Overleven van Duitse kampen was meer geluk dan wijsheid Experiment met Noordwijkse studenten is een succes NOG 1500 STUDENTEN ZOEKEN EEN KAMER LEIDSCHENDAMMER ANDRIESSE IN BOEK OVER KAMPERVARINGEN: Volgend jaar is de kamernood weer groter LEIDSE COURANT WOENSDAG 1 NOVEMBER 1978 PAGINA 5 lllllll j „Van het toeval in welk kamp j ze terecht waren gekomen, van het feit of ze in zo'n kamp vrienden hadden of maakten, I van hun leeftijd, hun gezond- heid en veerkracht, van hun geestelijke weerstand en van nog veel meer omstandighe- i den, maar vooral van het geluk hing af of ze de kampen zouden overieven. Het was ook niet voldoende in het ene kamp geluk te hebben, maar in het volgende niet. In de staalharde sfeer van de maalstroom van de gebeurtenissen waarin ze werden meegesleurd, was het de ene keer van levenbelang om niet te worden gezien, de andere maal om juist wél te worden opgemerkt. Aldus de sinds 1960 in Leid- schendam wonende Hans An- driesse in de inleiding van zijn boek „Aan een zijden draad - Herinneringen van een gede porteerde" dat deze week met een voorwoord van dr. L. de Jong, directeur van het Rijksbureau voor Oorlogsdo cumentatie, verschijnt bij Meu- lenhoff-Amsterdam. Hans N. Andriesse, dit jaar 60 gewor den, was 24 toen hij als joodse Nederlander werd gedepor teerd en eerst in twee Neder landse en daarna in vier Duitse concentratiekampen terecht kwam. Tijdens de tweede we reldoorlog waren er in Duits land en Polen vele tientallen kampen die geen gaskamers of crematoria als in Auschwitz bezaten, maar die te boek ston den als werkkampen, waarin joodse gedeporteerden hun sla venarbeid moesten verrichten. Die slavenarbeiders waren evenmin voorbestemd om ooit naar hun huizen terug te keren. In hun land van'herkomst werd meestal nooit meer iets van hen vernomen. Over zijn ervaringen in de kampen, in het uur van de bevrijding, daarna zijn avon tuurlijke tocht tegen de opruk kende Russische legers in en via Polen, Rusland, Italië en Spanje naar Engeland, vertel de Andriesse in maart 1947 twee medewerkers van het Rijksinstituut voor Oorlogsdo cumentatie. Een verslag dat 22 pagina's telde. Hij werd aange spoord en veel uitgebreider verslag te maken. In hetzelfde jaar schreef hij een relaas van 207 getypte pagina's, een van de langste waarover het bureau beschikt. Onmenselijk „Aan een zijden draad" vertelt van het onmenselijke leven van de dwangarbeiders- en concen tratiekampen waarin hij twee en een half jaar doorbracht en die hij als een van de weinigen overleefde. Andriesse behoor de namelijk tot de naar verhou ding kleine groep die welis waar naar Auschwitz en daar mee naar de gaskamers werd geétuurd maar daar niet aan kwam. Dr. de Jong noemt het de „Kosel-groep" omdat Kosel, 80 km. van Auschwitz, de plaats was waar eind 1942 acht tien van de achtentwintig de portatietreinen tot stilstand kwamen waarna de jongens en mannen tussen de 15 en 50 jaar moesten uitstappen. Volgens het Rode Kruis moeten het er circa 3540 zijn geweest die in onder de SS vallende dwangarbeidskampen terecht kwamen. Uiteindelijk hebben daarvan slechts 181 het einde van de oorlog gehaald. Het boek van Andriesse gaat over het onmenselijke leven maar ook over de keten van toevallig heden die zorgde dat de schrij ver uiteindelijk weer thuis 'kwam. In 1938 kwam hij als HTS-er op de tekenkamer van de elek trotechnische fabriek Heemaf in Hengelo. Zijn kennis van de electro-techniek was ongetwij feld een van de dingen die hem de uitzonderingspositie ver schafte die zijn leven redde. In het boek vertelt hij als electri- cien tijdens zijn werk de schroevedraaier altijd in de hand te hebben, niets doende maar elk ogenblik paraat om bij het minste gerucht de schijn van druk aan het werk zijn te rechtvaardigen. Bovendien had hij talent voor het maken van hedjes en sketches. In de zestiger jaren maakte hij in Leidschendam voor het Nut en voor bejaarden de revue „Geef mij maar Leidschendam" en voor scholen en de ponyclub „Hestar", waarvan hij bestuur slid was, cabaretteksten. Dit was ook een van de zijden draden die hem in de oorlogsja ren ih leven hield. Zijn verhaal over de kerstshow met Loetje, „een betere vriend zal ik wellicht mijn hele leven niet meer aantreffen," en ande ren, voor de honderden kamp bewoners, maar ook voor de kampleiding waaronder zich drie Duitse beroepsmisdadi gers bevonden, is tegelijk tra gisch en uiterst komisch. „Aan een zijden draad" is trouwens, hoe vreemd het ook mag klin ken en hoe waanzinnig en on menselijk de toestanden ook waren, soms een leuk boek. Het succes van de kerstshow had tot gevolg dat de kampleiding ook een oudjaarsshow eiste. Waarom en hoe die, toen alle voorbereidingen al waren ge troffen, op het laatste ogenblik niet doorging leze men zelf. Alles ging altijd of bijna altijd om een bakje eten, zegt An driesse, voor jezelf maar ook voor anderen. „De vrienden kring is voor mij heel belang rijk geweest, de meeste kamp bewoners leefden op zichzelf Ondanks alle gelukjes heb ook ik overigens op de rand van de afgrond gezweefd. Alles is uiteraard naar waarheid be schreven, misschien met uit zondering van mijn gewicht Ik weet zeker dat de dokter op een zeker moment tegen zijn collega zei „hij weegt zestig pond". Toen ik het neerschreef kwam het me zo onvoorstel baar voor dat in mijn boek „zeventig" staat. Dat die namen zo goed in mijn geheugen staan gegrift komt waarschijnlijk door de bedplankjes die ik maakte. Iedereen wil altijd nog iets voor zichzelf hebben van daar die naambordjes, uitge stoken op een plankje, die ik voor mijn kampgenoten maak te. De zeventig namen die ik na de oorlog aan het Rode Kruis kon doorgeven stonden achter in het boek dat in „Aan een zijden draad" ook een rol speelt." Andriesse heeft van zijn ver blijf in de kampen naderhand geen nare gevolgen meer ge had. „Ik denk dat het komt door de avontuurlijke tocht die ik maakte onmiddellijk na mijn bevrijding. Misschien hebben die gebeurtenissen de toch af schuwelijke beelden uit het kamp verdrongen maar het kan evengoed een persoonlijke instelling zijn." Voor die iaatste stelling is het meest te zeggen. Andriesse beschrijft de gebeur tenissen afstandelijk. Of schoon hij ze meebeleeft kijkt hij ernaar, hij registreert ze met het verstand: hoe reageren mensen, hoe komen ze tot zulke daden? Dat maakt het boek ook zo geschikt voor de jam mer genoeg nogzovelen, vooral ook jongeren, die al die bele venissen maar „eng" vinden en, hoewel zij weinig of niets we ten, zeggen, ik weet het nou allemaal wel, voor mij hoeft het niet Over het waarom van Het na ruim dertig jaar nog schrijven van een boek zegt Andriesse: „Ik heb vorig jaar het boek van Floris Bakels over zijn kamp tijd gelezen. Hij vertelt daarin tweemaal een visioen van de voorzienigheid te hebben ge had waarin hem werd gezegd dat hij gespaard zou blijven. Ik vond dat onbegrijpehjk, waarom zouden hij en ik zijn gespaard en moesten bijvoor beeld mijn ouders de gaskamer in. Volgens mij is Bakels op dezelfde wijze door de kampen gekomen als ik, door vrienden, relaties, een bakje eten meer en geluk. Na lezing van Bakel's boek meende ik dat ik als een soort tegenhanger mijn verhaal moest vertellen, over mijn in zicht dat geluk, het toeval de grootste rol in de overleving heeft gespeeld. Het geluk valt altijd maar enkelen ten deel. Gemotiveerd door het afwij kende inzicht schreef ik mijn boek." Hans Andriesse kwam in 1957 als technisch ambtenaar le klas bij de Octrooiraad. Op het ogenbhk is hij plaatsvervan gend Lid van de Octrooiraad, een functie die twee rangen uitsteekt boven die van hoofd ingenieur waarmee hij tevens een van de hoogst geplaatste HTS-ingenieurs is bij het rijk. In 1965 schreef hij een boek over „Electrische schakelaars". Daarna artikelen over de oc- Hans N. Andriesse: afstandelijke kijk op eigen gruwelijk verleden. In 1974 kwam een omvangrijk werk klaar: „Geschiedenis en afstamming van de familie An driesse". De stamboom van een Brabantse joodse familie die in de oorlogsjaren praktisch werd uitgeroeid. Vader en moeder waren in mei 1943 omgekomen in de gaskamers van Sobibor. In het boek ontmoet Andriesse begin oktober 1942 in Wester- bork zijn oom Hugo en tante Eef uit Den Haag. Zonder dat hij het wist (niemand in Wester- brok of de rest van Nederland wist in 1942 immers ook maar iets van wat in Polen en Duits land op dit gebeid gebeurde) waren die, vóór hij op 16 okto ber oostwaarts werd gedepor teerd, op 12 oktober al in de gaskamers van Auschwitz om het leven gekomen. Samen en op diezelfde dag met twee an dere ooms en hun echtgenoten die Andriessen in de grote IIHII drukte van Westerbork niet had opgemerkt. De laatste vijfenzeventig van het 265 pagina's tellende boek behelzen de avonturen van de schrijver na de bevrijding door de Russen. Dr. de Jong acht het boek in een van zijn brieven aan Andriesse „van grote histo-1 rische betekenis". De schrijver zelf zegt: „Of het leesbaar is moeten de lezers maar uitma- ken. „De laatste maanden heb ik vaak weer delen van het i manuscript herlezen. En of-i schoon niemand beter het hele verhaal kent dan ikzelf zat ik bij dat herlezen steeds weer in spanning hoe het verder zou gaan en hoe de afloop zou zijn. Het lijkt misschien gek, maar het was zo." Hans N. Andriesse: Aan een zijden draad, Meulenhoff Am-f sterdam. Prijs 27,50-2651 bladzijden Tekst en Uitleg: Nol Wes t seling WINTERTOERISMEGEBOREN UIT HUISVESTINGSNOOD LEIDEN/NOORDWIJK „On danks wat bezwaren die er aan het wonen in een hotel kleven, zitten we hier natuurlijk wel op rozen. Binnen vijf stappen sta je op het strand. Je waant je als het ware een speciaal soort toerist en dat heeft zo zijn charme. Alleen met het eten zitten we nogal in ons maag. In het hotel mogen we niet koken en de officiële keuken is nog niet geopend. Dat ge beurt pas in het zomerseizoen voor de echte toeristen. Dus moeten wij wel elke dag naar Leiden toe om voor een redelij ke prijs bij de verschillende mensa's een maaltijd te gebrui ken. Vandaar dat we dit half jaartje maar wat meer brood in de avond eten dan gebruike lijk is". Voor de Leidse studen ten, ongeveer veertig in getal, is het experiment van twee Noordwijkse middenklasse ho tels (Golfzicht en het Strandho- tel) en de Stichting Leidse Stu dentenhuisvesting (SLS) om woningzoekende eerstejaars tot april 1979 aan een kamer te helpen geslaagd. In september konden de eerste studenten die minstens op een afstand van twee uur reizen van hun univer siteitsstad Leiden woonden de tijdelijke overstap naar de Noordwijkse badhotels maken. Belangrijke bemiddelaar bij deze verhuizing was de heer Roovers, directeur van de Noordwijkse VVV. Marc van Eeden (21) en Albert Bek (23) maken deel uit van de Marc van Eden (I.) en Albert Bek in hun hotelkamer. Noordwijkse studentengemeen schap. Beiden stonden als „ur gent" genoteerd op de inschrij- vingslijsten van de SLS. „Mare Maar we mogen er zo'n beetje zijn er onderling afspraken ge woonde tot voor kort in het op rekenen, dat wij na ons maakt tussen de studenten van Twentse Enter en Albert had vertrek al snel onder de stich- Golfzicht om na twaalf uur een kamer in Rotterdam, waar tingspannen terecht zullen ko- 's nachts geen harde muziek of hij niet langer in kon blijven men. Het is mij dan ook een hoogdravende discussies door wonen. Sinds september lave- raadsel, dat gezien de 600 wo- de wandelpaden van het hotel ren zij tussen de werelden van ningzoekende eerstejaars die heen te jagen. Sociaal contact het toerisme en de wetenschap Leiden telt, er zo weinig animo vindt plaats in de hotelkamers in. In Leiden student en in voor de hotelkamers is geble- zelf. Een ontmoetingsruimte is Noordwijk toerist. Een mooier ken. Het Strandhotel heeft nog in het kader van het experiment compromis lijkt bijna niet te een aantal tweepersoonsappar- voor de studenten nog niet in sluiten. Hotel Golfzicht in tementen over, waar een stelle- gebruik gesteld. Noordwijk is tot april hun tijde- tje of twee vrienden voor 350 De directie van Golfzicht, de Iijke domicilie. Het is niet uitge- gulden per maand zouden kun- familie Barnhoorn, ziet dat zo: sloten, dat ze hierna weer op nen gaan wonen. Er hebben zich „Er is hier in het hotel natuur- straat komen te staan. tot nu toe nog geen gegadigden lijk wel een ontmoetingsruimte t> j i aangemeld. De achttien studen- maar die hebben we in overleg naadsel ten hier bij Golfzicht bewonen met de stichting voorlopig nog allen een tweepersoonskamer, maar gesloten gehouden. Wij 'uerover: >3ij mij ligt het wat overeenkomt met een stich- wisten aanvankelijk ook niet gelukkig net weer iets anders tingskamer voor een enkele stu- wat voor vogels we in huis dan dij de rest van het volkje dent. Het zijn geen al te riante zouden halen. En als je dan hier in Golfzicht. Ik onderhoud vertrekken, maar voor 175 ,- teveel toelaat dan heb je binnen in de functie van beheerder het per maand zit je hier best wel de kortste keren de naam van contact tussen de Leidse Stu- goed. Qua oppervlakte en prijs studentenhuis en dat is nu ook dentenhuisvesting en het hotel, betaal je dat ook voor een stu- weer niet de bedoeling. Maar Mij is zonder meer al toegezegd, dentenkamer in Leiden". zoals het tot nu toe is gegaan dat ik in april een kamer van met het experiment denken we de stichting m ruil krijg voor Experiment er toch over om volgend jaar mijn hotelkamer. Voor de overi- de ontmoetingsruimte open te ge 39 studenten geldt in principe Het leven in een Noordwijks stellen. Het is werkelijk fantas- hetzelfde, hoewel vaste toezeg- hotel kent in bepaalde opzichten tisch zoals die jongens zich hier gingen van de kant van de een aantal verschillen met de gedragen. Voor ons is het expe- stichting niet zijn gemaakt. Leidse doorsnee-behuizing. Zo riment voor de volle honderd procent geslaagd. Wat ons be treft mogen ze volgend jaar weer terugkomen. Uiteindelijk zijn wij er allemaal mee ge diend. Ons hotel is in de winter maanden vol en de studenten hebben een kamer". Behoefte Marc en Albert betreuren het niettemin, dat de meeste ont moetingen of op de gang waar de meeste (14) kamers zijn aan gesloten of in de kleine kamers moeten plaatsvinden. Albert drukt dat als volgt uit: „Tja, we zijn nu min of meer genood zaakt om onze „sociale kak" een halfjaartje op te houden. Die behoefte zal volgend jaar wel via de normale kanalen zijn loop krijgen". Als een ander nadeel van het leven in de bad plaats memoreren de studenten de aanzienlijk hoge kosten van het openbaar vervoer. Mare: „We zijn maandelijks op z'n minst vijftig gulden aan busgeld kwijt om van hieruit op en neer naar Leiden te rijden. Ook het punt, dat de colleges op ongere gelde tijden worden