LEERLINGEN EN LERAREN BLIJVEN
AFHANKELIJK VAN ELKAARS GOEDE WIL
OECUMENISCHE PAULUSSCHOOL
GEEFT ZEER BIJZONDER ONDERWIJS
Medezeggenschap in het onderwijs:
mmm^w
IWWr—
ONDERWIJSBIJLAGE
Oud-minister Van Kemenade heeft vorig
jaar het begin gesignaleerd van een
nieuwe schoolstrijd. Ditmaal, zo schreef hij
in juni in het blad School, gaat het niet
om het recht op eigen scholen voor
katholieken en protestanten zoals honderd
jaar geleden, maar om het recht van
leraren, leerlingen en ouders zelf te
bepalen hoe zij op de school willen
werken. Dat betekent aldus Van Kemenade
dat die strijd niet gevoerd moet worden
tegen de staat, maar tegen de organisaties
en besturen die voorde scholen
verantwoordelijk zijn, „ze hebben
toegeëigend", zoals Van Kemenade
schreef.
Het kamerlid Van Kemenade voegde
vervolgens de daad bij het woord en
diende een initiatief-wetsvoorstel in voor
een wettelijk geregelde vertegenwoordiging
van leraren, ouders en leerlingen in het
bestuur van een bijzondere school voor
voortgezet onderwijs.
Zoals te verwachten was, nam het
bijzonder onderwijs en met name de
overkoepelende organisaties van katholieke
en protestantse scholen, de NKSR en de
NPCS, Van Kemenades voorstellen niet in
dank af. Merkwaardig was Van Kemenades
voorstel in dit opzicht dat het de openbare
scholen buiten schot hield, terwijl het voor
wat de interne democratisering betreft daar
toch ook niet botertje tot de boom is.
Tot hun eer moet gezegd worden dat de
katholieke en protestantse organisaties van
schoolbesturen niet werkloos hadden
toegezien bij het ontwikkelen van de
interne democratie op hun scholen,
waarschijnlijk ook wel omdat ze de bui al
lang hadden zien aankomen. Vier jaar
geleden reeds publiceerde de Nederlandse
Katholieke Schoolraad (NKSR) daarover
een rapport. Doel was daarbij leraren,
ouders en schoolbestuurders richtlijnen te
geven voor die democratisering. Bij dat
alles wilde de NKSR echter niets
dwingends opleggen: men stelde zich op
het standpunt dat democratisering van
onderen en in volledige vrijheid moest
worden doorgevoerd. Wel wilde men
waarborgen scheppen voor
vertegenwoordigingen van ouders in de
besturen, maar in concreto kwam daar
weinig van terecht.
Het meest bekaaid kwamen de leerlingen
er van af. Die hebben immers niet alleen
niets in de melk te brokkelen in het
schoolbestuur, maar ook niets op de
school zelf. Als reactie op die rechteloze
toestand kwamen vorig jaar in Amsterdam,
Eindhoven en Tilburg speciale
scholierenvakbonden van de grond. Overal
staan ze hetzelfde voor: Het moet uit zijn
met de betutteling op school waar zij
immers als kwetbaarste groep de meeste
Kamerlid Van Kemenade
last van hebben. In Amsterdam hebben ze
een leraar Nederlands. Ben Pekelharing,
als leider en dat illustreert nog eens hun
machteloze positie. Want als leerlingen zelf
-naar buiten treden voor hun rechten,
wordt hen dat op school niet in dank
afgenomen. Een van de actievoerders, Paul
Benner, zegt: „De meeste leerlingen
durven op school hun mond niet open te
doen. Er bestaat op de meeste scholen
wel een leerlingen raad, maar die is er
alleen voor het organiseren van feestjes".
En een medescholiere die verder onbekend
wenst te blijven, voegt daaraan toe: „De
leerlingen krijgen geld voor het
organiseren van feestjes, maar geen
stencils om ter zake doende informatie te
verspreiden. Iemand die er in de
leerlingenraad een andere mening op
nahoudt wordt gewoon plat gepraat, of
geïsoleerd en tot uitzondering gemaakt.
