Het moest er eens van komen. Brits ge- agent James Bond, die Inmiddels alle uithoe- van de aarde onveilig heeft gemaakt, gaat de !e In. Het gebeurt In „Moonraker", de verfll- van het derde Bond-avontuur, al In 1955 door geestelijke vader lan Fleming geschreven, dat door de producenten 4le de rechten van lond-boeken hadden verworven op „Casino Ie" na met rust was gelaten om eerst titels van latere datum te verfilmen. Nu die IJna uitgeput Is, komt na 23 Jaar „Moonraker" aan de beurt. hebben er veel aan moeten moderniseren", Albert R. Broccoli, de man die met partner Salzman aan de wieg van de Bond(Sean Con- films stond, en die nu de traditie, dat elke Ja- Bond-film meer spektakel moet bieden dan de e, alleen voortzet. ,,ln 1955 was een vlucht naar laan nog science-fiction. Inmiddels is er op het id van de ruimtevaart zoveel gebeurd, dat Fle- boek, net als die van Jules Verne, door de eit achterhaald is. Wij hebben dan ook twee \-experts ingeschakeld om ons te vertellen wat het ogenblik mogelijk is, al heeft men het nog lan de praktijk getoetst". ld is een held van deze tijd en we hopen alleen dat, als de film volgend jaar op 26 juni in n in première gaat, de ruimtevaart inmiddels zo'n grote vlucht gemaakt heeft, dat de film Lois Chiles niet gegund was In „Death on the krijgt ze In „Moonraker". Een happy ending. ir de feiten aanloopt. Het is beslist geen „Star dat in een andere eeuw en op een andere iet speelt. Trouwens, alleen het laatste half uur t zich met een vlucht in het heelal bezig, voor est staat James Bond met beide benen op de d om daar zijn tegenstanders te bekampen", reffen Broccoli Cubby voor zijn medewerkers a enig zoeken in de Parijse Boulogne-studio's, regisseur Lewis Gilbert juist bezig is een deel lie ruimtevlucht in het klein te realiseren, rom Parijs?, is natuurlijk onze eerste vraag. „Het in co-productie met Frankrijk, wat inhoudt dat ik Franse technici moest inschakelen. Dat kon in iland niet en dus filmen we hier", zegt Broccoli, neteen beslag legde op de drie grootste studio's [||»arijs, maar nu toch duidelijk het overzicht mist rfghij in het statige Pinewood in Engeland had. Hij Tmifer uit als een groot-industrieel, die zojuist zijn ^Tijf in drie kleine fabriekjes op hej continent l moeten onderbrengen en die het toezicht hou- op drie fronten tegelijk maar een moeilijke zaak „Het zijn hier prima vaklui", zegt hij nog, "Frankrijk is wel duur". kunnen met hem meevoelen. Bij aankomst in s worden we eerst naar de studio's in Epinay oerd, waar geen kip te bekennen is, maar waar wel een blik kunnen slaan op een reusachtig.de- :van Ken Adam, een ruimtelaboratorium voorstel- dat nauwelijks in de studiohal past. Twee da- voor onze komst heeft de hal vlam gevat bij lilmexplosie en terwijl enige werklieden de op pen schade restaureren, nam de filmploeg de naar een andere studio. Dat blijkt dan niet Bil- l§ö! 1 Venetië dient als lokatle voor een der vele achter volgingen. Ook deze mannen zijn niet opgewassen tegen James Bonds supergondel. lancourt te zijn, dat wij na een driftige rit dwars door Parijs tenslotte bereiken, maar het verderop ge legen Boulogne. Een zenuwachtige dame in Billan- court vertelt ons nog dat perschef Jerry Jeroe al vol ongeduld op ons staat te wachten. Nou, dat ongeduld valt wel mee. want bij aankomst in Boulogne weet aanvankelijk niemand Jerry te vin den, zodat we zelf maar op zoek gaan in de doolhof van gangetjes en binnenplaatsen, totdat we eindelijk achter een viertal namaak-bomen, die ons de weg versperren, de set bereiken. Wie de grote studiohal in Pinewood kent, begrijpt onmiddellijk dat hier in Parijs met de ruimte moet worden gewoekerd en dat sommige immense decors gewoon over de studio's moeten worden opgedeeld. Toen voor „The spy who loved me" het binnenste van een tanker nodig was, waarin atoomduikboten konden worden ondergebracht, bouwde men in En geland gewoon een nieuwe studio ter grootte van een overdekt voetbalveld. We kunnen ons best voor stellen dat Broccoli daar nu nog wel eens zuchtend aan terugdenkt. Regisseur Lewis Gilbert, die nu aan zijn derde Bond-film bezig is, schijnt er geen last van te heb ben. Deze kleine grijze Engelsman, die men eerder voor een accountant zou houden dan voor een ma ker van miljoenen verslindende spektakelfilms, gaat ook in deze beperkte ruimte rustig zijn gang, zo nu en dan met zijn hoofdrolspelers Roger Moore en Lois Chiles op de viewer de rushes bekijkend om te zien of de opgenomen scène wel soepel op de voor gaande aansluit. Maar hij heeft nauwelijks tijd voor een praatje en zegt alleen: „Willen jullie een citaat van mij? Goed, het is moeilijk werken met dronken acteurs en nog lastiger met moeilijke dronken acteurs. Ik noem geen namen". En hij grijnst in de richting van de in een kanarie geel ruimtevaartpak gestoken Roger Moore, die mis schien tijdens de lunch in twee etappen, want het studiorestaurant is te klein om de hele crew te herbergen! wel een glaasje beaujolais zal hebben gedronken, maar een akelig fitte indruk maakt voor zijn 51 jaar. Goed, dat citaat van Lewis Gilbert heb je dan, maar wat doe je er mee? Roger Moore, na even een practical joke te hebben uitgehaald door tijdens de camera-repetitie vanachter een stoel op te duiken in een scène waarin hij niet thuishoort, heeft daarna meer tijd voor ons. Maar tussen twee scènes in op de set, blijft hij in zijn rol van James Bond en is daar heel moeilijk uit te krij gen. In de vijf jaren die verstreken zijn sedert hij de rol overnam, toen Sean Connery definitief de hand doek in de ring gooide, is hij gewend aan alle Natuurlijk worden er In „Moonraker" door Bond weer enkele rake klappen uitgedeeld, waarvan deze astronaut kan getuigen vaak domme vragen die er op hem worden afge vuurd. Hij heeft niet een handvol, maar wel een baal ironische antwoorden achter de hand. Misschien schetst Moore het zelf het beste als hij zegt: „Laatst was er een dame van Time-magazine, die me vroeg waarom ik nooit in een serieuze film optrad. Ik heb haar geantwoord, dat deze film dertig miljoen dollar gaat kosten en of zij dat soms geen serieuze zaak vond". Moore's tegenspeelster in „Moonraker" is Lois Chi les, het rijke meisje uit „Death on the Nile", dat prompt werd vermoord. In de Bond-film mag ze blij ven leven, maar als je Roger Moore vraagt hoe het nu met haar werken is, zegt hij: „Erg prettig. Maar vraag me nu alsjeblieft niet om mijn vier tegenspeel sters als Bond tot nog toe te gaan vergelijken. Daar begin ik niet aan. Als je dat doet bén je nergens meer in ons vak". Wel wil hij wat meer loslaten over Richard Kiel. de reus met de ijzeren tanden uit „The spy who loved me". „De kinderen zijn dol op Richard en dus begint hij weer als de schurk in „Moonraker", maar tegen het slot is hij min of meer mijn bondgenoot. Als hij zo doorgaat zit hij straks langer in de Bond-serie dan ik". Niet dat Roger Möore er aan denkt de rol van 007 de rug toe te keren zolang men hem nog hebben wil. „Kijk eens, niemand is onvervangbaar. Koningen, presidenten en ook de paus niet. Waarom dan wel een acteur?". En daarop aansluitend: „Kun je je één situatie in het leven voorstellen waarin ze je zo maar dertig miljoen dollar aeven om mee te spelen? Nou ja, misschien als bankdirecteur". Roger Moore is er zich volkomen van bewust dat de Bond-films, ook al worden ze puur voor het amusement gemaakt, een ernstige zaak zijn. Elke keer weer wordt er meer in geïnvesteerd, en elke keer weer is er tot nog toe meer uitgekomen. Een groot deel van de verant woordelijkheid voor de dertig miljoen dollar die nu De Franse acteur Michael Lonsdale speelt dit keer de hoofdboef. Als Hugo Drax Is hij een even voort reffelijk als dodelijk gastheer. op het spel staan, rust toch op de centrale figuur Bond alias Moore. Vandaar dat hij zich op de vlakte houdt als hem vragen over zijn acteer-aspiraties wor den gesteld. „Shakespeare? Wie is Shakespeare?", grapt hij. Maar hij wordt serieus als het om literatuur gaat. „Ik lees veel als ik de kans krijg. Natuurlijk zitten daar veel scenario's bij, waarvan mijn agent meent dat er een rol voor mij inzit. Dan is verder James Clavell een van mijn favoriete schrijvers en o ja, ik lees ook veel biografieën en autobiografieën". Zo komt het gesprek op het onlangs gepubliceerde boek over de Hollywood-actrice Joan Crawford. „Ver nietigend, maar wil je wel geloven dat er in heel Hollywood niemand is opgestaan om haar te verde digen? Ik heb haar niet gekend, maar ik mocht haar nooit als ik haar in de bioscoop zag. Zo'n akelig fel allesverslindend wijf. En dan haar schoenen! Nee, geef mij dan maar Joan Fontaine of Ingrid Be rgman". Of hij ooit in een film van Ingmar Bergman zou wil len spelen? „Ingmar?". Roger Moore kijkt ongelovig. „Nee, ik denk van niet. Die graaft me te diep. Ik ben bang dat ik op de set in slaap zou vallen". En Moore ziet er dit keer uit of hij het meent. „De Bond-films moeten niet te dicht op elkaar val len. Ze zijn erg vermoeiend, vooral dat reizen". Moo re woont nu met zijn echtgenote Luise Mattioli op een flat in Parijs. Ze hebben de jongste bij zich, maar de twee oudsten wilden liever dit keer niet mee en zitten nu op kostschool in Engeland. „Ik mis ze erg, maar ik hoop ze in de kerstvakantie weer te zien", zegt Moore, die er nog aan toevoegt: „Vroeger, toen ik nog ergens op een achteraf-bin- nenplaatsje van Pinewood als Saint voor de gelijkna mige televisieserie speelde en er, terwijl ik rilde van de kou, een palmboom voor mijn neus werd gezet, dacht ik wel eens: wat zou het heerlijk zijn om de opnamen op de Bahama's te maken. Nu ben ik daar wel een beetje van teruggekomen". Voor „Moonra ker" is hij al naar Venetië geweest en volgende maand moet hij ook nog de binnenlanden van Zuid- Amerikain. Inmiddels beduidt Lewis Gilbert dat hij Roger Moore nodig heeft en nadat de make-up-afdeling nog een laatste hand aan diens uiterlijk heeft gelegd, zet de kanariegele Moore gedwee zijn ruimtevaarthelm op. „Nu weten jullie meteen waarom ik nooit serieuze rollen krijg. Ze stoppen me altijd in van die belache lijke pakken". Hoewel het in deze korte scène maar om enkele ac teurs gaat, hebben zo'n veertig man met onduidelij ke functie al een paar uur in de studio nietsdoend rondgehangen. Dat komt omdat ieder zijn eigen spe cialiteit heeft en bijvoorbeeld alleen een timmerman een spijker in een plank mag slaan. Dus is de man present. Maar er gaan dagen voorbij dat er geen spijker in een plank te slaan is. De scène draait om hoofdschurk Michael Lonsdale, die er met zijn puntbaardje uitziet als Orson Welles in diens iets minder corpulente jaren. Hij neemt plaats in een nagebouwde ruimtecabine, terwijl door het raampje op de achtergrond een aantal mannen het firmament aan ons voorbij laat trekken. Nou ja, duwen is een beter woord, maar na zoveel uur inac tiviteit doen ze het iets te enthousiast. „Kalmer aan", maant de cameraman ze tot een soort stipt heidsactie. Dan blijkt dat de sterretjes kleine fiëts- ■lampjes iets te weinig licht geven en nodig op gewreven moeten worden. Ijverig poetst men het hele verschuifbare planetarium af. Eén brandt daarbij Roger Moore In een van de decors, die aan het vliegveld Charles de Gaulle doen denken, maar In de studio werden gebouwd. zijn vingers. Er bestaat kennelijk nog geen vakbond Het ziet er naar onze bescheiden mening allemaal vrij primitief uit, maar Lewis Gilbert schijnt zo zeker van zijn zaak dat, als we straks de scène in „Moon- rake" terugvinden, we inderdaad de indruk hebben in de 'ruimte te zweven in plaats van te kijken naar een half open houten kabinetje met een paar met het firmament zwoegende mannen er achter. Half juli, als „Moonraker" in Nederlandse première komt, weten we meer. Albert Broccoli staat het op de achtergrond ook wat sceptisch gade te slaan en je hoort deze goochelaar met miljoenenprodukties terugdenken aan het rustige, overzichtelijke Pine wood, waar hij ook nog de tijd vond om een spelle tje backgammon (te vergelijken met ons trictrac) te spelen met Roger Moore. „Nee, dat spelen we niet meer", is het antwoord op onze vraag. „Roger won me te veel. Hij is goedko per als acteur". OTTO MILO

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1978 | | pagina 13