Paardebussen en dubbeldekkers al 150 jaar in Londens straatbeeld Overvloed leidt tot leegte en afkicken is pijnlijke zaak niet geregeld grondig gereviseerd werden. Naast de normale slijtage hebben de bussen ook veel last van interne beschadiging door vandalen, welke vaak lang zichtbaar blijft Zij strekt Londen niet tot eer. Optocht 'Sinds 1978 rijden in sommige Londense ge meenten tweedekkers van een moderner type dat door zijn fabrikant „Titan" ge noemd wordt. Ze hebben pneumatische deu ren en eenmansbediening. De „Titan" is zelfs behoorlijk verwarmd, een luxe die de Londenaren niet gewend zijn van hun open bare rijtuigen. Er rijden nog veel buSsên waarvan de gezamenlijke in- en uitgang al tijd open blijft. In de jaren '30 en '40 was het trapje van tweedekkers niet eens over dekt. De eerste tweedekker met een dak over het hoofd van passagiers die naar boven ge klommen waren, dateert van 1925. Pas in 1915 verdwenen uit de straten van Londdn de antieke omnibussen, die door paarden getrokken werden. De eerste gemotoriseerde bus was er echter al in 1899 verschenen. Londen krijgt dit jaar weer omnibuspaarden e zien. In het teken van de Shillibeerviering worden vanaf 9 juli tot 30 september drie ratelende oude paardebussen tijdelijk in ge bruik genomen tussen Bakerstreet en de Dierentuin in het nabijgelegen Regent's Park. Ze dateren uit het jaar 1850. Op Paaszondag, 15 april, vindt in het park van Battersea een optocht plaats, waaraan deelgenomen wordt door meer dan honderd verschillende bussen. Nadien worden ze ge parkeerd aan de rand van het park, waar het publiek ze van binnen en van buiten mag komen bekijken en betasten. Het oor spronkelijke vehikel van de Shillibeeromni- busdienst van 1829 bestaat niet meer, maar het werd wel nagemaakt in 1929, bij gele genheid van het eeuwfeest van de Londense bus. Die kopie wordt momenteel zorgvuldig gerestaureerd om met Pasen in de optocht te kunnen rijden. Open dag Op 8 juli komt dit rijtuig voor een tweede maal op straat voor een herdenkingsrit over de oorspronkelijke Shillibeerroute, van -de City naar Paddington. De paardebus wordt begeleid door 40 andere rijtuigen, waaron der de dertien donkergroen en geel geschil derde feestbussen. Van Paddington rijden ze samen naar Londens Hyde Park, waar die middag weer ruim honderd bussen uit de laatste 150 jaar tentoongesteld worden. In het kader van de Shillibeerherdenking houden sommige Londense busgarages dit jaar een „open dag". Op 16 september kan het publiek een kijkje nemen in de revisle- garage van Aldenham, die in dat genre de grootste ter wereld is. Alle Londense twee- en eendekkers worden daar na langdurige dienst nagekeken en opgeknapt. Tijdens elke revisiebeurt wordt ook hun overhelling- spunt getest. Het is werkelijk merkwaardig hoe ver zo'n tweedekker kan overhellen zonder te kantelen. Die hoge Engelse auto bussen rijden niet snel, maar ze geven je wel een veilig zitje. ROGER SIMONÓ Deze tekening van de Londense Shllllbeeromnlbus werd gemaakt door een dochter van de rijtuigmaker. werk van George Shillibeer slechts een schamel begin was, heeft het geleid tot de ontwikkeling van de autobusdiensten, die vandaag de dag gereden worden door 6900 twee- en eendekkers, verdeeld over meer dan driehonderd lijnen. Deze zijn verspreid over geheel Groot Londen, waarvan de op pervlakte ruim 1600 vierkante kilometer be draagt. De Londense bussen transporteren elke werkdag 4,5 miljoen passagiers. Gedurende meer dan een eeuw na het ont staan van de Shillibeeromnibusdienst zorg den in de