onvolwassen SPORT LEIDSE COURANT/ I DEN HAAG De sportprogramma's op de Nederlandse televisie blinken niet uit door volwassenheid. Vaak oenoeg ontaardt de zendti|d In een kinderuurtje waarin sport niets meer heeft te maken met een maatschappelijk verschijnsel, maar alles met platvloerse lol, de heilige bal, kinderachtig chauvinisme en een scheepslading clichés. Met momenten waarin voetballers In een interview van drie minuten 44 keer „ja" zeggen (Johnny Metgod, AZ67, tegen Theo Reitsma voor NOS- sport), Koen Verhoeff zicht uitlaat In termen als: „Er ligt glas op het veld maar er zijn geen gastarbeiders om het op te ruimen", en AVRO's sportpanorama op het randje balanceert met de manier waarop de goedige reus Peter Adelaar (judoka) wordt opgevoerd In een show-sportprogramma. De benadering van de programma's is, behoudens enkele nuanceverschillen, vanuit dezelfde hoek. Een afwijkende visie, die het totaalbeeld in evenwicht kan houden, ontbreekt Ooit was er FC Avondrood, dat in zijn anekdotische benadering van de sport te vaak In extremen vluchtte. Nog voorzichtig levert VARA-vIsie sport een bijdrage, maar een afgewogen totaalaanbod levert dat nog helemaal niet op. in de huiskamer wordt een produkt geconsumeerd, dat er niet In slaagt sport uit te tillen boven het niveau van eeuwige oppervlakkigheid. Sport maar in ieder gevalde sportprogramma's laten daardoor nog steeds een onbevredigende, onvolwassen Indruk achter. I IS voor mij entertainment" (öob Bremer, AVRO) Bob Bremer, hoofd afdeling sport en documentaire bij de AVRO: „Zeker een jaar of tien hebben wij het predikaat oppervlakkig te zijn. Die mening komt uit kringen waarvoor wij niet in eerste instantie uitzenden. Het begrip kleurloosheid is momenteel onderwerp van vele discussies binnen de AVRO. Maar ik vind het niet terecht, dat Sportpanorama oppervlakkig wordt genoemd. Als het dat echt zou zijn, hadden we het niet zo lang uitgehouden. We richten ons op een zo breed mogelijk publiek, hoewel de jeugd onze grootste doelgroep blijkt te zijn. Het belerende ligt niet in de filosofie van de AVRO opgesloten. We willen geen mening opdringen. Het is ook uitgesloten dat bij ons mensen worden afgemaakt of belachelijk .gemaakt. Televisie is een vreselijk machtig medium, daar moet je erg voorzichtig mee omspringen. Wij kleuren niet. Vaak worden we dan juist het slachtoffer van de instelling niets in te willen vullen" Een willekurige dinsdagavond, een .sportprogramma van de AVRO. Nederland- België, twee teams van sportmensen uit de twee landen komen tegen elkaar uit op onderdelen als touwtrekken, motortrial, zwemmen, hindernisbaan, 4x80 meter. Jos Kuijer en Jack syan der Voorn hollen in zwarte broek, zwart overhemd en geel colbert met sportpanorama- badge achter de deelnemers aan. Judoka Peter Adelaar probeert onesthetisch de hindernisbaan af te leggen. Vertelt iets over de slechte coördinatie tussen boven- en onderlichaam. Hilariteit. Is dit een sportprogramma? „Ik werk Bob Bremer: „Sport is voor mij entertainment, je moet het leuk vinden. Ik gebruik sport als een vorm van entertainment. Sport behoort in feite show te zijn, het heeft een verstrooiend karakter in zich. Mensen spelen in kostuums voor publiek. Het wordt niet zomaar vaak vergeleken met theater. Dat showaspect vind je ook terug in de kleding van de presentatoren. Geel en zwart, dat zijn onze kleueren, die we doorvoeren. Dat leidt tot herkenbaarheid. Het zijn allemaal weloverwogen zaken, overal zit een filosofie achter." „Wij hebben een tafeltennisshow uitgezonden. Het had met tafeltennis te maken, maar verder eigenlijk niets met sport. De waardering van 'het publiek blijkt erg hoog. Dat propgramma hebben we heel bewust gekozen, al moeten dat soort dingen wel met mate op het beeld komen. In die opzet, in die gedachtengang functioneert Frank Kramer perfect. Niet tè serieus. Als je een Kronkel in je programma haalt, stijg je. Bij