Bette Midler veegt vloer aan met Amerikaanse showbisnis Laat het tartaartje eens voor uw ogen draaien Elektronica sluipt meer en meer over de keukendrempel De man wordt „kleurrijker" wanneer het wasgoed schoon is. Ze zal niet vaker spoelen dan strikt noodzake- hjk, zodat geen water wordt verspild. De huisvrouw hoeft alleen maar aan te geven welke textielsoort zij gewas sen wil hebben. Druk op de knop en de machine begint aan haar taak. Men zou kunnen stellen, dat we niet ver meer af zijn van het keukensysteem, dat gaat lij ken op een werkruimte zoals die verschijnt op het beeld- De herenmode bevindt zich in een stroomversnelling. Er zijn tweed- trends, die nogal verschillen: de nette driedelige breedgeschouderde pakken, waarvan de revers smal en gestrekt zijn en de meer „sloppy"- mode voor de jongeman, die best wil opvallen door een tikje slordig heid. Vroeger was de jeansmode hiervoor ideaal. Vooral geliefd wa ren lichtelijk versleten denhns en slobbertruien. Dit type man voelt tegenwoordig meer voor corduroy, grof gebreide truien en met wol gevoerde blousons. De onderkant van de broekspijp is omgeslagen. Omkeerbare stoffen zijn gewild, wat betekent dat de man een jasje van twee soorten weefsels heeft (double face), de voering is van een andere stof dan de buitenkant. In feite: twee kopen, een betalen. De revers van zo'n jasje worden omhoog gezet. Voor 1978-'79 is de herenmode „kleurrijker" geworden; meer kan en mag. De basis van het stramien waarop de ontwerpers werken, is verbreed. Niemand kijkt er meer van op als meneer na zes uur een beige zijden colbertje aan heeft, een beetje slobberig hangend over een aan de hals openstaand hemd met een stropdas die pas diep onder de halskuil de bekende knoop vertoont. Hierbij trekt hij dan de eerste de beste broek aan, die hij in de kast vindt, maar een smalle zwartleren pantalon „maakt" het natuurlijk helemaal. Hij rommelt maar wat aan, doch opgelet: wie een modisch oog heeft, ziet dat er heel wat geknut seld is aan die zogenaamde romme ligheid; alles is bewust en geraffi neerd gecombineerd. Leer met tweed doet het altijd goed. Ook leer met wollen stof of tweed met corduroy staat stoer. Duidelijk heeft de vrijetijdsmode van de ac tieve man, vertaald naar de com mercie, hier als voorbeeld gediend. Een zekere „must" zijn de z.g. „Ar- mani"-zakken (een soort tas- of en- veloppe-effect) naar de Italiaanse mode-ontwerper van diezelfde naam. Op de Heren-Modebeurs was onlangs een fantastisch pak te zien in een pied-de-poule dessin, waar van het motiefje in de broek net even groter was dan het „piedje" in het jasje. De kraag op, voor hem en haar Eten we sulfiet of niet? Opvallen door een tikje slordigheid „Over het algemeen ligt het Neder landse tartaartje niet slecht tussen de andere vleessoorten", aldus het Voorlichtingsbureau voor de Voe ding in Den Haag. „Een redelijk uit gangspunt is, dat de slager bij het draaien van tartaar uitgaat van ma ger rundvlees. Volgens de Neder landse voedingsmiddelentabel is de gemiddelde analysé van deze vlees soort, dat er globaal maar drie pro cent vet in zit. Voor iets vetter rundvlees gaat men uit van dertien procent. Het vetgehalte van gehakt moet achtentwintig procent zijn". Een beetje vet kunnen we best ver- happen, maar we moeten als consu ment wel weten waar we aan toe zijn. Blijkens een artikel „Tartaar, slagers doen maar" in het oktobernummer van het consumentenvoorlichtings blad Koopkracht, weten we dit hele maal niet. Bij zesentwintig slagers verspreid over het hele land (vijf zelfstandigen, vier uit een keten ivan slagerijen, die uit een centrale be trekken, negen supermarkten en acht keurslagers) werd een pond tartaar gekocht. Na proeven op het laborato rium bleek dat bij zeven slagers (6 supermarkt-vleesafdelingen en één Amsterdamse slager) het vetgehalte in de tartaar tienëneenhalf tot maar liefst zestien procent bedroeg. „Geen negatieve opmerkingen oyer de zelfstandige slagers", meldt Koop kracht. Alle vijf zaten onder de ze ven procent. Maar ook de keursla gers hadden een blank geweten. Geen