Britse hoofdstad talrijke concurre rende privé firma's voor openbaar transport. Hetzelfde verschijnsel deed zich voor op de spoorwegen. Elk deel van Groot-Brittannië had een privé spoorwegmaatschappij, met een eigen eindstation in Londen. Dit had tot gevolg, dat daar nooit een centraal station gebouwd werd. Tegenwoordig is de exploitatie van de Lon dense bus- en metrodiensten toevertrouwd aan een gemeentelijke organisatie, die de naam „London Transport" draagt. Wegens het toenemende stadsverkeer zijn de bus diensten veel minder efficiënt geworden. Vooral tijdens de spitsuren kan men geen staat meer maken op de bussen. Ze worden vaak opgehouden op verkeersrotondes, aan kruispunten en in smalle straten. De bussen kunnen vrijwel nergens hun verloren tijd in halen. Vrije busbanen hebben dit vraagstuk niet opgelost. „London Transport" worstelt ook met finan ciële problemen. De maatschappij heeft te weinig geld voor nieuwe autobussen. Het grootste deel van de Lohdense bussen is niet alleen oud, maar ook verouderd. Dui zenden bussen doen al 25 jaar dienst. Ze zouden tot de draad versleten zijn, als ze De laatste paardebus van Londen verdween In 1915 voorgoed uit het stadsbeeld. LONDEN Tot november toeren In de Britse hoofdstad dertien donkergroen en geel geschilderde tweedekkers rond. Hun kleuren herinneren aan de tijd van rijtuig maker George Shillibeer, die in juli 1829 de eerste Londense omnibusdienst begon. De Shillibeerbus werd getrokken door drie paarden. Het was een donkergroen en geel geschilderd open rijtuig dat plaats bood aan 20 passagiers. Op de zijwanden waren dezelfde kransen geschilderd, die nu de dertien feestbussen sieren. Voor een shilling reed je in 1829 van de Londense gemeente Paddington naar de Bank van Engeland in de City. Het vroegere hog dure niet-decimaie pond sterling was verdeeld in twintig shilling. Eenvoudige Londenaren konden zich dus geen uitstap jes per omnibus veroorloven. George Shillibeer (1797-1866) was een Lon- denaar met veel verstand en doorzicht. Hij bouwde soliede rijtuigen, die hij niet alleen verkocht maar ook verhuurde. In het laatste geval waren ze voorzien van de nodige paarden. Shillibeer adverteerde dit in het Frans en het Engels op de voorgevel van zijn statige herenhuis. Problemen Londen is kennelijk niet van plan de 150ste verjaring van de Shillibeeromnibus zo maar De Titan, een van de te laten voorbijgaan. Hoewel het pioniers- genomen worden. nieuwe Londense tweedekkers, die sinds 1978 geleidelijk In dienst WIJ EN ONZE OVERDAAD (1) De Invloed van de uit de hand gelo pen welvaart op de persoonsvorming van volwassenen staat centraal in de serie: Wij en onze overdaad. In een vijftal artikelen belicht dr. J. A. S. van Spaendonck de welvaartsuitwas- sen, waarvan men als het ware op elke straathoek getuige kan zijn. Met de economische achtergronden van de consumptie houdt de psycho loog van Spaendonck zich in deze serie niet of slechts terloops bezig. Hij laat ook de samenhangen tussen de consumptie en allerlei andere maatschappelijke ontwikkelingen bul ten beschouwing. In zijn artikelen worden alleen trends aangeduid. Dr. J. A. S. van Spaendonck is direc teur van de Stichting voor School- en Beroepskeuze te Deventer. Hij publi ceerde eerder de studie: „Belle Epo que en anti-kunst de geschiedenis van een opstand tegen de bourgoi- sie" (Boom-Meppel, 1977). Zelf geeft hij zijn serie graag nog gauw even het volgende „ten gelel de" mee: „Juist op de dag, dat ik de laatste hand legde aan het slotartikel, kwam er een veertienjarige leerling van havo 3 bij mij voor een psycho- DEVENTER Het is op- vallend, hoeveel beeldende kunstenaars zich tegenwoordig met het probleem van de overvloed bezig houden. Plotseling is dit thema aan het einde van de ja ren '50 in de artistieke wereld opgedoken. En nu kan men in tentoon stellingscatalogi tal van recente schilderijen en' collages vinden, die rechtstreeks de con sumptie als onderwerp hebben. De overvloed past voor de kunste naars logisch in een reeks thema's, waardoor ze geobsedeerd worden, zoals de vertechnisering van het leven, het ge weld en de massamens. Het hoeft geen verba zing te wekken, dat kunst van onze tijd vaak hard en opdringerig Is, en met brutale kleuren werkt. Ze is een uitdruk king van een agressieve, dwingerige en begerige maatschappij. (Vergelijk hiermee de sfeer van dromerige verfijning en zachte tinten van het im pressionisme, de voor naamste stroming van een eeuw geleden). Sinds het einde van de tweede wereldoorlog, is de welvaart geleidelijk aan gegroeid. Voor uit-, wassen was men aanvan kelijk niet bezorgd. In 1964 stelde een bekende Amerikaanse socioloog, David Riesman, met ge noegen vast. dat een oude droom van de mensheid in vervulling ging. Sinds het midden van de twintigste eeuw was het produktievermo- gen van de industrie toe genomen en eindelijk lag een leven in overvloed binnen het bereik van massa's mensen. Dat de industrie over een zoda nige groeicapaciteit zou blijken te beschikken en de consumptie hierdoor haast mateloos zou stij gen, had in de vorige eeuw niemand voorzien, vurige voorstanders van het kapitalisme evenmin als Karl Marx. Drooglegging Het klinkt haast onge looflijk, wanneer we bij Riesman de voorspelling lezen, dat wij tamelijk snel genoeg zouden krij gen van de materiële overvloed, als we er een maal 'gewoon aan zou den zijn. Zij die nog ar moede gekend hadden, waren erg blij met hun pas verworven luxe. Maar vlot geld uitgeven zou na enige tijd gaan vervelen. Het moderne welvarende gezin had nog onvervul de wensen, zoals een grotere auto of een dure keukenmachine. Maar /vas men eenmaal van alle gemakken voorzien, dan zou men haast geen nieuwe verlangens meer kunnen noemen. De industrie zou volgens Riesman het aanbod van consumptiegoederen niet verder kunnen uitbreiden. Zij vroeg telkens weer aan de reclamepsycholo gen te speuren naar on bewuste verlangens, die onder het publiek leef den. zo werd de koop lust aangewakkerd, en kreeg de industrie groei- impulsen. Riesman ge loofde, dat de mensen dit spel moe zouden worden. Hij vergeleek het zoeken naar nieuwe be hoeften met moderne waterwinning, waardoor de watervoorraden uitge put raken. Men ziet zich gedwongen almaar diepe re putten te slaan; de grondwaterstand wordt lager en lager. Zo ook zou het boren naar ver langens „niet lang voort gaan, zonder dat de mensheid werd droogge legd". En omdat de over vloedige consumptie haar bekoring begon te verlie zen, zouden de mensen vanzelf hun blik op iets anders richten; met name zouden zij voor rang willen geven aan de verbetering van gemeen schappelijke voorzienin gen. Het was nog wel niet zover, maar Riesman meende, dat spoedig de tijd rijp zou zijn onze wassende stroom geld en onze indrukwekkende technologische uitrusting aan te wenden voor we tenschappelijk onderzoek, onderwijs en vrijetijds besteding, gezondheids zorg, openbaar vervoer en natuurbehoud. Te braaf Deze al te optimistische gedachtengang vindt men in Riesmans boek „Welvaart voor wie?". Zijn schema zal voor le zers in de jaren '60 wel redelijk