Wetenschap rechtstreeks in dienst van gebruikers {Wip :K. -Vp» KNMI VOORSPELT HET AL 125JAAR VOOR 95% JUIST Bij het K.N.M.I. weten ze al 125 jaar uit welke hoek de wind waait Dat 125-jarig bestaan het KNMI in De Bilt had er ei genlijk niet zo veel aan willen doen. Niet uit valse be scheidenheid, want als er nieuwe uitvindingen zijn ge daan of belangrijke vorderingen in het werk zijn ge maakt wil het instituut best de trom roeren. Maar dat was het nu juist: er was afgelopen donderdag, de 31ste januari, alleen maar het jubileum, al zal dat binnenkort wel gevolgd worden door bijvoorbeeld belangrijke vorde ringen op het gebied van de weersvoorspellingen op middellange termijn. Maar dèt had men dan liever ge zien als aanleiding tot publiciteit. Toen er toch niet aan te ontkomen was, koos het KNMI voor een charmante oplossing: er zou vooral aandacht geschonken worden aan de vrijwillige medewerkers, zoals de waarnemers bij koopvaardij, kustvaart en zeevisserij en de buitenme dewerkers overal in het land. Wat niet wegneemt, dat het toch ook wel interessant Is om eens stil te staan bij het werk van het KNMI als geheel. Al voor de oprichting van het instituut was de befaamde natuurkundige prof. dr. C. H. D. Buys Ballot al druk bezig met de bestudering van wolken, weer en De telefoon Is gauw gepakt: bijna dertig miljoen maal per jaar draaien we het nummer 003. Geen krant kan het zich permitteren, het dagelijkse weerbericht ergens weg te moffelen tussen allerlei andere berichten. Want het weer, daar staan we mee op en we gaan ermee naar bed. En voorde meesten van ons is het KNMI ook alleen: het weer. We prijzen het KNMI als de voorspellingen uitkomen, we honen het als de berichten ernaast zijn, wat in ongeveer vijf procent van het totaal het geval is. Maar dit was nu niet precies wat de oude professor Buys Ballot voor ogen stond, toen hij medio vorige eeuw zat te dubben over de mogelijkheden tot oprichting van een meteorologisch instituut. Hij dacht in eerste instantie aan de veiligheid van de scheepvaart, die bevorderd zou kunnen worden door meer kennis van het weer. Uit eigen zak betaalde hij de onderzoekingen, aan de hand waarvan hij alvast weerkaartjes het licht deed zien. Er zou subsidie moeten komen, maar dat kon alleen door tussenkomst van de koning, Willem III. Buys Ballot haalde de staatsman Thorbecke er maar eens bij. Peinzend bezagen beide heren, de onderzoeker en de staatsman, het al te schamele instumentarium waarover Buys Ballot beschikte. Er werd met de koning gesproken. Er kwam vijfduizend gulden subsidie om te beginnen en het KNMI was er Op de grondslag: wetenschappelijk onderzoek, waarvan de resultaten rechtstreeks in dienst gesteld moesten worden van de maatschappij. Dat is altijd zo gebleven, zegt meteoroloog Tj. H. Landmeter, die samen met een collega de externe betrekkingen van het KNMI verzorgt Nooit heeft het KNMI wetenschap beoefend om wetenschappelijk werkzaam te zijn. In z'n voor het publiek eenvoudigste vorm: als het glad wordt op de weg, dan moeten de mensen dat bijtijds weten. Maar ook de bouwondernemer, die waar ook ter wereld een groot werk gaat uitvoeren, kan bij het KNMI terecht, Hij krijgt dan van de seismografische medewerkers te horen of de grondstructuur op de bouwplaats al dan niet bepaalde risico's oplevert. De rechter komt vragen/of op 8 november 1978 om drie uur 's middags inderdaad een mistbank boven de E 8 bij Barneveld hing, zoals een automobilist beweert die terechtstaat wegens het veroorzaken van een botsing. Maar ook een werk als het laten zakken van een tunnelsegment is al lang niet meer denkbaar zonder medewerking van het KNMI. En wie anders dan het KNMI kan aanwijzingen geven over de te verwachten richting van een gifwolk, mocht die onverhoopt eens boven stad of land komen te hangen? Het zijn maar een paar voorbeelden. Wetenschap rechtstreeks in dienst van de consument, zo kun je het toch wel zeggen. Storende kinderwagens Een wetenschap die haar hulpmiddelen in de loop van de jaren uiteraard verfijnd heeft, maar die ook terdege kennis heeft gemaakt met falen ervan door allerlei omstandigheden. Neem bijvoorbeeld de problemen van de afdeling aardmagnetisme. Al in de vroegste tijden van het KNMI hield men zich ermee bezig, toen vooral voor het controleren van scheepskompassen. Het KNMI huisde nog in Utrecht, op een plaats waar veel gewandeld werd. En telkens als een moeder met zo'n stalen kinderwagentje passeerde werd de boel ontregeld Later, in De Bilt, zou de elektrificatie van de tram hetzelfde resultaat bewerkstelligen. Daar werd iets op gevonden: een dubbele bovenleiding met bovengrondse afvoer, waardoor het aardmagnetisch veld niet meer verstoord zou worden. Alleen, de bestuurder moest dan wel bij het naderen van het KNMI op tijd overschakelen op die bovenleiding. Om een lang verhaal kort te maken, de geofysici moesten uitwijken naar het Drentse Witteveen. Om daar later opnieuw problemen te krijgen, ditmaal door de anti-corrosiestroom die de Gasunie door de aardgasleidingen jaagt. Landmeter: „Zo raak je een keer aan het eind van de mogelijkheden op een bepaald gebied. Het is mogelijk, dat we dit werk straks niet meer kunnen doen in dit land''. De mist in Beperkt blijken ook de mogelijkheden te zijn die de ruimtevaart ons heeft geschonken in de vorm van satellieten. Bij het KNMI houdt men het er op, dat de weerschepen, verspreid over de wereldzeeën, informatie verstrekken die in nauwkeurigheid nog niet wordt geëvenaard door die van de satellieten. Bovendien gaat een satelliet in de meest letterlijke zin van het woord de mist in als hij door een wolkendek heen moet peilen. Weliswaar wordt gesleuteld aan nieuwe technieken, maar het is allemaal bepaald nog niet wat de leek ervan is geneigd te denken. Intussen heeft zich vanuit de NASA een andere noviteit aangediend, waarover buiten de vakpers nog weinig is geschreven, maar die wel als veelbelovend is gekwalificeerd. Het gaat om een automatisch apparaat, dat gekoppeld kan worden aan het befaamde zwarte kistje in vliegtuigen, waarin alle vluchtgegevens worden geregistreerd. Het nieuwe apparaat kan opgepikte meteorologische gegevens direct verwerken, waarna die gegevens, na door satellieten winden. Langzaamaan kwam in die tijd het gegeven te voorschijn, dat weersverschijnselen in verschillende lan den en werelddelen met elkaar te maken hebben. Om tot optimale resultaten bij de weersvoorspelling te ko men zou het nodig zijn een instituut te hebben, dat contacten kon leggen en in staat zou zijn, gegevens uit te wisselen, een meteorologisch instituut. Maar subsidie werd in die tijd alleen gegeven aan instituten die bewe zen hadden, het predikaat „koninklijk" waardig te zijn. Koning Willem III loste dat probleem heel aardig op voor Buys Ballot: het op te richten Nederlands Meteoro logisch Instituut mocht zich meteen al „koninklijk" noe men en zo kwam het KNMI van de grond. Al gauw werden de taken uitgebreid. Er kwam een stormwaarschuwingsdienst voor de scheepvaart, de da gelijkse weerkaart dateert van 1890 en in het begin van de twintigste eeuw maakten draadloze telegrafie, tele foon en luchtvaart nieuwe vorderingen mogelijk: storm vloedwaarschuwingsdienst (samen met Waterstaat), ver wachtingen voor landbouw, bouwnijverheid en lucht vaart. Jaren lang bestaan ook al de activiteiten op het Een beeld uit 1947. Een ballon met parachute en daaraan een zendertje wordt in orde gemaakt om tijdens de vlucht gegevens te kunnen doorgeven over tempera tuur, vochtigheid en luchtdruk. Op achttien kilometer hoogte liet de ballon het afwe ten. De zender kwam dan aan de parachute weer terug op de begane grond en de vinder wist zich verzekerd van vijf gulden beloning. In 1954 werden op de terreinen van het K.N.M.I. zogenaamde thermometerhutten neergezet, waarin de temperatuur op ongeveer 2.20 meter boven de grond kon wor den geregistreerd. De vleugel, welke het thans 125-jarige K.N.M.I. in 1973 officieel in gebruik stelde. gebied van oceanografisch en geofysich onderzot waarbij tegenwoordig vooral de wisselwerking tussj de atmosfeer en de bovenste tientallen meters van zee in de belangstelling staat Vanaf het begin z| aardmagnetische waarnemingen gedaan, waarbl| tevei het mechanisme van aardbevingen wordt bestudeei waarvoor vier seismische stations zi|n ingericht Bij het meteorologisch onderzoek gaat het onder m* om verbetering van de verwachtingstechnieken, de p| cessen in de onderste honderden meters van de atmt feer en de invloed van het weer op de verspreiding v luchtverontreiniging. •Van de 470 personeelsleden in De Bilt (buiten De j» werken er ook nog 130) is ongeveer de helft bezig n* deze wetenschappelijke taken. De andere helft werkt v de operationele weerdienst. De internationale contacten zijn intensief. Voor f KNMI zijn de belangrijkste buitenlandse instituten i Wereld Meteorologische Organisatie in Genève en k Europees Centrum voor Weersvoorspellingen op Midd lange Termijn in Reading, Engeland. opgevraagd te zijn, hun weg kunnen vinden naar de grondstations. Als eèn van de eerste ter wereld is het KNMI samen met de KLM met deze uitvinding niet zozeer in zee, maar wel de lucht ingegaan. Het apparaat is nog niet helemaal operationeel, maar het werkt. Technische hulpmiddelen zullen trouwens in toenemende mate nodig zijn. Neem bijvoorbeeld de voorspelling op middellange termijn, waaronder verstaan wordt een termijn van vier tot zeven dagen en later van vier tot tien dagen. Het kén, en binnen de twee jaar worden de eerste concrete resultaten verwacht. Maar er is zoveel computermateriaal voor nodig, dat geen land in Europa het allemaal in huis kan gaan halen. Daarom is het Europees Centrum voor Weersvoorspellingen op Middellange Termijn in het Engelse Reading opgericht. Als dan in het jaarboek van de weerdeskundige Jan Pelleboer de klacht staat opgetekend: „Het wordt allemaal veel te technisch, het ambachtelijke gaat verloren", dan wil Landmeter hem best eens van repliek dienen: „De ambachtelijkheid van de meteorologie is' een mooi ding, natuurlijk. Maar ik ben hoofdmeteoroloog op Schiphol geweest, ik heb twintig jaar in die dienst gezeten en ik weet nog heel goed dat we met pijn en moeite zes en dertig uur vooruit kwamen. Wat moet je dan straks op de middellange termijn met ambachtelijkheid? Het is straks afgelopen met de ambachtelijkheid. Geen mens kan al dat rekenwerk aan zonder d6 computer". Overigens draagt hij de nijvere Pelleboer en de eveneens op de vrije baan opererende Hans de Jong allerminst een kwaad hart toe: „Zij vullen een gat in de markt, vooral op het gebied van de weervertaling en het directe overbrengen daarvan naar het publiek. Dat zijn dingen waar wij als KNMI niet aan toe komen" Wolkbreuk bij zon Vast staat overigens, dat het weer zich ondanks de modernste apparatuur nooit met honderd procent zekerheid laat voorspellen. Gezegd is al, dat het KNMI er in vijf procent van de gevallen naast zit. al klinkt dat weer anders als je zegt dat de voorspellingen in 95 procent van de gevallen goed zijn. Vaak gaat het er ook maar net om, hoe het uitpakt. Als in de winter de temperatuur oploopt tot tien graden inplaats van tot zes. zoals was voorspeld, is er niets aan de hand. Maar een verschil van achttien en eenentwintig in de zomer komt harder aan. Hoe merkwaardig zoiets kan uitpakken ondervond het KNMI enkele jaren geleden. Op een zonnige dag, die ook voorspeld was. ontlastte zich boven Einhoven een wolk breuk die de hele stad blank zette. Die bui had even goed een paar kilometer naar ,t i zuiden, in België, kunnen vallen en dan was er niets aan de hand geweest. Maar nu moest je de gezichten van die Eindhovenaren eens zien Het weerbericht kan ook vanuit \0 verschillende belangen worden gezien. Als er v« regenweer aan de kust voorspeld wordt, zijn p de strandgangers gewaarschuwd. Ze kunnen ih zich erop kleden of thuis blijven. En zo ze er o al niet blij mee zijn, ze tonen hun i9 erkentelijkheid. Anders dan de exploitanten 'b* van horecabedrijven en dergelijke, die een d verregend legioen strandgasten best in huisjf< zouden willen hebben. Maar als de ip voorspelling dan ook nog niet blijkt te si kloppen, zijn beide partijen ontevreden. jn. Het is nu eenmaal zo, dat het KNMI zelf het weer niet kan maken. Een bekende uitspraak a van hoofddirecteur dr. H. C. Bijvoet: „Een p boze directeurmaakt nog geen onweersbui", p Uiteraard, zomin als een goedgemutste P directeur de zon kan laten schijnen. Het d blijven verwachtingen. Landmeter zegt ervan:©* „In dit vak moet je bij elke uitspraak een (w risico nemen. Als dat niet kan, dan kun je geen uitspraken doen". Daarbij wijst hij op H de vooruitgang in het hele beeld gedurende sj de afgelopen vijfentwintig jaar. In die tijd is m het mogelijk geworden, twee tot drie dagen jri vooruit te kijken, wat voordien niet mogelijk was. Opmerkelijk is tenslotte, dat een technisch zop hoog gekwalificeerd instituut als het KNMI voor een deel afhankelijk blijft van vrijwilligerswerk. Daarbij gaat het niet alleen om de professionele waarnemers ter zee en Ifk in de lucht. Er zijn ook nog zo'n driehonderd particulieren, die getrouwelijk en wel jsj dagelijks een wakend oog laten gaan over T regen en wind, temperaturen en straling, 1/c donder en bliksem. Er zijn oude getrouwen. V die dat al vijftig jaar doen. jg Opzienbarende veranderingen lijken er verder© niet in de lucht te zitten voor het jubilerende p KNMI, tenminste niet op korte termijn. Of het s< zou moeten zijn, zoals KNMI-directeur dr. '|W Bijvoet onlangs half schertsend, maar met ib een ernstige ondertoon opmerkte, dat we als wereldbevolking in de toekomst ons weer H gaan maken. Door de milieuverontreiniging, h De weersvoorspelling wordt dan overigens 'f een eentonige zaak, want veel keus zal er P niet meer zijn, als het zover komt. Overigens hebben we in het KNMI een internationaal opererend instituut, dat het in een vroeg stadium tot zijn taak heeft a gerekend ook inzicht te krijgen in p milieuzaken. Mochten donderkoppen van a onnatuurlijke aard aan de einder opdoemen, b het KNMI zal ze zien aankomen. w AAD SCHOUTEN

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1979 | | pagina 18