In hun blad Ja en Amen hebben de
leerlingen de eisen van hun vakbond
opgesomd. Ze willen niet alleen dat de
leerlingenraad werkelijke medezeggenschap
heeft in het beleid van de school (hetgeen
dus ook inspraak inhoudt bij het
benoemen en ontslaan van leraren en
directieleden), maar ook dat deze een
stem in het kapittel heeft bij het
vaststellen van de leerstof. Verder eisen zij
dat ook de manier waarop de les wordt
gegeven met de leerlingen wordt bepraat.
Een aansprekende grief die in dat verband
geuit wordt, is opsplitsing van klassen in
de vierde klas met het oog op de
vakkenpakketkeuze. „Het wordt allemaal
beslist zonder dat wij erin zijn gehoord",
roept een van hen.
Leerlingen hebben ook vaak kritiek op
leraren maar als ze die spuien, lopen ze
de kans de klas te worden uitgestuurd.
zeggen de twee. Er moet volgens hen
daarom een geschillencommissie komen bij
wie de leerlingen terecht kunnen als het
niet eens zijn met het optreden van een
leraar. Andere punten die zij bepleiten zijn
onder meer het recht op feesten en het
schoolgebouw voor festiviteiten, een
schoolkrant zonder censuur, en last but
not least, het meest opmerkelijke punt.
spijbelrecht voor de leerlingen. Paul
Benner: Als in een vak als wiskunde niet
meekan, zou je bijvoorbeeld de
gymnastiekuren moeten kunnen gebruiken
voor extra studie voor dat vak, maar
helaas is dat nu niet toegestaan.
Er is na lezing van deze lijst weinig
fantasie voor nodig om te beseffen dat
deze scholieren nog heel ver van de
verwezenlijking van hun ideaal af staan.
De zaken zouden er misschien iets anders
voor staan als de grote massa van de
scholieren achter zich hadden staan. Dat
is niet het geval. Zo is van de
Amsterdamse scholierenvakbond bekend
dat zij nog geen dertig leden telt.
Misschien gaat dat in de toekomst
veranderen, maar het tekent in ieder geval
de apathie waarmee de actievoerders
onder de scholieren te maken hebben.
Paul Benner begrijpt dat dan ook bliksems
goed, als hij zegt: De scholieren moeten
eerst nog zelf emanciperen.
'School aan de leraren'
Leraren hebben natuurlijk vergeleken met
de leerlingen vanouds een betrekkelijke
machtspositie op de school, maar van het
bestuur van de school heeft elke leraar
alles maar te nemen of te laten. Geen
wonder dan ook dat nu er voor de interne
democratisering van de bijzondere scholen
besluiten in het vat zitten, het Nederlands
Genootschap van Leraren (NGL) op de
valreep niet nagelaten heeft zijn visie
daarop te geven. Anders dan nu het geval
is wil het NGL dat elke school een eigen
stichtingsbestuur krijgt waarin de absolute
meerderheid gevormd wordt door
vertegenwoordigers van leraren, niet-
onderwijzend personeel en ouders. Ook is
de NGL voorstander van een aantal
commissies, waaraan aparte onderdelen
van het beleid (identiteit, personeelsbeleid,
onderwijsbeleid, en huisvestingbeleid) zijn
toegewezen. Opvallend is wel dat de
leerlingen in hun verhaal in het geheel
niet voorkomen. Ze krijgen geen plaats in
het bestuur van de school, noch worden
ze betrokken bij het uitstippelen van het
schoolbeleid. Verder is het aantal plaatsen
in de bestuurssamenstelling gereserveerd
voor de ouders sterk beperkt; een
beslissende stem hebben ze nergens. Het
verbaast dan ook niet dat met een minder
juiste variant op wat de leerlingen willen
Als leerlingen zelf naar buiten treden voor hun rechten, wordt hen dat op school niet in dank afgenomen.
