,1k zal wel altijd ontroversieel blijven Hildegard Knefop zoek naar antwoorden in 9 paranorm9 interviews 99 ginaIUNST LEIDSE COURANT DONDERDAG 9 NOVEMBER 1978 PAGINA 7 >.C. HOOFTPRIJSWMNAAR IY MULISCH: ïfteéi> J rd*, JTERDAM „Nee", zegt de net met de Jarfc.Hooftprijs bekroonde schrijver Harry Mu ch, „ik geioof niet dat ik nu opeens een geacht hrijver ben geworden. Ik zal wel controversieel jjven. AI doe ik daar mijn best niet voor. Ik i eet niet wat die prijs andere mensen doet, aar ik ben er niet bijzonder door geraakt Ik i er niet door veranderen. Dat geld? Dat kan altijd nog zelf verdienen. Maar aan de andere int hebben we jaarlijks zo'n vijf tot tien prij- m in Nederland. En de P.C.Hooftprijs is zo'n gtje de belangrijkste. Een bekroning is het dus i Mulisch, vorig jaar geworden en toen al xëond met de Haagse istatijn Huygensprijs heeft zijn schrijverscarrière op erse fronten irritatie ge- („Om m'n politieke din- ik werk sommige mensen een rode lap op een zegt hij zelf). Het heeft maken met het feit dat nauwelijks in te pas- is in de veilige hokjes de literatuur-historie en z'n lezers bepaald niet ge- "jk maakt. „De sleutel zijn persoonlijkheid is al- zoekgeraakt", schreef de Post ooit „Mulisch is intellectualistisch", werd gehoord. Dat alles werd nog eens bevorderd door :he kreten van Mu- zelf als „het gaat om het vergroten" (uit voor psychologen"). „We hebben het hier Nederland als maar over bedoelingen van de schrij- Maar de ene lezer is de ere niet. De componist hönberg ontroert de een, lar een ander niet. Wat is u z'n bedoeling? Dat is niet idelijk. Het is typisch Ne- rlands, dat psychologische iden. In Italië gebeurt zoiets niet. Het zit in onze manier van denken. Wij zijn een volk van kooplieden. En als kooplieden willen oplich ten, of niet opgelicht willen worden, moeten ze psycholo gisch inzicht hebben. Bedoe lingen zijn de ideologie van de koopman. Niemand zal zich in Spanje druk maken over de bedoeling van Don "Ik werk op sommige mensen als een rode lap op een stier" Quichotte, maar er gewoon van genieten. Je kan een on doorzichtig verhaal bijvoorbe eld helder vertellen. W.F.Her mans heeft zijn boek over de oorlog, „De donkere kamer van Damocles", helder en overzichtelijk geschreven. Je kan ook over diezelfde oorlog een simpel verhaal schrijven en dat ondoorzichtig compo neren. Dat heb ik in „De ver teller" gedaan. Dat is niet lek ker weg te lezen. Het is bijna een puzzle. De vorm van het boek is een reproductie van de inhoud van het boek. En zo moet het ook zijn. De oor log zelf kon je ook niet lek ker weg leven. En wat dat „raadsel" betreft, je kan nooit zeggen die man doet dat en dat daar en daar om. Zo werkt 't niet Zo eenvoudig is 't niet om iets te verklaren. Ik ben tegen verklaren. Als ik zou moeten kiezen, zou ik het raadsel vergroten. Althans, het laten zien. Omdat het raadselachtig is. Er staat niets vast Zelfs in de wetenschap niet. Er werd ooit gejuicht toen 't atoom gevonden was, en daarna 't neutron. Maar er blijken nog kleinere deeltjes te bestaan. Er bestaat geen laatste stuk waarmee je de puzzle afmaakt. Zelfs over tien miljoen jaar zal men nog niet alles begrijpen". Geen romans „Misschien valt er een cen traal thema in mijn boeken te ontdekken. De vernietiging, zou je kunnen zeggen. Mythes nemen een belangrijke plaats in, ja. Omdat dat oerstramie- nen zijn, waarin menselijke verhoudingen worden uitge drukt, die niet veranderen. Maar ik heb nog nooit het zelfde boek twee keer ge schreven. Er zijn schrijvers die dat doen. Reve bijvoorbe eld. Je kan zo een pagina uit het ene boek in het andere zetten. Met zinnen van Her mans kan je dat ook doen. Bij mij zou dat ridicuul zijn. Ik bedoel niet dat het ene slechter is dan het anderen. Tenslotte kun je hetzelfde bij Kaf ka doen. Na „Het stenen bruidsbed" werd er gevraagd: „schrijf je nog eens zo'n boek"? „Twee vrouwen" ver koopt goed, maar ik kan niet zo'n tweede maken. Elk boek is anders. Zelf lees ik geen romans. Ik lees non-fiction. Waarom niet? Als ik een ro man pak en die is slecht, zie ik dat op de eerste bladzijde. Als-ie goed is zie ik dat ook meteen. Allebei is even verve lend. Het kan mij niet schelen hoe anderen schrijven. Musici gaan toch ook niet naar een concert toe? Ja, alleen als ze zelf moeten spelen. De scha ker Jan-Hein Donner heeft lange tijd bij mij gewoond, maar die had geen schaak bord in huis. Als een man als Larsen op bezoek was en ze wilden een vluggertje leggen, dan kwamen ze bij mij een bord lenen. Liefhebbers heb ben een schaakbord thuis. Grootmeesters niet Die heb ben dat niet nodig. Die weten zo wel wat ze moeten zetten. Van romans lezen heb ik niets meer te leren. Wat ikzelf geleerd heb sinds ik schrijf? Niet om beter te schrijven. Ik heb wel geleerd als mens. En ik heb geleerd niet te begin nen aan dingen die toch niets worden. Dat wéét je nu. En je verknoeit er geen twee jaar "Grootmeesters hebben geen schaakbord in buis" meer aan. Ik zie herdrukken van mijn oudere boeken wel in, maar ik lees ze niet. Trou wens, ik ken ze uit mijn hoofd. Als alles ooit eens weg mocht vallen, kan ik het let terlijk opnieuw schrijven. Ik zou in elk geval een heel eind komen. Er zijn schrijvers die ouder werk gaan aanpassen. Misschien zou ik in .Archi bald Strohalm" ook stukken vinden, waar ik nu van zeg: Die kunnen weg. Maar dan denk ik: Ik was 24 toen ik het schreef en toen zou ik ook pisnijdig geweest zijn als een man van 50 er iets uit zou halen. Dus dat doe je "Ik beb nog nooit hetzelfde boek twee niet. Het is een kwestie van trouw zijn aan jezelf. Ik heb geen boek dat me mer na staat dan het andere. Ik ben ze allemaal. Je gaat toch ook niet zeggen welke van je kin deren je het aardigst vindt? Dat is een immorele vraag". Kritieken Kritieken zeggen me niets, heeft Mulisch eens gezegd. „Ja, kritieken zijn een dubbel zinnig iets. Een kritikus is één meneer. Maar wel een meneer die invloed heeft. Als- ie een boek niet goed vindt kopen een aantal mensen het niet, die 't misschien wel goed gevonden zouden hebben. Dus eigenlijk zouden er alleen goede kritieken geschreven moeten worden. Als je 't niet goed vindt, zou je 't moeten laten. Aan de andere kant zeg ik uit puur eigenbelang: doodzwijgen is het ergste wat je kan overkomen. Dus: laat ze maar schrijven. Een hoop kritici hebben er lol in, venij nige stukken te schrijven. Een Gerrit Komrij bijvoorbeeld. Die gebruikt het schelden als stijlvorm. En 't is leuker ook om te lezen. Een roman schrijven over een gelukkig gezin is onmogelijk. Dan kom je bij de allerlaagste boeren roman terecht. En zelfs daar is wel een zoon die niet wil deugen. Maar die komt dan wel met Kerstmis weer thuis. Er móét iets mis zijn". Harry Mulisch, al anderhalf jaar bezig aan weer een vol komen anders, essayistisch boek, dat volgend jaar moet uitkomen, is in zoverre geacht dat zijn ouder werk herdrukt blijft worden. (Mulisch: „Je nieuwste boek loopt altijd het beste. Maar van de andere is „Het stenen bruidsbed" favo riet. Dat komt dan omdat ze het op school lezen. Of mis schien wel moeten lezen"), dat hij al een uitgebreide huldi ging via het BZZToh-theater vorig jaar achter de rug heeft. Als spektakel onder de titel „Leven, lijden en triomf van Harry Mulisch". Mulisch: „Dat gebeurde met een hoop vrienden. Ik ben wel versierd hoor, maar even hard in de maling genomen. Dat maakte het dragelijk. De uitreiking van de P.C.Hooftprijs schijnt op het Muiderslot te zijn. Nou, dat hoeft niet zo. Ik heb 't liever in de schouwburg. Met iedereen erbij". AMSTERDAM De foto's op de omslagen van de boeken van Hil degard Knef herinneren zich duidelijk haar zon niger tijden. De blonde, lichtogige middelbare schoonheid die je daar wijs glimlachend aan kijkt, is in werkelijk heid sterk getekend door diezelfde werke lijkheid. Geen wonder. Wie haar leven heeft gevolgd via haar boeken „Een gege ven paard" en „Het vonnis", gal zich niet "Ik zoek stof tot nadenken. Dat is alles. in het minst verbazen over de vermoeide, ou dere vrouw die in Am sterdam aanwezig is om een nieuw boek en een nieuwe gramofoon- plaat in de publiciteit te begeleiden. Eerder nog de moed bewonde ren waarmee ze als maar door blijft gaan, alsof er niets anders is dan het werk waaraan ze zich vastklampt. Ze roept de pers het „vraagt u maar" toe met een bijna gênant enthousiasme. Boven:Hildegard op de omslag van haar nieuwste boek. Hiernaast een foto op de hoes van haar laat ste grammofoonplaat .Louter nieuwsgierigheid" heet haar nieu we boek met interviews, voornamelijk over het paranormale. „Ik ben nieuws gierig, wil weten. Mijn nieuwsgierigheid staat voor niets. Ik ben niet op zoek naar antwoorden. Ik zoek alleen naar vragen, die op him beurt weer nieuwe vragen oproepen", zegt ze zelf. „Ik zoek stof tot nadenken. Dat is alles". Moed. In een gedichtje in haar bundel „Ich brauch Tapetenwechsel" heeft Knef er over gezegd: „de dag start als een slalom de avond zit met de gebroken benen moed moed, ja zedelijke moed, maar moed is niet iets als je haarkleur, wie wordt er 's-morgens al mee wakker Haar nieuwste carrière als schrijfster heeft ze met moed en veel moeite opge bouwd. Door ijdelheid te overwinnen, zoals ze in „Het vonnis" zegt, en eerlijk te zijn. Die eerlijkheid speelt haar parten in „Louter nieuwsgierigheid". Want is het louter nieuwsgierigheid als je een aantal bekende persoonlijkheden gaat opzoeken met als thema „het paranormale", hen doorzaagt of ze nu willen of niet, ze de antwoorden bijna in de mond legt. En als ze er helemaal niet aan willen - zoals de Oostenrijkse coureur Niki Lauda - het interview besluit met „Niki Lauda heeft het autoracen voor me opgehel derd, maar me over paranormale ver schijnselen volledig in het duister gela ten. Als een gewiekst politicus heeft hij de voetangels en klemmen vermeden". Hildegard Knef is wel degelijk op zoek naar antwoorden. Ze is niet de objectie- 1 ve, alleen maar benieuwde vragenstel ster. Ze heeft die gesprekken nodig als antwoorden op de roepende vraagtekens in haar eigen leven. Zoals ze de gesprek ken met de pastoor Martin nodig had in „Het vonnis". Maar wie zal haar dat kwalijk nemen. Gevaar „Ik ben met parapsychologie in aanra king gekomen via de taal", zegt Hilde gard Knef. „We gebruiken slordig een aantal woorden en uitdrukkingen die zonder dat we het beseffen naar het pa ranormale verwijzen. Bijvoorbeeld: Hij heeft een aanwezigheid, een uitstraling. Of: zijn aura is duidelijk voelbaar. Bo vendien ben ik in mijn leven vele malen met paranormale zaken geconfronteerd. Een vrouw die mijn horoscoop trok in de oorlog terwijl de bommen op Berlijn vielen, zei: Uw horoscoop staat erg slecht aan het eind van de oorlog. Niet erg aardig. Ik belandde dan ook in een Russisch gevangenenkamp, ging op weg naar Siberië en moest vluchten. Toen ik in Hollywood kwam als volkomen onbe kende Duitse filmactrice, zei de Ameri kaanse parapsycholoog Caroll Righter. „Ik zie in Uw leven een verschrikkelijk gevaar in juni '45". En hij wist niets, maar dan ook niets van me". Voor de toehoorder die niet bij voorbaat wil gelo ven in parapsychologie, lijkt het een blik in het verleden die zelfs met je ogen dicht te maken is, als je het tenminste over een Berlijnse hebt en over de in eenstorting van Nazi-Duitsland. En dat is het grote bezwaar tegen Knefs nieuwe boek. Knef wil geloven, klampt een aan tal medegelovers aan, zoals het Duitse medium Gabriele Hoffmann en de voor noemde Amerikaan Righter. Dat mondt uiteraard in pseudo-wetenschappelijk ge klets uit, waar zoveel parapsychologische publikaties op drijven. Aan de andere kant schept ze als be roemdheid tegenover mede-beroemdhe den zo'n band van solidariteit dat er na de koetjes en de kalfjes erg interessant materiaal te voorschijn komt. Dit omvat een derde van het boek, en het is vaak zo verhelderend omtrent de figuren die Hildegard Knef gefotografeerd bij haar recente bezoek aan Am sterdam aan het woord zijn dat je het boek er rustig om kunt kopen. Het huis-tuin- en keukenpraatje met Francoise Sagan moet je dan vergeten, de actrice Lili Pal mer ook, maar dan is er bergbeklimmer Reinhold Messner (die zelf net een boek in Duitsland heeft gepubliceerd over z'n hobby) die erg prima dingen zegt Over het op zoek zijn naar bevrijding tussen de hoogste bergtoppen, Niki Lauda die scherpe kanttekeningen maakt bij zijn krankzinnige coureursvak, de Weense kardinaal König en de theoloog profes sor Pritz en de Duitse filmregisseuse Leni Riefenstahl, bekend uit Nazi-Duits land en films als „Triumph des Willens' Bij dat laatste gesprek ontbreekt vreemd genoeg - van de kant van Knef enig commentaar op de filmische hand en spandiensten die Riefenstahl aan Hil- ter en zijn bende verleende. Hilter wordt vergoelijkend aangestipt als een hypnoti serende persoonlijkheid. Ook in het per soonlijk gesprek wil Hildegard Knef Rie fenstahl niet helemaal afvallen, terwijl ze zelf toch genoegzaam heeft laten weten de Hitler-tijd een gruwelijke ramp te hebben gevonden. Knef: „Riefenstahl is nooit partij-lid geweest. Ze is na de oor log een beetje als zondebok gebruikt voor alle vreselijke dingen die anderen gedaan hadden. Zelfs een historicus als Toynbee, die Hilter haatte, schreef na een persoonlijke ontmoeting met hem dat hij totaal gefascineerd was door z'n persoonlijkheid". Pleister Hildegard Knef lijkt, op zoek naar ant woorden, niet kritisch genoeg meer te zijn. Haar net hier uitgebrachte lang speelplaat getuigt daar, op een andere manier ook van. „Uberall blühen Rosen", heet die plaat, en de titel is de Duitse vertaling van Gilbert Bécaud's „L'impor- tance c'est la rose", terwijl de hele plaat dè meest bekende Franse chansons in het Duits bevat. Van Aznavour tot Brei. De bijna schorre stem van Knef is op z'n schrijnende best in langzame balla des, waarin de muziek een zoete pleister is voor de weemoed en het nauwelijks weggemoffelde verdriet van de tekst. „Parlez-moi d' amour" is zo'n chanson, „Das ist Liebe" ook. Maar als „Die Knef" zich waagt aan snelle, bezeten nummers als Jacques Brels ode aan Am sterdam, hijgt haar stem achter de emo ties aan en schiet ze tekort. Voor Knef op haar best moet je dan toch teruggrij pen naar ouder plaatwerk, of - als je het over boeken hebt - naar de nieuwe poc- ketuitgave van haar fascinerende eerste ling over haar leven, haar carrière: „Een gegeven paard". Haar dochtertje was - schrijft Knef in „Het vonnis" - de oorzaak van haar enorme levenswil om tegen de klippen van de over haar uitgesproken doem van de kanker op dóór te leven. Merkwaar dig genoeg is datzelfde dochtertje mede aanleiding voor haar bijna-geloof in de parapsychologie. „Natuurlijk", zegt Knef, „er zijn een hoop oplichters op dat ge bied bezig. Mensen die zonder scrupules zieken met hoop laten sterven. Maar toen mijn dochtertje eens van een stoel viel, een volkomen opgezwollen gezicht kreeg, en ik in München geen dokter kon krijgen om haar te helpen, heb ik de inmiddels overleden Gordon Turner van het Spiritistisch Instituut in Londen gebeld. We moesten ons beiden zo sterk mogelijk op hetzelfde concentreren zei hij. En om vier uur 's-ochtends was ze eindelijk rustig en werd ze beter" Of haar dochtertje weet heeft van die pa rapsychologische wonderen Knef: „Nee, daar vind ik haar nog te jong voor. Dat kan ze later nog altijd nog zelf uitvin den". BERTJANSMA

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1978 | | pagina 7