(Wip
jan
van
druten
van
cafébaas
tot
beroemd
beeldhouwer
de
meester
blijft
verbaasd
over
zichzelf
kunstenaarswereld bepaald dé minste niet, kreeg van de
opdrachtgevers, zoals gezegd alle artistieke vrijheid. Een
vrij normale zaak, omdat een kunstenaar een vaak
andere kijk op de dingen heeft dan de opdrachtgever
en daarom een recht dat iedere kunstenaar moet
hebben. De voorwaarde van de opdrachtgevers was wel
dat Jan van Druten zich zou houden aan het onderwerp.
Dat deed de gemoedelijke beeldhouwer dan ook. De v
vrijheid die hij kreeg resulteerde echter in een creatie
waar de opdrachtgevers moeilijk achter konden staan.
Van Druten creëerde een geheel eigen vertolking van
een maagd. Hij maakte een nogal wulps, goed
geproportioneerd vrouwelijk naakt, dat bij uitstek
geschikt lijkt om de maagdelijkheid op de kortst
mogelijke termijn te verliezen. „Een schitterend beeld",
vindt hijzelf, maar de opdrachtgevers, de gemeente
Wervershoof, vonden de interpretatie van het„Soudaens
Dochterkijn" iets te ver gaan.
Het beeld werd afgekeurd. Jan van Druten kon aan een
nieuw beeld beginnen.
Van Druten: „Die mensen daar begrepen er niets van.
Ze konden zich niet indenken dat sereniteit en
maagdelijkheid, volgens mijn interpretatie van een
maagd, samen kunnen gaan. Een maagd is een mooie
vrouw, vol, breed gebouwd".
Ondanks de soms hevige discussies in de gemeenteraad
van Wervershoof, moest Jan van Druten zich maar aan
een nieuwe studie van het gedicht van Thonis Harmansz
van Wervershoof wijden om zo tot de volgens de
raadsleden juiste interpretatie van een maagd te komen.
Van Druten blijkt zijn studie, gezien het resultaat,
serieus te hebben opgevat. Al kijkt hij op sommige
punten wel iets anders tegen het gedicht aan dan
niet-kunstenaars. Jan van Druten: „Het is het gedicht
van een meisje dat vanuit het raam naar de bloemen
in haar vaders tuin staat te kijken, zich afvraagt wie al
dat moois heeft gemaakt als dan plotseling Jezus van
Nazareth voor haar verschijnt, die zich bekend maakt
als de maker van al dat moois. Het meisje, de dochter
van Soudaen, wordt verliefd op hem en in het gedicht
gaan ze, net als de jongeren van tegenwoordig, éen'
wereldreis maken. Het meisje is stapelverliefd op Jezus,
als hij op een gegeven moment zegt: „Ik ga terug naar
het rijk van mijn Vader". Dat zal je toch maar
gebeuren, dat je helemaal kapot van iemand bent en die
laat je dan plotseling in de steek. Dat is wat hoor. Zij
gaat dan het klooster in waar Jezus haar heeft verlaten
en op haar sterfbed wordt ze ook in Gods rijk
binnengelaten. Het is een heel mooi gedicht, ik geloof
ook wel dat het waar gebeurd is. Men was in die tijd
veel reëeler dan tegenwoordig. Ik denk dat het iemand
ter ore is gekomen die het heeft doorverteld, waarna het
later door iemand op papier is gezet".
Jan van Druten zag in het Soudaens Dochterkijn echter
veel meer een jonge, rijpe vrouw dan een schuchter
meisje. Dit in tegenstelling tot de opdrachtgevers, die
van het idee uitgaan dat een maagd bevallig, mooi
aangekleed moet zijn. Van Druten moest dus een ander
beeld maken, maar maakt zich met name kwaad over
de afhandeling door de gemeente Wervershoof van het
eerste beeld, het naakt. De kunstenaar: „Men heeft zelfs
niet eens de moeite genomen me voor dat eerste beeld
te betalen, terwijl ik met mijn voorstudies en
modelkosten van vijfentwintighonderd gulden toch flink
in de kosten loop. Zo'n beeld maak je niet zo maar,
daar gaat heel wat tijd in zitten. Maar ja, dat schijnen
de mensen daar niet te kunnen beseffen".
Met het beeld dat nu door Jan van Druten is gemaakt
hebben de opdrachtgevers uit Wervershoof meer vrede.
