Het kind en het badwater SANITAIRE OVERPEINZINGEN De sanitaire ontwikkeling in de internationale hotellerie heeft de laatste jaren zodanige vormen aangenomen, dat een reiziger zonder gedegen loodgietersopleiding bij het betreden van een moderne badkamer doorgaans al verdronken is, voordat hij water heeft gezien. Ik ga mezelf maar na: zolang herbergiers van het gezonde standpunt uitgingen, dat hun gasten zich thuis reeds grondig gereinigd hadden en tijdens hun omzwervingen hooguit behoefte hadden aan een lampetkan en een porseleinen po in het nachtkastje, kon ik het allemaal nog royaal behappen. Van huisuit is mij gelukkig al vroeg ingeprent, dat een gezonde geest alleen kan gedijen in een gezond lichaam. Maar om dat evenwicht te bereiken kon je in mijn jeugd rustig je jaeger onderbroek en je interlock aanhouden en volstaan met het betten van de wangpartijen en het wassen der handen. De rest van het lichaam stond immers nooit aan de buitenlucht bloot en deed er daarom minder toe. Dat deel kon wachten tot de grote wasbeurt op zaterdagmiddag. Dan droeg vader de zinken teil van het balkon naar de keuken en daalden wij op afroep en leeftijd behoedzaam in het heilzame sop af. Moeder had tevoren schoon ondergoed op de aanrecht klaargelegd en als je na tien minuten in de huiskamer terugkwam, voelde je je als herboren en kon je er weer voor een week tegen. Ik herinner me, dat ik in die tijd met mijn ouders logeerde in een hotel op de Veluwe, dat beschikte over éen badkamer per etage. Pappelap, dat was niet niks. En het was dan ook logisch, dat de directie in advertenties trots melding maakte van deze aanwinst en zwart op wit beloofde, dat de gast in haar hotel de zorgen naar hartelust kon laten varen in het moderne badcomfort. Men behoefde daarvoor slechts bij de portier tegen een luttel bedrag een sleutel te halen, die toegang gaf tot de sleuf, waarin de directie niet alleen een badkuip had laten monteren, maar die tevens benut werd als magazijn, waaruit de huisknecht schoon beddegoed, handdoeken en houtblokken voor het open haardvuur in de gemeenschappelijke zitkamer betrok. Tevens stonden er een strijkplank, een mangel, twee droog rekken en een vogelhuisje van berkehout, dat bij het invallen van de winter in de tuin werd gezet met de restanten van de Russische eieren en de sorbets, die de gasten van het diner hadden overgelaten. Bal gehakt „Flauwekul", oordeelde vader, toen hij hoorde van het bestaan van etagebaden. „Datzijn allemaal moderne fratsen, waarde klant niks voor koopt. INat moet ik met een bad? Ik heb niks aan een bad. Punt één heb ik geen zweetvoeten, punt twee transpireer ik niet overmatig en punt drie houd ik de oksels regelmatig droog. 'Laten ze voortaan maar grotere ballen gehakt bij het diner serveren; dan zien we tenminste ook nog wat terug van ons goeie geld". Goeie vader. Die kon op dat moment onmoaelijk weten, dat vele hotels zelfs in die tijd al van alle sanitaire snufjes waren voorzien. Hoe kun je trouwens zoiets bevroeden, als je zelf nooit verder bent gevorderd dan Epe en Driebergen? En daarom kon hij mij ook niet tijdig waarschuwen en was het voor mij een complete verrassing, toen ik op onze huwelijksreis aan de Boulevard Saint Michel te Parijs een kamer huurde met een extra deur, waarachtereen compleet ingerichte badkamer bleek schuil te gaan. „Kom nou toch eens kijken riep mijn veertien uur oude gade verbijsterd, „een badkamer voor onszelf. Voor ons tweetjes. Dat houd je toch niet voor mogelijk?". t Dat zal dan ook wel een van hier tot gunter had, kon je op die verdeling blind varen. Maar tegenwoordig verdringen zich nog uitsluitend ludieke ■dwarsliggers in de natte cellen en ieder voor zich bedenkt daar een eigen duivels systeempje. Als je er net aan gewend bent, dat je krachtig moet rukken om een aanvaardbaar mengsel te krijgen, word je prompt weer geconfronteerd met een stuk chroom, dat eerst fluweelzacht moet worden ingedrukt en vervolgens met pulserende bewegingen als een kiesschijf naar links moet worden bewogen. Als ik me daarna hoopvol voorover buig om het resultaat te bekijken, begint boven mij de douchekop op volle sterkte te sproeien en moet ik als een verzopen drenkeling de badkamer uitvluchten. Datzelfde gedonder heb ik met de afsluiting, waarin al lang niet meer voorzien wordt door een simpel rubbertje aan een ketting. Oh nee, dat vonden de heren blijkbaar te eenvoudig. Daar was geen eer aan te behalen. En daarom zijn er systemen ontwikkeld, die zonder modificatie kunnen worden toegepast bij het dichten van polderdijken en het isoleren van maanraketten. Gisteren nog heb ik ruim drie kwartier als een paard gewerkt, voordat ik door had, hoe de afsluiter in mijn badkuip in het landelijke Almelo werkte. Wistik veel, dat ik éérst moest drukken en déérna pas trekken Toen ik de draai eindelijk te pakken had hoorde ik duidelijk de zangerige stem van mijn moeder door de dichte keukendeur in mijn ouderlijke huis: „Zul je niet verdrinken, jongen Het is een telkens terugkerende echo uit 1946. Ik zit weer tussen de aanrecht en de keukentafel in een grijze zinken wasteil en staar naar mijn bleke lichaam, dat tot ver onder de navel kurkdroog is. Een jongen van vijftien, die de tobbe allang ontgroeid is. Maar bij gebrek aan beter net doet alsof. „Nee hoor moeder", roep ik terug, „alles onder controle". Ik heb daarna misschien in duizend echte badkuipen gezeten. Maar die vertrouwde stem heb ik nooit meer gehoord. vergissing zijn", antwoordde ik herfstig, straks strompelt er gewoon een grijsaard in een keperflanellen pyjama binnen, die gelijk doorloopt en het bad vol laat lopen. Leer mij de Fransen kennen". Dat laatste zei ik ook maar in blinde drift, want ik had nog geen tijd gehad om ook maar één Frans hotel te leren kennen. „Het Blesse Paard" in Stompwijk had voor mij geen geheimen meer. En van de Rustende Jager" in Epe wièt ik ook veel opmerkelijks te vertellen. Maar Parijs, nee. Ik was al blij, dat ik wist, waar het ongeveer lag. „Denk je echt, dat we 'm moeten delen?", vroeg mijn vrouw aarzelend, „hetzou toch best kunnen zijn, dat Fransen het leuk vinden, als een pas getrouwd stel komt logeren en dat ze dan als extraatje een badkamer cadeau geven Dat is nou echt wat voor de Fransen, vind ik". „Ja, ja", lachte ik somber, „jij denkt ook: bij witte-broodsweken hoort badschuim. Zo lust ik er ook nog wel één. Nee, kindje, die badkamer zullen we echt eerlijk moeten delen. Als we geluk hebben, met één etage. Misschien wel met het hele hotel. In elk geval kunnen we later nooit zeggen, dat we in het begin van ons huwelijk geen aanloop hebben gehad. Als jij nou straks met een schoteltje bij de deur gaat zitten, kunnen we misschien vóór twaalven onze huwelijksreis er al royaal uithebben". Twijfelaar In kommervolle spanning wachtten we daarna twee uur op de rand van de trijpen twijfelaar op het onvermijdelijke. Maar niemand meldde zich met handdoek en stukje zeep bij onze deur. Knap zenuwachtig ging ik daarop bij de portier informeren, wat de bedoeling was met die badkamer en hoe de verdeling geregeld was. Ik zie hem nog staan: een Maigret in vol ornaat. Als een goeiige waakhond met snorpunten en wallen onder de ogen sloeg hij bassend aan: Mais alors, monsieur, die badkamer is voor u beiden. Biensür". Verpletterd wankelde 1k over de trappen terug naar de vierde etage, waar ik de kranen op volle oorlogssterkte in werking zette. Vervolgens stapten we beheerst uit de gelegenheidskleding en liet ik mijn bruid te water in het bad, dat op vier gietijzeren pootjes stond. Toen ik schielijk naast haar nederdaalde en net haar blanke rug wilde gaan inzepen, bezweek de poot links vooraan met een poëtisch geluid van een sledebel. De kuip kantelde en de honderden liters water baanden zich gulzig een weg door drie vloeren en plafonds en golfden tenslotte langs de portiersloge de boulevard op. Wat moeten we doen jammerde mijn vrouw, die in kleermakerszit op een houten stoel in dekking was gegaan, „dit kan toch niet". „Dit is inderdaad reddeloos", meende ik oprecht, „en die huwelijksreis kunnen we verder wel vergeten. Zeg maar „dag" met je handje tegen Bretagne, want dit ballet gaat ons een fortuin kosten'.'. Het duurde ruim een half uur, voordat ik naar beneden durfde te gaan om de schade als mannen onder mekaar te bespreken. Ik trof de portier en de directie dweilend in de gang aan. „Sorry hoor", stamelde ik met vederlichte lip, „we hadden het niet moeten doen. We hadden natuurlijk afzonderlijk in het bad moeten gaan. Maar ja, ach ja, u weet het, we zijn vanmorgen getrouwden we dachten: misschien zou het leuk zijn om samen De vrouw keek me stralend aan en riep met warme vervoering: „La Jeunesse. Samen in bad. Maar natuurlijk, dat moet je doen, als je jong bent. Als ik jullie leeftijd had sleurde ik hem d'r in. Oh lala. L 'amour dans les ondes. Je t'embrasse mon amour dans l'eau. Van harfe hoor, jongen". „Maar dét dan", riep ik, wijzend ■naar een bos stro, die als een druppelende trechter uit de zoldering stak. Ze maakte een gebaar van wegwezen en sprak moederlijk: „Dat beetje water, daar zitten jij en ik toch niet mee. Dat is goed voor de houtworm zullen we maar zeggen. Ga maar gauw terug naar je vrouw. Ze zal je vast missen". Een kwartier later werd er op de kamerdeur geklopt. Toen ik open deed, zag ik een fles champagne op de drempel staan. Taittinger. En nog net zag ik een schaduw het trapgat induiken. Ik meende vaag de portier te hebben herkend. Privacy Aan dat moment denk ik de laatste tijd vaak terug, wanneer ik in hotels logeer. Een badkuip op gietijzeren horrelvoeten ben ik de laatste twintig jaar niet meer tegengekomen. Dus wat dat betreft zouden we straffeloos hand in hand te water kunnen gaan. Maar het punt is, dat we daarin al lang een voorbeeldige zelfbeheersing ontwikkeld hebben en eikaars privacy tot elke prijs respecteren. Meer moeite hebben we echter met de kranen, die tegenwoordig in vrijwel alle badkamers ter wereld verschillend zijn. Vroeger had je één kraan voor het hete water en één voor het koude. En als zo 'n loodgieter bij de montage niet had zitten suffen of een kegel

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1978 | | pagina 17