Ouders
Eigenlijk zijn in de schoolstrijd die oud
minister Van Kemenade in het vooruitzicht
steit de ouders de meest opvallend
afwezigen. De belangenorganisaties van
ouders, zijn zoals het geval is met de
Nederlandse Katholieke Oudervereniging
ten nauwste verbonden met de
organisaties van schoolbesturen en het valt
te verwachten dat zij hun standpunten
zullen richten naar die organisaties
De koepelorganisaties NKSR en NPCS
kregen van de minister van onderwijs
'officieel tot 1 januari van dit jaar de tijd
om met voorstellen te komen voor die
interne democratisering. De bijzondere
scholen was immers vrijstelling verleend
van de wet op de ondernemingsraden
waarin medezeggenschap van het
personeel dwingend wordt voorgeschreven.
Dat gebeurde echter op voorwaarde dat zij
aan een andere vorm van
medezeggenschap zouden verlenen.
De NPCS heeft een voorlopig voorstel
uitgebracht, net als de overkoepelende
vereniging van neutraal bijzondere scholen.
Leraren, ouders en leerlingen krijgen een
zegje in een te vormen schoolraad, maar
het schoolbestuur blijft over de
belangrijkste zaken zelf beslissen.
De NKSR als grootste overkoepelende
vereniging laat nog, zoals het een grote
betaamt, op zich wachten, maar de lijn
waarin de democratisermgsvoorstellen zich
bewegen, zal vermoedelijk nauwelijks
essentieel verschillen van die van de
protestantse of neutraal-bijzondere
schoolorganisatie. In het verleden heeft de
tfi
jfgjfl gyijm.
NKSR bovendien steeds het principe
gehandhaafd dat de scholen op basis van
vrijwilligheid tot een vorm van GT
democratisering moesten komen. Aan dat.
principe zal men waarschijnlijk ook nu n'e^(e
willen tornen.
Als men dan alle feiten overziet, lijkt de
door Van Kemenade in het vooruitzicht
gestelde tweede schoolstrijd nog ver weg r
te zijn. De scholen zullen immers zelf (|eJ
warm moeten lopen voor de
democratisering en niet slechts de
marginale groepen of organisaties die zier*,
daar ambtshalve mee bezig houden. In he
brede onderwijs..veld" zit nauwelijks de
beweging. Van strijd is niets te merken.
Bij gebrek aan die democratisering zuller^
zo moet de conclusie wel luiden,
leerlingen en leraren van eikaars goede
afhankelijk blijven.
PAUL VAN VELTHOVE
Bijzonder onderwijs, wat is dat eigenlijk?
Een vraag waarop wij al vele jaren het
antwoord weten. Het heeft iets te maken
met een vanuit het gezin doorgevoerde
levensovertuiging op confessionele
grondslag. Tijden veranderen; met ideeën,
verwachtingen en geesteshoudingen in het
kielzog. Vaak in de turbulentie van de
„scheepsschroef" die het schip des tijds
voortstuwt. Hoe „bijzonder" is het
bijzonder onderwijs nog wel? En waaróm
nog bijzonder onderwijs? Is dat specifieke
onderwijs nog steeds zo „bijzonder"? Wat
is dat onderwijs in de praktijk van
vandaag nog waard? Allemaal vragen,
waarmee je, zeker als ouder, kunt zitten.
Helemaal interessant wordt het. als
„Rome" en „Reformatie" elkaar op
onderwijsgebied in de ogen kijken. Vlak bij
huis gebeurt dat. Aan de basis. In
Wassenaar is van de nood een deugd
gemaakt. In de schaduw van de Goede
Herderkerk wordt het lager onderwijs, het
basisonderwijs, dubbelgebakken opgediend
in christelijke zin. In de Paulusschool aan
de Oud-Wassenaarse weg gaan ruim 170
kinderen, protestant en katholiek,
algemeen christelijk gevormd het volle
leven tegemoet.
In augustus '77 fuseerden de katholieke
Pius X-school en de Christelijke
Bloemcamplaanschool binnen de zowat
vijftig jaar oude muren van de Pius X-
school, die sindsdien Paulus-school heet.
De dagelijkse leiding heeft de heer Th.
M.Th. Remken, voordien hoofd van de
Pius X-school. Beide scholen slonken de
laatste tien jaren door de terugloop van
het aantal :leerlingen. Zoals overal.
