it*
Amerika nog'heiliger'dan auto
Sport in
„Ik heb geen tijd om te pauzeren"
HERMAN SNOEIJINK FIETST HET HELE JAAR DOOR
Grote vier
brengen
dooriopenc
spektakel
Football behoort tot de grote vier en is daarvan de populairste sport in Amerika, meedogenloos hard maar meestal ook buitengewoon
spectaculair
SPORT
DENEKAMP Veel wielrenners vinden het
onverantwoord, verklaren hem zelfs voor gek.
Ze voorspellen hem een kortstondige carrière.
Herman Snoeijink maakt zich daarover niet
druk. Hij heeft nog geen nadelen ondervonden
van een heel jaar wielrennen, in de zomer op
de weg en in de winter in het veld. Er is in
Nederland geen wielrenner die op beide terrei
nen zo succesvol is. Snoeijink is regerend kam
pioen cyclo cross en fietste in het afgelopen
wegseizoen vierendertig overwinningen bijeen,
waardoor hij de succesvolste amateur in klassie
kers en criteria was. Herman Snoeijink, 27 en
van beroep onderwijzer: „Ze kunnen wel zeggen
dat het onmenselijk is dat ik steeds maar doorga
maar ik kan me niet permitteren een tijd te
stoppen".
Thuis, in Denekamp, legt hij uit waarom. „Dat
houdt verband met mijn baan. Als onderwijzer
sta ik acht uur per dag voor dé klas en daardoor
kan ik niet ook nog eens uren trainen. De conditie,
die ik in het wegseizoen heb opgebouwd, houd
ik vast in het winterseizoen. Als ik een pauze
inlas, moet ik weer van onderaf beginnen. Dan
ben ik dus meer tijd kwijt en die heb ik niet.
Dus ga ik gewoon door. Het grootste probleem
voor mij is de overgang van de weg naar het
veld. Je hebt ongeveer drie weken nodig om over
te schakelen want in het wegseizoen doe ik niets
aan looptraining en er wordt nogal wat gelopen
in een cyclo cross. Ik moet dan oppassen want
vooral de achillespezen zijn erg gevoelig".
Bijna tweehonderd overwinningen behaalde Her
man Snoeijink en ontelbaar veel andere ereplaat
sen. Het juiste aantal weet hij niet. „ik heb geen
tijd om dat bij te houden". In zijn beginperiode
vormde hij de sterke (ketting) ploeg met Hennie
)Kuiper, Roy Schuiten, Aad van der Hoek en Jan
Aling. Thans huisvest zijn ploeg alleen hemzelf
en Frits Schür als vedetten. De erelijst van
Snoeijink was, ondanks de stroom van overwin
ningen, echter pas vorig jaar compleet toen hij
in Nieuwkoop veldritkampioen werd. „Als je in
de loop der jaren enige honderden overwinningen
hebt behaald en daar is geen Nederlands kam
pioenschap bij, is de eerste keer dat je die titel
pakt natuurlijk het hoogtepunt. En toch had ik
toen ook al de Ronde van Overijssel, de langste
klassieker voor amateurs, gewonnen".
Duurder
Herman Snoeijink, oorspronkelijk wegrenner
die in veldrijden een ideale voorbereiding zag
en daaraan verslingerd raakte, noemt de cross
veel zwaarder, natuurlijk individueler en duur
der.
„In de cross gaat door het vaak ware parkoers
veel materiaal stuk. Je hebt ten minste twee
fietsen nodig. Naar een belangrijke wedstrijd
neem ik er zelfs drie mee en die dingen kosten
meer dan drieduizend gulden per stuk. Een cross
is dan ook niet lucratief. Er zijn in Nederland
maar weinig crossers die er iets aan overhouden.
Zeker negentig procent moet er veel geld op
toeleggen. Aan het rijden op de weg hou je meer
over omdat daar met premies wordt gewerkt.
Bij veldrijden kan dat niet omdat de volgorde
van doorkomst praktisch steeds dezelfde is. Dat
ik er wat geld aan overhoud, is meegenomen.
Het is voor mij geen argument om het te doen,
want dan kun je beter beroepsrenner worden
en dat ambieer ik niet. Ik heb nooit serieus
overwogen om prof te worden. Ik denk dat ik
er psychisch niet tegen opgewassen ben".
„Ik kan moeilijk de hele dag met fietsen bezig
zijn. Er is meer dan wielrennen. Ik houd ook
van volleybal, voetbal, tennis en noem nog maar
wat sporten op. Maar bij wielrennen kun je maar
één ding doen en dat is fietsen. Daar gaat zo
veel tijd in zitten dat je aan niets anders toekomt.
