus
de wagen op laten tillen", zegt Ditsy.
„De meesten kunnen dat niet. Het is
een slag. Je zet hem eerst op de
knie en dan wip je hem gewoon om
hoog. Je moet die bussen natuurlijk
wel optillen, maar als je de slag een
maal te pakken hebt, dan gaat het
erg gemakkelijk".
Toch is de inhoud van een volle
melkbus nog altijd dertig liter. Ditsy:
„Ik ben eigenlijk figuurlijk in die
melkwagen geboren. Ik ben begon
nen met het opstapelen van de lich
tere melkbussen. Je hebt er altijd
tussen die lichter wegen omdat de
boeren daar hun laatste beetje melk
indoen"
Al zo n dikke vijf jaar toert Ditsy de
Betuwe rond. Geldermalsen, Wade-
noyen, Culemborg, Beesd, Deil en al
die andere dorpen, waar boeren zit
ten die nog niet zijn overgeschakeld
op de voor melkrijders „beruchte"
melktanks. Veel boeren blijken nog
steeds de investering die nodig is
om zo'n tank aan te schaffen niet
aan te durven. „En daar leven wij
van", zegt Ditsy. „Die boeren keken
trouwens niet zo vreemd op toen zij
mij aan zagen komen met m'n truck.
Ik was daarvóór al vaak samen net
mijn vader de boeren langs geweest.
Ze komen vaak helpen en vragen me
dan of er nog „neis" (nieuws) is. Je
hoort veel onderweg en zeker ook
op de melkfabriek in Schoonrewoerd
waar ik de melk dagelijks naar toe
rijd".
„Die chauffeurs daar keken in het
begin wel een beetje vreemd op. Die
eerste keren dat ik zelf reed, waren
zij helemaal verbaasd als ik eerder
dan zij op de fabriek kwam. Zij
dachten natuurlijk: die zien we tegen
de avond pas: die zal wel lang werk
hebben. Maar nu ben ik helemaal
opgenomen door die chauffeurs, alle
maal mannen. Soms heb je zelfs wel
een streepje voor".
Als Ditsy aan het werk is om de in
totaal 362 melkbussen op haar 8.5
ton zware Volvo te beuren, .zijn het
vooral voorbijgangers en passerende
automobilisten die vol belangstelling
naar haar kijken. „Ja, als je langs
een camping komt. dan staren die
mensen je heel vreemd aan of ze
proberen een praatje met je te ma
ken". Dat gebeurde nogal
daarom noemde Ditsy haarmi
wagen dan ook zeer toe
„Kijk naar je eigen". „Ik ma
een keer naar een veiling
vroegen ze me waar de ügegt
was. Dan moet je ze zien ki [en
je zegt dat je dat zelf bent n
trouwens wel meer voon
ook een keer toen ik met mi
een molensteen ergens moefc<fc
gen. „Waar is de chauffeur <ged
er geroepen". Als ze eraar
denkt moet ze er nog om lachen tet
„Overigens heb ik niet de praeac
ed
■baa
onze familie. Mijn oma reed
ook op een vrachtwagen,
voor haar tijd al erg geëmankn^
Ook mijn zuster heeft op de
gen gereden. Kijk, dat het
dat zie je zelf niet zo. Ik fcide.
gegroeid. De meeste meisjes f'
als „vrouw" opgevoed. Wij
altijd voor alles ingezet. We
allemaal aanpakken. Daar bei riOi
blij om, want dan kun je oi lis.
voor jezelf zorgen".
Dat laatste doet Ditsy zefo
houdt als het even kan haa
auto bij Zelf olie verversen t
smeren en al het andere on< r
Ook in haar hobby's wijkt zt
wat de meeste vrouwen doe
gehaak of gebrei, nee, voetbi
staat rechtshalf in het damea
team van Beesd. „Er lekker t set
gaan. dat vind ik mooi", zegt ze c
Dat ze zeker geen robuuste k
die alleen maar houdt van
den waar spieren aan te pas
komen, moge blijken uit het
ze op een heel sierlijke en k jpj
nige wijze een aantal melkbi jmi
kolenkitten heeft beschilderd,
nog niet overtuigd is van ha ,t
welijke charme, bekijkt de
van haar bij dit verhaal maf
goed.