Economisch gezien viel beider „zaak" niet
meer te runnen. De hoofden werden bij
elkaar gestoken. Weerstanden moesten
overwonnen worden, want na een eeuw of
vier grondige scheiding zat men aan twee
kanten tegen bolwerken aan te kijken en
niemand wilde in feite z'n eigen kerkelijke
identiteit prijsgeven. Het hete hangijzer
was uiteraard het godsdienstonderwijs.
In anderhalf jaar tijd kwam men tot
overeenstemming. Het resultaat werd een
vrij uitzonderlijk voorbeeld van
oecumenisch basisonderwijs: „bijzonder"
onderwijs, zoals dit door verreweg de
meeste Wassenaarse ouders werd gewenst.
Zoals mevrouw W. Buitink-Loohuizen,
secretraris van de Oudercommissie der
Paulusschool. zegt: „De uitbouw is erg
goed gegaan. Ook wij, van protestantse
huize, zijn erg blij. Maar je kunt als
ouders wel veel willen, toch zal het team
van leerkrachten de ideeën moeten
uitvoeren. En inderdaad, de wens van ons,
ouders, is hier prima gehonoreerd.
Ongeveer zestig van ons werken in het
geheel mee; in het schoolbestuur, de
oudercommissie, als verkeersbrigadiers en
we participeren in het z.g. creativiteitsuur,
vrijdagsmiddags".
Schoolhoofd Remken: „Wij vormen
letterlijk een „bijzondere" school, met het
Schoolhoofd Remken: „Wij vormen letterlijk een „bijzondere 'school. met het gosdienstonderwijs als erg belangrijk element.
godsdienstonderwijs als erg belangrijk
element. Ons team, dat zelf sterk
gemotiveerd is. heeft eens in de veertien
dagen contact met een katecheet. Ons
godsdienstonderwijs wordt door die
katecheet eens in de zes weken in
projectvorm voorbereid rond een thema.
Dat thema is deze maand bijvoorbeeld het
doopsel, of, zoals de protestanten het
uitdrukken, de doop. Neem verder de twee
bestaande versies van het Onze Vader.
Nou, het compromis is ons aangereikt
door de Katholieke Bijbelstichting en het
Nederlands Bijbelgenootschap. Deze
formulering wordt bij ons consequent
gebruikt, vóór en na schooltijd".
Bidden is op de Wassenaarse
Paulusschool erg belangrijk. Maar men
gaat er verder. Aan het begin van een
projectperiode komen alle leerkrachten, de
gereformeerde en hervormde predikant, de
pastoor van de Goede Herderparochie, de
katecheet en de vertegenwoordigsters der
protestantse en katholieke ouders bij
elkaar. Th. Remken: „Deze groep
bespreekt hoe het godsdienstonderwijs in
de komende zes weken zal
plaatsvinden.Kijk", zegt de heer Remken,
„als je het alleen tot informatie wilt
beperken kan alles. Je kunt de jeugd
vertellen over communisme, boeddhisme,
over transsubstantiatie. Dat kan een
verrijking zijn, en dat is het bij ons ook.
Die informatie over katholieke en
protestantse geloofdinhouden wordt niet
geschuwd, maar daarnaast bestaat het
„katechetische", het algemeen christelijke,
het „getuigende". Dat is wezenlijk anders".
„Dat is ook een belangrijk verschil met de
openbare school, waar het bijbelonderricht
„informatief" wordt gegeven, terwijl het
bidden erbuiten wordt gehouden.
Godsdienstonderricht wordt daar gegeven
zoals er over vaderlandse geschiedenis
wordt gepraat", aldus mevrouw Buitink.
Schoolhoofd Remken: „Een christelijke
school heeft nog steeds de extra dimensie
van het getuigen: de historische kruisdood
van Christus houdt voor het christelijk
onderwijs tegelijk in de verlossing van alle
mensen. Als je blijft bij het simpel
mededelen van dergelijke feiten, is het
geen christelijk onderwijs meer".
Katholiek en protestant lopen op de
Paulusschool dus door elkaar heen.