gegeven. stelt ons nog voor wat proble men. Studenten die in de stad wonen kunnen tussen de colle ges door gewoon even op de fiets springen en naar huis rij den, maar wij zijn genoodzaakt onze tijd in kroegen door te brengen. Het beste is eigenlijk, als je in een hotel woont, om zo snel mogelijk lid te worden van een studentenvereniging. Je maakt er veel vrienden op wiens kamers je de pauzes kan door brengen. Of van wie je het snelst te horen krijgt, dat er ergens in de stad een kamer te huur „Een eigen kamer is natuurlijk voor ons het ideaal. Het is erg leuk in het hotel, maar je mag er in je kamer niets vertimme ren. Boekenplanken en dat soort dingen mag je er niet ophangen. Je moet de ruimte die er is zo efficiënt mogelijk indelen. Alles wat je van huis hebt meegenomen moet je hier als een puzzel op maat maken. Begrijpelijk, want over een paar maanden moeten we hier weg en dan moeten de kamers in de kortste keren leeg zijn, voor de echte toeristen". Het Strandhotel. LEIDEN Volgens de Stich ting Leidse Studentenhuisves- I ting (SLS) staan er op dit mo- I ment nog 1300 studenten als woningzoekend geregistreerd. Het betreft een ongeveer even grote groep ouderejaars als jon- gerejaarsstudenten. Iedere maand neemt het aantal wo ningzoekende eerstejaars met plus minus 150 af. Tot vandaag 1 november van dit jaar genie ten alle eerstejaars een voor keursbehandeling van de SLS. Pas hierna kunnen de oudere jaars weer gewoon meehospite- ren of volgens de richtlijnen van de stichting naar een kamer solliciteren. Financieel directeur van de SLS, de heer T. G. D. Steenbeek, vindt dat de situatie van de studentenhuisvesting er mo menteel allesbehalve rooskleu rig uitziet „De vraag naar kamers ver toont een lichte neiging tot afne men. Een deel van de studenten vindt tegen de verwachting in toch nog wel eens een kamer in de particuliere sector. Iets waar wij als stichting eigenlijk niet zo'n hoge pet meer van op hadden. Sinds wij een tijdje terug zelfs via de televisie parti culieren van de kamernood op de hoogte brachten zonder al teveel respons te krijgen. Het feit dat wij waarschijnlijk in de Kaiserstraat geen flats van de gemeente mogen bouwen, levert voor ons een verlies van honder den kamers op. En zo kunnen wij nog wel een tijdje doorgaan. Wij zijn wel bezig om elders in de stad grond te verwerven, maar op korte termijn mogen wij hier echter geen nieuwe flats verwachten. Volgend jaar zul len er vergeleken met dit jaar weer 500 studenten meer in Leiden komen studeren. Waar die mensen dan gehuisvest zul len worden is voor mij net zo'n groot raadsel als voor ieder ander". Over het experiment met de Noordwijkse hotels is de heer Steenbeek positief. „Wat mij betreft gaan we daar gewoon mee door. In ieder geval worden daarmee weer tientallen studen ten onder pannen geholpen. Al le beetjes helpen nietwaar?" De kans dat studenten zich via andere wegen dan die van de SLS als woningzoekenden laten inschrijven is onlangs door een uitspraak van de Raad van Sta te verijdeld. Het Gemeentelijk Bureau Huisvesting mag geen studenten op haar wachtlijsten registeren. Onlangs ging een studentenechtpaar bij de Raad van State in beroep tegen de weigering van het bureau om hen als woningzoekend in te schrijven. De uitspraak van de Raad van State viel negatief voor de studenten uit. Men oor deelde, dat werkende jongeren net zo goed recht op kamers hebben en dat studenten de „exclusieve" mogelijkheid heb ben om zich bij de stichting te laten inschrijven, terwijl wer kende jongeren alleen bij de gemeente terecht kunnen voor een kamer. Hotel Golfzicht.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1978 | | pagina 5