A. WE
ach
DEN HAAG Volasenót bal smudo-
möd dikodls netas! (Een wereld-se
naat moet de twisten der natiën be
slechten). Het is Volapuk en'geeft
precies aan waarom deze kunsttaal
honderd jaar geleden het licht zag.
Immers: hoe kan de mensheid op
vrede hopen wanneer onze Babylo
nische spraakverwarring blijft be
staan? En de ganse aarde was van
•nerlei spraak en enerlei woorden,
meldt Genesis. Maar toen moesten
ze daar aan de Eufraat in hun hoog
moed zo nodig die dwaze toren
gaan bouwen die de woede van de
Heer ontketende. Het idyllische
beeld viel aan gruzelementen. „En
de Heere zeide: kom aan, laat Ons
nedervaren en laat Ons hun spraak
aldaar verwarren, opdat een iegelijk
de soraak zlins naasten niet ver
staat". Zo ving volgens het bijbel
verhaal de ellende aan en we zitten
er tot op de dag van vandaag mee.
Naar schatting 4000 verschillende ta
len en belangrijke dialecten kent
onze nietige planeet, maar waar
schijnlijk meer, want de geleerden
hebben ze nog steeds niet alle we
ten te rubriceren. Hoe krijg je met
zo'n janboel ooit een eenstemmig
wereldparlement?
Het was deze vraag die een eeuw
geleden ook de eerwaarde Johann
M. Schleyer bezig hield. Hij was be
halve pastoor van het Beierse dorpje
Litzelstetten een talenwonder. Op 31
maart 1879 verbaasde hij de weten
schap door in het godsdienstig tijd
schrift „Sionsharfe" een door hem
ontworpen kunsttaal ten doop te
houden die eenvoudig Volapuk heet
te—Wereldtaal.
Er groeide een ware beweging uit
die zich naar vrijwel alle beschaafde
landen van Europa en Amerika ver
breidde. Het hoogtepunt viel in 1889.
Er bestonden toen, uitgezaaid over
de hele wereld, 283 verenigingen
voor Volapuk met meer dan een mil-
loen leden. In 25 verschillende talen
waren 310 leerboeken verschenen en
de beweging gaf 25 tijdschriften uit
waarvan twee in Nederland. Over een
bewerking van Schleyers spraakkunst
beschikten we al sinds 1884. Hij was
van de hand van Servaas de Bruin,
die ons probeerde te laten zingen
„Kei bludi nedanik labom, de foginos
libik" in plaats van „Wien Neer-
landsch bloed door de aadren vloeit,
van vreemde smetten vrij".
Alles leek erop dat het Volapuk zijn
wonderbaarlijk snelle zegetocht zou
voortzetten. Vooral het internationaal
congres, in 1889 te Parijs gehouden,
werd een daverend succes. Het Vola
puk was er de enige voertaal en
bleek een bruikbaar instrument voor
het verkeer tussen uiteenlopende vol
keren. Toch bracht datzelfde tijdstip
een plotselinge en volkomen omme
zwaai en binnen een paar jaar was
het Volapuk nagenoeg vergeten.
Dr. W. J. A. Manders, die een verge
lijkend onderzoek heeft ingesteld
naar de waarde van vijf kunsttalen,
over de oorzaak van dit uiterst merk
waardige verschijnsel: „Het snelle fi
asco kwam hoofdzakelijk door de
groeiende tegenstelling tussen de
conservatieve, sterk heerszuchtige
Schleyer en een aantal hervormings
gezinde voormannen van de bewe
ging. Van het begin af aan strookten
de opvattingen van Kerckhoffs, die
het Volapuk voor Frankrijk had
bewerkt, niet met de inzichten van
zijn leermeester Schleyer en zo werd
Kerckhoffs de leider van een steeds
krachtiger oppositie. Terwijl de aan
hangers van Schleyer zich beriepen
op de hoge volmaaktheid van het
Volapuk en als bewijs daarvan onder
meer aanvoerden dat de woorden
schat niet minder dan 505.440 ver
schillende vormen kon aannemen,
verkondigde Kerckhoffs dat juist deze
vormenrijkdom het Volapuk naar de
ondergang zou voeren. De wereld
had volgens hem geen behoefte aan
een volkmaakte taal, maar verlangde
een gemakkelijk leerbare, praktische
handelstaal.
