igen lm EVENINGEN „Er og nooit een boek ihreven of een film laakt waarin niets biografisch zit. Er- i doet iemand er al- iets van zichzelf zegt Herman van i over zijn eerste ilfilm „Uit elkaar", rvoor momenteel de ste opnamen wor-1 gemaakt in Scheve- )en en die half au- us in 25 Nederland- lioscopen in premiè- oetgaan. heb het verhaal voor film geschreven en moet je zien tegen ichtergrond van mijn en mijn leven. Het over mijn verbeel- en mijn realiteit en mijn relatie tot de jw en het kind. Ge- smatig ervaar ik het êén grote slag die probeer ik te len. Zo voert ieder- zijn eigen slag. Wie film ziet zou de in- kunnen krijgen, dat niet' goed afloopt. in mijn ogen nt het slot van de ige goede op ting". moet het ongeveer mee vergelijken. Een heeft de oorlog igemaakt. Het is in- »en al 34 jaar vrede, hij loopt nog &ds schuw langs de Zen uit vrees voor verdwaalde kogel, is zijn persoonlijke Dat moet-ie leren epteren. Daar moet-ie leren leven". )n film is niet na te tilen en niet vooruit 'ertellen. De hoofdrol speelt Vincent, een isonnier-theaterma- dus ongeveer het >P dat ik uitoefen, ik timmerman ge- 'st, dan had die film misschien over een tim merman gegaan. En om dat ik niks van Winne- tou afweet, gaat mijn film duidelijk niet óver Winnetou. Toch ben ik 'Vincent niet. Toevallig hebben we allebei min of meer hetzelfde vak". ,,De titel „Uit elkaar" slaat er op dat Vincent een gespleten, een schi zofrene figuur is, die in zijn leven relaties ver broken ziet en ook met zichzelf moeilijk in het reine komt. Huiselijke omstandigheden, maar ook de sfeer van zijn werk dragen daartoe bij". „Ik heb eens een keer aan een taxichauffeur gevraagd: „Wat zou jij doen als je 's nachts thuis kwam en je be trapte je vrouw erop, dat ze met jou-zelf in bed lag?". Toen zei die chauffeur: „Ik zou on middellijk minder gaan drinken". Dat is zijn re actie op een dergelijk voorval, ledereen rea geert op zijn eigen ma nier op bepaalde levens verschijnselen. Maar ik ken iemand heel goed, die niet drinkt en die dat heeft meegemaakt en die sindsdien met dit verschijnsel in zijn leven heeft te stellen". „De vrouw van Vincent wordt gespeeld door Monique van der Ven, die ik hiervoor heb ge vraagd, omdat ik van haar hou. In mijn film krijg je een aaneenscha keling van ontmoetingen te zien waar Vincent zichzelf beter door leert kennen. Dat is in de eerste plaats dus Moni que, maar verder Lou Landré, Guido de Moor, mijn vrouw Marlous als de vriendin van Moni que, Marjon Brandsma en Rijk de Gooyer. Er loopt ook een kind in rond, een pittig jochie van twaalf, Frits de Rek uit Culemborg, een zoontje van kennissen van mij. Voor hem ben ik de speelman. Maar het draait steeds om Vincent, het leven van Vincent. De mensen om hem heen tekenen ieder afzonderlijk nieuwe fa- Sen in zijn leven, die in de film in elkaar overlo pende verhalen vormen". „Ik denk dat deze film het logische gevolg is van wat ik altijd heb ge daan, zowel in mijn per soonlijk zijn als in mijn theateroptreden. Ik denk dan ook, dat de mensen die deze film zullen gaan zien, daarin terug vinden wat ze van mij- verwachten. Vooral de theaterman in mij zal helemaal in de film aan wezig zijn. Als jij zegt, dat ik niet bijvoorbeeld een zaal met duizend man bespeel, maar dat ik in mijn voorstellingen iedereen van die dui zend persoonlijk aan spreek, dan komt dat door wat die mensen denken over wat ze zien en horen". „Ik noem mijn film een tragi-comedie, stukjes leed en stukjes plezier, waar iedereen zelf iets mee kan doen of kan laten liggen natuurlijk als het hem of haar niks zegt. Ook in het theater kun je lachen en huilen. Dat is voor mij trouwens theater, de tragische ac centen van het clownes ke. Als je twee mensen door Tokio laat lopen met al die vele mensen op straat, dan zegt de een dat daar een we reldstad in beweging is, de ander dat er voortdu rend stadions leeglo pen". „Het thema van mijn film is, dat Vincent in zijn droom voor een ra vijn staat. Achter hem doemt een groot mon ster op. Vincent roept dan „help" tegen het monster. „Wat moet ik doen?" Het monster zegt: „Dat moet je niet aan mij vragen. Het is jouw droom". Daar gaat de film over, de strijd om wat er in je leven gebeurt. In niemands le ven heeft zomaar iets plaats. Voor een groot deel overkomt iedereen wat-ie wil dat er gebeurt door er in een eigen richting naar toe te stu ren. Dat kan verdriet be tekenen, maar nooit he lemaal onverwacht. Dat kan ook inhouden, dat je succes hebt. Dat heb je dan zelf gewild. Daar moetje voor betalen". „Al die dingen bij elkaar vormen de roman in ie- Als deze film hetzelfde Van Veen-sfeertje krijgt als de licht dwepende tovershows over altijd menselijke dingen, dan vallen volle zalen te ver wachten. De Duitse re censent Manfred Sack kan daar diepzinnig over meepraten. Hem trof het schijnbare gemak waar mee Herman zalen vol gedisciplineerde Duitsers aan zijn voeten kreeg in toegejuichte tournees. Die Manfred Sack wijd de daar een uitvoerige studie aan in „Die Zeit". Hij heeft Herman uit de hemel zien komen, meermalen zelfs, want Manfred wenste zich in meerdere voorstellingen te oriënteren over de to verkracht die van Her mans optreden uitgaat. Hij schrijft dat hij in het donker van het theater zat in afwachting van de komst van de grote meester. Nog dronken van de klank van de gi taarsolo van de schuwe Sacksioni zag hij temid den van een wolk neer kletterende erwten Her man uit de toneelnok neerdalen, gekleed in een lange rode mantel. Hij is alles. Hij is een volksvermaker, maar ook zanger en violist, hij heeft iets van een ac teur en van een ballet danser, hij imiteert, pa rodieert en is een mimi cus. Hij vertelt verhalen, maakt grappen en houdt wijze levenslessen voor. Hij is een clown, zoals de tijd die figuur ge vormd heeft en die we ook vandaag nog nodig hebben: een snotterneus in een wit gezicht, een wijze moralist. Maar op het toneel is hij er maar één van de vier, zoals ook wij hem in het theater ervaren hebben, het leven een droom, soms een goede, soms een slechte. De muzikanten om hem heen doen hun werk zonder op te vallen in nuttige bescheidenheid. Laat men zich daardoor echter niet misleiden. Hun muziek komt even onbevangen en origineel over als destijds die van The Beatles. Verrukkelijk schone klanken springen soms de zaal in, wiegen weg in ijle weefsels of sproeien ruisende tonen de zaal in. En nooit sentimenteel, daar zorgt het ferm bewerkte in strumentarium voor: gi taar, tuba, elektronisch orgel, hoorn en ketel- pauk. De ziel van het instru mentale deel van de show wordt bepaald door Erik van de Wurff, die een rijkdom aan me lodieën heeft geweven rond het violierende snarenwerk van Herman. Geen nummer in zijn show staat op zichzelf. Elke scène ontspringt uit muziek en belandt aan het eind ook weer daarin, zodat een door gaande stroom van bele venissen van het podium af door de zaal deint. Een opstandige Vincent in conflict met een taxichauffeur Zelfs de pauze wordt niet als een onderbre king ondergaan, een paar maten rust terwijl de bedwelming van het gehoorde en het geziene voortduurt, een roes in schets gezet door Her man en door de muziek van kleuren voorzien, een wolkige doezel die op de hoorders indaalt. Dit bereikt Herman door gevoelens op te roepen zonder de grens van de sentimentaliteit te over schrijden. die het geheel gelijk zwaarwichtig zou maken. Neem het verhaal van Oma Louise. Zij lag op het tapijt in een ouder wetse villa. Daar lag zij dagenlang. Zij droeg een jurk met donkerrode bloemen, een ketting met een zilveren kruis op een kraag van witte Monique v.d. Ven in bad, met filmzoontje Erik batist. Maar geen woord over de eenzaamheid waarin die vrouw stierf. Zo gebeurt het ook. Zij lag er alleen maar. En door te vertellen hoe zij daar lag, treft dit lied van Herman dieper dan welke protestzang vol uitroeptekens. Hij is er eerder voor gemaakt om de dingen die gezegd moeten worden de zaal in te fluisteren. Manne lijk en kinderlijk agres sief tegelijk, zoals wan neer hij een nieuwe bo reling welkom heet. Hij speelt dan zoet en ver voerend met ballen en bromtol, voortdurend lie ve woordjes stamelend. En breekt dat zoete sfeertje vervolgens stuk met de kinderschreeuw: „Blijf af, dat is van mij, jij lelijkerd". De toehoorder wordt op gelijke wijze getroffen in het liedje „Zonder jou", waarin hij het zieleleed bezingt van de man dje alleen is komen te staan. Pure smart, maar zover laat Herman het niet komen, want hij heeft trek in brood en vis. Zo speelt Herman met zijn hoorders, nooit opdringerig, maar wel altijd in vertrouwdheid met zijn publiek, alsof hij speciaal voor jou een voorstelling geeft. Dat heeft te maken met het raffinement van de showmaker, maar meer nog met de bedwelmen de betovering hem inge boren. Een droom „Net als het leven wordt mijn film een droom. Het gaat om een verzon nen verhaal dat je zult herkennen als je het le ven kent. Dan zal die film je ook iets doen. Het leven is een gewel dige ervaring, maar je moet ermee kunnen om gaan. Ik hou me niet bezig met politiek. Be sprekingen op hoog po litiek niveau worden uit eindelijk toch bepaald door hoe politici in het leven staan. Dat zichtba re spel is voor mij niet interessant. Ik hou me liever bezig met wat er achter die mensen zit". „Vincent, de theaterman, is van huis uit een ge wone jongen uit het volk. Hij redeneert niet over de dingen. Hij doet de dingen. Daardoor wordt het bovendien een actiefilm, net als in mijn kinderserie op de Duitse- tv en later op de KRO. Ik vertel geen dingen. Ik laat de dingen gebeu ren. Theater, film en tv zijn om naar te kijken, mee te voelen met men sen die je bezig ziet. mensen met wie ik me één weet. In een tv-in- terview over kinderen heb ik eens spontaan gehuild. Dat heeft daar alles mee te maken. In de aflevering „De clown" van de kinderse rie zegt een jochie te gen zijn vriendjes, dat zij wel uit mogen kijken, want dat zijn vader de zwarte band heeft. Als die vader komt. lopen de kinderen weg. Dan pakt die vader mij in mijn lange zwarte jas. En dan verschuil ik me achter de kinderen, niet alleen letterlijk, maar ook figuurlijk. In die scène zit mijn binding met het kind". „Ik geloof niet dat er mensen bestaan die niet van kinderen houden. Het kind is een van de belangrijkste dingen in mijn leven, en net als kinderen doen, vecht ik en vrij ik in mijn film. allemaal actiebeelden. Er gebeurt steeds wat, veel zelfs, maar altijd met weinig woorden". „Daarbij ben ik blij met de muziek van mijn ei gen Erik van de Wurff. En ook met de assis tent-regie van de Belg Ralf Boumans, met wie ik langer dan tien jaar geleden al de film „Prin cess" maakte. Ik kan zijn inbreng goed ge bruiken, al ben ik zelf ook vertrouwd met films maken. Voor de AVRO deed ik een serie over muziek met mensen als Reinbert de Leeuw en het Scapinoballet en ook voor de school-tv leverde ik films". „Ze zeggen mij wel eens. dat filmen voor een theaterman riskant is. Kijk maar naar Toon Hermans en Wim Sonne- veld, zeggen ze dan. Die zijn mooi de mist inge gaan. Maar dan kijk ik liever naar een figuur als Yves Montand en Charlie Chaplin, die ook tot zijn dertigste op de planken heeft gewerkt. Ik heb niet te maken met de slechte voorbeel den, maar met de goe- Harlekijn zit met een heleboel geld in deze eerste eigen filmproduk- tie. Daar kan ik zorgen om hebben. Ik ben er twee jaar geleden al aan begonnen en tenslotte hadden we er vijftig man voor over de vloer, die allemaal betaald moeten worden. Maar we hebben ook allemaal het gevoel, dat we mo menteel met iets heel moois in onze handen zitten". TON OLIEMULLER

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1979 | | pagina 17