Indringende studies over Een stad r. in achteruitgang" 11 Bastaard Chocka is weerde rust zelve Halve eeuw Astratheater in Wassenaar STAD/REGIO LEIDEN, IN HET NAUW HALVER WEGE DE 18e EEUW Op mijn omwegen door stad en land kom ik graag mensen tegen. Elke morgen tussen tien en elf uur kunt u mij telefonisch vertel len wie u graag in deze rubriek zou willen tegenkomen. Het nummer van mijn geduldi ge telefoon is 071-122244; u kunt dan naar toestel 18 vragen. Wie zich wil verdiepen in de historische benadering van het verschijnsel „stad", en daarbij verzeild raakt in sociaal-historisch studies over een Hollandse stad in de 18e eeuw, heeft in de oer-Hollandse stad Leiden een gewillig „slachtoffer". Zelden is een stad in onze lage landen zo opgehemeld en bijna tegelijkertijd verguisd als de menselijke opeenhoping die in verzachtende omstandigheden „Lugdunum Batavorum" werd genoemd. Alles kon daar: men pleegde heroïsch verzet tegen een Spaanse usurpator en, tegelijk met de hutspot werd de vrijheid herwonnen. Of gewonnen. Want was voordien „vrijheid" helemaal geweest? In datzelfde Leiden kreeg de wetenschap de eerste „tempel" die de geesten deed spitsen: de universiteit der vrijheid. Industrie raakte aan de toppen van haar vermogen, maai' in dezelfde Hollandse stad was het verval nadien diepgaand en onthutsend. Zo schrikbarend zelfs, dat na een paar eeuwen de gevolgen van de neergang nog lang niet zijn overwonnen. Leiden dus. Ofwel „Een stad in achteruitgang" genoemd. Goed voor doorwrochte studies die het Leidse verval in de 18e eeuw. toen elders de verplichting doorbrak, in een kwalijk daglicht strellen. Zo heb ik nu een documentaire vóór me liggen, aangeboden door de afdeling sociale geschiedenis der Rijksuniversiteit in Leiden. Vier auteurs hebben het samengesteld: H. V. Dieriks, C. A. Davids, D. J. Noord am en H.D. Tjalsma. Sociale geschiedenis tegenover de roep „Labor vincit", de arbeid overwint. Die „labor" heeft in Leiden, in de 18e eeuw, schipbreuk geleden. Op zichzelf al een omstandigheid die goed is voor een uitgebreide studie, zoals die nu in extenso op tafel ligt, onder het bereik van al degenen die wel eens willen weten war er allemaal schortte aan de Leidse samenleving die vandaag nog steunt en kreunt onder een historische erfenis. Leiden was, met Haarlem en Delft, nog rond 1650 na Amsterdam één van de grootste Hollandse steden Maar er gebeurde iets: 1670 nog 70.000 inwoners, opeengepakt in mensonterende gribussen binnen de '.vallen, nog geen 80 jaar later levend in een De Aalmarkt gezien vanuit de Hoogstraat, links staat de Waag, de kerk rechts is de Waalse kerk op de Haarlemmerstraat. Kopergravure van A. Delfos uit 1763. De korte Mare, gezien van de Nieuwe Mare, bij de Alkmadebrug, naar de Ma- repoort en Marepoortsebrug. Links de Nieuwe Mare, rechts de Korte Mare met de Langegrachtsbrug en enige trekschuiten zich hier een concentratie van her bergen, kroegen en vaantjes. Tekening van P. C. la Fargua uit 1778. natuurlijk een oorzaak hebben en die oorzaak is terdege in de betrokken studies als een wetenschappelijke sociaalgekleurde vrucht neergelegd. Opvallend meteen al is de constatering, dat de universitaire sfeer een buitenbeentje vormt, „één die wel in de stad gesitueerd is, maar voor een belangrijk deel los staat van de stedelijke samenleving. Maar er is meer aan de hand. Als je in de thans gepubliceerde studies duikt, kom je daar wel achter. De lakennijverheid komt er daarbij bekaaid van af. Hoe dan ook, in het onderhevige werkstuk, waarbinnen de vier auteurs stevig met de voeten op de grond naar voren treden met de cijfers en proefondervindelijke bewijzen, worden de 18e eeuwse moeilijkheden van de Hollandse stad Leiden verklarenderwijs uit de kommervolle doeken gedaan. Natuurlijk is het geen boeiende roman geworden, want waar onderzoekers te werk en te keer gaan, komt de onderste steen weloverwogen boven en wordt elke romantisering in de kiem gesmoord. Een spannend „book at bedtime" te schrijven was ook niet onmiddelli jk de intentie van het viertal dat geen sociegrafisch syllabe heeft overgeslagen. Maar hier en daar worden spijker met kopen geslagen. Zoals Noordam ergens schrijft: „Een kind van beneden de vier jaar wordt geacht te weinig te consumeren om aangeslagen te worden", een negatieve conclusie die niet op het "doopcijfer" van invloed is geweest. Wat dit betreft spreekt het „Leidse kobier" geen boekdelen. Niet opzienbarend is de vermelding, dat meer dan driekwart van alle Leidse huishoudens uit 1747 in huurhuizen woonde. Een aardige opmerking vond ik, dat de 18e eeuwse Leidenaar „waarschijnlijk veel op de wekelijkse markten kocht, die geconcentreerd waren langs de Oude Rijn en Nieuwe Rijn, zoals de huidige straatnamen nog aangeven. Niet minder interessant is afgezien van al die teruggang dat in 1749 er 4,8 kruideniers per 1000 inwoners waren, op ditzelfde aantal 3,1 koffie- en theewinkels en, in het Leidse totaal, 41 tabakswinkels. Buitendien waren er en deze uitslag strekt Tjalsma tot lof24 herbergen in Leiden en 93 „vaantjes" en 30 kroegen, wat wil zeggen 147 „tappunten". Een „vaantje" was een typisch Leids begrip: „bier- of taphuizen die de Leidenaars verder andere voorzieningen, zoals 177 brandewijnverkopers. 7 bierverkopers, 1 jeneververkoper, 2 logementhouders, 3 ordinairhouders, 2 tafelhouders, 1 biljardhouder, 4 koffieschenkers (met sociëteiten en bekend als „deftige burgers"). Tjalsma's conclusie is ondermeer, dat blijkbaar de jenever nog zijn opkomst moet gaan maken. Een ander aspectdat overigens nog niet tekend is voor de neergang is, dat er in Leiden drie armscholen waren met onderwijzers die kosteloos onderwijs gaven aan behoeftige kinderen. Er woonden 27 „doktoren" in Leiden, waarbij nog kwamen de 5 professores medivinae: hoogst gekwalificeerde medici allemaal, want „Leiden" stond hieromtrent nog hoog aangeschreven. De „arme gezinnen" beslaan met elkaar 5122 personen, of wel 13,8 pet. van de gehele bevolking. „Praktisch iedere Leidenaar moet er in zijn dagelijks bestaan mee geconfronteerd zijn geweest", meent Tjalsma. In 33 hofjes zaten 556 personen, in 390 kleine huisjes, meestal daterend uit de Middeleeuwen, of 16e en 17e eeuw. De vier gereformeerde kerken waren in de allergrootste van de stad, ook de Walen hadden een flinke kerk (O.L. Vrouw aan de Haarlemmerstraat, T.P.), „de toch nog steeds minderwaardige positie van de overige protestanse en katholieke kerken blijkt uit het feit, dat deze vaak gevestigd zijn in schuilkelderachtige gebouwen, vooral de katholieken zitten in heel eenvoudige huizen". De R.K. beschikten destijds over 7 priesters en de Oud- Katholieken over 1 priester. Zo gaat het door. Diederiks houdt o.m. bezig met de „inwonende dienstbode" (5 pet.). Er waren 1587 spinners en 1346 wevers. Allemaal in de schaduw der textiel werkend: „proletarische of proletaröide trekken vertoonde de helft van de Leidse bevolking, vooral de spinners dan de wevers. De oude binnenstad behield een hoge status, ofschoon ook in de lage statusbuurten vertegenwoordigers van de hogere „strata" woonden; sociale ghetto's bleken niet aanwezig". Hoe dan ook: Leiden zat rond 1749 op een dieptepunt in z'n sociografische curve. De decimering vindt in de thans gepubliceerde studies een wijdvertakte verklaring, gesteund door een intensief graven en registreren: sterfteoverschot, vertrekoverschot. Cijfers uit de Leidse lakenindustrie: produktie in stuks in 1720: 17.022, in 1790 was dat 3029. Armoe aan de orde van de dag, ondanks de Leidse „welgesloten" in die dagen. Ook volgens de onderzoekers: onopgeloste problemen. Maar ook: „dienstneming bij de Ver.Oost-Indische Compagnie de VOC, tenslotte bleef voor iedere berooide Leidenaar als mogelijkheid open en garandeerde tenminste kost en inwoning, maar slechts eéri op de drie personen die naar Indië gingen had kans levend terug te keren". Leiden blijft worstelen, de geschiedenis door. Maar geen enkele grijsaard die ook nog de toekomst moet zien te halen heeft het gemakkelijk. „Een stad in achteruitgang" is een gebundeld onderzoek, dat tot in vele details erg veel belangstelling zal oproepen. Niet, dat we er ons voordeel mee zullen kunnen doen, maar het „verleden" is weer voor een stuk „verexcusseerd". Wekelijks verschijnt in de Leidse Courant de rubriek „Hond zoekt huis". In deze rubriek wordt een hond beschreven die in het asiel verblijft om daar een zekere dood tegemoet te gaan... tenzij het dier een goed tehuis vindt. De in de rubriek beschreven honden zijn alle door hondenbezitters naar het asiel gebracht. Om uiteenlopende redenen, vaak begrijpelijk, maar soms ook volslagen onzinnig. De in „hond zoekt huis" beschre ven dieren zijn alle goed gezond, hebben een wormkuur ondergaan en zijn volledig ingeënt. Tegen betaling van ca. 60 gulden ten bate van zwerfdieren zijn ze af te halen. Adres: Nieuw Leids Dierenasiel, Besjeslaan 6b. Leiden. Tel.: 131670. Geopend di. t/m vr. 10.00-12.00 en 14.00-17.00 uur. Zaterdag van 10.00-12.00 en 14.00-16.00 uur. Zondag en maandag gesloten. ka, een bastaard-keeshondje van ér en een half jaar oud, is geen onbe- rnde voor asielbeheerder Will Tiele. vee jaar geleden kwam Chocka in het Hij werd destijds door de Leidse ►litie op straat gevonden in nogal omstandigheden. Hij was erk vermagerd en alles wees er op dat al langere tijd op straat had "pdgezworven. Ook in het asiel kwam 5® j maar langzaam weer wat op verhaal '°P| nam de, onvermijdelijk hieraan ver binden, schuwheid af. Na een week of was Chocka weer zover hersteld *"it Will Tiele hem met goed fatsoen ^r"in een nieuwe baas kon meegeven. .n"k korte tijd verscheen er inderdaad ie- ,e."pnd die interesse in Chocka had. Be urder Will Tiele hoorde verder niets ®"_eer van het tweetal en nam aan dat de .^iwenningsperiode voor zowel hond als ""las goed was verlopen. Dat bleek ach- "raf maar gedeeltelijk waar. Chocka's en het daarbij behorende gezin met jf kleine kinderen accepteerde de hond direct, maar Chocka heeft joit helemaal kunnen wennen aan de drukte die zo'n groot gezin met zich meebracht. Dat valt ook wel enigszins te begrijpen, want het is voor een hond geen geringe opgave om vijf kleine kin deren dag in dag uit te vermaken. Als Chocka eens een keer geen zin had om te ravotten maar bijvoorbeeld eens lek ker een uurtje wilde slapen, dan werd hij er eenvoudig met zijn haren bijge sleept en kon hij zijn siësta wel weer vergeten. Het heeft lang geduurd voordat Chocka van dit soort dingen echt genoeg kreeg. Twee jaar lang heeft hij goedmoedig met zich laten sollen, maar toen was de maat ook vol. Chocka werd allengs humeuri- ger en stuurser, en na nog een week was er vrijwel niet meer met hem te leven. Hij was vreselijk nerveus en tot over maat van ramp begon hij naar de kinde ren te bijten. Ook als deze hem nu eens niet lastig vielen. Vooral dit laatste gaf de doorslag om Chocka maar weer naar het asiel terug te brengen. Daar.wilde Will Tiele echter eerst nog de proef op de som nemen en Chocka een weekje tot rust laten komen. Dan zou men kijken' of hij weer in het gezin geplaatst zou kunnen worden. De proef verliep zoals men verwacht had. Chocka herademde zichtbaar in het asiel en voor zijn maat staven had hij er een gouden tijd. Maar zodra hij weer in het gezin kwam liep het weer spaak. Toen zag Will Tiele ook wel in dat die situatie niet gezond was en nam Chocka weer bij zich in het asiel. Dat gebeurde op 14 januari. Nu, drie weken later, wordt het weer eens tijd dat er voor Chocka een nieuwe baas wordt gevonden. Inmiddels is Choc ka weer de rust zelve. Hij gedraagt zich bijzonder vriendelijk tegenover vreem den, is prima gehoorzaam en stoort zich niet aan de eventuele aanwezigheid van andere huisdieren, behalve katten. Die kan hij niet luchten of zien en het is be ter deze dieren dan ook uit zijn buurt te houden. Chocka is een ideale hond voor een alleenstaande, of een echtpaar zon der kinderen. Ruimte speelt voor Chocka geen rol, want voor een hondje van veer tig centimeter is het al gauw goed. Chocka's uiterlijk kan niet uitgesproken opvallend worden genoemd. De hoofd- LEIDSE COURANT ZATERDAG 3 FEBRUAR11979 PAGINA 5 WASSENAAR Het Is februari 1929. De wereld staat op de drempel van de crisisjaren. Wall Street staat op instorten. Ondanks al die bedrukkend opdoemende toekomstbeelden be sluit de Wassenaarder Versteegb in bet dan 12.000 inwoners tellende Wassenaar in een voormalige meisjesschool aan de Langstraat een familiebioscoop te openen. In een advertentie in een plaatselijk blad wordt bet theater aangekondigd als „bet nieuwe naar de eiscben des tijds ingerichte Centraal Theater". De eerste film is „De Sterling Expeditie" (de ontdekking per vliegmachine van de wildernissen van Nieuw-Guinea). Het voorprogramma is nog ,Jive" met de bartitonzanger Jan van der Meulen „in zijn opera-repertoire". In hetzelfde weekeinde draait verder „Don Q, de zoon van Zorro", „een drama in acht acten" uit 1925 met de ongekroonde koning van het witte doek uit de jaren twintig, Douglas Fairbanks. De prijzen va riëren van veertig cent tot een gulden tien. Er is in de achter liggende halve eeuw veel veranderd. Sinds 1951 is de naam gewijzigd van Centraal Theater in Astra (Latijn voor ster). De heer Ben van der Knaap (53) is de derde eigenaar in succes sie. Hij nam het bedrijf op 17 januari 1977 over van zijn. voorganger, de heer J. van Bentum. wiens naam al veertig jaar onverbrekelijk met het theater verbonden is geweest. De Wassenaarders hebben wel eens de indruk gehad dat Astra een specifiek Amerikaans theater is. De vele in Wassenaar- woonachtige buitenlanders, onder wie ambassadepersoneel, zijn trouwe bezoekers van de bioscoop. De heer Van der Knaap wil er toch nadrukkelijk op wijzen dat de bioscoop er voor alle Wassenaarders is. Hij verkoopt voor de voorstelling zelf de kaartjes om de bezoekers te kunnen begroeten of... soms ook te weigeren. Zijn persoonlijk contact met de bioscoopgan- gers blijkt wijd en zijd bekend te staan. In deze tijd van het toenemend aantal onpersoonlijke theaters van grote concerns is dit langzamerhand iets buitengewoons. Maar het is voor velen juist één van de redenen om Astra als „stamtheater" te' kiezen. Een andere reden is de inrichting van het bedrijf. Een lang- vormige zaal met totaal 150 stoelen. In het voorste gedeelte tien rijen losse stoelen. Naar achteren toe een verhoogd ge deelte met vaste vloerbedekking en tien tafeltjes met vaasjes: bloemen en stoelen, voor welke plaatsen elke dag weer grote animo bestaat. Vaak worden ze vooraf telefonisch gereser veerd. Sommige tafels hebben geen nummers meer, maar dra gen de naam van een bepaalde familie, die veelvuldig komt; Onder het genot van een drankje (tegen populaire prijzen) laat een film zich - zeker op zo'n plaats - extra genieten. De bar bevindt zich achterin de zaal en is altijd voor de voorstelling-- en tijdens de pauze geopend. In het filmblad Skoop van augustus/september 1978 werd het resultaat gepubliceerd van een groot bioscoop-kwaliteit-onder- zoek. Hierin eindigde het Astra Theater in Wassenaar boven alle andere bioscopen van Nederland. Skoop omschreef het als een comfortabele bioscoop. „De zaal is huiselijk en aange naam. De projectie en het geluid waren prima en de pauze niet te lang,was onder meer de constatering van Skoop. Tot en met zondag draait ter gelegenheid van het 50-jarig jubileum de James Bond-film Diamonds are forever" uit 1971. Ben van der Knaap betreurt het dat het 50-jarig jubi leum niet op grootsere wijze kan worden gevierd. Deels is het financiële aspect daar debet aan, maar medewerking van de grote filmverhuurbedrijven heeft hij ook bepaald niet onder vonden. „Zelfs een film als „Grease" of een of andere premiè re kon ik niet krijgen. Het is een ouderwets theater (in zeer positieve zin bedoeld). Alles kan er. Het is een familiebioscoop in optima forma. Bioscoopgangers zonder oppas brengen af en toe hun kind of hond mee. „Maar dat moet natuurlijk geen gewoonte worden," stelt exploitant/eigenaar Ben van der Knaap. Exploitant/eigenaar Ben van der Knaap (rechts) en operateur Geertjen van Vliet hebben hun hart verpand aan Astra. Het verblijf in het asiel heeft Chocka goed gedaan kleuren zijn zwart en bruin. De vacht is halflang en golvend. Chocka heeft han goren en een krulstaart De kat van vorige week, Boris de Sia mees, heeft onmiddellijk na het verschij nen van deze rubriek een nieuw thuis gevonden. Tussen de vele reacties be vond zich wel een heel merkwaardige. Namelijk die van een echtpaar uit Lei den. Zij willen hun „oude" kat inruilen tegen Boris. Zij waren zeer verbaasd toen beheerder Will Tiele vriendelijk doch beslist weigerde zich als autohande laar te vermommen BART SPIJKER

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1979 | | pagina 5