van de acht 'uit de steekproef (waarbij het vlees door de molen ging om eens te kijken welke ingre diënten er nu eigenlijk in zaten) ver kocht tartaar met meer dan vijf pro cent vet erin. Zelfs de ouderwetse biefstuk-tartaar, gekocht bij twee de taillisten, bleef onder de twee pro cent. Alles zou dus bij de betere sla gers snor zitten. Doch met deze geruststelling kon men de consument helaas niet naar huis sturen. Bij twee keurslagers uit de groep constateerde men een over maat aan nicotinezuur, door de Wa renwet maar in beperkte mate toege staan. In het toekomstige Vlees- en Vleeswarenbesluit zal het geheel ver boden worden. Met nicotinezuur lijkt het dezelfde kant op te gaan als met sulfiet. De Keuringsdienst van Waren constateert jaarlijks honderden geval len van overtreding van de wettelijk toegestane, kleine hoeveelheid nicoti nezuur en sulfiet. Bij het onderzoek van Koopkracht moeten echter twee zaken uit elkaar worden gehouden: de (aan strenge keuring onderwor pen) toevoeging van nicotinezuur en sulfiet in gehakt en tartaar en het vetgehalte in deze vleessoorten. Hoe wel men redelijkerwijs mag verwach ten dat de hoeveelheid vet in tartaar een bepaald percentage niet te boven gaat (anders is het geen „tartaar" of in de beste kwaliteit „biefstukge- hakt"), het vetkwantum is nog niet door de Nederlandse Warenwet be schermd. Weliswaar droomt men ervan dat tartaar in de toekomst niet meer dan tien procent vet mag bevatten (bief stuk-tartaar zelfs niet meer dan zes), een stok achter de deur heeft men nog niet. Het stoppen van te veel sulfiet en nicotinezuur in vlees, wat nog steeds voorkomt, is wel degelijk een Verboden en zelfs strafbare zaak. De slagers, die door Koopkracht met optrokken wenkbrauwen genoemd worden omdat ze inderdaad te royaal met vet omgaan in de tar- taartjes, zijn naar de zin der wet nog niet in overtreding en als zodanig onvergelijkbaar met „beenhouwers", die kwistig met genoemde schadelij ke stoffen aan het strooien zijn. Met de komst van kiloslagers en super markten is de klad gekomen in de voormalige betrouwbare tartaartjes, waarbij iedereen een gehakte bief stuk voor ogen zweefde. In een pro ces van jaren is het produkt gaan afglijden; er is een stuk inflatie ont staan in naamsaanduiding. Strikt be zien kan men de slagerijen, die rijke lijk met vet in de tartaar omspringen dan ook alleen betichten van oneer lijkheid in aanduiding. Men denkt gemalen, tamelijk vetloos vlees te kopen. In werkelijkheid komt er een toch nog vette hap op tafel. Misschien zal het in de toe komst nodig zijn „tartaar" te onder scheiden van „vette tartaar". Wie het echter helemaal naar zijn zin wil ser veren, kan bij zijn slager een stukje vlees (biefstuk, bieflap) uitzoeken en vragen het te malen. Sommige huis vrouwen laten op die wijze nu al het gehakt voor hun ogen draaien. Maar dan moeten er in de machine niet even tevoren vette lappen zijn verwerkt Een probleem van jaren voor de wetgever is het opleggen van boetes bij het herhaald aantreffen van een te hoog nicotinezuur- of sulfietgehal- te in de losse tartaar, waarmee „de slager meer kan goochelen dan met een lamsbout of een entrecote". Sul fiet en nicotinezuur zijn geen kleur stoffen. Ze zijn uitsluitend kleurhou- Vier afgestampt volle zalen in het Amster damse Carré in het af gelopen weekeinde (en nu morgenavond nog de uitverkochte PWA- zaal van het Ned. Con gresgebouw in Den Haag) hebben het Amerikaanse amuse mentswezen tot in de grond zien afbreken door Bette Midler. Haar roep was haar vooruitgesneld door een uitzending op VPRO-tv, maar deze show-vrouw in levende lijve vlak bij je te we ten, aan het werk te zien en te horen, daalt als een louterende lafe nis op je neer, vaagt alle bedenkingen tegen haar grove grappen weg. Men noemt haar om haar cru-heid wel een kreng van een vrouw, maar die volle dige vrouwelijke over gave aan waarmee zij bezig is, levert de uit werking op van een zelden waargenomen natuurelement. En toch brengt Bette strikt programmatisch gezien niets nieuws op het toneel. Zij on derwerpt