„Onze VU"
werd
honderd
jaar
dooreen
vereniging
gedragen
„Een werk van de
Here, dat nooit teloor
kon gaan"
ZONDAGSSCHOLEN!
Kerstuitgaven van J. P. VAN DIJK,
U Zicollc.
W. JONKER Jr. De jongc Scboorstcenv..-
gor. of oen rijk geze
gend Kerstfeest.
Tweezieken, die don Hei
land hadden gevonden.
F. W. WAGNER. Door liefdo ontdooi-!.
B. HENDRIKS. Twoo Kerstavonden, of do
macht van Gods ge-
C.v.d. VELDEJz. Do tweo Kleimoncn.
Het gevonden opstel.
Lief oo leed.
Do prijs van bovenstaand* Kerstljoek-
jes, allen nvt plaatjes, is 10 Cent2 Ex
ƒ2 25; 50 Ex. ƒ4; 100 Ex. fi 50. Zij
worden dosverkiez-ind nok gesort-.-erdo gclc-
vord t-n franco door hot gnnschu land vrr-
zoDden. (9555)
)it gebeurde nog in 1978, een paar maan-
Jen geleden. In het hoofdgebouw van de
/rije Universiteit meldt de portier van Biolo
gie nu eens niet een bezoeker, maar zich-
:elf aan. Bij het secretariaat van een steun-
onds. Hij is vandaag vijfenzestig geworden
.•n gaat nu met pensioen. Nou - leuk, dat u
ïven afscheid komt nemen, vindt de me-
/rouw van het secretariaat. Jazeker, maar
dat is het niet alleen, zegt de portier. Het
zit namelijk zo. dat op de balie van Biologie
indertijd een VU-busje stond waar de bezoe
kers iets in konden doen, maar niemand
dééd het. De portier heeft dat busje toen
maar meegenomen en in zijn loge neerge
zet, onder handbereik. Hij stopte er alles in,
wat hij alzo kreeg in zijn werk, bijvoorbeeld
^ls hij geld moest wisselen voor de telefoon
en de mensen zeggen: „Laat u de rest
Tiaar zitten, portier." En hier is het busje
dan. Uit de gleuf steekt een briefje van
honderd en als het deksel wordt gelicht,
,rolt een flinke verzameling kleingeld over de
(tafel, met veel guldens erbij.
Gebouwen en inrichting van de VU, waarin
zich dit tafereeltje afspeelt, staan op de ba
lans met een aanschaffingswaarde van zes
honderd miljoen gulden. Maar op dit mo
ment voelt minstens die ene medewerkster
zich gelukkiger met het busje van de portier
dan daarmee. Want het is er weer een voor
beeld van, dat de VU nog leeft in de harten
van „gewone mensen".
Achtergesteld
De „kleine luyden", zo noemt de theoloog
politicus dr Abraham Kuyper hen in de tijd
rondom het eind van de vorige eeuw. Ze
scharen zich onder zijn gehoor als hij
spreekbeurten houdt in het land. Ze lezen
zijn weldoorwrochte artikelen in hun eigen
gereformeerde kranten, De Standaard en het
weekblad De Heraut. De kleine luyden zien
door hun voormannen onder woorden ge
bracht wat ze zelf ervaren: het orthodox-
protestante volksdeel wordt achtergesteld op
het hele vlak van kerk, staat en maatschap
pij.
Bij het hoger onderwijs komt dit tot uiting
in het benoemingsbeleid bij de universitei
ten: orthodoxen krijgen geen benoeming tot
hoogleraar, alleen vanwege hun levensbe
schouwing. Als Kuyper dan komt met zijn
plan om een vereniging op te richten die
„te eniger tijd" een eigen universiteit op
richt, blijkt het kerkvolk zijn woorden te
hebben verstaan: de leden stromen toe. Het
„te eniger tijd" komt al binnen twee jaar.
Ongelooflijk? Ja, maar het is toch gebeurd.
In saamgebalde kracht van een volksdeel,
dat voor zijn kinderen wilde vechten, in ne
derigheid en onder „biddend opzien", maar
met een vastbeslotenheid die nergens voor
zou wijken. Al bij de oprichting van de ver-
eniging had De Standaard kort en bondig
1 geschreven: „Daarin kon wel eens een toe-
I komst zitten, omdat er een beginsel in
steekt".
Op pad
j Nee - nooit hebben de kleine luyden hun
eigen Vrije Universiteit in de steek gelaten.
Nemen we eens, helemaal willekeurig, een
tijdsbeeld uit de dertiger jaren. Er wort een
hoogleraar benoemd, maar hij moet zelf de
poten onder zijn leerstoel timmeren. In ste
den, dorpen en gehuchten beklimt hij de
kansel van de plaatselijke gereformeerde
kerken. Het overgrote deel van de gemeen
teleden heeft helemaal geen studerende kin
deren, maar toch is de kerk afgeladen vol.
De professor vertelt wat hij zou willen gaan
doen, hoé hij het zou willen doen en hoe
groot de financiële problemen zijn. Samen
met hem brengen de broeders en zusters
deze nood in het gebed en aan het eind
van de bijeenkomst klinkt, begeleid door
machtig orgelspel, het aloude „Dat 's Heren
zegen op u daal". Daarna gaat de professor
op pad, met' een door de kerkeraad ver
strekte adressenlijst. Hij belt aan, wordt bin
nengelaten, krijgt een stoel en een kop
thee. Het gesprek komt op de VU en haar
zegenrijke werk. Uit een potje, waar nie
mand ooit aan had mogen komen, wordt nu
een rijksdaalder genomen, vijf gulden, een
tientje soms. Natuurlijk zijn er ook grotere
giften geweest, maar met dat kleine geld is
de hartslag van de VU tientallen jaren op
gang gehouden. Alleen al dertighduizend le
den van de Vrouwen VU-Hulp - nog maar
een onderdeel van het geheel - brachten in
de crisisjaren drie ton bij elkaar. In geen
huis op gereformeerde grondslag ontbrak
het blauwe VU-busje, dat met recht een of-
ferbus mocht heten. Voor „onze VU", zo
De theologenvereniging Joh. Calvijn poseert voor de fotograaf (1899).
Jaarvergadering in Assen, 1938. In het midden een vergroot model van
het befaamde VU-busje.
Bij het corpslustrum in 1930 hielden studenten en leden van de VU-Vere-
niging een fakkeloptocht door Amsterdam.
Bij een instelling als de Vrije Universiteit hoorde in vroeger jaren ook
een nospitium. waarin de studenten onder de vleugels van eigen pluima
ge konden blijven.
Een tijdsbeeld in kranten uit de ja
ren rond 1870. Je kon kinderboe
ken kopen onder titels als: .Bekee
ring, ziek- en sterfbed, geschenk
voorkinderen".
theologie doceerde aan de VU. Diens bon
dig bescheid was: „Zeg het. Schrijf erover.
Maar doe het zo, dat je het vertrouwen niet
verliest. De mensen mogen best weten dat
je anders denkt dan zij gewend zijn te
doen, maar laat weten, dat zij en wij één
zijn in het geloof Dan zal het gaan. Het ge
reformeerde kerkvolk is wijzer dan sommige
dominees denken."
Nooit teloor
Zo is er gewerkt, geleefd, geloofd. Soms
konden de golven erg hoog opslaan, als
een tak van wetenschap in een stroomver
snelling kwam en het aan de mensen uitge
legd moest worden. „Jullie zagen de poten
van de stoelen af, waar de mensen op zit
ten die nu juist zo met je meeleven," is me
nigmaal gezegd. Maar dan was er altijd wel
iemand die erop wees, dat de mensen toch
nooit door die stoelen heengezakt waren.
En er is gezegd: „Als je zekerheden los
wrikt stort de VU als een kaartenhuis in el
kaarMaar de VU was nu eenmaal geen
kaartenhuis. Het is een huis, dat altijd is
blijven staan op het hechte fundament dat
de vaderen eronder hebben gelegd. En dan
kon het wel eens flink rommelen in de ka
mers, het fundament was daartegen be
stand. Werden de vensterramen en de deu
ren open gezet om meer contact te krijgen
met de buitenwereld, dan kon het wel eens
gaan tochten - maar nooit kon iemand door
die open deur komen om een breekijzer in
het fundament te steken. Daar zijn beschou
wingen over gehouden, waarin gesproken
werd over- beginselen en over interpretatie
naar eigen geweten van het evangelie. Maar
ook is er eens op een open dag een boer
uit Drenthe geweest, die tegen een be
stuurslid zei: „Als kind leerde ik al van mijn
moeder: onze Vrije Universiteit is een werk
van de Here en dat kan nooit teloor gaan."
Honderd jaar VU-Vereniging - de feestrede
naars zijn vast en zeker al bezig met het
voorbereiden van hun toesrpaken. Het zal
wel wat eenvoudiger toegaan dan bij de op
richting van de vereniging en, anderhalf jaar
later, bij de opening van de universiteit.
Toen was er als machtig redenaar dr Abra
ham Kuyper zélf en het is toch wel aardig,
nog eens na te lezen hoe een van zijn ei
gen VU-bestuurders daarover dacht: in
alles het gèzwollene, breedsprakerige, soms
ondragelijke hooge, dat in de natuur van
onzen vriend K. ligt. Het is waarlijk goed
dat wij daarvoor open oogen hebben, goed
dat wij hem in toom houden, anders zal hij
jammerlijk vallen Zoiets zullen we dan
wellicht bij het feest in februari niet weer
beleven. Maar gespreksstof is er te over
voor de feestredenaars, de oogst daaraan is
groot geworden in honderd jaar VU-Vereni
ging. Ze hoeven daarbij bepaald niet b|j de
geschiedenis te blijven, het heden van de
Vrij Universiteit is óók zeer levend De VU
heeft zich opengesteld, niet alleen naar de
kant van de andere universiteiten en naar
alles was er leeft in de wetenschap, maar
met name ook voor de grote problemen in
de wereld Zij wil zich daarbij funktioneel
opstellen in het wereld-christendom. Samen
werking is er ook met verwante instellingen
overal ter wereld. In minder bedeelde lan
den, met name in Afrika en Indonesië,
wordt hulp geboden aan het wetenschappe
lijk onderwijs Hierbij en bij veel andere ta
ken kan en wil de VU de vereniging niet
missen. De vereniging inspireert en kriti
seert, blijft de VU - om de oude term, die
nooit verouderd is, nog eens te gebruiken -
de VU dragen. Aan beide kanten wil men
graag, dat het zo blijft.
AAD SCHOUTEN
heette het onveranderlijk. De buitenwereld
keek er soms vreemd tegenaan, maar voor
de leden van de VU-Vereniging en hun bre
de aanhang was de zaak volkomen duide
lijk: God vraagt dit van ons en daarom
doen we het met liefde. En nooit mag ver
geten woorden dat hier een heel volksdeel
vocht voor een eigen plaats in de maat
schappij, niet om zich op die plaats veilig
te kunnen isoleren. Wél om op die plaats
gelegenheid té scheppen tot volledige ont
plooiing. Om zo toegerust te kunnen wor
den tot dienst aan de maatschappij in ge
hoorzaamheid aan God. Zo zagen ze het
niet alleen, de mannenbroeders en hun
veelal in stilte meewerkende vrouwen, zo
voélden ze het tot in het diepst van hun hart.
Verbondenheid
Die innige verbondenheid tussen vereniging
en universiteit zou beiden later te stade ko
men. met name toen er problemen rezen
van principiële en leerstellige aard. Verschil
van inzicht tussen universiteit en een deel
van de achterban. Over theologische begin
selen en over de verhouding tussen geloof
en natuurwetenschap. En, soms daarmee sa
menhangend, over het benoemingsbeleid.
Het waren dingen die mensen tot in het
merg hebben geraakt - na zoveel jaren van
bidden en werken werden voor hun gevoel
de grondvesten van hun Vrije Universiteit
uitgehold. Veelvuldig weerklonk - en weer
klinkt nóg wel - de uitroep: „Als Kuyper dat
nog eens had moeten meemaken!" Waarbij
overigens aangetekend mag worden, dat
Kuyper bijvoorbeeld over de evolutieleer ge
dachten had, die in zijn tijd allerminst
strookten met de opvattingen van het me
rendeel der gereformeerde gelovigen. Hij
sloot niet uit dat schepping en evolutie sa
men kunnen gaan. In VU-kringen voegt men
daaraa toe, dat je Kuyper moeilijk kunt situ
eren in een tijd, honderd jaar na de zijne.
Wie kan weten hoe hij vandaag gedacht en
gesproken zou hebben? Ook andere gere
formeerde voormannen hebben in de loop
van hun leven bepaalde opvattingen herzien,
zonder daarbij hun geloof in God en het
vertrouwen van hun volgelingen te verliezen.
Maar wat dan de verbondenheid tussen ver
eniging en VU aangaat, dié heeft in moeilij
ke tijden, waarin een scheiding der geesten
dreigde, voorkomen dat ieder verder zijn ei
gen weg zou gaan. Vanuit de VU deed men
dat door het land in te trekken, overal fo
rums te houden waarop uitgelegd werd wat
men aan het doen was en waarom dat zo
werd gedaan. De achterban deed het door
die forums massaal te bezoeken, te luiste
ren, te vragen, te discussiëren. Aan beide
zijden werd de gewetensnood van de ander
erkend. En zeker hebben in de loop van de
tijd gewetensbezwaarden afgehaakt, omdat
ze niet kónden doorgaan. Maar het grote
geheel is bij elkaar gebleven, heeft in de
loop van de tijd zelfs twee kerkscheuringen
overleefd.
Op zo'n (forumavond kon van alles gebeu
ren. Geprangd door opperste gewetensnood
konden mensen soms snikkend de zaal ver
laten. waarna een diepe stilte viel. Maar ook
is het voorgekomen dat, toen een omstre
den stelling van de bioloog professor Lever
werd toegelicht, een gereformeerde zuster
opstond en zei: „Maar 't moet me toch wel
van het hart. Mijn dochter durfde geen be
lijdenis te doen. Maar door de boeken van
professor Lever is ze er toch toe gekomen."
En ook toen werd het stil in de zaal. Zo
werd er. om samen een weg te vinden,
gewerkt. Geworsteld is nog een beter
woord. Een oud-student van de VU, spre
kend over die tijd: „Toen ik naar de VU
ging vroeg ik me wel eens af in hoeverre
dat nou allemaal nodig was. Je had de
christelijke lagere school gehad, de christe
lijke middelbare school, als student mocht
je dan toch eindelijk wel eens buiten de ei
gen kring gaan werken. Maar toen ik zag
hoe ze vanuit de. VU het land in gingen om
over wetenschap te praten met mensen, die
er toch ook mee te maken hadden, dacht
ik: „Dat is uniek. Wat kun je op zó'n ma
nier veel overdragen."
„Zeg het"
Niet alleen bewogenheid, ook zorgvuldigheid
is vaak een kenmerk geweest van bet naar
buiten treden vanuit de VU. In de dertiger
jaren kreeg de universiteit een faculteit na
tuurwetenschap en èén van de eerste hoog
leraren daar werd prof G.J. Sizoo. Hij zat
daar nogal mee, want als natuurkundige
kende hij de methode om via radio-activiteit
onderzoek te doen naar de ouderdom van
de aarde. De publikaties daarover gaven een
gans ander verhaal te zien dan verteld werd
op de gereformeerde scholen en op de ca
techisaties van de dominees. Daar werd het
gehouden op zesduizend jaar, zo werd het
uit de bijbel gelezen. Te zeggen dat het
honderdduizenden jaren moesten zijn stond
voor velen gelijk aan godslastering, je aan
vaardde de bijbel dan niet „van kaft tot
kaft". Maar als hoogleraar in de natuurwe
tenschappen kon je toch moeilijk verzwijgen
wat de natuur zelf geopenbaard had. Sizoo
ging te rade bij een oudere ambtgenoot, die
Dr. Abraham Kuyper.
Zaterdag 3 februari wordt in de aula
van de Vrije Universiteit in
Amsterdam het eeuwfeest gevierd
van de Vereniging voor
Wetenschappelijk Onderwijs op
Gereformeerde Grondslag, kortweg de
VU-Vereniging. De feestredenaars
zullen niet hoeven te zoeken naar
superlatieven om de geschiedenis
van de vereniging gestalte te geven
voor hun gehoor: in al haar eenvoud
is die geschiedenis namelijk uniek in
ons land. Nog geen twee jaar nadat
de vereniging was opgericht kon dr.
Abraham Kuyper met zijn befaamde
rede „Souvereiniteit in eigen kring"
de Vrije Univesiteit openen. (Het
eeuwfeest van de VU wordt in
oktober 1980 gevierd.) Zeventig jaar
lang zou diezelfde vereniging de VU in
stand houden zondereen cent
subsidie: pas in 1947kwam de
eerste overheidssteun, in 1970
gevolgd door algehele subsidiëring.
En nog heden ten dage heeft de
vereniging met haar ruime
bevoegdheden veel invloed op het
beleid bij de VU.
