Amateur-archeologen graven en
conserveren vijf jaar in Rijnstreek
Amateurfilmers met en
'De man met de bloem in de mond
Portret van een Universiteit
Ll STAD/REGIO
LEIDSE COURANT
VRIJDAG 1 DECEMBER 1978 PAGINA 5
Op mijn omwegen door stad en land kom
ik graag mensen tegen. Elke morgen tussen
tien en elf uur kunt u mij telefonisch vertel
len wie u graag in deze rubriek zou willen
tegenkomen. Het nummer van mijn geduldi
ge telefoon is 071-122244; u kunt dan naar
toestel 18 vragen.
Wat brengt deze sleuf in de Coebel aan het licht?
Toen afgelopen dinsdag
avond dr. L. Louwe Kooy-
mans kwam praten over de
opgraving in Bergschen-
hoek (een kampplaats uit
ongeveer 3600 v. Chr.) was
dat niet alleen een primeur
voor de Archaeologische
Werkgemeenschap voor
Nederland AWN, de kers
verse voordacht werd
bovendien gehouden voor
de afdeling Rijnstreek van
deze AWN. Het was zelfs
een enigzins feestelijke
bijeenkomst -niet alleen
vanwege die de afgelopen
maanden in Bergschenhoek
gevonden prehistoric, he
vissperen en visfujicen,
TAoSuT ook omd-at de afde
ling dinsdag precies vijf
jaar bestond. Het is een
volkje apart. Officieel staan
meer dan honderd lieden
als lid van de afdeling te
boek, maar in feite zijn het
er nauwelijks twintig die
strijk en zet zowat elke
zaterdag in het open veld
aan het spitten zijn of
doordringen in de geheimen
van eeuwenoude beerput
ten, op zoek naar het eens,
hoe en waarom van onze
voorvaderen.
Met hardnekkigheid en
toewijding geeft men zich
over aan de resten die de
historie heeft achtergelaten,
vaak meters onder het
maaiveld. Men is niet alleen
geïnteresseerd in de sche
delvorm van de midde
leeuwse bewoners van
Oud-Sabbinge, of in een
14e eeuwse „wan" uit
Dalfsen, men bekommert
zich net zo goed om een
terra sigillata-scherfje uit 't
Goy in Houten en om
Merovingische gouden
munten uit de 7e eeuw. Als
je bijvoorbeeld praat met
afdelingsvoorzitter Hans
Hardenberg uit Sassenheim
en secretaresse mevr. H.
Suurmond-van Leeuwen uit
Leiden, word je al gauw
gepakt door hun enthou
siasme. Niet zelden houden
ze ruggespraak met ir. H.
Vos, directeur Gemeente
werken Leiden en evenzeer
deskundig en fervent
beoefenaar der archeologie.
„Rijnstreek" kwam min of
meer spontaan te voor
schijn uit een K&O-cursus
archeologie, vijf jaar terug.
Graven en spitten in de
Zwaar in de put, in
rustig Ie ven leid den.
oude bodem gaf meteen al
veel voldoening. En men
hield vol: de zaterdagen tot
de vorst in de grond gaat
en ook op zomeravonden
geeft men zich bij afd.
Rijnstreek over aan het
buitenwerk. Het „binnen
werk,, bestaat uit werk-
avonden in het souterrain
bij één der leden thuis. Dan
is het scherf-herkenning
geblazen, scherven uitzoe
ken, wassen, restaureren.
Dat zijn vaak weer andere
leden dan die hun ziel en
zaligheid hebben gegeven
aan het graafwerk. In de
afgelopen vijf jaar is men
actief geweest op tal van
terreinen. Zo werd gezocht
naar Huize Coebel, in
Leiden zuid-west, bij de
Vink, men dook in de
blubber van de tuin van de
Universiteits Bibliotheek,
op zoek naar resten van de
Faliede Bagijnhof, waar
eens gesluierde bagijnen
hun aardse dagen in
vroomheid sleten. De
bouwput van de nieuw
bouw van Hoogheemraad
schap Rijnland aan de
Breestraat werd onder
handen genomen en er
werd assistentie verleend
de U.B.- tuin, waar een faliede bagijntjes een
bij de werkzaamheden van
de Amsterdamse universi
teit. Op verzoek van de
Rijksdienst voor Oudheid
kundig Bodemonderzoek
(ROB) werden met veel
moeite en pijn fundaties
van het kasteel Cronestein
teruggevonden (Harden
berg: „de toekomst levert
wellicht mogelijkheden om
daar verder te gaan,,).
De afdeling had ook be
moeienissen met de ruïne
van Dever in Lisse, met het
slot Teijlingen in Sassen
heim, met het kasteeltje
Foreest en kasteel Den Tol,
beide in Koudekerk. Men
was actief in Leiderdorp en
in Alphen. Alles op verzoek
van bevoegde, „want let
wel", zo benadrukt voorzit
ter Hardenberg, „we plegen
geen opgravingen; dat
mogen amateurs niet doen.
Daartoe ontbreken techni
sche kennis en apparatuur.
Bij ons heet 't onderzoekin
gen en verkenningen".
Maar dat dóen die vrijetijd-
sarcheologen dan toch
maar. Mevrouw Suurmond
zegt 't weer anders: „op
verzoek van gemeenten of
ROB scharrelen we overal
en nergens. In het redelijke
seizoen is het elke week
zaterdag raak. De actie ve
lingen zijn dan aanwezig.
Vrij veel jongeren en
mensen die overdag over
het algemeen hun handen
niet gebruiken: politieman,
studenten, ambtenaar. We
hebben er een dominee
bijgehad, die 's anderen
daags de kansel niet meer
op kon vanwege de pijn in
z'n rug. „Dominee", vroeg
men hem, „dominee", is er
iets?".
De amateurs van Rijn
streek, die overigens een
respectabele know how
hebben opgedaan en zich in
enkele gevallen kunnen
meten met hun professione
le vakgenoten, zijn op zoek
naar leven en werken van
voorouders. Ze vertonen
een heilzame historische
interesse, graven en hakken
om resultaat, kijken uit
naar verrassingen, de
plotselinge vondsten die tot
een zekere „ontroering"
kunnen voeren. Mevrouw
Suurmond: je groeit in dit
werk, een groei naar het
„halve vakmanschap". Aan
de grote klussen komen we
niet toe, maar we zoeken
steeds. Zo zoeken we ook al
geruime tijd naar een
goede werkruimte, in
verband met de grote
hoeveelheid van materiaal
die we hebben. Het is nu
maar ploeteren in het
souterrain.
Het souterrain, ergens bij
de leden -want o, kijk uit,
er zijn mensen die inbraa
kneigingen vertonen, als het
om oudheidkundige vond
sten draait - lijkt op een
keuken waar de stoffelijke
resten der geschiedenis
bekokstoofd worden. Dozen,
en vitrines vol scherven,
gehavende kannen en
kruiken. Avonden is men er
bezig met puzzelen. Hans
Hardenberg: je moet 't in
je handen hebben. Dan
gaat 't pas leven en een
taal spreken". Visgraatjes
worden er geconserveerd.
Er zijn botten, glad gesle
pen door het gebruik,
eeuwen geleden. Gevonden
bij de werkzaamheden in
de marktenroute in Leiden,
op de Botermarkt. Waar
schijnlijk hebben die botten
eens onder een prikslee
gezeten of zijn zelfs als
schaatsen gebruikt.
Dan is er het leer. Zwart
uitgeslagen leer van schoe
nen. Het wordt in baden
geconserveerd. Schoenen,
althans resten ervan, met
jubeltenen, kinderschoentje
die Jantje in 1400 aan had
toen-ie zes was. Heel dunne
zooltjes; je moet in die tijd
wel constant natte voeten
hebben gehad, want bestra
ting was er amper. Over
blijfselen van vele tientallen
schoenen, emmers vol. De
vondsten worden uitgete
kend en in elkaar gepast,
het schoeisel was destijds
zo teer, dat men er niet
meer dan een paar weken
mee deed. Daarna moest
weer nieuw aangeschaft
worden.
Wat de Rijnstrekers vinden
komt meestal terecht in
musea, in oudheidskamers.
Hans Hardenberg stelt:
„laat iedereen die iets
vindt, z'n vondst melden.
Men hoeft die vondst niet
af te staan. Maar we heb
ben de meldingen nodig om
een legpuzzel compleet te
maken". Mevrouw Suur
mond: „We zijn er gek mee.
met dit werk. Totdat de
vakmensen zich erop wer
pen".
^Dr. A. J. Vis (burgemeester).
Dr. D. J. Kuenen (rector Magnificus).
Bowling, Fun, Tennis
en Squash Center.
Altijd alert en paraat,
ook als het om cate
ring gaat.
Haagsche Schouw-
weg 10, Leiden. Tel.
071-769310.
Mr. w. H. Nagel hoogle
raar Criminologie 1956-
1976).
B. de Jong (hoofdredac
teur weekblad Mare).
Mr. R. Feenstra hoogle
raar Romeins Recht).
LEIDEN Het raadslid Joop
Walenkamp kan blijkbaar
meer dan de gemeente par-
keerhostessen aanbevelen met
aardige kostuumpjes. Gister
middag bood hij de rector
magnificus van de Leidse uni
versiteit dr. D. J. Kuenen een
boekje aan waarin hij een
aantal karikaturen heeft ver
zameld van eigen hand. Het
zijn karikaturen van Leidse
hoogleraren en een aantal an
dere fenomenen van het uni
versitaire leven. Ook burge
meester Vis ontbreekt niet in
het rijtje. De tekeningen gaan
vergezeld van vijfregelige
versjes gemaakt door Gerard
Schelvis die het karikaturale
van de tekeningken nog eens
onderstrepen.
Hier en daar speelt de tekst
ook in op de actualiteit zoals
heel duidelijk is bij het portret
van mr. W. H. Nagel die sinds
kort is opgevolgd door de cri
minoloog Buikhuizen. Ook bij
het portret van de rector komt
de actualiteit om de hoek kij
ken, omdat Gerard Schelvis
refereert aan de openingsrede
die prof. Kuenen dit jaar heeft
gehouden en waarin hij de
kennis van de moderne talen
van aankomende studenten
hekelde.
„Portret van een Universiteit
is in samenwerking met het
Academisch Historisch Mu
seum tot stand gebracht. Rudi
Ekkart voormalig conservator
van het museum zegt in zijn
voorwoord: „Universitaire do
centen zijn tot nu toe vrijwel
altijd serieus genomen. Het
Academisch museum hangt
vol met portretten, maar de
makers ervan hebben het
meestal niet aangedurfd met
hun modellen een loopje te
nemen. Het onbarmhartig oog
van deze tekenaar zal vele
slachtoffers schrik aanjagen".
Scène uit „De man met de bloem in zijn mond"
werkende jongeren de discussie op gang
brengen over werk, werksituatie en
werkverdeling. Arbeid is enerzijds een
zeer kostbaar goed geworden, anderzijds
een uiterst specialistische aangelegen-,
heid. De tijd breekt aan, dat werkers
zich moeten gaan afvragen of minder
specialistisch arbeiden niet veel prettiger
,is, of op een prettige manier werken niet
belangrijker is dan veel werken, en of
de status van arbeid op zich wel zo hoog
is.
Dus vragen komen zo concreet in „Kink"
niet aan de orde, maar het eenvoudige,
doch humoristische verhaal - een jongen
neemt voor enige tijd de plaats in van
de directeur van een drukkerij en voert
ludieke veranderingen in - geeft alle
aanleiding die vragen wel te stellen. De
ingevoerde wijzigingen zien er alleszins
gerechtvaardigd uit, maar gaan voor het
personeel, vastgeroest in haar gewoon
ten, veel te snel. Men dient bij verande
ringen rekening te houden met het traag
heidsmoment van de mensen.
Omdat men „Kink" zo helder mogelijk
heeft gehouden, is het, wat betreft de
inhoud, een heel acceptabele film gewor
den, die de problematiek in het klein
duidelijk oproept. Natuurlijk kleven er
technisch gezien nog wel onvolkomenhe
den aan het product - de dialoog is niet
altijd verstaanbaar, het zwart-wit video
beeld is soms wat vaag-; die gebreken
hinderen de overdracht van de inhoud
evenwel niet. De camera-voering is rus
tig; men heeft het niet al te zeer in
effect-bejag gezocht. De muziek is har
monisch ingepast.
"Kink" werd al eerder op het LAK
vertoond. De film is haar zwerftocht
langs scholen, inmiddels begonnen. Dis
tributie geschiedt via het Kijkhuis in Den
Haag en misschien binnenkort via een
dergelijke instelling in Haarlem.
„De man met de bloem in zijn mond",
in kleur, is in wezen één grote monoloog
met stille tegenspeler van die in de titel
genoemde man. Hij heeft nog maar kort
te leven. Dat lot probeert hij voor zichzelf
begrijpelijk te maken door het geheim
van het leven te doorgronden.
Uiteindelijk zijn dat voor een mens
onoplosbare problemen. Om die het
hoofd te bieden, heeft de man goedwil
lende oren nodig. Hij neemt eerst mensen
voor zich in om ze vervolgens te overstel
pen met zijn nood.
In de film zien we één zo'n overrompeling
gebeuren. Ad Boeren schuift aan het
tafeltje waar Kees Epskamp een heerlijk
maaltijd wil nuttigen. Boeren maakt
aanvankelijk enige omtrekkende bewe
gingen. Maar dan volgt de front-aanval.
Afgewogen, soms misschien nog iets te
emotioneel, spuit hij zijn woorden- en
gedachtenstroom. De rol van Epskamp
is miniem maar essentieel. Eerst over
heerst vriendelijkheid, dan volgt verba
zing en tenslotte afschuw. Dat alles
gelegd in een paar woorden en mimiek,
in een enkele close-up gevangen.
Het geheel is droog in beeld gebracht.
Al de aandacht is op het duo gericht.
Er zijn weinig afleidende camera-bewe
gingen. Het spel krijgt alle kans. Duide
lijk blijkt de groei op technisch gebied.
Natuurlijk zijn zowel „Kink" als „De man
met de bloem in zijn mond" geen profes
sionele werkstukken. Op geen enkele
wijze pretenderen ze dat ook te zijn. Er
wordt niet mooi-gefilmd en er wordt niet
naar effecten gezocht. Daarmee is de
inhoud van beide producten recht ge
daan. Wie dat wil controleren, moet
vanavond maar naar het LAK gaan.
PAUL VAN DER PLANK
brengt kwaliteit en
service nu ook bij u aan
huis!
met de totale verzorging van; recepties van 30 - 5.000 gasten
koude buffetten eenvoudige en klassieke diners.
Uw opening van bedrijf of instelling de verzorging van maaltijden tijdens over
werk van uw personeel Hors d'Oeuvres in geschenkverpakking het zou nog
veel meer kunnen 7iin.
LEIDEN Er is momenteel in Leiden
een opmerkelijke activiteit te bespeuren
op het front van de amateurfilmerij.
Mochten we een maand geleden het
filmdebuut van Efoc aanschouwen, „Het
rendez-vous" genaamd, vanavond is het
in het LAK de beurt aan „Kink" en „De
i man met de bloem in zijn mond".
Beide zijn korte video-films. „Kink"
duurt ongeveer drie kwartier, „De man
met de bloem in zijn mond" een 25
minuten. Qua thematiek en benadering
hebben de filmpjes weinig met eikaap
te maken. Het verband ligt bij de makers.
Die zijn voor een deel gelijk. In januari
1976 startte het LAK, op initiatief Van
j Ad Boeren die in zijn studie vertrouwd
I was geraakt met audiovisuele appara-
tuur, een videowerkgroep. Twee jaar
lang heeft men aan het project gewerkt.
Er werd in acht weekends gedraaid.
Maart 1978 was „Kink" af.
Op Ad Boeren na, had niemand enige
film- of video-ervaring. Alle technische
vaardigheden moesten worden geleerd.
In onderling overleg heeft men richting
i en thema gevonden. Vervolgens zijn de
taken natuurlijk enigszins verdeeld - een
cameraman moet achter de camera blij-
j ven en kan moeilijk zelf gaan meespoelen
-. Desondanks blijft „Kink" een collectief
product.
De camera en de techniek van „Kink",
Han Sloos en Bert van Dam, zijn toen,
samen met Ad Boeren en Kees Epskamp,
ook in „Kink" met Manuela Hartsuyker
in zee gegaan, die eerder bij het LAK
twee Noh-spelen van Mishima regisseer
de (augustus 1977). Harsuyker, die aan
j de Amsterdamse toneelschool studeerde,
wilde in de U.S.A. naar een filmacademie
en moest daarvoor een proef kunnen
laten zien. Dat werd .„De man met de
bloem in zijn mond" naar een eenacter
van Luigi Pirandello (1867-1936). De Am-
j sterdamse toneelschool subsidieerde de
productie. De opnamen namen, eind mei,
een kleine week in beslag.
„Kink" is gemaakt met een duidelijk doel
voor ogen: op middelbare scholen en bij