zich aan het traditi onele patroon van de Ameri kaanse showbisnis. Zij past wel goed in het hedendaagse popgebeuren, mentaal gezien dan, want muzikaal blijft zij wat dit betreft nergens. Aan het popidioom ontleent zij d* lawaaiige instrumentatie, voortgebracht door een stel jongens van rond de twintig, die pas toe zijn aan de eerste grepen van het snarenspel en weinig vertrouwd zijn met de diepere vervoering daarvan. Dit vormt een van de meest veelzeggende intenties, die in het optreden van Bette beslo ten liggen. Precies uit dit stramien volgt, dat zij geen of weinig nieuw, zeg eigen repertoire brengt, op een paar gevoelige songs na. Zij tast hieryoor diep in het ver leden van de Amerikaanse showbiz, waar zij talrijke swingende nummers oppikt als „Leader of the band" en „Boogie Woogie Doin'". Zin gend kraakt zij dit soort nummers tot in de voegen, niet door het in de stijl .van die dagen te vertolken, maar door er met haar ferme vo- caliteit vertekeningen in aan te brengen. Zij schreeuwt, zij zingt, zij huilt en zij lacht, maar één ding zal zij nooit doen: aan het slot van een nummer de grote glimlach tonen of de beleefde buiging uitvoeren, die haar befaamde voorgangers aande status van miljonair hebben gehol pen. Als zij de laatste melo dische ademstoten er uit heeft geworpen, zijgt zij in een of werpt zij zich op de grond onder het uitstoten van de kreet „exhausted" (uitgeput). Inderdaad, zij kan niet meer. Om twee redenen. Zij heeft zich helemaal aan het oude nummer gegeven met een nimmer tevoren ver toonde toewijding en er met voorbijzien van de geëiste glitter de hallucinante hui chel van aangetoond. Ten tweede heeft zij er met de inzet van haar hele persoon lijkheid de luister aan ver schaft van de bloedstroom, die door het theater moet pulseren om oprecht bij het publiek, over te komen. Zo gaat zij een avond lang voort, zingend en zich ge vend. Zij neemt op deze wij ze Tina Turner te grazen door drie „ordinaire" Harlet- tes in te schakelen, die vibre ren met al het vrouwelijk be weeglijke, maar die tussen de bedrijven door lui in een bankstel hangen en die door Bette aangespoord moeten worden om er af en toe iets aan te doen met een opmer king als: „Het is tegenwoord ig moeilijk om aan goed per soneel te komen". Zo gaat zij niet alleen het show-schoon te lijf van het big business-theater. Haar publiek ontziet zij evenmin. Begint er bij een bepaalde vrouwelijke pose een vent in de zaal op kazerne-kantine achtige wijze te fluiten. Zegt Bette: „Daar zit een mijn heer, die zoiets nog nooit heeft gezien. Hij mag na af loop wel even bij ons komen kijken". Welk een „devotion to you". Uit deze levenshouding van Bette moet ook haar gedrag op de planken verklaard worden. Zij houdt er een zeer harde humor op na, zoals over de liefdesligging, die mooi is omdat deze men selijk is. Maar Bette weet hoe er in de kroeg en in bed over gegrapt wordt. Zo is het leven. Theater is leven en daarom brengt Bette dit soort gijn in det openbaarheid van de Bühne. Zij trad in Brussel op, tweetalenstad. Toen zij „69" zei, reageerde niemand, bij „soixante neuf" schoot de zaal in luid gelach. Dom publiek, Bette kan er wel om huilen en dat doet zij dan ook. Noem dit alles verwerpelijk, maar als iemand met zijn hele hart achter een dergelij ke levensopvatting staat en het als artieste in de zaal brengt in zelf gekozen, ook zichtbare vormen, dan bieden bedenkingen geen heil meer tegen zulk een felle vorm van leven, die van begin tot eind haar hele show door trekt, zelfs in de chaplineske verstilling, wanneer zij uit een chaotisch van zakken voorziene jurk een fles op diept, deze helemaal leeg drinkt, uitbarst in een „Drin king again" en tenslotte een slokje toeneemt om de kater te verdrijven. Daarna kron kelt zij opnieuw over de vloer, waarmee zij de Ameri kaanse showbiz aanveegt. Bette staat hierin helemaal alleen. Zij laat het haar „Harlettes" zingen: „Nobody here beside me", maar aan het slot wel een overschone gospel, recht vanuit haar diepste roerseleh gezongen. Bette is er voor het volk. Zij