je El ke nacht zie je alles weer voor en hoor je de mensen weer gil len VIJF MAANDEN NA CAMPINGRAMP tr LEIDSE COURANTZATERDAG 30 DECEMBER 1978 PAGINA 7 de lome middagrust van Spaanse camping Los faques aan ae Costa anca, ontplofte op 11 juli n dit jaar een langsrii- jide, met gas gevulde nkauto. i» doden (210) zijn einde- ïjc geteld. Maar nog niet gemaal thuisgebracht. Ze- van hen liggen nog in Spaans lijkenhuis, on kenbaar verminkt. De tste Nederlander is pas iele weken geleden over vlogen en ter aarde be- ild. De meeste doden wa- i Fransen (53), gevolgd or Spanjaarden, Duitsers, leen, Nederlanders (9), ntsers (4), Oostenrijkers en 1 Columbiaan. De ■innering rest de nabes- ,nden en de 80 gewon- Velen van hen zijn het leven gebrand merkt, ook al helen de linden. t toedracht van de ramp nog immer onduidelijk. tt wachten is op het rap- >rt van deskundigen. Vol- ns Spaanse belofte had ►t er allang moeten zijn. is als dat er is kan het ridisch steekspel losbran- •n. De inzet is tientallen iljoenen guyldens aan hadevergoeding en smar- geld. e ANWB, die de Neder- ndse schadeclaims bun- >It, verwacht dat het een »el lang nummer touw- ekken zal worden. Wie is schuldig en dus aanspra- tlijk, dat is de vraag. De »de chauffeur? De lader in de tankauto. De eige- iar van de tank? Bij de NWB rekent men ernstig tet de laatste mogelijk- eid. Er zijn namelijk aan- Jjzingen dat er een fout de tank heeft gezeten, n dat belooft weinig oeds, want de tankeige- lar was maar voor 9 mil ten verzekerd. Wel heeft e Spaanse regering laten oorschemeren in dat geval zullen bijpassen, uit een Dgpunt van nationaal restige. ct h^^FAQUES maanden na de De vlaggen van Los Alfaques ai nog steeds halfstok, maar de i nito's razen weer langs. De sporen spiaytgewist. Aan mijn voeten het en^feerterrein waar de vuurgolf over- bOsloeg. Brandschoon, vlak gebulldo- ftelijl Links van mij wuiven de nieuw entente kleuterpalmen. Rechts langs de liweg blinkert een geel stenen hersteld van de klap. stond de familie Jacobs", wijst imd van Beers van de ANWB-alarmcen- „Alle vier verbrand". Hij loopt wat rop langs het verlaten strandje. „En ■«Je familie De Jongh. Onbegrijpelijk I die er afgekomen zijn. Moeder en •^pande schoondochter zijn door de ^jeolf over dit muurtje geslagen. Va- Hy/i zoon waren aan het zeilen op zee. h^stond him kampeertafeltje, sinaa- w Bs er op en een camera. De smaa dt Bs waren bijna allemaal gaaf, de 'vra gewoon weggesmolten. Wat wil 10 graden Celcius". het komt allemaal weer even terug- zag hier Verschrikkelijke dingen. <-■- hoop mensen hebben niet eens be- wat er gebeurde. Geen enkele jtpoging, niets. Daar ergens zat een v met een theekopje in haar hand. hrik nog op haar gezicht. Dood", uur na de explosie was Fred van 1 op de rampplaats. Toegesneld uit ^NWB-steunpunt in Barcelona, 200 {eter noordelijk. Chaos alom. Er (ten Nederlanders zijn, maar waar? ploegen stroopten de ANWB-ers luizen af, elk versterkt met een >ver-kop aangevlogen arts en broe- an het Beverwijkse brandwonden- nhu: 'j, bver \pan ;ft niets dan lof voor de Spaanse ,Ook de artsen uit Beverwijk heel goed te spreken over de be lling van de mensen. Heel vakkun- llemaal. Ze hadden in de ziekenhui- tok al meteen lijsten met namen. I verbasterd, maar ja, ze schreven ze Irlijk op zoals ze het verstonden, te slachtoffers. Want dat is het gro- fluk en tegelijk de ellende bij de (en die derdegraads verbrand zijn, finnen gewoon praten. Ze horen en Blies. Ze voelen niks meer, geen en- pijn. En dan weten ze vaak dat ze schijn van kans meer hebben. ook wilde dr. Hermans die men- Beverwijk hebben. Om de geeste begeleiding vooral. Ik heb mensen lencia zien sterven. Met vele ande- tp de zaal. Alles overvol natuurlijk. zag zijn vrouw, een zoon en lochter achter elkaar dood gaan. „Ik tok niet langer leven", riep hij al- Ja wat moet je tegen zo'n man |n? Niets. Je hebt geen troost. Alle klinken walglijk goedkoop. Je ichteloos". even alleen met zijn herinnering, vertelt hij van de „ongelooflijke uit Nederland". Meteen na het w nieuws ontstaat er een soort het-Dorp-effect. Iedereen wil hel- Martinair zet een grote kist in. De Luchtmacht vraagt de ANWB hoeveel Friendships er nodig zijn. Medicijnen, plasma, dekens, hartbewakingsappara- tuur, plastic handschoenen alles stroomt het Haagse hoofdkantoor binnen. Daar heeft veertig man de handen vol aan telefoontjes, zevenduizend, die eerste avond. „Papa en mama zeiden dat ze naar Spanje gingen, maar we weten niet waar. Toch niet op Los Alfaques?". Woensdagavond, een dag na de explosie, brengt het Martin air-toestel enige niet ge wonde Nederlanders op Schiphol. In het gezelschap bevinden zich ook negen Bel gische kinderen. Meegestuurd op verzoek van de Belgische zusterorganisatie van de ANWB, die handig gebruik maakt van het Nederlandse steunpunt in Barce lona. Maar bij onze zuiderburen steken stormen van verontwaardiging op als ze dit nieuws vernemen. Wat moeten die 01- landers met onze kinderen? Dat kunnen we toch zelf ook! Minister er bij. De Be lgen sturen zelf een vliegtuig voor hun eigen mensen, een Hercules. Lege kist Fred van Beers: „Er waren veel meer gewonde Belgen dan Nederlanders. De Belgen zouden meegaan in de Friend ships. Plaats zat. Maar nee hoor, de Friendships stonden al klaar, alles was geregeld, maar de Belgen mochten niet mee. Verbod van de consul. Met gevolg dat ze nog 24 uur moesten wachten, na dat onze Friedships waren vertrokken. Met zegge en schrijve vijf Nederlanders aan boord. Een vliegtuig vloog leeg mee terug...". We ontmoeten Mario (41), de campingei genaar. Hij komt zakelijk over. Zeven tien miljoen peseta's groot is zijn schade. Zeg maar 600.000 gulden. Dat moet eerst geregeld zijn, dan pas begint hij met de werderopbouw van het rampterrein. Niet eerder zegt hij verbeten. En zijn geeste lijke schade? Zoiets vergeet je je leven niet meer, klinkt het kort. Nee, van nachtmerries heeft hij geen last. Zijn vrouw Maria Carmen wel. Nog altijd is ze niet op dreef. Sinds de ramp heeft ze geen voet meer op het geblakerde terrein gezet. Klanten Een paar weken na de ramp stond er al weer een rij caravans op een uithoek van het getroffen terrein. „Tja, wat moest ik? Het waren vaste klanten met een besproken plaats. Moet ik die dan wegsturen?". „Mario is een echte businessman", zegt de Waal Pilu een kilometer verderop in zijn Belgische restaurant. Het klinkt meer bewonderend dan afkeurend. Pilu's vrouw Yvonne (38) snelde direct na het rinkelen der ruiten naar de brandhaard. Ze was hoogst welkom met haar talen kennis (vloeiend Frans, Nederlands, Duits, en Spaans). Het kost moeite haar aan de praat te krijgen. Al die herinne ringenHet is iets vreselijks geweest, al die verbrande mensen, dat gillen, dat huilen, je kunt het niet beschrijven". Ze hielp, zelf drie maanden ln verwachting. Ze doet verslag van een radeloze familie op zoek naar verwanten, nog dagen na de explosie. Geen goed woord heeft ze over voor de horde nieuwsgierigen. „Nog weken na de ramp stond het zwart van de mensen bij de camping. Fotootjes maken. Leuk voor het dia-avondje thuis. Ze maakten er een hele omweg voor. Als je dat ziet geloof ik, dat het hier volgend jaar nog druk ker wordt dan normaal. Je had ook mensen, die het terrein afstroopten op zoek naar spullen die ze konden gebrui ken". Haar man valt in: „Er is gestolen bij het leven. Met speciale sleutels maakten ze de auto's open. Rij aan rij". Wrakken Negen kilometer van Los Alfaques liggen de wrakken opgestapeld. Een compositie in roestbruin, op een frisgroene wei tus sen oranje behangen sinaasappelboomp jes. De schrootbaas laat ons gewillig kij ken. Fred van Beers loopt opvallend stil rond. Hij pikt de Nederlandse resten van auto's en caravans er tussenuit. De Old- smobile van de familie Jacobs heeft nog een spatje lak op het kofferdeksel. In de koffer een verschroeid instructieboek. Fred fotografeert. Ten bewijze voor de nabestaanden, die veronderstellen dat er nog waardevolle spullen in de auto zijn achtergebleven. Maar alles is volledig uit gebrand. Alle kunststof gesmolten. Niets is meer bruikbaar. Roest rest. Door sta pels kampeerstoeltjes banen we ons een weg naar de auto. Terug naar Los Alfaque. Fred toont de kracht van de explosie. „De tankwagen is in drie stukken uit elkaar gesprongen. Daar ergens in een bar, ik schat zo'n 400 meter, kwam een stuk terecht. Er was niemand op dat moment. Een ander stuk vloog op de camping achter de toiletten en het derde deel in de tuin van die cha let daarginds". We staan bij de wegge vaagde discotheek, pal tegenover de camping. „Hier kwam de truc van de auto op terecht. Als uit een katapult weggeschoten, zeker honderd meter. De chauffeur zat in de cabine. Hij woog nog maar 20 kilo", vertelt Fred. De disco theek was leeg. Alleen de eigenaar kwam om. Het puin is inmiddels ge ruimd. Zwart geschroeide bomen zijn de zichtbare getuigen. soluut geen twee tankauto's bij betrok ken geweest". Het komt zeer beslist uit de mond van de secretaris van de rech ter van instructie in het naburige Torto- sa. En hij kan het weten, want hij leidt het onderzoek naar de toedracht van de ramp. Het officiële rapport komt binnen kort uit. Daar moet ik maar op wachten. Hij wil alleen kwijt, dat er eerst een heel kleine knal is gehoord. Dat is het bar sten van de tank geweest. Een paar se conden daarna ontplofte de ontsnappen de gaswolk in een verzengende vuurbal. Nee, hij wil er verder geen woord over zeggen. Smartegeld Rivaliteit De volgende morgen vertelt burgemees ter Juan Andrès Boria van het stoffige stadje Alcanar „de ware versie" van de ramp. Met handen en voeten, gloed en gezag, verhaalt hij, dat er twee tankau to's waren, elk gevuld met tientallen ton nen van het explosieve goedje propyleen. Ze reden op enkele honderden meters van elkaar. „Op zeker moment ziet de achterste man dat er wolkjes Uit de voorste auto ontsnappen. Bij een sto plicht in San Carlos waarschuwt hij zijn collega. Als een haas rijdt de lekkende tankauto San Carlos uit. Hij gaat een parkeerplaats op de kustweg zoeken. Te laat. Bij de camping ontploft het hele spul". „Een fabel, ronduit fantasie. Er zijn ab Wie is er aansprakelijk? „Dat hoort u dan ook wel. Iedereen wordt betaald, dat is zeker. Onze regering staat daar borg voor. Ja, ook smartegeld. De hoogte er van wordt per persoon bekeken. Het is afhankelijk van de geleden verliezen en de persoonlijke omstandigheden". Een roemrijke smartegeldtraditie kent Spanje niet. De tot nu toe toegewezen bedragen waren minimaal. De secretaris pakt de dodenlijst erbij. Er zijn officieel 210 slachtoffers en 80 her stellende of herstelde gewonden. Zeven doden zijn nog altijd niet geïdentificeerd. Onherkenbaar verbrand. En de familie wacht met smart... Uit een kast haalt hij een doosje. „Dat is alles wat is overgebleven, waarvan we nog niet weten wie de eigenaars zijn", zegt hij, terwijl hij een handvol plastic zakjes met zilveren en gouden hangert jes, ringen en kettinkjes door zijn vin gers laat glijden. Littekens Op bezoek bij de familie De Jongh in Alkmaar. Mevrouw De Jongh (45) zit heelhuids voor mc. De dodendans van Los Alfaques ontsprongen. Ze was voor 23 procent geblakerd, haar schoondoch ter Marja voor „slechts" 8 procent. Met ingehouden stem vertelt ze haar verhaal. „Het was zo'n beetje half een 's mid dags. Marja en ik zaten lekker in bikini te zonnen. Mijn man en mijn zoon Peter waren aan het zeilen op zee. Ik haalde net de verrekijker uit de caravan om te kijken waar ze bleven, want we zouden gaan eten en toen hoorde ik opeens een klap. Ik zei nog tegen Marja: „Kijk daar eens wat een wolk". Er vlogen gewoon stukken door de lucht. En opeens kwam er een lading gas naar binnen. Ik rende naar het muurtje bij het water, een paar stappen verder. En daar kreeg ik me toch een oplawaai. Ik werd gelijk over het muurtje geslagen. En toen opeens die vlam. Ik lag in het grint en ik hoorde al die schreeuwende mensen. Marja en ik het water in. Er waren er plotseling een heleboel in het water. En maar schreeu wen allemaal. Mensen die helemaal zwart waren, van boven tot onder, ook hun haren. Kinderen die om hun moeder riepen. Ach, het is niet te beschrijven". Dan komen vader en zoon aangezeild, de hel tegemoet. Zij hijsen moeder in de boot en zetten haar een eind verder aan land. „En ondertussen die gasflessen en benzinetanks maar ploffen. Ontzettend gewoon. En die mensen maar gillen. Maar wij natuurlijk ook. Je bent hele maal op van de zenuwen. Ik weet nog dat een klein Spaans kereltje me als een zak aardappelen over zijn schouder gooi de en op de achterbank van een Franse auto kwakte. Ik ben naar Vineros ge bracht, dat was een opvangcentrum. Mijn man mocht niet mee. Nou en daar zag je al die vreselijk verbrande mensen. Een jongetje riep almaar: „Laat me gaan, ik ga toch dood". Zelf had ik hele maal niet in de gaten dat ik erg ver brand was, je voelt niks en het zat hele maal aan de achterkant. Dus je zag ook niks". Als ze een tijdje in een laken op een stoel gezeten heeft, wordt mevrouw De Jongh in een bus naar Castellon ge bracht. In het ziekenhuis daar blijft ze een nacht en een dag. Ze denkt dat haar dochter Petra dood is. Als haar man vertelt dat ze leeft, ongedeerd, gelooft ze hem niet. Paniek Meneer De Jongh (hartkwaal, verbitterde w.a.o.-er): „Ik kon het niet aan haar ver stand praten. Ze moest en zou eerst Pe tra zien. Ja, het was een vreselijke pa niek. Ik maar zoeken naar mijn dochter. De hele camping over. Langs al die ver brande mensen. Op een gegeven moment zeg ik tegen mezelf: „Wat zit daar een grote pop op dat stretchbedje? Mijn God, het is een mens". En dan zie je opeens veel meer. Ik kwam bij de cara van, we hadden er nog sieraden in zit ten. Maar van alles niks meer. Op de weg naar het zwembad kwam ik Spaan se vrienden tegen. Nou, toen was het huilen geblazen. Je had niks meer, hele maal niks. Een paar mensen uit Heiloo, aan de andere kant van de camping, hebben me aan een broek en aan een vestje geholpen. Je hele zootje in de fik, da's hard hoor. Mijn BMW had net 18.000 kilometer gelopen". Ondertussen heeft zoon Peter zich over zijn verloofde Marja ontfermd. Hij zet haar onder de douche op de camping en sproeit het zeewater van haar gehavende lijf. Later belandt ook zij in het zieken huis. Pas om vijf uur, de dag na de ex plosie volgt de hereniging tussen moeder en dochter. Mevrouw De Jongh: „Toen was het feest. Ik was zo gelukkig. We hadden maar vijf minuten en toen moest ik al weer weg, naar het ziekenhuis in Valencia". „Ik moest almaar op m'n buik liggen. Verschrikkelijk. Ik was vreselijk over stuur. Ze konden alleen maar door een telefoontje met me praten. Maar, ik moet ,wèl zeggen, dat al die mensen ons ver schrikkelijk goed geholpen hebben. Ook de mensen van de ANWB. Fantastisch! In één woord. Ze hebben ons gerustges teld, wat ze maar konden. Maar ja, je lag er maar. Ik heb ontzettend liggen schelden. Ze keken niet naar je om, want er waren zoveel mensen, die er veel ernstiger aan toe waren. Die dokters waren zeventig uur in touw". Om half drie 's nachts hoort de familie in Nederland, dat ze allemaal nog leven. Huilen Mevrouw De Jongh: „Mijn broer en zus wisten, dat we in Los Alfaques stonden. Al voor het derde jaar. Die hadden ons al afgeschreven. Oh, die tijd duurde zo verschrikkelijk lang. En wij maar huilen: we wilden naar huis. En we mochten eerst niet. De Spaanse dokters vonden het niet leuk dat mensen die konden ge nezen, werden weggehaald. Ze hielden alleen maar de hopeloze gevallen over. Daar was natuurlijk geen eer aan te be halen. Maar dokter Van Entum van het Rode Kruis Ziekenhuis in Beverwijk zei: „Het spijt me wel, maar die mensen gaan mee naar Nederland". Toen werd ik weer als een mummie in het verband gepakt". Het duurde nog uren voordat de redden de Friendship opsteeg. De kwestie met de Belgen werkte vertragend. Al die tijd lagen de gewonden op het vliegveld van Valencia in ambulances te wachten. Sla pen was er niet bij. Eten en drinken wel, vooral drinken, liters. En toen de pijn kwam, kregen ze injecties. Syndroom „Je vergeet het geen dag", zegt ze. „De nachten zijn het ergste. Elke keer word ik wakker, dan sta ik daar in zee. En dan zie ik alles weer branden en dan hoor ik mensen gillen. Ik probeer telkens terug te gaan in de caravan om nog iets te pakken, mijn sieraden en zo. Je ziet ook telkens het beeld van je buren. Dat waren Duitsers. Je ziet ze hozen met em mers om hun spulletjes te blussen. Die mensen hadden dat hete gas ingeademd. Zo op het oog mankeerden ze niks, maar ze zijn wel allebei gestorven na een paar dagen. Dat is met veel mensen gebeurd. Die longen zijn gewoon verbrand, ver schrompeld. En weet je wat 't ergste is? Je zag je hele hebben en houwen voor je ogen verbranden". Ze huilt. „Je kunt het niet vergeten. Er zijn zo weinig mensen die naar je luiste ren. Elke nacht word je steeds weer van dat muurtje afgegooid in het grint. Dan zie je al die mensen voor je". Van een psychiater wil de familie niets weten. „Ze hebben ons wel hulp aange boden, maar je moet je hele doopceel lichten. Ze vragen je naar je hele leven sloop vanaf je geboorte. Waar is dat nou voor nodig? Dat willen we niet. Je moet het zelf uitvechten". De heer De Jongh heeft het volgens eigen zeggen ook nog altijd te kwaad. Maar zijn emotie richt zich vooral op sociale zaken. „We waren verzekerd voor de spullen, maar niet voor de inboedel. We hadden geen kleren meer aan ons lijf. We nemen altijd prak tisch alles mee op vakantie. Sociale Za ken wilde niets geven. De WAO is vol doende, zeiden ze. Geen stuiver. En dat langharig tuig op de stoep krijgt wel centen. Zo gaat dat in Nederland..." Hoe dan ook, de volgende zomervakantie zit de familie weer in Spanje. „Ja hoor", zegt mevrouw De Jongh, „liever niet op de camping van Mario, maar anderhalve kilometer d'r vandaan vind ik niet erg. Ik zou graag terug willen naar de men sen daar". HOMME KROL

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1978 | | pagina 7