ons prevaleert zo'n soort aanpak meestal -hoven een zwaar journalistiek onderwerp. Frits Suèr, die juist uit die hoek komt, heeft zich na aanvankelijke moeilijkheden uitstekend in die sfeer kunnen vinden. Een programma als Sterrenslag moet je puur als amusement beschouwen, dat heeft niets met sport te maken. Maar blijkt intern wel het meest gewaardeerde programma van het jaar te zijn." Dezelfde AVRO: Een reportage van Frits Suèr over sport in Oost-Duitsland. Bremer: „Daarin hebben we afstand genomen van het systeem, dat we natuurlijk wel veroordelen. De zaak hebben we zo verpakt, dat we de mensen een objectieve kans gaven. De beelden spraken, in de tekst hebben we ons gedistancieerd, geen aperte veroordeling uitgesproken. Op een festival is die reportage door Engelse journalisten afgekraakt Die vonden het een propagandafilm voor Oost-Duitsland. Westduitse journalisten vonden hem fantastisch, hoogstaande journalistiek waar Oost-Duitsland er heel slecht afkwam. Zo'n onderwerp doen we natuurlijk kritisch, maar op een fatsoenlijke manier." Zaterdagavond, PEC-MW. Eén kamera volgt in opdracht van de TROS de verrichtingen van de voetballers. Later op de avond twaalf minuten samenvatting en Koen Verhoeff. Een dag later zijn er nog meer ontmoetingen. Toch: de wedstrijd van de week. Hoempapa, hoempapa, NAC-Go Ahead Eagles. Daan Maltha, producer TROS-sport, aanvankelijk afstandelijk: „We wilden voor de zaterdagavond een andere opzet. Nu komt een wedstrijd ongeveer twaalf minuten aan bod, wordt dus redelijk uitputtend behandeld." Jan Leijendekker, eindredakteur van VARA-visie sport: „Veroordelen is zo gemakkelijk. Ook de TROS weet verrekte goed hoe het moet. Maar je komt op een kruispunt en dan moet je kiezen. In Engeland wordt de „match of the day" gevolgd door vier of vijf kamera's. Dan kun je iets maken. Als ik opdracht had gekregen de wedstrijd van de week te maken, te imiteren eigenlijk, met deze faciliteiten dan had ik bedankt. Het is ook onverstandig zoiets met zoveel fanfare te begeleiden." Daan Maltha weer: „Door veel te schakelen, als je meer kamera's hebt, verliest het publiek het contact met de wedstrijd. Het ligt aan de kwaliteit van het voetbal. En wij kiezen voor voetbal omdat de mensen dat graag willen zien. Met de opzet van de wedstrijd van de week zijn we nog steeds zeer tevreden". „Het belangrijkste is of de kijker je wel of niet waardeert. Het doet me veel plezier als ik goede kijkcijfers haal. Kijkcijfers zijn een goed kriterium. Voor mij is het geen beladen woord, het is een uitstekend meetinstrument. We richten ons op de kijkcijfers. Ik heb geen behoefte aan een programma als FC Avondrood. Ik vond het uitstekend, maar ik hoef het niet te maken. Ik weet het, ik zal met mijn programma nooit de Nipkov-schijf (jaarlijkse onderscheiding van TV-rescencenten voor het beste televisieprogramma-red.) winnen. Maar ik hoef ook geen prijzen. Kritiek lees ik altijd met zeer veel genoegen, maar ik hecht er geen waarde aan. We hebben in Cees van Nieuwenhuizen en Koen Verhoeff twee uitstekende presentatoren. Zij zijn de gezichtsbepalende elementen in het programma. Koen Verhoeff is echt heel goed, de beste voetbalcommentator van allemaal. Met name bij voetbal begeef je je op glad ijs als commentator. Je staat bloot aan kritiek, en er zijn nu eenmaal altijd mensen die kritiek hebben. Daar gaan we niet omheen. Wij kiezen in de uitzending voor kwaliteit en houden daarbij rekening met sporten, die moeilijk in beeld te brengen zijn. Sport is beeldend, dus brengen we het zo. Je moet niet teveel praten. Alleen onderwerpen als shirtreclame brengen we „zwaarder". Als het nodig is geven we wel eens commentaar. Ik geloof dat sport een mixture is, niet enkel en alleen amusement. Het is in ieder geval een maatschappelijk gegeven en wordt, ook door de programmaleiding, belangrijk geacht. Belangrijk is datje doseert We brengen een zo goed mogelijk