Wie am zaait zal rondjes oogsten teRDAIVI - Het onvermijdelijke is dan toch ijk gebeurd: het Nederlandsch Bamzaai itschap is een onloochenbaar feit gewor- En daarmee heeft een oeroud, ogenschijn- impel knobbelspel zijn officiële status ge- n en kan het beginnen aan zijn fierlijke zegetocht naar tapperijen en sche- e drenkplaatsen tussen Vaals en Roode- Te lang helaas hebben zwetsers en drin- ers als solisten in het diepste duister op igen houtjes moeten bijten, maar nu kun- e dan toch eindelijk een vuist maken en tief de kleine gok wagen. Ten langen leste echtigheid geschied en heeft de knobbe- ijn verdiende loon gekregen. Wie immers lait, heeft recht op duurzame vereniging. de oprichtingsceremonie van het Neder- h Bamzaai Genootschap was met een ge- eerd gevoel voor details Amsterdam uitge- een stad, die immers stokoud, alsook op palen is ivd. Daar trad op B-Day illuster bestuur van het voor het eerst aan om een handelingen te verrichten, olstrekt geen hout sneden, illege van wegbereiders, dat sporen in het vaderlands wezen reeds ruimschoots nd heeft, bestaat uit de in- ide aansmoezenier Peter ns, de illusionist Fred kamerbrede kroniekschrij- iu Polak, de zangeres Rita Horecaf-directeur Jacques gs, uitbater Jan Heuvel en Smit, bartender van het trdamse Hiltonhotel. Nederlandsch Bamzaai Ge- :hap, dat bij zijn heilzaam gesteund wordt door een |oze frisreus, heeft inmiddels een stotend royaal Sinterk- ïbaar 300.000 etuitjes met jamzaai-stokjes onder 10.000 Iandse horecabedrijven ge- iueerd en heeft tevens „De ste Bamzaai Baedeker" sa- :eld, die bedoeld is als een bescheiden handleiding om ïensen feestelijk op eigen ;s te laten bijten. In deze ne Baedeker, waarin ook leine Knobbelrubriek van is opgenomen, wordt te- het Internationale Bamzaai es gememoreerd, dat in de van 1978 voor de 24e maal ït Bovenwindse Antillenei- Saba werd gehouden. Tij- dit congres heeft de hono- resident Jean-Claude aakers uit Sint Job in 't definitief een stokje gesto- róór de stroom van misver en, die een harmonische )oiing van het nobele bam- >el al te lang in de weg gestaan. Helaas is van zijn len door een plotseling opgestoken wind en aarmee gepaard gaande jammerlijk falen opgelaten postduiven hoegenaamd niets edrongen tot Nederland en de rest van de 1. En daarom is het nuttig, dat men Raai- rs in de „Bamzaai Baedeker" nogmaals de e heeft gegeven. Aan de hand van duidelij- rhtbeelden heeft hij namelijk eens en voor afgerekend met het hardnekkige gerucht, jamzaaien een stomvervelend tijdverdrijf ijn, dat slechts aanhangers zou hebben in •ingen van cafébezoekers, wier conversatie al te gulzig ingenomen consumptie al lang hout meer snijdt. De enige manier, waarop mensen nog een vuist konden maken, zo verder beweerd, zou voor hen het bam- zijn. Op Saba liet professor Raaimakers ;nkele hiërogliefen circuleren, die zijn moe- lersoonlijk gebakken had en waaruit over- lijk bleek, dat het bamzaaien een even nde als belangwekkende geschiedenis heeft, ruggaat tot de Egyptenaren. igen houtje et Egyptische tijdperk werd het bamzaaien beoefend aan de hoven, waar men het zó- in competitieverband als op eigen houtje durend met elkaar aan de stok had. ond men bij recente opgravingen rondom de rude van Gizeh aan het hoofdeinde van het immificeerde lichaam van Osiris de Derde, puntgave kisten, die tot aan de rand ge- waren met afgebrande lucifers. Uit het veldigende aantal (een groep vrijwilligers, ip straffe van levenslange verbanning de tel- verrichtte kwam tot 6.300 stuks) concludeer- aanvankelijk, dat Osiris tijdens zijn op- d op aarde kennelijk een figuur moet zijn die tijdens het bakkeleien om gebieds- iding voortdurend een zeer zware pijp gerookt. Ten onrechte, zoals uit de hiërog- bleek, want het enige wat Osiris in feite zijn leven heeft gerookt was paling. En maar drie keer, tijdens de jaarlijkse vis- en van Alexandrië. rkelijkheid zijn die 6.300 lucifers dan ook •Osiris gebruikt voor de talloze potjes bam- n, die na het bouwen van pyramides en het p op kamelen door de gortdroge woestijn, #jn favoriete liefhebberijen behoorden. Het larschijnlijk grote aantal stokjes, dat hij bij bamzaaien verkwistte, moet worden ver- ifd uit het feit, dat bij deze vorst letterlijk al- l de hand liep. (lare brok ïssor Raaimakers maakt in de „Baedeker" duidelijk, dat reeds bij de Romeinen het laien in bos en beemd tot de geliefkoosde leden behoorde. Het beleefde zijn bloeiperi- rond dertig jaar vóór Christus, toen in de Verblijven van het Colosseum een geheimzin- Tmilenpest onder de leeuwen uitbrak, die tot massale sterfte onder deze diersoort leidde, dóór groeide de wachtlijst van dwarsliggen- urgers, die op vrije dagen en tijdens de fends voor de leeuwen werden geworpen zo wekkend, dat de meesten van hen voortij lden natuurlijk dood dreigden te sterven. Om p nog zoveel mogelijk mensen in staat te stel- hartverscheurend afscheid te nemen, werd ;ns een potje bamzaaien tussen de keizer en ie van zijn getrouwen beslist, wie toch nog hapklare brok voor het handjevol overgeble Zo zal het lieve vaderland voortaan weer een geduchte vuist maken: de handen gestrekt, de knuistjes gesloten en maar afwachten, wie er op een andermans houtje zal bijten. Links Lou Polak, kamer breed bestuurslid van het Nederlandsch Bamzaai Genootschap ven gammele leeuwen zou mogen dienen. Uit ge schriften van enige Tribunes - één eretribune en twee onoverdekte achter de doelen - is duidelijk gebleken, dat dit gebaar door het volk ten zeer ste op prijs werd gesteld. De animo om tijdens een thuiswedstrijd in Rome de pijp aan Maarten te geven, bleek namelijk onveranderlijk groot. Tandstickor Bamzaaien was ook bekend bij de Batavieren, die vijftig jaar vóór Christus met zijn vijven bij Lobith ons land binnen kwamen. Persoonlijk hadden ze liever de grensovergang bij Bergh ge nomen, maar helaas waren de geschiedenisboek jes voor het basisonderwijs toen reeds gedrukt. En daarin stond overduidelijk, dat ze gelijk met de Rijn ons land waren binnengevallen. De ma nier, waarop de Batavieren bamzaaiden, verschil de overigens aanzienlijk van de moderne variant, die nu in zwang is. Er werd bijvoorbeeld niet met lucifers gespeeld, omdat deze in die periode nog niet bekend waren in het westelijk deel van Europa. Pas eeuwen later zou de lucifer in West- Europa géintroduceerd worden door de Zweed Tandstickor, die leefde van 1739 tot 1795 en van 1812 tot 1844. Daarom gebruikten de Batavieren knotsen. Volgens de toen geldende spelregels mocht degene, die het juiste aantal knotsen raadde, met de zijne de hersens van de overige medespelenden inslaan. Te laat zag men in, dat op deze wijze het bamzaaien nergens op sloeg en dat men zo nimmer aan een tweede ronde toe kwam. Een ander bezwaar was, dat de knotsen aan alle kanten uit de samengebalde vuisten der spelers kierden, zodat het voor degene, die het eerst aan de beurt was, wel kinderlijk eenvoudig was om het juiste aantal te raden. Kaleidoscopisch Om aan deze bezwaren tegemoet te komen, in troduceerden enkele Batavieren later de uit- schuifbare knots, waarvan de afzonderlijke delen van bronsgroen eikehout nauwgezet in elkaar pasten. In uitgerekte vorm werden deze delen door middel van houten nagels aan elkaar ge klonken. Uit deze tijd stamt de uitdrukking „de pen op de neus zetten", want ondanks de gelede opbouw was de slagkracht van deze knuppel on verminderd royaal voldoende voor een gave doodklap. De opbouwknots, die in handige setjes van drie stuks overal in het bos te koop was, paste weliswaar in de palm van de doorsnee Ba- tavierenha^d, maar het bezwaar bleef toch, dat hij door zijn forse omvang (ter dikte van zes kalfsvleeskroketten dan wel vier gezinsfrikadel len) de medespelenden volop werk bleef geven. In de praktijk bleek dan ook duidelijk, dat de spelers met grote handen - de zogenaamde kla vieren of provisiejat- onverantwoord in het voor deel waren. Om aan deze ongewenste situatie een eind te maken werd op het „Eerste Batavie ren Bamzaai Beraad" in de bossen rond de Be driegertjes met algemene stemmen besloten om de knuppels voortaan in het hoenderhok te gooien en alleen nog te bamzaaien met de slag tanden van gevangen dieren. Toen korte tijd la ter de jachtgebieden volledig afgegraasd waren, werd ook goed gevonden, dat de bamzaaiers hun eigen tanden voor dat doel gebruikten. Hand in tand In dit verband krijgt een uitspraak van veldheer Hannibal gelijk meer reliëf. Terugkerend van een expeditie naar het Noorden, meldde hij, dat daar een volksstam leefde „van de hand in de tand". Hieruit concludeerden geschiedschrijvers voorbarig, dat de Batavieren in uiterst povere omstandigheden verkeerden. In feite echter had Hannibal alleen maar bedoeld, dat de Batavieren bij het bamzaaien een leep gebruik wisten te maken van het toegestane aantal tanden. Meer niet. Ook de vaak geciteerde uitdrukking, dat de Batavieren bij het spel „de tanden op elkaar zet ten" betekende niet, dat zij er verder geen woord over vuil wensten te maken en zwijgend speelden. Integendeel zelfs, want de Batavier was van huis uit een flap-uit, die na het eerste kroesje gerstebier al niet meer te houden was. Uit afbeeldingen van Batavieren, die men rond 1900 in de Gemeentegrotten van Valkenburg ont dekte (pal links naast de kassa voor grote groe pen) is inmiddels komen vast te staan dat de ge brekkige tandheelkundige zorg in die dagen de gebitten der opgroeiende Batavieren doorgaans bestonden uit losse onderdelen, die zich uitste kend leenden voor het bamzaaispel. Als een Ba tavier dan ook riep, dat hij zijn buurman ge ducht aan de tand zou voelen, behoefde dat niet meteen te betekenen, dat hij van plan was om de man op zijn gezicht te timmeren. Dan had hij bij voorbaat alleen een sterk vermoeden, hoeveel tanden de buurman in zijn hand verborgen hield. In de middeleeuwen maakte men voor het eerst bij het bamzaaien gebruik van fluorescerende lu ciferstokjes. Om in dit verband gelijk te spreken van een verlichte tijd lijkt echter vooralsnog overdreven. Het curieuze was echter wel, dat in die tijd bij voorkeur gespeeld werd met brandende lucifers, die men losjes in de rechterhand verborgen hield. Deze hand werd tijdens het spel regelma tig in een nap met koud water gedompeld om te voorkomen, dat men al te warm voor het bam zaaien liep. Als één der deelnemers desondanks voortijdig in vuur en vlam raakte voor het spel werd hij gediskwalificeerd. Doorgaans brandde de ongelukkige daarna tot de grond toe af. Ken ners van de middeleeuwen beschouwen dit als een voorloper van de vuurstapel, die korte tijd later in zwang kwam. In de middeleeuwen waren de verbindingen tus sen de diverse bevolkingscentra in ons land ook nog uiterst primitief. Dat kwam de ruimtelijke ordening zeer ten goede, maar bleek niet bevor derlijk voor een vlotte doorstroming van de bamzaaiers. De edelen en kasteelheren gingen doorgaans te paard naar de wedstrijden, maar de rest van het volk moest noodgedwongen met trekschuit en diligence, die dagen onderweg wa ren en meestal nog enkele malen overvallen wer den door rondtrekkende roversbendes. Hierdoor duurde de competitie van het Oud-Hollands Bamzaaigenootschap zo lang, dat de ploegen vaak wegens massale sterfte door ouderdom of uitputting uit de strijd moesten worden geno men. Vaak namen hun zonen daarna de openge vallen plaatsen in. Op hun beurt haalden zij in de meeste gevallen het einde van de competitie niet en moesten zij op hun doodsbed de afge brande lucifers weer doorgeven aan hun kinde ren. Van één competitie is zelfs bekend, dat hij op twintig jaar na precies een eeuw heeft ge duurd. Deze periode is de' geschiedenis ingegaan als de „Tachtigjarige Bamzaai-oorlog". Simpel gokje Nederland is ook daarna een vooraanstaande bamzaai-natie gebleven, die door een ingeboren vingervlugheid overal in de wereld de poet in de wacht wist te slepen. Het gokken zit de Neder lander nu eenmaal in het bloed, maar gelukkig heeft hij van meet af aan begrepen, dat hij te klein is voor de grote gok en zijn doel alleen kan bereiken met bedrieglijk simpele handelin gen, die in de ogen van de rest van de wereld geen bliksem voorstellen. Hij steekt bijvoorbeeld en passant zijn duimpje in de dijk en voorkomt daarmee een overstromingsramp. Of hij zeilt naar de andere kant van de aardbol en voelt daar op zijn klompen aan, dat de eilanden, die hij daar ontdekt als welkome aanvulling kunnen dienen voor Texel, Vlieland, Ameland, Terschei ling en Rottum. In dat soort kleine dingen is de Nederlander ij zersterk. En zo ligt het ook bij het bamzaaien. Terwijl iedere buitenstaander de Nederlander prijst om zijn boerse openhartigheid en zijn ver rukkelijke eenvoud, raadt de Nederlander met Tjerk Vermaning Het Egyptische tijdperk Bij recente onderzoeken in een hunebed op ge meentegrond van het Drentse Rolde zijn vier af gebrande lucifers gevonden. Omdat vlak bij de vindplaats in de steen gekrast was „Alie en Jan, 11 augustus 1977", nam men aan, dat zij hadden toebehoord aan enige toeristen met de voorna men Alie en Jan, die op of omstreeks de 11e au- Een buitenstaander mag wel mee doen, maar dan wel als geboren verliezer een pilsje los in de hand langzaam maar zeker zijn fortuin bij elkaar. Dat is namelijk het bedrieglijke van bamzaaien. De tegenstander denkt al te vlug: dat stelt niks voor, laat ik die Nederlander zijn zin maar ge ven, want een kinderhand is in deze dreven blijkbaar nog altijd gauw gevuld. Maar terwijl hij dat denkt, zorgen wij ervoor, dat bij ons de linkerhand niet weet wat de rechter doet. En op die manier is aan het einde van het spel ons ka pitaal toch weer verdubbeld. Geen gezwam De middeleeuwen Bamzaaien lijkt daarom gemaakt voor Nederlan ders. Je hoeft er geen dure investeringen voor te doen, geen clubhuis omheen te bouwen, geen ballotagecommissie voor te formeren en geen contributie voor te heffen. Je stapt gewoon de eerste de beste bruine tapperij binnen en stelt de aanwezigen voor om een partijtje te bam zaaien. Kijk, dat is een aanpak, die de Nederlan der aanspreekt. Geen gezwam, geen gedram, ge woon beginnen en afwachten, wie straks hangt voor het volgende rondje.En uiteraard verwacht de uitdager daarbij van zijn tegenstanders een groot, aangrijpend onbenul. Zie dienen zich het hoofd suf te prakkezeren over het aantal hout jes, dat zich nog in het spel bevindt. Maar als zij aan de beurt zijn dienen zij glimlachend een ge tal te noemen, dat nergens op slaat. Dat is nu eenmaal de ongeschreven wet van het bamzaaien. Je mag als buitenstaander alleen voor spek en bonen meedoen, maar uiteindelijk dien je wel op te draaien voor de consumpties, die de hartelijke waard reeds in de rokerige ver te inschenkt. Meedoen Akkoord, zegt het vol tallige bestuur van het Nederlandsch Bamzaai Genootschap. Maar dan wél als geboren verlie zer. Dat is je geraaien. Zolang er nog voldoende sufferds voorhanden zijn, die met een hand op hun hart een gokje willen wagen, kunnen de doorgewinterde bam zaaiers in hun vuistje lachen. Zij weten immers, dat de kip met de gouden eie ren uiteindelijk in hun hand op stok zal gaan. v LEO THURING

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1978 | | pagina 13