Als prof weet je tevoren ook nooit of je succes
zult hebben en bovendien wil ik niet het risico
lopen op mijn hoofd te vallen. Ik heb nog nooit
iets gebroken eri val weinig. Mijn ernstigste
blessure liep ik op in de Tour d l'Avenir in 1974.
Had ik een soort zonnesteek opgelopen. Ik raakte
betrokken bij een valpartij omdat ik wat was
weggezwijmeld. Ik ben zelfs zes minuten bewuste
loos geweest. Ze hebben me weer op de fiets
gehesen en daar werd ik eigenlijk pas wakker.
Van die valpartij wist ik niets meer. De dokter
heeft me later uit de koers gehaald. Het is ook
te dwaas dat ze je in zo'n toestand door laten
rijden.
Gevaarlijk
„In feite is elke koers gevaarlijk. Op het vlakke
land en met de wind opzij is het een wedren
om in de waaier te komen. Iedereen gaat als
een gek van start om erin te komen en op smalle
wegen zijn dat er doorgaans maar een stuk of
twintig. Het is moord en doodslag want als je
er niet bij zit, kun je het wel vergeten. Het zijn
vrijwel altijd dezelfden die in de eerste groep
zitten. De brutaals ten".
Herman Snoeijink prepareert zich thans op de
belangrijkste veldritevenementen, het Neder
lands kampioenschap in Gieten en het wereld
kampioenschap in Italië, het enige spektakel
waarvoor hij vrij krijgt van zijn schoolbestuur.
„Daarom rijd ik ook geen meerdaagse wedstrij
den als bijvoorbeeld Olympia's Ronde van Neder
land. Ik heb een verantwoordelijke baan en het
is logisch dat ik niet vaak weg kan...".
Onderwijzer Herman Snoeijink de succesvolste wielrenner
met zijn titel veldrijden en vierendertig overwinningen
in de wegraces in het afgelopen seizoen
WASHINGTON Er wordt in Europa
nogal eens meewarig geoordeeld over
het sportgebeuren in de Verenigde
Staten. Wat is het leven waard zonder
topvoetbal? En wat heb je er aan het
beste football, basketbal, honkbal en
ijshockey te spelen, als je je nooit op
het allerhoogste niveau met andere
laoden kunt meten en in onderlinge
wedstrijden moet uitmaken, wie zich
de officieuze wereldkampioen mag
noemen? Sportfans, die zich op de
been houden met Europa Cupvoetbal,
wielerspektakels als de Tour de
France, opwindende schaatsevenemen-
ten en dergelijke typisch Europese
toppers, zullen in de Amerikaanse
sport weinig van hun gading vinden.
Toch staat de Amerikaanse sportlief
hebber er niet slecht op. Vier populai
re teamsporten zorgen het gehele jaar
voor spectaculaire profsport. De
wedstrijden worden doorgaans druk
bezocht, er is meestal volop sfeer en
wekelijks worden één, en vaak meer,
wedstrijden rechtstreeks op t.v.
uitgezonden. De „grote vier" beheersen
de talloze sportuitzendingen op tv.
voor een zeer belangrijk deel.
Daarnaast komen alleen golf, tennis,
boksen en in veel mindere mate
paardenrennen, autoraces en bowling
aan bod. Zwemmen en atletiek,
sporten, waarin de Verenigde Staten
een geducht woordje meespreken,
krijgen in feite alléén ruime aandacht
bij evenementen als Olympische
Spelen. De laatste oogst aan medailles
van Amerikaanse zwemsters en
zwemmers tijdens de wereldkampioen
schappen in Berlijn, heeft minder
aandacht getrokken dan bijvoorbeeld
in Nederland een zegepraal van een
landgenoot bij de wereldkampioen
schappen zweefvliegen. Ook in
absolute zin kennen meer Nederlan
ders dan Amerikanen de naam Eric
Heiden. Amerikanen, die bij het roeien,
zeilen, op de fiets of in sporten als
volleybal, handbal, waterpolo of
veldhockey een wereldprestatie
leveren, zullen om in eigen land enige
erkenning te vinden, een andere sport
moeten gaan beoefenen.
Sport is big business in de Verenigde
Staten, al moet men dat ook weer niet
al te zeer overdrijven. De gemiddelde
i jaaromzet van een footballteam (ruim
20 miljoen gulden) is vergelijkbaar met
een niet al te grote supermarket. Die
van een basketbalteam (ruim 10
miljoen) komt ongeveer overeen met
een flink benzinestation. Het totale
resultaat van de vier grote sporten
bedroeg vorig jaar bijna anderhalf
miljard gulden, een schijntje vergele
ken bij een bepaalde oliegigant: dik
boven de honderd miljard. Het feit, dat
er forse bedragen omgaan in de
bedrijfstak-sport, is een geaccepteerde
zaak in de Verenigde Staten.