Aanleiding tot het oprichten van de
vereniging was een nieuwe wet op
het hoger onderwijs, die voorschreef
dat de theologische faculteiten
omgevormd moesten worden tot
faculteiten van
godsdienstwetenschap. Niet het
opleiden van predikanten, maar het
beoefenen van neutrale wetenschap
moest het doel worden. Leerstellige
en ambtelijke vakken verdwenen uit
het pakket. Wet mocht de hervormde
synode eigen hoogleraren voor de
kerkelijke vakken benoemen, maar
daarbij kwamen in de praktijk vooral
vrijzinnige theologen aan bod.
Zo is de VU ontstaan en dan van
meet af aan niet als theologisch
seminarie, maar als complete
universiteit, naar het met vlammende
overtuiging uitgesproken woord van
Abraham Kuyper: „Zal het
christendom een zuurdeeg in ons
volksleven zijn, dan moet ook de
rechter, ook de geneesheer, ook de
staatsman, ook de letterkundige, ook
de wijsgeer, den inhoud zijner
wetenschap door het licht van den
Christus laten beschijnen.
Een universiteit, aanvankelijk met
drie faculteiten: theologierechten en
letteren. Met vijf professoren en vijf
studenten. Met de wettelijke bepaling,
dat examens die tot een graad
zouden leiden nog eens overgedaan
moesten worden aan een
rijksuniversiteit. Dat laatste zou
twintig jaar lang zo blijven, toen pas
kwam de erkenning.
Nu is het hoofdgebouw van de VU in
Buitenveldert het grootste gebouw
van Amsterdam. Er zijn 1500
personeelsleden bij de technische en
administratieve diensten. Het
academisch ziekenhuis van de VU
telt ruim 600 bedden en heeft 2000
medewerkers.
Van de ruim 12.000 studenten blijkt
anno 1978 nog 28 procent tot de
gereformeerde gezindten te behoren.
De buitenkerkelijken vormen met 32
procent de grootste groep,
hervormden en rooms-katholieken
nemen beiden 18 procent voor hun
rekening. „Diversen" vullen het
resterende deel van 4 procent. Toch
is de doelstelling in grote lijnen
dezelfde gebleven: „De universiteit
stelt zich ten doel, overeenkomstig
de grondslag der vereniging, al haar
arbeid in gehoorzaamheid aan het
evangelie van Jezus Christus te
richten op het dienen van God en
Zijn wereld. "Dat daarbij op sommige
vragen andere antwoorden gegeven
worden dan honderd jaar geleden, is
bekend en begrijpelijk. Elders op
deze pagina wordt daar nader op
ingegaan. Gebleven is ook het
intense meeleven van een grote
bevolkingsgroep met de VU. Wel
degelijk wordt nog met dankbaarheid
gesproken over „onze Vrije
Universiteit". Kern van deze
meelevende achterban blijft de VU-
Vereniging. Zoals gezegd, die
vereniging is een duidelijk
geprofileerd bestuurs- en
begeleidingsapparaat. Maar daarnaast
brengen de 17.700 leden en de
24.800 donateurs jaarlijks vijf ton
bijeen. Dat geld is bestemd voor
doeleinden, die te maken hebben met
het specifieke karakter van de VU,
maar buiten de subsidie vallen. Een
paar voorbeelden uit vele: beurzen
voor buitenlandse studenten, vooral
vluchtelingen; ziekenhuis- en
studentenpastoraat en steunende
wetenschappelijke onderzoeken,
terwijl ook de theologische faculteit
best een extraatje kan gebruiken,
bijvoorbeeld bij de vorming van
eerstejaars studenten ter
voorbereiding op hun studie. Dan is
er nog de Vrouwen VU-hulp, die elk
jaar met een ton of vier voor de dag
komt voor nog weer andere
projekten, mede de opbrengst van
het befaamde VU-busje met de kop
van Kuyper erop, dat nog steeds in
veel huizen staat.
Op deze pagina een beeld van
honderd jaar VU-Vereniging. Een
verhaal van veelal - wat men
noemt
eenvoudige mensen, die een
gigantisch projekt van de grond
tilden en het op hun schouders
bleven dragen, in diepe
verbondenheid met God en met
elkaar. Maar ook van werkers in de
wetenschap, die in het licht van hun
geloof wilden proberen iets te
betekenen voor andere mensen. Ook
hun offers zijn vaak groot geweest.
De illustraties zijn beschikbaar
gesteld door de redaktie van VU
Magazine, het maandblad van de
vereniging.