Het "is een klein, kaalhoofdig haremmeisje geworden en
staat nu op het stadhuis in Wervershoof. De
maagdelijkheid van het Dochterke is volgens Van
Druten terug te vinden in het kaalgeschoren hoofd. De
oorspronkelijk uit Nijmegen afkomstige kunstenaar
staat zelf ook achter het nieuwe beeld, maar toch, als
hij naar het vrouwelijk naakt kijkt: „Dat is toch
schitterend. Die vormen, het hele figuur Ik vind het
een van de mooiste beelden die ik ooit gemaakt heb".
De opdrachten die Van Druten, veelal van gemeenten,
krijgt, zijn in de loop der jaren ontelbaar geworden.
Toch ztt hij nog niet eens zo lang in de -
V»o»lHhoi ïwprswprplrl
Van Druten, nog altijd
verbaasd, in zijn
Amsterdamse
hooMhni iworcatnlior
In Noord-Holland kreeg Jan, van Druten trouwens ook
een van de eerste moeilijkheden in zijn carrière. Zijn
beeld „Het Soudaens Dochterkijn", gemaakt in opdracht
van de Westfriese gemeente Wervershoof werd door de
opdrachtgevers geweigerd.
Zijn ogen fonkelen als hij erover praat. Hij kan zich er
nog steeds mateloos over opwinden. „Puriteins", noemt
hij het. „Die mensen verwarren erotiek met sex", zegt
hij. Alle artistieke vrijheid zou hij krijgen, maar toen
het eenmaal zo ver was, draaiden ze om als bladeren
aan een herfstige loofboom. Hij spuwt zijn gal met
overtuiging. Het grijze haar wiegend op zijn felle
bewegingen, een tiendaagse baard onder zijn kin
geplakt, slordig in de kleren.
Van Druten kreeg enkele jaren geleden de opdracht van
de gemeente Wervershoof een beeld te makén van
het„Soudaens Dochterkijn", naar een gedicht van een
zestiende-eeuwse inwoner van Wervershoof, Thonis
Harmansz. Een gedicht waarin de maagdelijkheid van
de dochter vaif Soudaen en religie een hoofdrol spelen.
Volgens deskundigen in de Nederlandse taal- en
letterkunde een uitstekend gedicht, en een goed
voorbeeld van het Nederlands taalgebruik aan het einde
van de zestiende eeuw. Toen de huidige bewoners van
het kerkelijke Wervershoof, onder aanvoering van de
oud-deken van Alkmaar en huidig emeritus te
Wervershoof mgr. J.' Kraakman, ook tot dat besef
kwamen, kreeg Jan van Druten de opdracht de
hoofdpersoon in het gedicht in brons om te zetten. Een
opdracht die de bebaarde beeldhouwer zich overigens
■nog lang zal herinneren.
Jan van Druten, in de vaderlandse beeldhouwers- en
„Ik ben nu dertien jaar aan het beeldhouwen en gek
genoeg heb ik daar niet eens een opleiding voor gehad.
Ik heb 't gewoon, dat verbaast me weieens, ik vind het
prachtig. Ik was eerst kunstschilder, daar heb ik de
kunstacademie voor gedaan. Het was zo dat een leraar
van mij in Nijmegen, Kloosterboer, wel vond dat ik
aardig tekende, die heeft mij de liefde voor het
schilderen aangeleerd. Die liefde hè, die heb je eigenlijk
al, je vindt het schilderen mooi, dan wordt 't wat
aangewakkerd en dan kun je het eigenlijk niet meer
laten. Ik heb in Nijmegen een tijdje een café gehad en
daar maakte ik ook schilderijen. Toen kwam het idee
om naar de academie te gaan, ik heb daar wat
schilderijen laten zien en ze vonden het prachtig, ik
werd aangenomen. Dat was wel mooi, toen kon ik er
mijn Vak van maken".
De nu al wat oudere beeldhouwer was met zijn
schilderijen redelijk succesvol. De productie loog er ook
niet om. Momenteel staan in zijn atelier nog steeds zo'n
honderd schilderijen uit zijn kunstschildertijd. Toch
kwam plotseling die overstap van kunstschilder naar
beeldhouwer, een stap die je niet zomaar maakt.
Waarom?