Pastoor Schleyer, die het Volapuk als
zijn onvervreemdbaar geestelijk ei
gendom beschouwde, wilde van geen
wijken weten. De gevolgen van hef
conflict waren voor de beweging fu
nest. Juist de leidende figuren stel
den zich in het algemeen hervor
mingsgezind op zodat er na 1889
van een doelbewuste propaganda
geen sprake meer kon zijn. Velen
zochten zelfstandig nieuwe wegen en
er trad verbrokkeling op in verschil
lende andere systemen.
Slechts een kleine kring getrouwen
verzamelde zich rond Schleyer. die
tevergeefs probeerde door het invoe
ren van correcties zijn taal de oude
luister te hergeven. In 1908 hield het
laatste, door hemzelf geredigeerde
tijdschrift „Volapükabled lezenodik"
op te bestaan en sindsdien is het
Volapuk vrijwel vergeten, al probeer
de de Nederlander dr. Arie de Jong
in 1931 nog wel met een nieuwe
grammatica iets te redden. Het was
echter veel te laat. Nos baledos su-
nüm, ka lob e stüm (niets wordt eer
der oud dan lof en eer). De Volapuk-
kers hadden het in hun eigen leer
boekje kunnen lezen.
Er kwam iets bij. In 1887, juist toen
het Volapuk zijn grootste triomfen
vierde, verscheen in Warschau een
Russische brochure onder de titel:
„Dr. Esperanto. Internationale Taal.
Voorwoord en Volledig Leerboek".
Als devies was eraan toegevoegd:
„Opdat een taal universeel zij, is het
niet voldoende haar zo te noemen".
Achter het pseudoniem Dr. Esperanto
ging de 27-jarige Poolse oogarts L.
Zamenof schuil. Hij was geboortig uit
Bialystok, een stad met een zeer ge
mengde bevolking van Russen, Po
len, Duitsers en joden.
Hun onderlinge onverdraagzaamheid
maakte al vroeg diepe indruk op Za
menof die zelf een jood was. En hij
kreeg de vaste overtuiging dat het
taalverschil de voornaamste oorzaak
van alle vijandschap was. Zo kwam
hij er uit louter idealistische motie
ven toe een kunsttaal te scheppen.
Meer nog dan Schleyer droomde hij
van verbroedering en vrede. Vandaar
ook de schuilnaam die hij zich koos:
Esperanto De Hopende.
Het is uiteindelijk zijn kunsttaal ge
worden die het pleit gewonnen heeft.
Universeel mag zij nog allerminst he
ten, maar zij bestaat nog in te
genstelling tot Volapuk en bloeit.
Er zijn meer dan 30.000 boeken in
verschenen en er bestaan ongeveer
80 periodieken. Twintig radiostations
zenden regelmatig in het Esperanto
uit. Een 30-tal hogescholen en uni
versiteiten doceren de kunsttaal
waarvan meer dan 2000 verschillende
leerboeken in 55 talen bestaan. Het
gebruik in handel en toerisme neemt
toe.
Dat moge zo zijn, aan pastoor
Schleyer en zijn Volapuk komt de
eer toe de spits te hebben afgebe
ten. Er bestonden al kunsttalen (in
totaal heeft de mensheid er tot nu
toe bijna 600 voortgebracht), maar
met het Volapuk trad de geschiede
nis van het verschijnsel een geheel
nieuwe fase binnen. Laat ons citeren
uit „Bizugs volapüka obsik" (Voorde
len van onze wereldtaal) zoals Ser
vaas de Bruin ze in zijn leerboek
van 1884 op een rijtje zette.
