Fransman belt makkelijker met Tokio dan met zijn buurman (Van onze correspon dent Jan Drummen) Frankrijk dct telefonisch lang achterop was, is bezig de meeste andere moderne landen in te halen door de aankon diging deze week dat de telefoongids zal wor den vervangen door een video-apparaat waarmee telefoonnum mers moeiteloos kun nen worden achter haald. Maar er mag niet uit het oog worden verloren dat de telefoon in Frankrijk altijd iets heel speciaals is ge weest. Hij heeft er nooit gefunctioneerd zoals In andere landen. Hij is al tijd anders geweest: progressief, ouderwets, onbetrouwbaar, ontoe reikend, individualis tisch. In de jaren van de „ma- nuale centrales", waar de verbindingen tot stand kwamen via een „telefoonjuffrouw" was het gewoonte geworden dat degenen die veel en belangrijke verbindingen hadden zich de gunst van de telefonistes ver zekerden door enkele malen per jaar (of zelfs elke maand) een cade autje te sturen, dat doorgaans een grote doos „marrons glacés" was. Dit goede gebruik deed de buitenlandse di recties van hun verte genwoordigers (of dag bladcorrespondenten) in Frankrijk wel eens de wenkbrauwen fronsen. Jarenlang was Frankrijk telefonisch onderontwik keld en oude en verou derde automatische cen trales waren doofstom geworden, reageerden niet of moeilijk, brach ten verbindingen hope loos in de war en aller-' lei woordspelingen, ge zegdes, gevleugelde woorden en moppen hadden het gebrek aan de kiestoon in heel het land tot voorwerp. Op min of meer geregelde tijden verschenen dan berichten in de krant, dat iemand omgekomen was of dat een blok hui zen tot de grond toe af gebrand was. omdat hulpdiensten, artsen en brandweer telefonisch gewoon niet bereikbaar waren geweest. In die tijd moest men soms meer dan zes ja ren wachten, alvorens men telefoonaansluiting kreeg en als men die dan eindelijk had, kon men nog onbepaalde tijd wachten op de kies toon. En als men die eindelijk had en het nummer gedraaid had, was er een flinke kans dat men een volkomen De telefooncel nabij Parijs, welke wereldbekendheid kreeg. Deze cel, ondt een abri met bushalte, had een bijzondere aantrekkingskracht Men kon er gt sprekken voeren zo lang en zo dikwijls men wilde met alle automatisch bereik bare plaatsen ter wereld. Kosten: geen ceotL onbekende in Los Ange les aan de lijn kreeg als men zijn kruidenier twee huizenblokken verder wilde bellen (historisch voorbeeld), terwijl het gesprek met Los Ange les uiteraard in rekening werd gebracht. Overi gens was het in die ja ren veel eenvoudiger om Rio de Janeiro of Tokio aan de lijn te krijgen dan een abonnee in ei gen gemeente. Helaas waren degenen die met iemand in Rio of Japan spreken moesten veel minder talrijk dan de anderen, en er is een aantal gevallen bekend van bedrijven en onder neminkjes die naar el ders overgebracht moes ten worden of simpel weg failliet gingen om dat de telefooncentrales waarop zij aangesloten waren bij de groep „doofstommen" inge deeld moesten worden. De bond van telefoona bonnees (een bond ter verdediging van de be langen van de abon nees) heeft een hele lijst van dit soort gevallen. Toen de situatie dermate vastgelopen was, dat de landseconomie er onder begon te lijden, werden drastische maatregelen genomen. Zij hebben in derdaad de situatie radi caal veranderd en in en kele jaren tijd is Frank rijk telefonisch meerder jarig geworden. Deze plotselinge groei ging niet zonder moeilijkhe den: de PTT nam tal van privé-bedrijven in de arm (zoals een bedrijf dat gespecialiseerd was in het aanleggen van verkeerslichten) om het net uit te breiden. He