„Dat is een schitterend verhaal. Ik ben gaan schilderen
tot ik een Pool tegen het lijf liep, een piloot uit de
eerste wereldoorlog, die daarin beide benen gebroken
had. Na de oorlog werd 'ie kunstverzamelaar, heel slim,
want toen kon je alles heel goedkoop krijgen. Die man
zei tegen mij „Jij moet beeldhouwer worden. Jij moet
een beeld van mij maken". Nou, dat vond ik wel goed,
als hij dat graag wilde, het leek me wel eens leuk om
te doen. Die man, Jaeller heette hij, stond voor mij te
poseren voor dat beeld en vertelde dat hij etsen van
Goya had hangen in het museum Boymans van
Beuningen. Maar ik wist helemaal niet, dat hij
kunstverzamelaar was, dus ik dacht, zoals zoveel
anderen in die tijd: „Die vent is gek, die is-compleet
maf". Maar later bleek dat „die vent" inderdaad
miljonair was en dat hij ontzettend veel kunstschatten
had. En dat hij tientallen schilderijen van heel
beroemde kunstenaars in musea over de hele wereld-
had hangen.
Maar goed, ik heb van Jaeller een beeldje gemaakt en
dat ging goed, hetvwas heel mooi. Ik heb het hier nog
staan, kijk maar, heel mooi. Dat was eigenlijk een
ontdekking voor mij, dat ik dat kon, dat ik het in me
had. Dat was mijn eerste beeldje, en toen ben ik met
de beeldhouwerij verder gegaan".
„Het is ook zo gek, hè, je hele leven ben je
kunstschilder geweest en dan plotseling dertien jaar
geleden die ommezwaai. Ik geloof dat ik er toen precies
rijp voor was. Al waren er enkele jaren eerder tien
Jaellers geweest, dan had ik het misschien niet gedaan.
Toen was ik nog te veel met het schilderen verbonden".
Jan van Druten staat er zelf soms nog met verbazing
bij stil, bij die ommezwaai. Hij verbaast zich over het
talent, maar ook over het gemak waarmee hij werkt. Hij
maakt diverse voorontwerpen, kleine beeldjes waarin hij
zijn ideeën botviert. Als hij dan een ontwerp heeft
gevonden dat volgens hem het best overeenkomt met de
opdracht maakt hij, ook in klei, een wat groter beeld.
Pas als hij daarover helemaal tevreden is, gaat hij aan
het werk voor de eindfase, het beeld dat uiteindelijk in
brons gegoten een plaats moet krijgen bij de
opdrachtgever. Al met al een tijdrovend werk, ook de
reden waarom men vaak enkele jaren moet wachten op
het beeld.
„Ik werk wel vrij gemakkelijk. Het beeldhouwen gaat
bijna slapende. Ik hoor van veel collega's dat ze zo'n
moeite hebben met het binnenwerk, het ijzeren
geraamte waaromheen je het beeld maakt, en met de
verhoudingen van de onderdelen, maar daar heb ik
- weinig moeite mee. Dat gaat allemaal erg gemakkelijk".
Momenteel is de bebaarde kunstenaar bezig met een
aantal beelden die straks tezamen een muziekgezelschap
moeten vormen. Het is de bedoeling dat er over de
totstandkoming van die muziekgroep (dame aan piano,
zingende vrouw en dergelijke) een boek verschijnt,
waarin de werkzaamheden van Jan van Druten nog
eens naar voren worden gebracht.
Van Druten is eigenlijk al die jaren verbaasd gebleven
over de bekendheid die zijn beelden kregen. De
opdrachten stroomden na dat onverwachte begin al snel
bij hem binnen en,doen dat eigenlijk nog steeds. Van
Druten: „Ja, dat is zó vreemd. Plotseling merk je dat
je het kan en dan word je beroemd. Terwijl schilderen
voor mij toch altijd alles was. Mijn eerste creatie na dat
beeld van Jaeller was De scheepsjongens van Bontekoe
in Hoorn. Eerst vond ik het helemaal niet goed, nu is
het wereldbekend geworden. Het heeft geloof ik zelfs óp
de voorkant van het Amerikaanse blad Time gestaan. Is
dat niet. prachtig?"
Jan van Druten aan het
werk: .de beeldhouwer,
het model en het beeld
(Van onze kunstredactie)
Het was voor Jan van Druten een complete verrassing,
toen bleek dat hij, haast het kunstschilderen, ook nog
talenten bleek te bezitten voor beeldhouwen. Nu,
dertien jaar na die ontdekking is Van Druten een van
de veelgevraagde beeldhouwers in ons land. Het
betekende in feite de tweede volledige omwenteling in
het leven van de woest behaarde beeldhouwer, want
vóór zijn beroepsmatige artistieke leven was Van
Druten o.a. café-baas in Nijmegen. Inmiddels staan zijn
beeldhouwwerken door heel Nederland, terwijl vooral
de provincie Noord-Holland een dankbare afnemer van
zijn creaties is.