programma voor een zo breed mogelijk publiek. Ik geloof dat we daarbij nooit hebben behoeven te schipperen. Ik ben zeer tevreden met wat wij brengen." Van Bob Spaak, chef sport bij de NOS, komt een ander geluid. „Het ligt een beetje in mijn karakter opgesloten, maar ik ben nooit tevreden. Misschien jaag ik wel schimmen na. Ik ga niet links en rechts schouderklopjes uitdelend door het leven. Zoiets gebeurt incidenteel. Ik vind dat we een redelijk programma maken. Dat is een beetje grijs, ja. Dat betekent niet, dat ik vind dat we een onvolwassen programma maken. Ik probeer wel voortdurend injecties te geven, maar wil me niet naaj voren dringen als bepaler van het programma. De jongens doen het werk. Pas 's avonds in de uitzending zie ik wat er „We richten kijkcijfers" (Daafl Maltha, TROS) gedaan is en hoe. Ik probeer mijn werk in volstrekte anonimiteit te doen -klinkt misschien aanstellerig-ik hoef niet op de barricades". „We praten veel over de relativerende benadering. Dat wordt er bij betrokken omdat het iets van jezelf is. In mijn tijd al§ verslaggever was ik de afstandelijke. Dat houd j je. We proberen te zoeken naar iets nieuws. We hebben een bepaalde benadering, maar dat wil j niet zeggen dat die goed is. Je moet duidelijk j onderscheid maken tussen kwaliteit en I kwantiteit. Misschien moet je wel aan deze kant zitten, om te zien dat veel kritiek onterecht is, getuigt van weinig kennis, het afreageren is van onlustgevoelens. Het schijnt dat televisie dat opwekt. Ik vind het niet belangrijk. Zeiden maar meer mensen hetzelfde. Herman Kuiphof heeft ooit eens in een uitzending gezegd: „het is maar voetjebal". Wat daar voor reacties op gekomen zijnDat was heiligschennis, iets verschrikkelijks, zoiets mag je niet zeggen. Je moet oppassen, je mag en kan je mentaliteit niet opdringen, ook al heb je belangstelling naar andere kanten. Op eerste kerstdag/dat concert van Mahler door het Concertgebouworket, ja dat was mooi, geweldig, dat soort gevoelens ken ik niet in de sport. Maar die instelling kun je je niet veroorloven ten opzichte van de kijker voor wie sport bloedernstig is. Er moet een wisselwerking zijn tussen relativeren en hoog opgeven ergens van. Misschien deug ik niet voor dit vak. Het is moeilijk te schatten wat er in de massa leeft. Wel weet ik hoe er in grote gezelschappen naar een commentator wordt geluisterd: niet of nauwelijks. Het probleem van televisie is ook dat je moet kijken en luisteren tegelijk. Ik meen dat het nog nooit is uitgeplozen in hoeverre de menselijke waarneming dat aankan. Een mens kijkt gemakkelijker dan hij luistert." „Bij het wereldkampioenschap voetbal van 1974 werd ons verweten dat we te veel praatten. In West-Duitsland was het verwijt dat er te weinig werd gepraat. Hoe je het ook doet, je doet het nooit goed". „Ik beklaag me niet, ik constateer alleen dat je het bij dit medium erg weinig mensen naar de zin kunt maken. Ik zit er te veel in, mijn gevoelens van benadering gaan daarom misschien in een andere richting. Ik heb bewondering voor een blijkbaar onuitputtelijk aantal geweldige Engelse acteurs. Ik weet niet of ik in NOS-sport dingen van mezelf terug zie, of ik school heb gemaakt. Ik geloof wel dat we een instituut zijn geworden, maar of dat een verdienste is, betwijfel ik. Ik moet met mijn veia maar er zijn geen spullen naar de kijker toe. Niet: wat ik breng heb je rriaar te accepteren. In die opzet slaag je als je hoge kijkcijfers haalt. Ik werk tenslotte niet voor minderheden. Integendeel." Steeds meer omroepen vinden dat een sportprogramma noodzaak is. Al was het alleen maar om leden te winnen of niet te verliezen. Een verschijnsel dat de NOS niet lekker zit omdat die instellung in het leven werd geroepen voor en door de gezamenli jkheid. Sport in het weekeinde was voor de NOS, de achtergronden voor de omroepen. Dat gebied werd teruggebracht tot zondag en de grote evenementen. Zegt Bob Bremer: „Maar de NOS I beeft zich daar niet lang aan gehouden en ging ook voorbeschouwingen en portretten maken. Op dat moment hebben de omroepen gezegd: nu gaan wij ook aan actualiteit doen" In die op de achtergrond eeuwig smeulende controverse begeeft zich sinds kort ook de VARA. Met VARA-visie sport is voorlopig een maandelijks begin gemaakt met wat eens wekelijks moet worden. Felix Meurders (eens FC Avondrood) presenteert. Opvallend in de eerste uitzendingen: Joop Niezen discussieert twee keer met twee gasten over shirtreclame. Jan Leijendekker: „Het is een aanloop naar wat ik tegen het eind dit jaar hoop te bereiken. Vanaf 1 oktober krijgen we de vaste zaterdagavond en dan moet er een sportshow komen. In het team zitten Jan Mulder, Joop Niezen, Dolf Koelbloed -ook Rooie Haan, minder beroepsblind op sportgebied-, Felix Meurders en ikzelf als eindredakteur. Sport is show, amusement. Wel doodserieus, maar we gaan er niet te zwaar aan tillen. We proberen eerst vertrouwen te winnen van de kijker en daarna heel voorzichtig dingen te brengen die geen dagelijkse kost zijn. Wat we niet gaan doen, is heel nadrukkelijk relativeren. Dan maak je het belachelijk en wek je de indruk dat je er boven staat. Mensen die zo veel vreugde aan sport beleven, dat mag toch, dat is goed. Er is ooit een supporter van Feyenoord op de televisie geweest, die werd gevraagd wat Feyenoord voor hem betekende. „Meneer", zei die man, „meneer wat het morgenrood is voor de VARA, is het hand in hand kameraden voor mij. Wat is er meer dan Feyenoord, meneer?" Zoiets wis je niet even uit door er badinerend over te praten. Dat is een kwestie van mentaliteit." „Bij FC Avondrood, waar ik na een tijdje ben uitgestapt, heb ik Karei Jansen van de VVCS een keer zien afmaken, onbeschoft gewoon, het schaamrood stond me op de kaken. Zo hoeft het voor mij niet. Mensen die werkelijk van sport houden, worden weggejaagd. Dat kan nooit de bedoeling van een gericht sportprogramma zijn. Ik heb geen enkel bezwaar tegen humor, maar in de behandeling van mensen moet je wel mens blijven. Avondrood was geen programma voor de man in de straat die wekelijks zijn vertier rond de vel dep vindt. Je moet niet in een ivoren toren gaan zitten en inhakken op mensen met een bepaald IQ. Het is erg gemakkelijk leuk en goedkoop te zijn ten koste van een ander." „Ik mik op een programma van hooguit drie kwartier en daarbij maken we het ons zo moeilijk mogelijk. Je moet de kans krijgen je eens een buil te vallen. Je moet streven naar originaliteit. In een protret van Everton waren wedstrijdbeelden met Engels commentaar (een idee van Jan Mulder). Op die manier wilden we proberen die typische sfeer in stand te houden. Als de mensen merken dat je iets probeert, krijg je ook meer waardering. We zullen oppassen niet te veel te praten, je dringt de mensen snel iets op. Eigenlijk ben ik tegen onderwerpen als discussie, het vreet aandacht. Je kunt het alleen doen als je iets bijzonders te zeggen hebt. Die onderwerpen zullen niet langer dan vijf minuten duren. Het programma moet journalistiek verantwoord zijn, de actualiteit staat voorop. Het is niet onze taak mensen op te voeden, maar ik moet wel een sportprogramma brengen, anders jaag ik de mensen naar de AVRO of de TROS". De ideeën van Jan Leijendekker komen tegemoet aan die van Bob Bremer. „Want", zegt hij, „De totale sport op de Nederlandse televisie staat niet in de kinderschoenen, is ook niet volwassen, maar heeft behoefte aan meer. Echt serieus zijn eigenlijk alleen de NOS en de AVRO. De TROS zou zwaarder moeten worden, dan kan er nog best één visie bij. De VARA zou eer. bijzond »r interessante bijdrage kunnen leveren. In Engeland heb je de BBC en de ITV. Die hebben totaal verschillende sportuitzendingen, dat jaagt de kwaliteit op." Jan Leijendekker, eindredacteur VARA- visie sport.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1979 | | pagina 12