laas waren de monteurs van deze bedrijven niet altijd voldoende ge schoold en hoewel toen praktisch iedereen die dat wilde telefoonaan sluiting kon krijgen, was het veelal geraden, dat hij met zijn vingers van het mooie moderne blauwe, of grijze, of rode of chocoladebruine toestel met twee luister schelpen afbleef. Hier en daar veroorzaakte het opnemen van de hoom het loeien van de sire nes van de burgerbe scherming in de stad. In andere gevallen kwam men midden in een ge sprek van twee of vier of zes of acht andere abonnees terecht (enkele van deze onvoorziene connecties moeten tot romantische verhoudin gen geleid hebben...), terwijl in enkele gevallen bleek dat als men de hoom opnam men kon horen wat in de huiska mer van een andere abonnee werd gezegd, hoewel de hoorn daar vast op het toestel lag. En dan waren er de ja ren waarin men voor niet meer dan een dub beltje uit tal van open bare telefooncellen voor onbepaalde tijd met elke automatisch te bereiken plaats in de wereld kon telefoneren, van New York tot Osaka, Chur tot Edmonton, Middelharnis totCaltanisetta... De onverkwikkelijkheden, complicaties en potsier lijke toestanden die dit veroorzaakt heeft, waren misschien niet talloos, maar dan in elk geval voor de betrokkenen te veel. In sommige plaat sen was de toestand dermate wild. dat men zich tenslotte ermee troostte dat er in elk ge val geen kraanwater uit de hoorn kwam als men deze van de haak licht te, en dat was dan in zekere zin ook de enige troost. Geleidelijk-aan werd de situatie ontward, hoewel menigeen (en uw corres pondent weet daarvan mee te praten) in die tijd astronomische tele foonrekeningen ontving, omdat andere abonnees ofwel op hetzelfde num mer aangesloten waren, ofwel op kosten van de ander konden telefone ren. De administratie is er nooit uitgekomen en omdat om afsluiting van de telefoon te voorko men tevoren alle reke ningen betaald moeten worden, hoe astrono misch deze ook zijn mo gen, vonden bijzonder weinigen de situatie amusant. Veel opzien heeft het feit gebaard, dat een abonnee die met vakan tie ging, zijn toestel door een deurwaarder liet verzegelen en alle controles wezen uit dat hij het een maand niet gebruikt had. Hetgeen niet wegnam dat hij aan het eind van die maand een gepeperde rekening ontving. Intussen is men sedert kort begonnen met het Amerikaanse en in een aantal andere landen in zwang zijnde systeem dat alle gesprekken nauwkeurig noteert, zo dat er geen globale op gave meer is waarin alle afzonderlijke verbindin gen „verdronken" wor den. En eveneens is de operatie aanzienlijk en vrijwel overal doeltref fend en beperkt gewor den wat het technische aspect betreft. De Fran se telefoonindustrie heeft zelfs een zekere voorsprong op die van enkele concurrerende landen en het is enkele malen voorgekomen dat Frankrijk voor uitgebrei de telefooninstallaties contracten onder de neus van de Amerikanen De administratie heeft evenwel geen gelijke tred kunnen houden met de technologische ont wikkeling en de compu ter. die overal en altijd de schuld van alles krijgt, zorgt ervoor dat tal van abonnees nog altijd astronomische re keningen krijgen, reke ningen waar in de prak tijk nagenoeg nimmer uit te komen is. Maar ook het omgekeerde ge beurt. .Monsieur en Madame Caillet uit Poissy, nabij Parijs, wilden in oktober hun zeer bescheiden te lefoonrekening van 113,84 franks betalen. Hun geld werd gewei gerd: „U bent ons niets schuldig". Twee maan den later hetzelfde. Ma dame Caillet wilde er het fijne van weten, 2 i had een tegoed va 99.717,33 franks. Omdj er enige tijd tevoren ea bedrag van ruim 100.00 franks (ruim 50.000 gu den) gestort was, en ali telefoonkosten zoudj daar regelmatig vam geschreven worden. U) eraard hadden de Ca Iets nimmer een dergelj ke som gestort, ee som die zij overigen nooit bezeten hadda Zij schreven naar tv administratieve centfuii waarbij hun telefooncel trale ingedeeld is. Gee antwoord. En de ju frouw achter het lokt 1 weigert geld in on vangst te nemen om d telefoonkosten te vö doen (de tweede reki ning bedroeg 282,6 franks) zolang er een n £e goed is. Een tegoq waarmee de Caillets b RC hun sober gebruik w rge. de telefoon een eeui lang kunnen opbellen, cn Een krant heeft een fot me van de roemruchte tel» koi foonrekening afgedruti om Het credit daarvan ve om meldt inderdaad: 100.0!|.pfa franks. Iemand heeft ea af fout gemaakt. De con gei put er of de persoon dj ze de computer „gevoed terl heeft. var Soms krijgt men de H me druk dat de jaren waa> kor over Sieburg in zij pg „God in Frankrijk?" u eer. hoofdstuk schreef di zijn „Pariser Telephon" hef onz (het waren de twintigel aan jaren), en waarin rk'Vn: een doos „marrons git enk cës" wonderen gewroci 'Hoi werden, telefonisch i^Je slechtste niet waren. gaa DEN HAAG „Wat een man, met zijn ruige haar dos, zijn vlooi en zijn afwezige blik; en toch dat innerlijke vuur van genialiteit. We spraken over de maatschappelijke functies van de wetenschap en over de noodzaak hem te vrijwaren voor Ideologi sche en politieke druk. Ik kreeg het beeld van een zachtmoedig, maar verdrietig mens verdrietig over de onnozelheid van de wereld en de ver schrikkingen van het bestaan. Een diepzinnig schepper van ideeën, meer daarmee bezig dan met het alledaagse leven om hem heen". De ene gigant van het menselijk denken over een nog veel grotere. Julian Huxley over Albert Einstein. Op 14 maart zal het honderd jaar geleden zijn dat deze laatste geboren werd, voorbestemd om als „de vader van de atoombom" de historie in te gaan. Daarmee is dan meteen de eerste tragische simplifi catie gevallen waaraan beoefenaren van de populaire geschiedschrijving zich plegen te bezondigen. En zo zijn er meer. In doorsnee staat Einstein ook bij bestudeerden te boek als een soort wiskundige surrealist, een tovenaar (razend knap, dat wel) met formules. Al te Wéinig wordt onderkend dat de door hem ontdekte relativiteit, het wetenschappelijke belang ervan daar gelaten, een wijsgerig denksysteem omvat van baan brekende betekenis. Einstein de godloochenaar, nog zo'n dooddoenerig etiket. Want hoe luidde zijn cre do feitelijk? „De mooiste en meest verheven emotie die voor ons is weggelegd, vind ik de sensatie van het mystieke. Dat is de drijfveer van alle echte wetenschap... te beseffen dat wat we niet bevatten kunnen, toch echt bestaat, zichzelf manifesterend als de opperste wijs heid en de stralendste schoonheid waarvan wij met onze botte vermogens slechts de meest primitieve verschijningsvormen kunnen begrijpen dit besef, dit gevoel is de kern van het ware godsgeloof". Een van de mensen die het diepst in Einsteins dénkwereld wisten door te dringen, is Lincoln Bar- nett, schrijver van wetenschappelijke boeken. Ein stein zelf had bij zijn leven grote waardering voor dlëhs werk, ook waar het de weergave van zijn ei gen ideeën betrof. Samenvattend: „De ontwikkelingen binnen het we tenschappelijk denken hebben één feit overweldi gend duidelijk gemaakt: de voor ons waarneembare wereld kent geen enkel geheim dat niet wijst in de richting van een nog dieper mysterie. Alle snelwegen van het vernuft, alle zijwegen van theorieën en ver onderstellingen lopen uiteindelijk dood op een af grond die ons verstand, hoe vindingrijk ook, nooit zal kunnen overbruggen. Want juist door de aard van zijn wezen is de mens geketend, door zijn ein digheid en zijn onderworpenheid aan de natuur Hoe Vérder hij zijn horizonten uitbreidt, hoe scherper hij zrch bewust wordt van het feit dat we. om met de atoomgeleerde Niels Bohr te spreken, „zowel toe schouwers als acteurs zijn in het grote drama van het bestaan". Daarom vormt de mens zijn eigen grootste geheim. Hij begrijpt het onafzienbare, ver sluierde heelal niet waarin hij zijn rol moet spelen, omdat hij zichzelf niet begrijpt. Hij heeft slechts een zeer beperkt inzicht in zijn organische processen, laat staan in zijn unieke vermogen om iets van de hém omringende wereld te doorgronden, om na te denken en te dromen. En het minst van alles be grijpt hij ?ijn meest edele en geheimzinnige eigen schap: het vermogen om boven zichzelf uit te stij gen en zichzelf bezig te zien met doorgronden. Het doodlopende slop voor de mens wordt gevormd door het feit dat hij een onderdeel is van de wereld die hij wil verkennen; zijn lichaam en zijn trotse géést zijn mozaïeksteentjes van dezelfde elementaire samenstelling waaruit de duistere, zwalkende stof wolken bestaan die de ruimten tussen de sterren vullen. Hij is in wezen louter een vluchtige bevesti ging van het door Einstein gevonden en in formules gevangen tijd-ruimte-veld dat aan alle dingen ten grondslag ligt: het oer-gegeven. Balancerend halver wege tussen macrokosmos en microkosmos vindt hij de wegen aan alle kanten afgesneden en kan hij misschien slechts verbaasd uitroepen, zoals Sint Paulus negentienhonderd jaar geleden deed: de we reld werd geschapen door het woord van God zodat al het zichbare ontstond uit het onzichtbare". Geleerden die begenadigd waren met aanzienlijk minder wijsheid en bescheidenheid, hebben na Ein steins dood in 1955 zijn schedel gelicht en de her senen eruit gehaald. De bedoeling was uit te zoeken of zijn genialiteit te verklaren viel uit de samenstel ling van schors en kwabben, uit het volume mis schien. Een ernstiger belediging had men Einstein posthuum niet aan kunnen doen. Het bewees een volslagen onbegrip voor het wezen van zijn werk. Zoiets als het nemen van Mozarts vingerafdrukken om achter het mysterie van zijn pianoconcert KV 595 te komen. Gelukkig raakte de onderneming bedolven onder het stof van zijn eigen dwaasheid. Letterlijk, want on langs heeft men de glazen pot met Einsteins brein in een uithoek van een laboratorium teruggevonden, vergeten en onaangetast. Hopelijk heeft men het als nog een waardige begrafenis gegeven, bij voorkeur onder de aan mensheid en aarde ontstegen klanken van een van de suites voor vioolsolo van Bach die Einstein placht te spelen wanneer hem het gevoel van nietigheid overviel minder dan een stofje of een ademtocht te zijn in de kosmos die hij doorvorste. „Ik heb geen speciale gave; ik ben alleen hartstoch telijk nieuwsgierig", zo kenschetste Albert Einstein zichzelf. Waartoe die hartstochtelijke nieuwsgierig heid heeft geleid, is genoegzaam bekend. E is mc2. Vijf symbooltjes, onderwezen op elko middelbare school. Ze liggen ten grondslag aan het spookbeeld van de kernwapens dat heel de wereldpolitiek in zijn bange ban houdt. Hierbij toch een anecdote die be wijst hoezeer, alle menselijke berekeningen ten spijt, het toeval of het lot of wat het ook moge zijn, toe- komstbepalend kan blijken.' In juli 1939 logeerde Einstein, door de nazi's uit Duitsland verjaagd omdat hij jood was, en in Ameri ka hoogleraar geworden, bij dr. Moore op Long Is land. Daar raakten twee vooraanstaande natuurkundi gen die op zoek naar hem waren, de weg kwijt. Hun missie was zo belangrijk en dramatisch dat ze ver gaten op de straatnamen te letten. Geleid door niet meer dan de natte vinger sloegen ze een weggetje in. Of hier ergens een zekere dr. Moore woonde? Niet bekend. Ontmoedigd stelde een hunner voor: „Misschien heeft het lot dit niet gewild; laten we naar huis gaan". De ander stribbelde tegen. „Wacht nog even. Als we eens gewoon vroegen waar Einstein woont?" Ze hielden een passerend jongetje staande en infor meerden of hij professor Einstein kende. „Natuur lijk". zei hij. „Zal ik u er even heen brengen?" De overlevering wil dat Eugene Wigner en Leo Szi- lard, twee gevluchte Hongaarse fysici vol angstige voorgevoelens, op deze toevallige manier alsnog Al- bert Einstein wisten te vinden. Het vyas twee maan den voor het uitbreken van Wereldoorlog II en ze slaagden erin hem over te halen tot het schrijven van een brief aan de Amerikaanse president Roose velt waarin hij op de mogelijkheden van de kerns plijting wees voor het ontwerpen van een nieuw mi litair wapen. Roosevelt zwichtte voor het betoog van een zo eminent wetenschapsman en inderdaad is de brief van Einstein de aanleiding geweest tot het ver vaardigen van de atoombommen die in 1945 de Ja panse steden Hirosjima en Nagasaki van de aardbo dem wegvaagden. „Mijn God, wat hebben we gedaan?", riep Robert Lewis uit, de tweede piloot van het vliegtuig dat de helse lading boven zijn doel bracht. Einstein moet het hem dikwijls hebben nageroepen, want hij be keerde zich tot strijdbaar voorvechter van een blij vende internationale vrede. Ook zal hij vaak in zijn hart hebben gewenst: „Waren de verdwaalde Wigner en Scilard maar naar huis gegaan, of had dat jochie maar niet de weg geweten". Troost echter heeft hij wellicht geput uit de gedach te dat E is mc2 zegenrijke omwentelingen kan ont ketenen door de onuitputtelijke energiebronnen die dank zij de formule binnen bereik lijken. Simpel ge zegd: wanneer het lukt het proces van kernfusie te beheersen, zou de massa van een enkele aardappel evenveel energie kunnen opleveren als de totale pro- duktie van een kolenmijn. Reeds in 1921 werd aan Albert Einstein de Nobel prijs voor natuurkunde toegekend. Hij zal ongel feld vaak de tekst op de keerzijde van de gelezen heben, een citaat uit de Aeneïs van Vei«^ us: „Hoe goed is het dat het leven van de mï $f_ verrijkt zal worden door de kunsten die hij heeff't gevonden". Noch zaaiden de gruwelen waarvan bij zijn leven getuige was en die hij mede hl neerhagelen, wezenlijk twijfel in zijn eenvoud hart. „Ik kan me niet voorstellen dat God een ka spelletje speelt met de wereld", heeft hij eens v ontwaardigd uitgeroepen. En: „De mens die zijl gen leven en dat van zijn naaste waardeloos vi is niet alleen te beklagen, maar ook nauwelijks,,#%e/ schikt voor het leven". m d, Nog een uitspraak tenslotte. „Wetenschap zpnj b godsdienst is lam. Maar godsdienst zonder w$| schap is blind". Wat wetenschap, de lijnen waaf nen hij uitblonk, dan wel mocht zijn? „Niets n of minder dan gezond verstand, alleen verfijndéjXjog Zo nuchter zo ontnuchterend voor zwelger^ tfe- hooggeleerdheid keek Einstein tegen zijn vad( drg. b.ied aan. Men heeft hem natuurlijk gevraagd Kerm. het wezen van relativiteit. Zijn antwoord: „Wano fc, een man een uur lang naast een mooie vrouy lijkt het een minuut. Maar laat hem een minuut op een hete kachel zitten, en het zal een heid lijken. Dit nu, mijn vriend, is relativiteit". ,i heel PIETSNOÊd Z'Be

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1979 | | pagina 20