„je verveelf je hier dood" „het is hier een broeinest" Gezicht op de heuvels In de omgeving van Tyrus. Op de voorgrond ee Middellandse Zee. Boven In de heuvels liggen verscheidene stellingen 1 verzetsgroepen. NAQOURA Het hoofdkwartier van de Unlfll-troepen In Libanon ligt In het plaats je Naqoura op nauwelijks vier kilometer van de Israëlische grens. Enkele tientallen wit geschilderde barakken, omzoomd door prikkeldraad en beveiligd door wachtpos ten. Hier, tegen het decor van een glinste rend blauwe Middellandse Zee en glooien de, groene heuvels landinwaarts zetelt de staf van de 6000 man sterke VN-vredes- macht. Het Is niet eenvoudig om een be zoek te brengen aan het barakkenkamp In Naqoura, dat in een enclave ligt van de rechtse christenmllltles. In dit gebied, grenzend aan Israël, zwaait de Palestl|nse christen-majoor Haddad met zijn rebellen de scepter en worden vreemdelingen met harde hand geweerd. Er is slechts één mogelijkheid om Naqoura te bereiken en dat is met medewerking van de Verenigde Naties. Het kost dagen maar uiteindelijk komt er toestemming van het hoofdkwartier en moet ik 's morgens om tien uur in de havenplaats Tyrus zijn waar in een Libanese kazerne een klein wachtde- tachement van Unifil gelegerd is. Daar zal ik opgehaald worden door een VN-officier die me per jeep naar Naqoura zal brengen. Het blijken er zelfs twee te zijn, Amerika nen die met duizend excuses anderhalf uur later de kazerne bereiken dan was afge sproken. „Troubles onderweg", vertelt de langste Yank van het duo, dat verrassend veel lijkt op het superdetectiveduo Starsky and Hutch. Met grote snelheid verlaten we ver volgens Tyrus en rijden langs slecht onder houden wegen naar het zuiden. De tocht in de jeep is geen plezierritje om dat de chauffeur constant diepe kuilen in het wegdek moet omzeilen. Vplgens de bei de Amerikaanse officieren wordt de situatie in Libanon met de dag ernstiger. „Het is hier een broeinest", schreeuwt een van hen mij in het oor. „Soms zijn er beschietingen van zowel rechtse christenen als Palestijnen tegelijk. Wij zitten in het hoofdkwartier, maar ik heb medelijden met de jongens die bij dó bataljons in het veld zitten". We naderen een wachtpost, die bemand wordt door drie Palestijnen. Het hoofdkwar tier heeft de komst van de jeep gemeld en toch zijn de VN-officieren nerveus. Zonder problemen mógen we doorrijden. Als we de doorlaatpost gepasseerd zijn, zegt de chauffeur:,, God zij dank, geen moeilijkhe den. Het wil wel eens voorkomen dat die PLO-jongens vervelend gaan doen tegen westelijke journalisten die op uitnodiging van de VN hier zijn". Inmiddels is het gaan regenen en de tem peratuur, vanmorgen nog 21 graden, is ge daald tot rond 11 graden. Het landschap wordt ruwer: kalè rotsen iri een onherberg zaam heuvellandschap. We passeren de eerste wachtposten van Unifil. Senegalese soldaten controleren elk voertuig, ook alle auto's van de VN-vredesmacht. De soldaat bij de slagboom zegt:,, Wij Rebben, op dracht iedereen naar papieren te vragen en elke auto te doorzoeken op wapens en mu nitie". Daarbij moet je ervan uitgaan dat zelfs een VN-officier verkleed kan zijn, dus moet iedereen zijn pasje tonen. Even ver der dezelfde procedure bij de doorgang van het gebied dat door het bataljon van de Fiji-eilanden bewaakt wordt. Dan berei ken we de grensstrook, die in handen is van de christenmilities. De laatste hindernis, alvorens wij Naqoura kunnen binnen rijden. Grimmige soldaten, met het wapen in de aanslag, vragen ons uit te stappen. Buiten worden de papieren gecontroleerd. Boven in de heuvels blijken nog veel meer contro leposten van de christenen te zitten. Om me heen zie ik raketwerpers staan, klaar voor gebruik, voor het geval een Palestijnse verzetsgroep zal proberen de tien tot twin tig kilometer brede grensstrook tussen Isra ël en Libanon binnen te dringen. We mo gen doorrijden en bereiken tenslotte Na qoura, na een rit van bijna een uur. Zieken Voor de toegangspoort van het barakken kamp staat een lange rij burgers in de druilerige regen te wachten. Het blijken zie ken en patiënten te zijn die 's middags het spreekuur bezoeken van het Noorse militai re ziekenhuis in het hoofdkwartier. Een van de artsen in dit legerhospitaal is dr. Be- rner, een Noorse militaire arts die in Neder land gestudeerd heeft en nog steeds onze taal vloeiend spreekt. Hij vertelt hoe hij met vier collega's de zorg heeft voor de staf en voor de meer ernstige gevallen in de batal jons, die in het veld gelegerd zijn. Elk ba taljon heeft zijn eigen arts, alsmede verple gers en een hospitaal. Voor operaties en poliklinische behandelingen kunnen de VN- MET„STARSKY AND HUTCH" NAAR VN-KWARTIER IN LIBANON Libanon sluit met onderstaand artikel zijn reportagereeks over zijn bezoek aan zuidelijk Libanon af. Hij heeft ter plaatse de omstandigheden bekeken waaronder de Nederlandse militairen onderdeel van de vredesmacht van de Verenigde Naties straks hun taak van toezichthouders en scheidsrechters troepen een beroep doen op het Noorse veldhospitaal in Naqoura, dat overigens ook de burgerbevolking medische hulp verleent. Dr. Berner: „Op die manier hebben wij hier een enorme goodwill gekweekt. De meeste bewoners van deze grensdorpen zijn chris ten en kunnen de ziekenhuizen in Tyrus en Sidon niet bereiken. Als zij dat proberen worden ze onderweg door Palestijnen ge dood. Een enkele keer slagen zij erin met een zieke naar Israël uit te wijken, maar dat is niet eenvoudig. Daarom komen er dagelijks zo'n dertig tot veertig patiënten in ons ziekenhuis". Taalbarrière Grootste probleem waar het Noorse medi sche detachement mee geconfronteerd wordt is de taalbarrière. „We hebben drin gend behoefte aan tolken", vertelt de arts, terwijl wij in witte jas en op steriele klom pen de operatiekamer en de poliklinische ruimte bezichtigen. Een verpleegster is be zig een 12-jarige jongen te behandelen, die in de heuvels rond Naqoura op een mijn is gelopen. Hij heeft het er redelijk afgebracht en moet nu dagelijks terugkomen naar het ziekenhuis om zijn wonden aan benen en rug te laten behandelden. Na een bliksembezoek aan de eetzaal in het hoofdkwartier (uitstekend voedsel, voor namelijk aangevoerd uit Israël) blijkt dat ik niet toegelaten word in het gebied waar nu T m 11| sj 1 nog de Fransen liggen, maar waar vanaf 15 maart het Nederlandse bataljon gelegerd wordt. De Franse commandant weigert toe stemming zonder verdere opgave van rede nen. Iets wat al meer Nederlandse journa listen is overkomen. Generaal Erskine, de commandant van de VN-vredesmacht zegt: „De Fransen hebben blijkbaar wat tegen jullie Hollanders". Erski ne wijst persoonlijk een Nepalese officier van zijn staf aan, die me vervolgens bege leidt naar een gebied waar de Fiji-soldaten gelegerd zijn. Opnieuw een snelle rit over slechte wegen, welke soms langs ijzingwek kend diepe afgronden leiden. De vriendelij ke majoor vertelt vrijwillig hier te zijn en een bijdrage te willen leveren aan de vre de. „Liever was ik thuis gebleven", zegt hij, „maar ik vind dat dit werk moet gebeu ren". Hij weigert overigens iets te vertellen Over zijn indrukken van Palestijnen, Christe nen of Israëliërs. De beide Amerikanen hadden me verteld dat het verblijf in dit gebied hun visie op het probleem van het Midden-Oosten wel had gewijzigd. „Wij kwamen, hier, zoals de meeste westerse mensen, pro-Israëlisch en dat is inmiddels goed verdwenen", aldus een van de officieren. De commandopost van het Fiji-bataljon is ondergebracht in een leegstaand woonhuis in een klein dorpje. Ik word ontvangen in de tot bar omgebouwde slaapkamer, waar een kleine groep officieren met een glas Noorse soldaten maken zich gereed voor de afmars uit het barakkenkamp In Tyrus naar hun posten In de heuvels. frisdrank in de handen staat te babbelen. De barbediende blijkt de bataljonsarts te zijn, die diep uit een koelkast een echt Hollands blikje bier opdiept. „Ik hoop, dat u zich een beetje thuis voelt", aldus de of ficier, die mij later rondleidt door het ge bied waar de Fiji's hun controlepunten heb ben. Soldaten bemannen deze checkpoints dag en nacht, alleen de posten op kleine dórps- weggetjes worden van 's morgens zes tot 's avonds zes bewaakt. Uit gesprekken met soldaten van dit bataljon blijkt dat de schrik er hier nog goed in zit. Enkele da gen geleden werden twee van hun colle ga's gedood bij een treffen met Palestijnen. De stoffelijke resten van de soldaten, die 18 en 28 jaar oud waren, zijn naar Israël gebracht, vanwaar zij overgevlogen worden naar huis. Een kleumende soldaat vertelt mij op de plaats waar begin deze. maand de schietpartij plaats had: „Vooral 's nachts voel ik mij verre van plezierig. Je weet dat er overal om je heen Palestijnen zitten en dat er, als zij dat willen, niets van deze post overblijft. Ik denk nog bijna elk moment aan die twee jongens die er nu nietn f zijn Hun commandant zegt: „Als de jongens niet op wacht staan of patrouille lopen, zit ten ze meestal in de kantine. Er wordt wat gekaart en men drinkt een vruchtensapje. Bij ons is sterke drank verboden, maar ik weet dat er bataljons zijn waar men daar mee niet zo streng is". De soldaten zelf zijn niet z ast over de manier waarop de vrije tijd worden doorgebracht. In de dorpsstraj een groepje Fiji-soldaten bezig te hj met de opbouw van een woonhuis, dienst hebt, gaat het wel", vertelt i soldaat, „maar voor de rest verveel j dood". Soms draaien ze hier kantine, maar daar houdt het wel Brieven schrijven naar huis met mooie vrouwen bekijken, dat i geveer het beeld. Er wordt in de kaï veel over vrouwen gesproken. Welke f, doet dat niet als hij al vijf maandenl" huis is in een gebied waar de vrouwelijke burgerbevolking ontrL wordt? De vrouw in het Midden-Oosté vrijwel onbereikbaar en wie het pro| krijgt ernstige problemen met de fa| van het meisje. Uit een kort gesprekje met de die zoals bijna iedereen in dit land H^ heet, blijkt dat de bevolking blij is i VN-troepenmacht. „Wij houden van onze eigen broeders", zegt de j man in gebrekkig Engels. Bij post bietst een klein donker jongetje f! retten bij de soldaten. Drie kleine i wandelen giechelend door de smfe dorpsstraat. Dat is het beeld dat Nederlandse „blauwe baretten" volgjer maand in Zuid-Llbanon zullen aantreffen, L SJOERDR

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1979 | | pagina 20