„Onze wereldtaal onderscheidt zich
van alle levende en dode talen in de
eerste plaats door kortheid en bespa-»
ring van woorden, hetgeen voor tele
grammen een punt van groot ge
wicht is. Zij zegt met acht woorden
hetzelfde waartoe de Hollandse taal
zestien woorden nodig heeft. Maar in
weerwil van haar kortheid is zij zeer
duidelijk en bepaald in haar uitdruk
kingen. Zij gedoogt geen tweeërlei
opvattingen of verwarringen. Zij
klinkt krachtig en welluidend. Zij is
zeer gemakkelijk aan te leren, leder
beschaafd mens die zijn moedertaal
behoorlijk geleerd heeft, maakt zich
alle spraakkunst-regelen van Volapuk
in hoogstens acht dagen eigen. Zij is
ongemeen rijk aan vormen. Zij bezit
bovendien een grote vrijheid in de
vorming van woorden en in de
woordvoeging. Zij heeft een eenvou
dige. vaste, heldere en duidelijke
spelling. Door haar vele gelijkluiden
de eindklanken leent zij zich bij uit
nemendheid tot de zang en de poë
zie. En tenslotte heeft onze wereld
taal louter heldere, vast onderschei
dene begrippen, een strenge logica
en consequentheid. Geen andere taal
verenigt al die voordelen in zich. Tal
loze ongelegenheden en verdrietelijk
heden onder het gehele mensdom
spruiten daaruit voort dat de mensen
elkaar niet verstaan hetzij ze el
kaar niet verstaan kunnen of niet
verstaan willen. Reeds daarom is
deze algemene wereldtaal van onein
dig grote waarde en nut, omdat het
elkaar algemeen en duidelijk verstaan
erdoor in zo hoge mate bevorderd
wordt. Elke natie die Volapuk leert
spreken, toont aan alle spraakkunsti
ge verkeerdheden te willen afleggen
die zijn eigen taal aankleven. En ver
keerdheden afleggen heet verstandig
handelen".
Helaas: nög vilos binön visedikum ka
ji-gok (het ei wil wijzer zijn dan het
hoen). Volapuk stierf een snelle
dood, pidob osi (jammer). Noch is
Esperanto het universele succes ge
worden dat oogarts Zamenof „De
Hopende" voor ogen moet hebben
gestaan.
Rest, na een eeuw proberen, de
vraag of kunsttalen een toekomst
hebben. Ook daaraan zijn door dr.
Manders in zijn vergelijkend onder
zoek enige gedachten gewijd. „Het
gestelde doel, één volkmaakte taal te
scheppen die alle bestaande talen
zou moeten vervangen, is onbereik
baar. Geen enkel volk zal zijn natio
nale taal vrijwillig prijsgeven voor
een kunsttaal, al is die laatste ook
nog zo perfect. Maar het streven
naar maximale volmaaktheid van een
kunsttaal is op zichzelf niet af te
keuren. De vraag is slechts: wat is
een volmaakte taal? En vooral: wat
is een volmaakte kunsttaal?".
„De waarde van de kunsttaal stijgt
naarmate hij meer mogelijkheden tot
toepassing biedt Het is dus gewenst
het doel zo ruim mogelijk te nemen.
Men moet streven naar geschiktheid
voor alle mogelijke doeleinden en
naar leerbaarheid voor iedereen die
internationaal contact wil of moet
aanknopen. Slechts een kunsttaal die
aan deze beide eisen voldoet, kan
een maximale uitwerking hebben.
Dan nog is het zeer onzeker of ooit
een instantie voldoende gezag zal
bezitten om het gebruik van een be
paalde kunsttaal voor internationaal
gebruik algemeen ingang te doen
vinden. Van een invoeren in strikte
zin zal dan ook misschien nooit
sprake zijn".
„Dat sluit echter niet in dat de
kunsttaalgedachte daardoor gedoemd
is tot mislukking. In elk geval bestaat
er dringend behoefte aan een alge
meen bruikbare verkeerstaal en die
behoefte zal toenemen naarmate het
wereldverkeer nog drukker wordt.
Hoe het verloop van de kunsttaal-be
weging ook zal zijn, of tenslotte de
meest volmaakte dan wel de thans
meest verbreide kunsttaal toepassing
zal vinden, of het eindresultaat zal
zijn dat twee of meer talen naast el
kaar in gebruik blijven, of dat de
kunsttalen het met zoveel moeite ver
overde terrein geleidelijk weer zullen
verliezen en tenslotte geheel in on
bruik raken het denkbeeld van
een universele kunstmatige hulptaal
is op zichzelf belangwekkend en de
wijze waarop men getracht heeft dit
denkbeeld te verwezenlijken, is de
aandacht waard, ongeacht de vraag
of de verwezenlijking wenselijk, mo
gelijk en waarschijnlijk is".
PIET SNOEREN
«tfaboowvwf^
wivanBabeh 1
aldyW>chbe<Ci: