Steeds meer
mensen
maken van
uitgaan
een „goeie
gewoonte"
verdreef
drijvende
hotels
Ondergang
irdl ge
lljkhei fiv
I EEN
AR!
II u De slogan „Uit, goed voor u" werd
in jaar of tien geleden gelanceerd,
"U u )en uit een marktonderzoek bleek,
dat slechts 33 procent van de
3oed Nederlanders over de drempel van
int u een horecabedrijf stapte. Op het
;n |enblik is dat percentage gestegen
tot 70 procent, maar of dat nu
tJes (sluitend te danken is aan dat „Uit,
ïed voor u" is de vraag. Secretaris
n rs.A.W. Merk van het bedrijfschap
door Horeca: „Het kan ook een
welvaartskwestie zijn. Overigens
(ruiken we die slogan van tien jaar
geleden niet meer. Nu de
ïderlandse bevolking steeds meer
lit eten gaat, vinden we die slagzin
ibledend, te indringend geworden.
1 We hebben het nu over: Uit, goeie
I! gewoonte".
|de vele negatieve geluiden, die er
pe laatste tTjd te horen zijn over de
1B van zaken in onze horecawereld,
"1, speciaal wat de service en prijzen
RH >e treft, vandaag eens een kijkje en
een praatje in de keuken met
mensen, die direct bij het vak
betrokken zijn.
eens heerlijk uitgebreid te gaan eten. Hij
noemt „even een hapje eten" dan ook een
typisch Nederlandse uitdrukking.
Wat maakt een horecabedrijf nu gezellig?
„In de eerste plaats de persoonlijke servi
ce", vindt drs. Merk. „Ik heb onlangs nog
in een klein restaurant gegeten en als je
dan de inzet ziet van die vrouw en die
man, die samen de zaak runnen, dan voel
ik me juist daardoor happy. Maar je moet
natuurlijk wel onderscheid maken. De jeugd
zal een heel andere sfeer willen hebben dan
de oudere bezoeker. En een zakenman stelt
weer heel andere dingen op prijs dan ie
mand. die privé uitgaat. Dat is de moeilijk
heid in onze sector, dat je zo'n scala hebt
van behoeften. Zelfs per plaats kan dat ver
schillen"
Een bistro-eigenaar
„Wij proberen hier een huiselijke sfeer te
kweken. Een bistro is geen gewoon restau
rant. Je staat dichter bij de gasten. Wij pro
beren dan ook altijd ons werk te combine
ren met een gemoedelijk praatje. Alleen in
de weekends kom je daar nauwelijks aan
toe. En toch is dat jammer. We zouden ex
tra personeel kunnen aannemen, maar de
moeilijkheid is, dat je de motivatie die je
zelf hebt, niet of nauwelijks kunt overdra
gen. Een andere mogelijkheid zou zijn om
met reserveringen te gaan werken, maar
daar willen wij per se niet aan. Naar een
bistro gaan, komt vaak spontaan bij de
mensen op en dan moeten niet alle tafels
gereserveerd zijn. Dat brengt onvermijdelijk
met zich mee, dat je gasten moet teleurstel
len".
Een VW-directeur
„Ik verwacht een gezellige entourage. Het
hoeft niet hyper-luxueus te zijn. als het
maar lekker warm aandoet. Minstens even
belangrijk is een goede bediening. De kel
ners hoeven echt niet te staan buigen als
knipmessen. Juist niet. Maar wel kan het
plezierig aandoen als ze even een praatje
maken, even een persoonlijk woord voor je
hebben".
Een hoteldirecteur
„Wij zijn er voor de gasten en de gasten
niet voor ons. Onze regel is om de gasten
met een vriendelijk gezicht tegemoet te tre
den en gastvrij te zijn. Waarbij je goed
moet kunnen aanvoelen in wat voor stem
ming iemand is. Wat de een prettig vindt,
vindt de ander weer vervelend. Een kwestie
van feeling, maar dat ontwikkel je vanzelf in
dit vak. Verder moet je op de kleine dingen
letten en uiteraard moet de keuken goed
zijn, anders kun je de deur wel sluiten. Wat
een gast van mij verwacht? Als hij hier pri
vé komt een stuk gezelligheid en goed eten.
De zakenman moet je een goede accommo
datie bieden en accuraat werk. Een ver
trouwde omgeving dus".
Een voorlichter
„Gastvrijheid begint in feite al op de par
keerplaats, want daar moet voldoende ruim
te zijn. Verder doet het plezierig aan. als je
al op de drempel ontvangen wordt. In Ame
rika zijn ze daar sterk in, maar hier maak
je dat nauwelijks mee. Erg belangrijk is goed
eten. Het beroep kelner wordt overigens duide
lijk onderschat, jammer genoeg ook wel door
de kelners zelf. Ik heb een enorme hekel aan
routine-kelners, die alles met een stalen gezicht
„effentjes" neerzetten. En nu we toch in de
hekelsector zitten: ik mag ook die gelegenhe
den niet, waar je om je tafel te bereiken dwars
door de zaal moet lopen en je tussen tafeltjes
door moet slingeren. Dat stoort andere gasten
enorm. Verder zal de horeca zijn prijzen in
„Thuis zijn, zonder thuis te zijn" noemt de
heer A. W. ter Horst het, die als oud-leraar
van de Hogere Hotelschool in Den Haag
heel goed weet. waar Abraham de mosterd
haalt. „Je eet ook niet werkelijk lekker, als
je je niet thuis voelt", voegt hij eraan toe.
Hij is echter wel van mening, dat de gemid
delde Nederlander zich de tijd niet gunt om
de gaten moeten houden. We worden e&n duur
eetlandje".
Nogmaals drs. Merk
„Je kunt wel zeggen, dat de horeca duur
wordt, maar heel Nederland wordt duur. Met
name duur tegenover Frankrijk en Engeland,
al stijgen ook daar de prijzen. Het is een
duidelijke valutakwestie. En een sociale. We
betalen veel aan sociale voorzieningen.
Overigens, in bepaalde opzichten is de Ne
derlandse horeca helemaal niet prijzig.
Neem hier maar eens een borrel en ga dan
eens in Duitsland kijken. Oké. hij kost hier
twee gulden en daar twee Mark. Maar het
is er daar een van 20 cc en hier is ie wel
40 cc".
Laatste vraag aan drs. Merk: „Is de Neder
landse keuken naar genoegen?".
„Ongetwijfeld wel", zegt hij zonder enige
aarzeling. „Misschien dat we nog wat meer
accent kunnen leggen op onze typisch nati
onale gerechten, maar eerst zou moeten
worden onderzocht of die buitenlander wel
zoveel zin heeft in onze boerenkool met
worst. Maar onze keuken mag er best zijn.
Waar krijg je bijvoorbeeld zoveel soorten
groenten? In Duitsland? Daar is het alles
zuurkool of sla wat de klok slaat!".
FRANS VAN DEN BRINK
Is uit" nog altijd goed voor u? Men is ge
neigd te zeggen van wel. Vooral steakhou-
ses, bistro's en pizzeria's liggen goed in de
markt. De laatste jaren kwamen er liefst
3000 van dergelijke etablissementen bij, ont
hulde de secretaris van het bedrijfschap Ho
reca. drs. A. W. Merk, ter gelegenheid van
de internationale vakbeurs Horecava '79. die
vorige week in de Amsterdamse RAI werd
gehouden. Ook het zogenaamde bruine café
schijnt te floreren. Een reactie op de onper
soonlijke maatschappij? Drs. Merk beaamt
dat volmondig: „Veel mensen zitten in een
strak keurslijf en juist het horecabedrijf
heeft alle kansen om daar iets tegenover te
stellen. Vooral door een persoonlijke bena
dering. Als je in je stamcafé komt en er
wordt, al heb je nog zo'n hoge baan, ge
roepen: „Hallo Jan, hoe is het met jou?",
dan doet dat je goed. Het geeft aan. dat je
er thuis bent".
Als laatste In de rij van superschepen werd in 1967 de Queen Elizabeth II te water gelaten, een luxe reus van de befaamde Cunard-lljn
de Atlantische Oceaan bracht dan de oce
aanreuzen dat konden. Want tijd is geld
nietwaar. In 1939 waren er nog 68 expresse
schepen op de transatlantische route in de
vaart, terwijl dat aantal in 1953 de Twee
de Wereldoorlog had overigens ook danig
huisgehouden in de oceaanstomersvloot
nog maar 40 was. Maar wat veel erger was
voor de rederijen: 38 procent van alle reizi
gers sprak zich uit voor een oversteek-per-
vliegtuig, terwijl dat percentage in 1957
reeds gestegen was tot 55. In 1960 namen
de luchtvaartmaatschappijen al 69 procent
van al het transatlantische vervoer voor hun
rekening, hetgeen neerkwam op twee mil
joen passagiers.
Fotoschat
In zijn boek beschrijft Robert Wall de
Queen Elizabeth II als „een supergedenkte
ken voor de dagen en de schepen, die
thans tot het verleden behoren, en waarin
grootheid werd gemeten naar stijl en rijk
dom".
Het boek van Wall over de oceaanstomers
is niet het enige dat over dit onderwerp is
geschreven. Met name in het fonds De Boer
Maritiem (Unieboek, Bussum) zijn legio boe
ken verschenen, waarin schepen als de
Mauretania, de Bremen, de beide Queens,
de He de France, de Italia en hoe die ande
re reuzen ook mogen heten, de revue pas
seren. Echter, de schat aan foto's, die in
Robert Walls boek zijn gereproduceerd is
overweldigend. Niet alleen laten ze de over
dadig aandoende interieurs van de diverse
salons zien, ze bevatten ook veel opnamen
van passagiers. Daar komen dan nog bij de
kleurenreprodukties van de kolossale affi
ches, waarmee de rederijen reclame maak
ten. Dat versterkt het documentaire karakter
van het boek, waarin overigens het aandeel
van de Nederlandse rederijen op de transat
lantische route wat onderbelicht blijft.
KLAAS GÖINGA
Robert Wall: „De gouden tijd van de oce
aanstomers". ("Oorspronkelijke titel: Ocean i
Liners). Uitqave: Elsevier, Amsterdam.
In het boek over de oceaanstomers-van-vroeger blijven de scheepsrampen, die Indertijd
de publieke opinie schokten niet onvermeld. Eveneens besteedt Robert Wall aandacht
aan schepen, die op andere wijze aan hun einde kwamen. Zoals bijvoorbeeld de lie de
France, die werd opgeofferd aan de grillen van een Hollywoodse filmproducent, die het
schip deels liet opblazen om enkele scènes van de film „The Last Voyage" zo authen
tiek mogelijk te laten zijn. Later werd de rest van het gedeeltelijk uitgebrande schip
gesloopt.
Een even roemloos einde kreeg de Queen Elizabeth I, die onder de naam Seawlse Uni
versity op 9 januari 1972 In de haven van Hongkong uitbrandde. „Het schip werd ontwor
pen als Queen, gedoopt door een koningin en had rijke en beroemde mensen vervoerd
in een stijl, die de apotheose vormde van een elegant bestaan, in een tijd dat een
dergelijke stijl, hoewel die door velen werd toegejuicht ook een hoon was tegenover de
miljoenen die altijd honger zouden heben", schrijft Wall. „Dit ongeval symboliseerde
meer dan welk ander ook de ondergang van het superlijnschip".
er zoveel over gehoord en <jele-
tl, die dansscènes... Liedjes zo
I champagne". Met brullende slag-
in 1954 de showfilm „The
aangekondigd met in de
een uitbundige en rondborstige
lissell. De Alm werd opgenomen
pd van het Franse lijnschip „La Li-.
i schip, waarvan de sfeer werd
[eriseerd als frivool en opwindend
lovendlen beschikte over de beste
[van alle schepen, die op de trans
route voeren. Een soort
passend in het Hollywood-
dat de langbenige Jane Russell
iel vaart en verve op het witte
leven bracht
kl.The French Line" laat veel van de
j grandeur van de reusachtige oce-
prs zien. die in die dagen zo
(ordelijk was. Schitterend aangekle-
prachtige luxueuze hutten, de
voortreffelijke diners en soupers
■liet opgefleurd met levende muziek,
I van de grote lijnschepen drijvende
%t het ook wel eens mis kon gaan,
i afschuwelijke ramp met de „Tita-
|(912. die 1503 slachtoffers eiste.
potentiële rampschepen staan de'
hotels, die een vaste lijndienst tus
sen Europa en de Verenige Staten onder
hielden niet te boek. Veel meer keek men
zijn ogen uit op de overtocht (in 1924) van
de prins van Wales, die met de Berengaria
naar New York overstak. De toekomstige ko
ning van Engeland bestond het om 's a-
vonds met de vrouwelijke passagiers te dan
sen en deel te nemen aan de
touwtrekwedstrijden. Zo vervulden de super
lijnschepen de rol van sprookjesschepen,
aan boord waarvan men kon leven als een
vorst. En ook jaren later bleef dat imago de
grote schepen begeleiden, vooral toen een
groot aantal voor de cruise-vaart werd inge
zet, omdat het vliegtuig het transatlantische
lijnschip had verdrongen.
En dat het niet op kon blijkt wel uit de
voedingslijst van de Queen Mary. Voor een
enkele reis werd aan boord genomen: 106
ton rundvlees, 25 ton aardappelen, 18 ton
groenten, 1 ton worst, 0.5 ton thee, 70.000
eieren. 1.000 potten jam, 2,5 ton spek, 720
liter slaolie. 9.000 liter roomijs. 9 ton vis.
0,5 ton bananen, 450 pond gerookte zalm.
en 4,5 ton lamsvlees.
En geborreld werd er ook stevig aan boord:
een groot passagiersschip consumeerde
2.500 flessen whisky, 6.000 flessen lager
bier, 6.000 flessen pils, 3.000 flessen tafel
wijn, 48.000 flessen mineraal water en 2.500
flessen stout bier. Verder werden dan nog
1,5 miljoen sigaretten en 15.000 sigaren op
gerookt.
Concurrentie
Ondanks al deze culinaire geneugten kon
den de superlijners bij lange na niet de
concurrentie opnemen tegen het vliegtuig,
dat de passagiers veel en veel sneller over
In een zojuist verschenen boek over de
gouden tijd van de oceaanreuzen merkt Ro
bert Wall op dat het in dat jaar al duidelijk
was dat de grote expresse-passagierssche
pen als heen en weer vervoer gedoemd wa
ren ten onder te gaan. „Met de installatie
van de straalenergie had de mens het per
fecte alternatief gevonden voor het super
passagiersschip als methode van interconti
nentaal passagiersvervoer", aldus Wall. In
1960 staken vliegtuigen 70.000 maal de At
lantische Oceaan over en vanaf dat moment
werden er regelmatig passagiersschepen uit
de vaart genomen, soms wel tien of meer
per jaar.
Maar er kwam een alternatief voor de ge
plaagde rederijen opdagen, al bood die voor
de meesten geen echte oplossing van hun
problemen. Dat was de geld verslindende
cruise-vaart, die vooral op de Amerikaanse
markt voor enkele rederijen succesvol bleek.
Zoals bijvoorbeeld de ..Oceanic" van de
Home Lines, een 39.000 ton metende
schoonheid met een glazen lido mid
scheeps.
Halverwege de jaren '70 waren echter de
geregelde passagiersdiensten verdwenen en
was dé tijd van het superlijnschip definitief
voorbij. Als laatste in de rij van dergelijke
superschepen werd in 1967 de Queen Eliza
beth II te water gelaten, een luxe reus van
de befaamde Cunard-lijn. Pas twee jaar later
kon het schip zee kiezen, omdat allerlei
mankementen moesten worden verholpen.
De Queen Elizabeth II zou echter een schip
worden, dat volgens Wall. volledig aan de
verwachtingen heeft voldaan en zelfs meer
dan dat. Het schip, dat werd ingezet op de
cruise-vaart heeft altijd met winst kunnen
varen. Overigens is het niet waarschijnlijk
dat er ooit weer zo'n groot lijnschip zal
worden gebouwd, omdat de financiële risi
co's omvangrijk zijn en ook de cruise-markt
aan allerlei conjunctuurschommelingen on
derhevig is.
Een affiche uit de beginjaren van de Qi
prijst de KLM de Verenigde Staten aan
zoveel veranderd in de reclamewereld.
Mary van de Cunard-lijn. Op dit ogenblik I
de slagzin „Doe Amerika nu". Er is niet