Duidelijk is, dat het typisch katholieke
bestanddeel van, zeg maar, twintig jaar
geleden, de grootste wijziging heeft
ondergaan. Het christelijk gefuseerde
onderwijs wordt getekend door een
bijbelse gerichtheid. En door bidden. Zoals
schoolhoofd Remken onderstreept:
„Bidden vinden we van vitaal belang. Er
zijn, buiten jezelf, twee „anderen" bij
betrokken: God en de andere mens. Als je
niet samen met anderen met God praat,
mis je iets in een christelijke
opvoedingssituatie. Dat is ook onbeleefd,
vind ik, want ook God is aanwezig bij
deze mensen".
Geen crucifixen aan de wanden van de
Paulusschool. Ook het kruisteken maken is
per leerkracht facultatief. Verder kent men
vier wijzen van bidden: het (oecumenische)
Onze Vader; het „vrij geformuleerde
gebed (bijvoorbeeld als er een jarige is:
„Heer, wij bidden voor Rosanne bij het
begin van een nieuw levensjaar..."); er is
het zingen, het openen en sluiten van de
dag met een psalm of godsdienstig lied;
of men bedient zich van een ander
formulegebed, zoals het Gebed voor de
eenheid van de christenen. Dat is passend
bij de oecumenische Paulusschool.
Zo reilt en zeilt één en ander binnen deze
Wassenaarse basisschool. Mevrouw
Buitink: „Eens in de maand buigt een
aantal ouders zich over het thema van eer
te behandelen project. Dat is „volwassene
katechese". U ziet, de kinderen worden
nooit in de steek gelaten; we blijven hun
schreden volgen. De ouders krijgen ook
een informatiepapier over deze projecten,
eens in de zes weken en parallel met die
projecten".
Rest dan nog één element van het
oecumenisch onderwijs op de
Paulusschoolvier keer per jaar zijn er
„godsdienstige vieringen", bijeenkomsten
van alle leerlingen, meestal met ouders
erbij, afwisselend in een katholiek en
protestants kerkgebouw, of in de
schoolzaal. Dat is met Kerstmis, Pasen,
Pinksteren en in de Gebedsweek voor de
Eenheid. Het accent daarbij ligt op woord
en zang, op gebed, spel en voordracht;
daarbij spelen ook de pastoor en de
dominee tezamen een rol.
Th.M.Th. Remken: „Het gaat ons om het
„christelijk" zijn. Dat is in onze ogen een
„medemenselijke" omgang van
leerkrachten en kinderen. Het is niet alleen
een „belerende" onderwijzer, maar vooral
een kracht ten dienste van de leerlingen.
Hiervan moet ieder onderwijzer erg
doordrongen zijn, het is iets dat de sfeer
van een christelijke school moet
Het gaat om een vriendschappelijke,
menselijke verhouding onderling. Maar oo
tussen leerkrachten en ouders; daar heet
het dan een „intensieve samenwerking".
Anderhalf jaar vaart de Paulusschool nu
op een christelijk en oecumenisch kompa;
Mevrouw Buitink en de heer Remken zijn
exponenten van de beoordeelaars: „We
voelen ons er erg happy bij en gewoon
blij. Er zijn geen negatieve stemmen, geen
wanklank wordt gehoord. Geen (enigszins
verwachte) vervlakking, maar een verrijkin
en verdieping, een synthese". De heer
Remken ziet het aldus: „Het katholiek
onderwijs in een ontwikkeling van de
afgelopen twaalf jaar is verrijkt -
eenvoudigweg gezegd - met een meer
bijbelse visie binnen de „katholieke"
kinderlijke ervaringswereld. Het typisch
protestantse bijbelonderricht is verrijkt
door het veel meer erbij betrekken van die
kinderlijke belevingswereld, rond begripp
zoals liefde en veiligheid". Zo voelt
praktisch iedereen van alle betrokkenen
het aan in de „Paulus"-gemeenschap van
Wassenaar. Voor mevrouw Buitink-
Loohuizen is in dit opzicht de educatieve
oecumenische kous af: „We kunnen dit
Paulusschoolgebeuren iedereen van hart<
aanbevelen...".
TON PIETI ;vc: