R.K. Begraafplaats „Zijlpoort" heeft er
150 jaar van de eeuwigheid op zitten
I HBM|
brieven
lezers
schrijver Maarten 't Hart
romoveert op stekelbaarsjes
EEN -
gstellini
dam
v
rfie-ocht
a
Ie kerj
word n
spiciën
n-Hijnli
ien tot
het kat
tie" v
•nroep
sentati
atwijki
aan de
eken d
ent
edactei
blad
erking
evangel
cht uurf
Zwem*
:euwen|
ereikt^
in het
gesf||
omhti
He®
Jtemeiïr,
aange|;<
Wijkgt J
Deylei
d een
vereni
fc:
loteri J
zen. I 'f
m ach|f|
*s erP
ylerce»
Jring.gi
verea
mondl
rkeersj
gister]
ng wel
laan tl
lden. I
zil
oodzal
op dl
gevaal
EJ
ir deal
snelw
i overl
merdl
tri -
Op mijn omwegen door stad en land kom
ik graag mensen tegen. Elke morgen tussen
tien en elf uur kunt u mij telefonisch vertel
len wie u graag in deze rubriek zou willen
tegenkomen. Het nummer van mijn geduldi
ge telefoon is 071-122244; u kunt dan naar
toestel 18 vragen.
mmt
van d j
urtve
graven met op de achtergrond de kerkhofkapel
Brieven graag kort en
duidelijk geschreven De
redactie behoudt zich
het recht voor ingezon
den stukken te bekorten.
■^AD/REGIO LEIDSE COURANT WOENSDAG 15 NOVEMBER 1978
relatie tussen zijn bioloog zijn
en zijn literaire oeuvre?.
„Je vindt in mijn verhalen en
romans natuurlijk veel natuur
beschrijvingen. Overgangen
,van seizoenen en de daarbij
behorende plantengroei en der
gelijke. Verder heb je mijn boek
over ratten, waar ik nog steeds
veel reacties op krijg."
Vooral de laatste verhalen van
Maarten 't Hart hebben een
jongeman als onderwerp die
zich bezighoudt met een vrouw
waar hij verliefd op is maar die
niet verder komt dan haar te
observeren. Als er contact komt
tussen de jongeman en het ob
ject van zijn verliefdheid, stopt
het verhaal precies daar waar
dat contact meer lijkt te worden
dan het uitwisselen van sociale
praat.
„Misschien is daar een aardige
link te leggen met het onderzoek
naar het gedrag van de stekel
baarsman. Ik ben ook nooit
verder gegaan dan het gedrag
te bekijken voorafgaand aan
het werkelijke contact met een
vrouwtje. Het onderzoek was er
op gericht om erachter te ko
men waarom het mannetje voor
dat de eitjes door het vrouwtje
gelegd worden een soort grot
gaat maken in het zand. Ik
hoopte erachter te komen welke
externe factoren daar toe aan
zetten. Het mannetje doet dat
namelijk al voordat hij een
vrouwtje gezien heeft. Ik ben
er niet achter gekomen maar
de resultaten van het onderzoek
zijn toch wel opzienbarend. De
link is dus eigenlijk dat ik niet
verder geïnteresseerd ben in het
ortve;
/rijdi
riënbi
m de
bestu
lering
bi
Maarten 't Hart met een van zijn ratten
laatklep. Het wetenschappelijke
werk vraagt zoveel precies en
nauwkeurig concentreren dat
de fantasie bij het schrijven een
verademing is en andersom. Bo
vendien houd ik mij op het
laboratorium nauwelijks meer
bezig met onderzoek, ik geef nu
begeleiding aan studenten die
onderzoek verrichten. Dat pro
moveren hoeft voor mij ook
eigenlijk helemaal niet. Ik doe
het omdat anderen het van me
verwachten. Het is een soort
bevestiging van al die jaren dat
ik bezig ben. De hoogleraar
vindt het misschien een bevesti
ging van het onderwijs en de
begeleiding die hij heeft gege
ven. Mijn moeder is trots op
haar zoon en mijn vrouw ver
heugt zich gewoon op het hele
gebeuren, de promotie, de re
ceptie en het feest. Ik vind het
Kraken
Een tiental dagen geleden
zaterdag 4 november zijn in
samenwerking met de Leidse
Kraakbond opnieuw twee hui
zen gekraakt: de panden aan de
Hogewoerd 51a, naast de Came
rabioscoop en een pand op de
Nieuwe Beestenmarkt In beide
gevallen betreft het woningen
die al geruime tijd hebben leeg-
gestaan.
Het op 4 november gekraakte
pand Hogewoerd 51a (bovenwo
ning) bleek bij navraag bij de
vorige bewoners vier jaar gele
den in goede staat te zijn achter
gelaten. De huiseigenaar (direc
teur van de bioscoop ernaast)
bleek hiervan niet of onvoldoen
de op de hoogte te zijn, want
in een reeds zondagavond tus
sen hem en enkele kraakbond-
genoten gehouden gesprek be
weerde eerstgenoemde dat de
vorige bewoners vertrokken
zouden zijn wegens bouwvallig
heid en o.nbewoonbaarverkla-
ring van de woning; dit werd
juist duidelijk ontkend door die
vorige bewoners.
Bij inspectie van bedoelde wo
ning werd het de leden van de
Leidse Kraakbond duidelijk dat
er bij de verkrotting van het
gekraakte pand een handje ge
holpen is; dit geldt evenzeer
voor het voormalige Troefge-
IDEN De bekende Leidse
jwpf irijver Maarten 't Hart pro-
iveert morgen aan de Leidse
iversiteit tot doctor in de
Jskunde en natuurweten-
happen. Zijn proefschrift be-
ndelt het gedrag van de man
lijke stekelbaars die zich
lorbereidt op het nakomeling-
hap. Maarten 't Hart is niet
leen bekend door zijn romans
i de verscheidenheid aan tijd-
hrift-artikelen die van zijn
ind verschenen, ook als bio-
og heeft hij naam gemaakt
is het alleen al door zijn boek
'er ratten. Dat hij zich sinds
jaar intensief heeft bezigge-
tuden met de bestudering van
it gedrag van de mannelijke
ekelbaars zal voor velen als
nverrassipg komen.
eerste ontmoeting met Maar-
n vindt plaats in de Openbare
üiotheek in Leiden. Een plaats
aar je hem vaak kunt aantref-
n. Meestal leest hij hier op de
udiezaal in de. verschillende
jdschrijften stukjes van eigen
and en kritieken op zijn werk.
'j loopt vandaag met een aan-
detectives onder zijn arm.
lees in deze dagen voor de
fomotie voortdurend detecti-;
es omdat ik daar een stelling!
pE heb bij mijn proefschrijft. f
jf° onderbouw ik niet alleen de1
verdediging van mijn stelling,
dat ik geloof dat ik daarop
^gevallen zal worden, maar
geef mezelf ook meer het'
evoel dat ik me met de promo
te bezighoud. Ik heb dat proef-
pwift al een jaar of vier gele-
o geschreven en er vervol
gens op veel congressen' lezin
gen over gehouden, die stof
beheers ik dus goed. Maar er
zijn een paar stellingen die nog
wat onder zoekvragen. Bij het
opstellen heb ik met niet duide
lijk gerealiseerd dat ik erop
aangevallen kon worden. Niet
alleen op de stellingen over
detectives" maar ik heb er ook
een paar die over het feminisme
gaan."
Maarten heeft een zwak voor
het feminisme, hetgeen hem
door de betreffende groep vrou
wen niet in dank wordt afgeno
men. Hij maakt dit zwak over
het algemeen kenbaar door de
vooruitstrevende vrouwenbe
weging aan de kaak te stellen.
„Misschien ben ik wel jaloers,
zou ik er graag bij willen horen,
eraan mee willen doen, maar,
als man voel je je er buitengeslo
ten. Ik zou zo graag eens een
kijkje nemen in het vrouwenca
fé. Ook in de nieuwe vrouwen
boekhandel die sinds kort in
Leiden is gevestigd durf ik me
niet goed te vertonen. Ik ben
bang dat ik er meteen uitge
gooid zal worden"
Van het antifeminisme dat hij
in sommige artikelen voor tijd
schriften ten toon heeft ge
spreid is in het dagelijks leven
van Maarten niets te besneuren.
Hij deelt met zijn vrouw Hanne-
ke eerlijk de huishoudelijke
karweitjes en zij zorgen ieder
voor hun eigen onderhoud. Ook
in zijn verhalen of romans vind
j* weinig terug dat op antifemi
nisme lijkt Hoe ligt eigenlijk de
waarnemen van het proces van
het werkelijke contact nadat
alle voorbereidingen gemaakt
zijn.".
Hebben de resultaten van dit
soort onderzoek enige praktisch
waarde? 't Hart heeft ooit een
vergelijk getrokken tussen het
gedrag van mensen en het ge
drag van ratten in een vergelijk
bare situatie. Kan je zoiets ook
doen met stekelbaarzen-gedrag.
„Over dat vergelijk met ratten-
gedrag en menselijk gedrag ben
ik al door veel mensen aange
vallen. Dat was ook geen weten
schappelijke waarneming. Het
was mij alleen als professioneel
waarnemer opgevallen. Met bet
gedrag van stekelbaarsjes kun
je praktisch helemaal niets be
ginnen. Dat is puur wetenschap
pelijk onderzoek en als zodanig
wel belangrijk, maar absoluut
niet toepasbaar. In Nederland
zijn we heel ver met dit soort
onderzoek. Laatst was ik op een
congres in Bazel en daar was
niets nieuws voor ons. Vooral
de Duitsers waren toen erg ge
troffen door onze resultaten. In
Leiden zijn we al sinds 1933
bezig met het gedrag van de
stekelbaars."
Als je zoveel bekendheid hebt
met je schrijversschap, je staat
voortdurend met je boeken in
de toptien, waarom blijf je dan
zo intensief bezig met je weten
schappelijke carrière?
„Zowel het schrijven als het
werken op het laboratorium is
een soort ontspanning of uit-
ENWB aan gemeente:
bouw Hogewoerd 57. In dat
gebouw is al het nodige opzette
lijk vernield. Nu gaat het om
een (betrekkelijk kleine?) huis
eigenaar, aan wie geen ander
verwijt gemaakt kan worden
dan dat hij een nog goed bruik
bare woning jaren laat leeg
staan en voor de toekomst
tot aan het tot stand komen van
een bestemmingsplan in ieder
geval hetzelfde wil doen. Be
ter zou. het zijn eens een paar
grote huisbazen aan te spreken,
maar wat niet is kan nog komen.
Tegelijk met de kraak van het
Hogewoerdpand vond een kraa-
kactie plaats op de Nieuwe
Beestenmarkt. Ook dat pand
stond al geruime tijd leeg en
het is nog in goede staat. Er
staan zoveel woningen leeg en
dat bij de huidige woningnood.
De Kraakbond
'Marktenroute alleen voor
langzaam verkeer houden'
LEIDEN De eerste enige echte Nederlandse wielrijdersbond
ENWB heeft een dringend beroep gedaan op de gemeente in
de toekomst de Marktenroute niet voor gemotoriseerd verkeer
open te stellen. „Er ontstaat bij openstelling voor gemotoriseerd
verkeer geen rustige fietsroute, terwijl op de Breestraat geen
echte verbetering voor de fietser komt", aldus de ENWB.
De wielrijdersbond vindt dat ruimte voor het busverkeer moet
worden gevonden ten koste van het andere gemotoriseerd verkeer.
"Zoals ook gebeurd is öp de Rijnsburgerweg". Zij verzoekt het
college van b en w te zoeken naar maatregelen om de doorstroming
van de bussen te bevorderen, zonder gebruik te maken van de
Marktenroute. „Te denken valt aan strengere politiecontrole op
foutief parkeren, linksaf verboden, gelijktijdig groen licht Bree
straat in en uit bij het Kort Rapenburg en het verbieden van
bepaalde verkeersbewegingen" ald< is de ENWB in een brief'aan
het college.
Een gesloten begraaf
plaats bestaat 150
jaar. Het is de be
graafplaats „Zijl
poort", even opzij van
de oude Leidse stad
spoort die dezelfde
naam draagt. Eén van
de duidelijke verschil
len tussen beide „Zijl
poorten" is, dat de
dodenakker nagenoeg
uitgerangeerd is, ter
wijl het ranke toe
gang biedende bas
tionnetje onherken
baar achter steigers
en schermen schuil
gaat om over enige
tijd als herboren de
toekomst weer in te
gaan. Een jarig kerk
hof biedt weinig
grond tot feestvieren,
zeker niet als het ten
dode is opgeschreven.
Daarom is er zondag
19 november een
herdenken, een plech
tige mis in de hele
maal opgelapte en fris
geschilderde kapel die
door emeritus-pastoor
J. van Kleef met as
sistentie wordt opge
dragen. De dag erop
is er weer de maande
lijkse misviering
„voor de Leidse over
ledenen" op „Zijl
poort". Ook daar
tekent pastoor Van
Kleef al jaren voor.
Op 19 november 1828
begonnen de toen bestaan
de drie Leidse parochies
eendrachtig, op initiatief
van de katholieke wethou
der Van Bommel, hun
doden te begraven in de
gewijde aarde die op één
van de vesten der stad
daarvoor vrijgemaakt kon
worden. Het bolwerk bij de
Zijlpoort werd door de
gemeente ter beschikking
van de Stichting „R.K.
Begraafplaatsen voor
Leiden" gesteld. Daar ging
je dan, als katholiek ge
doopte en gestorven, op
weg naar de verwachting
der verrijzenis. Leo Roozen,
thans oud-hoofdredacteur
van de Leidse Courant,
maar zeker niet rustend,
schreef in zijn gekende
boek „Dit is Leiden" over
de begraafplaats als „de
poort, die niemand mis
loopt". Toen hij dit schreef,
dertig jaar geleden, waren
er al 31807 lijkstoeten „deze
vlakken berg opgegaan".
Kun je nagaan wat er nog
is bijgekomen, sindsdien.
Maar al in die dagen zocht
het stichtingsbestuur al min
of meer ijverig naar ver
vangende gronden, omdat
de dag van „vol is vol" niet
meer ver verwijderd was.
Het zou nog tot 1969 duren
vöör de sluiting een feit
Het kerkhof bij de Zijlpoort
werd. Ik legde m'n oor nu
te luisteren bij de heer J.P.
van Kampenhout, die
voorzitter is van de stich
ting: dezelfde die onlangs
de sluiting van het Kath.
Militair Tehuis moest
aankondigen en daarmee
weer een stukje, eens met
bloed, zweet en tranen
veroverde, katholieke
emancipatie teloor zag
gaan. En dan mag je als
roomse strijder voor eigen
rechten wel eens zuchten.
„In juli 1969 zat 't er voor
„Zijlpoort" op. Aan het
ruimtegebrek waren al
paden en groenvoorzienin
gen ten offer gevallen. Er
was geen mogelijkheid
meer, de capaciteit te
vergroten. Er was een
situatie ontstaan die uit het
oogpunt van de volksge
zondheid niet langer aan-;
vaardbaar was. De inrich
ting van de begraafplaats
lag in die dagen al ver
onder de normen die hie
raan moesten worden
gesteld. ER was geen grond
meer voorhanden". In die
tijd waren er nog rond de
180 begrafenissen per jaar
en er werd al bijna 20 jaar
niet meer „geschud". Van
Kamperhout: „We hadden
toen veel aanvragen voor
graven op „langere ter
mijn", familiegraven dus.
Die werden vroeger zelfs
voor 60 jaar uitgegeven.
Die graven, daar mag nu
nog in begraven worden.
Maar niet meer „aan de
lopende band", zoals ze dat
noemen; oftewel op volgor
de, in een gewoon graf".
De gemeente Leiden werd
zo'n tien jaar terug voor
het blok gezet door de
stichting: we moeten gaan
sluiten en geven het man
daat terug dat we in 1828
gekregen hebben, nemen
jullie onze taak maar over".
Toen kwam er in '69 een
stuk land vrij naast de
begraafplaats Rhijnhof, bij
de Haagse Schouw. Sedert
dien worden op Rhijnhof
ook katholieken begraven,
sinds een paar jaar in
„eigen accommodatie".
Maar dit neemt niet weg,
dat begraafplaats „Zijl
poort" ondeï de nu kale
takken (een passender
sfeertekening dan de herfst
die levert kan niet worden
gevonden) tot in de 21ste
eeuw dienstbaar blijft tot
aan „de oogst der onsterfe
lijkheid". Daar past het
kapelletje, dat onder Monu
mentenzorg valt en ge
bouwd werd onder dezelfde
architectuur als eens de
voormalige Petruskerk aan
de Langebrug, de na de
brand in de dertiger jaren
brandweerkazerne werd,
zich wonderwel bij aan.
Boven de buitendeur moet
eens de beeltenis van St.
Pieter op een voetstukje
hebben gestaan. Anderen
zeggen, dat het Sinte Bar
bara was, die nu eenmaal
legendarisch met katholieke
begraafplaatsen op goede
voet staat. In elk geval is
het beeldje verdwenen;
zoals meer beeldjes op het
kerkhof sinds de laatste
„beeldenstorm"-sinds-het-
concilie ontvreemd zijn.
Maar St. Pieter is er nog.
Binnen, boven de altaarnis
tronend, nog hoger dan het
bladgoud van gestyleerde
zonnestralen, staat het
borstbeeld van de rooms-
Leidse apostel met een
zijdelingse blik naar het
lege koorbalkon te kijken.
Een pose, die wereldbe
roemd is geworden en in
Rome herhaalde malen valt
terug te vinden. Maar niet
in Leiden. Daar is verder
geen Petruskop, in steen
gehouwen, te bekennen.
En dan die kruiswegstaties,
gered en gekoesterd binnen
een heiligdommet je waar
tot nu toe geen nieuwlich-
tende zuivering een schijn
van kans krijgt. De lijdens
wegtaferelen zijn afkomstig
uit de Hartebrugkerk, ja
eerder zelfs afkomstig van
'een schuilkerk die onder
Dominicaner invloed bij de
Pelikaanstraat de Leidse
katholieken uit die buurt
bediend heeft. Het schijnt,
dat in de eerste helft van
de vorige eeuw die staties
op een schuit werden
geladen en naar de Harte
brugkerk gebracht. Leo
Roozen zag ze als „schilde
rijen in de stijl en de
smaak van Rubens met
boeren-blozende toeschou
wers en onder hoogspan
ning trappelende paarden".
Het zij zo; de staties tegen
de muren, die even wit
gepleisterd zijn als die van
de Lodewijkskerk, een
blankheid die alleen aan de
tand des tijds onderhevig
is, prenten de toeschouwer
nog steeds een godmense
lijk lijden in. In het koortje,
in de boog der absis, zijn
de parketvloertjes op
getrapt niveau afgeschaafd
en opnieuw in de bruine
olie gezet. Het kapelletje
staat weer te pronken, als
in zijn beginjaren. Alsof het
niet öp kan; de dood moet
hier een omweg maken,
alleen het vagevuur kan
nog voor enig oponthoud
zorgen. Monumentenzorg is
daar gevoelig voor geweest,
al vermoed ik dat de over
wegingen van een ander
karakter waren.
Rond 2025 (dat is een
jaartal, al lijkt 't op een
bedrag), zijn er geen „rech
ten" meer op „Zijlpoort".
De verstilde idylle, die in
leed haar wortels heeft, zal
dan nog een monument van
het verleden zijn; een soort
Leids „Père Lachaise" met
namen die niet meer be
staan, maar dat nog steeds
- zolang het duurt - een
piëteitvolle brug vormt van
gisteren naar morgen. Het
aantal begrafenissen wordt
minder: op Rhijnhof komen
er amper 130 per jaar voor;
„Zijlpoort" heeft er nauwe
lijks nog 15. De crematies
doen ook hun invloed
gelden. Weg zijn de dagen
van oude reglementen, die
honderd jaar het nog
voorschreven, „dat de
lijkbezorgers, althans de
doodgravers, 's morgens
geschoren dienden te wezen
en zich moesten onthouden
van sterke drank vóór het
middaguur". Daar hoeft de
tuinman-grafmaker van
vandaag zich nauwelijks
nog iets van aan te trekken.
In positieve zin, bedoel ik.
De eigen ploeg dragers -
vroeger lieden-met-een-
baantje-erbij bestaat niet
meer. Er wordt ook niet
meer „per klas" uitbetaald,
en voor de armen zijn er
geen eenvoudige witte
kisten meer. De „Zijlpoort"
gedenkt 150 jaren, in de
mist der historie. „Er is een
tijd van zaaien en een tijd
van maaien", zeiden de
Koninklijke Prediker en
(met in achtneming van de
auteursrechten) Leo Roozen
al. Maar hier wordt nauwe
lijks, en dan alleen op
contract, nog gemaaid.