Prestige
Een wat hypocriet aandoende
benadering van de profsport, zoals in
Europa te beluisteren valt, hoor je
hier nauwelijks. Bovendien is sport
over het algemeen lang niet de aller-
lucratiefste bezigheid. De meeste
eigenaren zien in hun club veel meer
een mogelijkheid om prestige te
verwerven dan een bron van nog
hogere inkomsten.
Er zijn zelfs Amerikanen met een
dikke portemonnee en een groot
sporthart, die zich een club hebben
toegeëigend omdat ze moe van het
machteloos toekijken naar steeds de
verkeerde opstelling en taktiek ook
wel eens een vinger in de pap willen
hebben.
Officieel houdt de Amerikaanse
overheid zich verre van topsport. Maar
door allerlei gunstige regelingen
sportbedrijven vallen niet onder de
anti-monopoliewet en hebben belangrij
ke belastingvoordelen worden wel
aantrekkelijke voorwaarden geschapen.
Bovendien stoppen de lokale overhe
den, ook al vaak in de eerste plaats uit
prestige-overwegingen, veel geld in
gigantische sportaccommodaties. En
via de uitvoerige sportprogramma's op
universiteiten, broedplaatsen voor jong
talent, stroomt ook heel wat belasting
geld indirect naar het sportbedrijf.
Er gaan regelmatig stemmen op om de
voordelen op te heffen, maar aange
zien sport in de Verenigde Staten zo
mogelijk nog „heiliger" is dan de auto,
zijn de kansen op verandering, politiek
gezien, uiterst gering. De eigenaren
zijn er althans niet bang voor. Laatst
zei er één in een tv.-programma: „We
spelen voor iedere wedstrijd het
Giorgio Chinaglia is de duurste
voetballer. Beckenbauer komt met
zijn vijfeneenhalve ton op de sala
risranglijst niet eens bij de eerste
honderd
volkslied. Moeten we dan nog
inkomstenbelasting betalen ook?" Ze
beschermen hun bedrijfstak angstval
lig.
Om met een nieuw team de hoogste
competitieregionen binnen te komen,
moet je diep in de buidel tasten: Bij
het honkbal kost je dat minstens 20
miljoen gulden, om de footballcompe-
titie te betreden dien je op voorhand
ruim 60 miljoen neer te leggen. Voor
belangrijke wijzigingen in de
structuur is de goedkeuring van
driekwart van de eigenaren vereist.
Football, dat eigenaardige mengsel van
rugby, voetbal en vrij worstelen, is
ongetwijfeld de populairste sport. De
28 topclubs boeken een gemiddeld
bezoekersaantal van bijna 57.000. De
spelers, 44 per team (er wordt
gewisseld), verdienen een gemiddeld
salaris van 120.000 gulden. De
ongelooflijke populariteit van deze
sport is daarom zo merkwaardig,
omdat er buiten de Verenigde Staten
alleen in Canada (overigens met enige
afwijkende spelregels) en sinds kort in
Japan op enig niveau football wordt
gespeeld. Football is meedogenloos
hard, maar meestal ook buitengewoon
spectaculair. Een bezwaar van de sport
is, dat de speler ongeveer het postuur
van een flinke stier moet hebben om
op topniveau mee te kunnen.
Een ander bezwaar is, dat football,
net als bij honkbal trouwens, de
werper een zeer dominerende positie
kent: de quarterback, die geacht wordt
het spel te verdelen. De quarterbacks
verdienen het meest en worden ook bij
voorkeur ongenadig hard van de
sokken gelopen. Nog voor de competi
tie begon, stonden al een paar
gerenommeerde quarterbacks met
ernstige blessures (opgelopen in
oefenwedstrijden) aan de kant. Dat
leidde er bijvoorbeeld toe, dat de
beruchte Baltimore Colts hun eerste
wedstrijden met enorm verschil
verloren. Maar football is zo populair
een minuut t.v.-reclame tijdens een
fóotballwedstrijd kost 275.000 gulden
dat het er bepaald niet naar uitziet,
dat het sterk opkomende (Europese)
voetbal, soccer genoemd, de eerstko
mende jaren een serieuze bedreiging
zal zijn.
Veel meer is van het honkbal toene
mende concurrentie te vrezen. Aan de
top is daar nog weinig van te merken.
Honkbal is na een impasse in het
begin van de zeventiger jaren
(gemiddeld bezoekersaantal ruim
16.000) zelfs weer sterk teruggekomen
(bijna 20.000 gemiddeld nu). Maar
ouders bewegen hun kinderen steeds
vaker om soccer in plaats van honkbal
te spelen. De voornaamste reden is,
dat hun kinderen tijdens de vaak
eindeloze honkbal wedstrijden soms
uren nutteloos op de bank zitten.
Toekomst
Trouwens, ook het ruwe football
wordt door de minder uit de kluiten
gewassen schooljeugd, steeds vaker
geruild voor het subtielere soccer. Dat
is de voornaamste reden, dat soccer
van een gezonde toekomst in de
Verenigde Staten verzekerd is. Maar
er moet nog een lange weg worden
afgelegd. Op dit moment wordt
topsoccer in de Verenigde Staten nog
vrijwel volledig beheerst door
buitenlandse spelers en door één
absolute topclub: de New York
Cosmos.
De Cosmos boekt een gemiddeld
bezoekersaantal van ruim 45.000. Het
algemene gemiddelde ligt echter op
ruim 12.000 en vertoont nauwelijks
neiging tot stijgen. Het aantal ligt net
iets boven dat van de twee grote
binnensporten: basketbal en ijshockey.
De populariteit van het basketbal is de
laatste jaren enorm gestegen. Er
worden gemiddeld de hoogste
salarissen betaald en het bezoekersaan
tal is in tien jaren bijna verdubbeld.
De basketballers hebben hun ijshoc
keyende collega's definitief overvleu
geld.
De schaatsende woestelingen er
wordt in veel wedstrijden meer
gevochten dan gespeeld kampen
vooral met het feit, dat ze geen
lucratief t.v.-kontrakt hebben. Alleen
lokale stations zenden wedstrijden uit
en dat levert niet meer dan een kleine
vier ton op, vrijwel niets vergeleken
met football (130 miljoen), honkbal (50
miljoen) en basketbal (23 miljoen).
Bovendien speelt een aantal Canadese
teams in de competitie mee, die
meestal sterk domineren. Voor de
spelers valt er echter nog best te
verdienen. Het gemiddelde salaris van
de ijshockeyers ligt boven de twee ton.
Inkomen
De best betaalde atleten in de
Verenigde Staten zijn echter geen
teamsporters. Een handjevol boksers
en tennissers voert de ranglijst aan.
Ali is natuurlijk de primus inter
pares. De best betaalde tennisser is
Jimmy Connors. De beste footballspe-
ler, O. J. Simpson (inkomen vorig jaar
ruim 1,6 miljoen gulden) volgt op
ruime afstand, maar vóór de duurste
basketballer (1,4 miljoen), jockey Stevc
Cauthen (1,3 miljoen), ijshockeyer
Bobby Orr (1,3 miljoen), honkballer
Reggie Jackson (1,3 miljoen), autocou
reur Yarborough (1 miljoen), golfspe-
Ier Tom Watson (bijna 8 ton) en de
duurste voetballer, de bij Cosmos
spelende Italiaan Chinaglia (ruim 6
ton).
Beckenbauer, de op één na duurste
Amerikaanse voetballer, zal met zijn
550.000 gulden in de totale ranglijst
van de bestbetaalde Amerikaanse
sportlieden, waarschijnlijk niet bij de
eerste honderd komen. Het gemiddelde
inkomen bij soccer (een kleine 40
mille) is ongeveer de helft van een
gemiddelde professionele golfspeler.
Nancy Lopez, op dit moment de meest
succesvolle dame in de Amerikaanse
golfsport, had alleen al in de eerste
acht maanden van vorig jaar voor
bijna 340.000 gulden bij elkaar
geslagen.
De sportfans blijken zich niet te
ergeren aan de forse bedragen, die in
de Amerikaanse sportwereld omgaan.
In een grote enquête van het sportblad
„Sports Illustrated" zei weliswaar 87
procent van de ondervraagden, dat er
te veel geld in de topsport omgaat,
maar 73 procent zei daardoor niet
minder plezier aan de sport te beleven.
Ruim 83 procent vindt, dat de
sportsterren hard voor het vele geld
moeten werken en 68 procent vindt hel
juist, dat de sterren veel geld verdie
nen. De toch niet kinderachtige
toegangsprijzen schijnen de fans ook
nauwelijks te deren. De gemiddelde
prijs voor een footballkaartje is ruim
21 gulden. Bij ijshockey is dat ruim 17
gulden, basketbal bijna 15 gulden en
alleen honkbal is uitgesproken
goedkoop: nog geen 9 gulden gemid
deld. Gevraagd of ze bij een verhoging
met tien procent nog zo vaak naar het
stadion zouden gaan, zei 76 procent
van de fans volmondig ja, en bij een
verhoging met 25 procent gaf nog
altijd 56 procent een bevestigend
antwoord. Redelijk tevreden fans dus.
Dat uit zich ook al in het feit, dat in
de Verenigde Staten weinig massale
misdragingen van fans voorkomen.
Ook al een reden waarom de Ameri
kaanse fan het toch niet zo beroerd
heeft, als ménige Europese sportbroe-
der wellicht geneigd is te denken.
DICK TOET