neemt Rockefeller en Diana Ross te grazen. Draait wulps met heup en tors er een dend, conserveren de mooie rode kleur van het vlees, maar - wat min der aangenaam is - ze breken de vi taminen B-l (toch al schaars in ons voedsel) af, zodat er zelfs op dit ge-, bied een tekortkoming kan ontstaan. De huisvrouw zelf is echter mede schuld aan het probleem, reden mis schien waarom de boetes over het al gemeen te laag uitvallen. Zo laag, dat de slager zijn leven niet betert en de volgende keer weer een gokje doet. Maar de Nederlandse huis vrouw vraagt nu eenmaal naar rood vlees en daarom krijgt ze het Ter wijl het, volgens het Bureau voor de Voeding („helemaal geen drama is als het vlees een beetje verkleurd is". Beter geen vers rood smakelijk uit ziend hapje op je bord, dat geen. schadelijke stoffen bevat, dan een stukje „vers van het mes", waarin kwalijke zaken zitten". De klant is nog altijd koning, dus zo lang de consument naar rood vlees vraagt, zullen bepaalde slagers blij ven rommelen. Meer precieze huis vrouwen weten dat er een stukje be drog over de toonbank kan worden verkocht. Voor hen zou het plezierig zijn als er bij overtredingen wat meer openheid werd betracht. Be kendheid geven aan verbalisaties. Wie heeft er een berisping gekregen van de keurmeesters? De slager op de hoek? De supermarkt, waar je al tijd koopt? Een pleidooi voor meer openbaarheid van de vonnissen is misschien op zijn plaats. Dan zou er pas sprake kunnen zijn van „goede consumentenvoorlichting". In elk ge val krijg je een stuk duidelijkheid. De huisvrouw wil milieubewust, prijsbewust, maar ook vleesbewust zijn..... love-song uit. Zegt: „Dit kost u 300 gulden. Ik werk voor tien procent van die prijs". Goed dat VARA-tv het over veertien dagen uitzendt. Naast reden tot ergernis zal de kijker schoonheidserva ring beleven aan het mooiste wat de schepping bieden kan: een vrouw die zich hele maal geeft aan wat haar lief- .Nl de heeft. Dat is voor Bette het theater. Je kunt je afvra- gen hoe lang zij dit volhoudt NE' bij zulk een inzet. Hopelijk tag heel lang. Na tot driemaal Bri toe roepen biedt Bette een pas toegift, maar niet zonder de Los toevoeging: „Hou op, ik kan l'jn niet meer". [Clr* er III nui i Ill II— BINNENLAND leidse courant Op de Internationale Keu kenmanifestatie, die onlangs in de Jaarbeurshallen te Utrecht werd gehouden, kreeg het publiek heel sterk de indruk dat binnen enkele jaren het keukengebeuren (van huishoudelijke appara ten tot en met nieuwe kook- toestellen met inbouw) op „electronische leest" ge schoeid zal zijn. Gigant Phi lips is tenminste druk in de weer met een indrukwek kend elektronisch program ma van afzonderlijke onder delen voor voedselbereiding (koken, koelen, vriezen) en schoonmaken (afwassen en afzuigen) op te stellen. Het lijkt een uitdaging vooruit te kijken en - met de stor machtige opmars van de elektronische industrie voor ogen - te trachten vast te stellen wat binnen redelijk korte termijn mogelijk en bruikbaar zal zijn. Dat de elektronika meer en meer over de keukendrempel sluipt, staat echter wel vast. Een herkenbaar voorbeeld van een duidelijke verbete ring dankzij de elektronische revolutie is bijvoorbeeld de elektronische thermostaat in koelkast, diepvriezer of vaat- wasmachine, die tot nauw keuriger temperatuurbeheer- sing leidt. De wasmachine van de toekomst zal - als ander voorbeeld - de hoe veelheid wasgoed zelf we gen, zelf de hoeveelheid wa ter daarbij aanpassen en het wasmiddel doseren. Verder zal zij zelf de juiste tempe ratuur kiezen en bepalen DE NEDERLANDSE HUISVROUW WIL ROOD VLEES... i DAN KRIJGT ZE HET OOK scherm wanneer er „sprake" is van een space-lab... De huisvrouw loopt dan misschien rond met een per spex kapje op het hoofd en „rolt" op een door de keu ken bewegende band van het ene elektronische appa raat naar het andere. Of mogelijk bedient zij de hele keuken dan vanuit een gla zen stoel in de „leefruimte". Kamers zijn er dan niet meer. MA AMD AU 16 OKTOBER 1978 PAGINA U

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1978 | | pagina 8