en aanvaardbaar geleken hebben: eerst kennis maken met de weelde; vervolgens ermee leven en op den duur de glans ervan zien verble ken; zodoende zouden geest en handen vrij ko men voor hogere taken. Achteraf weten wij, dat deze theorie te braaf en vriendelijk geweest is. Een andere socioloog van naam, Vance Pac kard, blijkt de zaken des tijds scherper te hebben gezien. In „de afvalma- logisch onderzoek. Deze jongen uit een arbeidersgezin met zeven kinde ren, werkt elke zaterdag de hele dag bij een tuinder, om met zelf verdiend geld een reeks boeken over de we reldgeschiedenis te kopen. Gelukkig zijn er heel wat mensen, die zich bewust of onbewust tegen een te gemakkelijk en luxueus leven teweer stellen". Raoul Hausmann, Mechanisch hoofd (1919-1920), door de kunstenaar ook „De geest van onze tijd" ge noemd. VERZET NODIG TEGEN DWANG VAN KANTENKLARE GENOEGENS kers" (1961) schetst hij een onthutsend tegenbe eld van Riesmans mens met gezond verstand. Hij meldt een volkomen an dere ontwikkeling; de op komst van een vraatzuch tig menstype, de moder ne consument, een vrolij ke en onverschillige ver kwister, die in een snel tempo verbruikt, afdankt en weggooit. Packard wees erop, dat we bezig waren te vervallen tot een minderwaardige leef wijze. Inmiddels zijn we. vooral in de afgelopen tien jaar, erg rijk en kooplustig ge worden. En hoewel voor vrijwel niemand de droom van de overvloed nog onbezoedeld is en ér aanhoudend van aller lei kanten tegen verspil ling wordt geprotesteerd, wordt het voor ons dui delijk, dat het erg moei lijk is met de ongebrei delde consumptie te bre ken. Het ziet ernaar uit, dat wij kenmerken van verslaving vertonen. In deze indruk word ik be vestigd door gesprekken met leerkrachten van het lager en voortgezet on derwijs. In volgende arti kelen kom ik hierop te rug. Dwangmatig Ook de pogingen door te dringen in de betekenis van moderne kunstwer ken, een liefhebberij van een groepje psychologen, waartoe ik behoor, brengt me tot de overtui ging, dat het genieten ziekelijk en dwangmatig wordt en het afkicken een pijnlijk karwei zal zijn. De hierbij afgebeelde kop van een paspop werd door Raoul Haus mann kort na de eerste wereldoorlog zo vreemd opgetuigd. Het lijkt me een van de sleutelwerken van de moderne kunst: het getuigt van een som bere kijk op de technolo gische vooruitgang. Het hoofd is omwikkeld met schroeven om schuiflat- ten af te stellen, een horloge voor tijdmeting, een instrumentenkistje, dat misschien een druK- meter bevat, een meet lint, een spi'ker en een schroef; hulpmiddelen van een gemechaniseerd leven, waarin men alleen maar belang hecht aan tellen en meten. De mens is een nummer ge worden. zijn gezicht is uitdrukkingsloos, de blik blind, het mondje onge vormd. Voor ons, twintig ste eeuwers van een la tere generatie, krijgt dit hoofd nu een tweede be tekenis: de technologie, die ons verleid heeft tot versneld goederenge- bruik, kan ons ook al$ consumenten krachteloos maken. Dat is volgens de heden daagse kunstenaars "dé geest van onze tijd: col lectief zakken we af naat snoepzucht, allerloi primi tieve lustbeleving; wé worden verveeld en ge makzuchtig; onze smaak wordt grover; onze fanta sie en creativiteit ver zwakken en we gevèn ons over aan een leeg en doelloos bestaan De confrontatie met deze grimmige waarschiijin- gen kan verfrissend ber ken, en ons de moed ge ven ons te verzetten-te> gen de dwang van de kant-en-klare genoegens. Dr. JAN VAN SPAENDONCK

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1979 | | pagina 21