Goldrush op de Wadden „LUTINE" KWELGEEST Oude scheepsbel luidt voor goed en slecht nieuws jgen Een model van het Franse fregat La Dedaigneuse, een zusterschip van de Lutine. Al bijna 179 jaar proberen gelukzoekers de lading goud en zilver te bergen die op 9 oktober 1799 met het fregat Lutine bij Terschelling in de golven verdween. Slechts drie pogingen slaagden. In totaal 105 baren goud en 99 staven zilver kwamen boven water. Aan de hand van de serienummers op de opgeviste staven reconstrueerde een Brits Lutinedeskundige de lading. Als zijn berekeningen kloppen houdt de zee nog -1795 baren goud, 401 staven zilver en een kapitaal aan munten verborgen. Twee Nieuwzeelanders schaarden zich vorige week in de lange rij schatzoekers die het hebben gemunt op de li kostbare lading. In opdracht van de miljonair Lyle Mortimer en Kelly Tariton, directeur van een scheepswrakkenmuseum, speurt de Nederlandse tirma Oretech met de modernste elektronische apparatuur de zeebodem af. Oretech is gespecialiseerd in het zoeken naar voorwerpen in de zeebodem en in het controleren van pijpleidingen onder water. Lyle Mortimer is hoopvol gestemd. Hij boekte al vaker succes als schatvisser. maar de hele operatie blijft natuurlijk een gok. „Het is net als het zoeken naar olie. Je doet je werk en je hoopt dat je olie vindt". De Oretech-apparatuur tast met geluidsgolven en magnetische straling een gebied van een paar vierkante kilometer tot een diepte van dertig meter af. Daarna zal blijken of de twee Nieuwzeelanders met gouden letters een nieuw hoofdstuk zullen schrijven in het geschiedenisboek van de Lutine, of dat ook zij het slachtoffer zijn geworden van het rampzalige schip. Lutine betekent kwelgeest. Een heel toepasselijke naam, want de kwelgeest die onder het zand van de Westergronden ligt, veranderde de gouden droom van honderden schatgravers in een nachtmerrie. In de vroege ochtend van 9 oktober 1799 verlaat het fregat Lutine de haven van Yarmouth. De trotse driemaster, die zes jaar eerder samen met twaalf andere Franse oorlogsschepen in Engelse handen viel, richt de steven naar Texel. Het weer is goed. Dat kan niet worden gezegd var het politieke klimaat in Europa. Frankrijk sleurde de Republiek der Nederlanden mee in de Tweede Coalitieoorlog tegen Rusland, Oostenrijk, Portugal, Turkije en Engeland. Britse troepen bezetten Noord-Holland. Aan boord van de Lutine bevindt zich in tonnetjes de soldij Precies veertig jaar geleden gaf de Lutine voor het laatst goud prijs. rasieleger. Het pond sterling in gouden i Maar de Lutine vervoert schat. In de ruimen ligt goud en zilver, bestemd kooplieden staat paar honderdduizend ilveren munten, nog veel grotere groot aantal staven bankiers en het neutrale Hamburg. Deze stad bankroet. Het Britse edelmetaal nodig om de financiële crisis te bezweren de handel tussen Engeland en Duitsland weer in het zadel te helpen. Als de Lutine tegen middernacht de Nederlandse kust nadert verslechtert het weer. Een vliegende noordwester storm drijft het goudschip naar de Wadden. Op de verraderlijke banken strandden reeds honderden schepen. Dit schepenkerkhof wordt ook de Lutine noodlottig. Commandant Lancelott Skynner slaagt er niet in zijn schip veilig tussen Vlieland en Terschelling door te loodsen of dieper water op te zoeken. De storm werpt de Lutine op de Westergronden. Het toeval wil dat zeelieden die plek op de grens van de Noord- en de Waddenzee al eeuwen de Goudplaat noemen. De ongelijke strijd tussen de elementen en het fregat duurt kort. De kolkende zee slaat het schip in stukken. Tweehonderd negentig bemanningsleden en passagiers vinden een graf in de golven. Eilandbewoners snellen in een loodsschuit te hulp. Zij vinden slechts één overlevende. Het is een klerk die zich gek van angst vastklemt aan een van de 32 geschutspoorten. De volgende dagen spoelen overal langs de Waddenkust lijken aan. Commandant Skynner en twee officiereh worden begraven op het kerkhofje van Oost-Vlieland. De meeste anderen vinden een laatste rustplaats in een massagraf achter de vuurtoren de Brandaris. FORTUIN Met het fregat verdwijnt ook de kostbare lading in de golven. De zee dekt het fortuin toe met een dikke zanddeken. Hoe groot de schat is weet niemand. De stukken die daarop het antwoord kunnen geven gaan bij een brand verloren. Onmiddellijk na de ramp keert Lloyd's 900.000 pond sterling aan verzekeringspenningen uit. Maar er klinken stemmen die beweren dat dé waarde van deladihg aanzienlijk hóger ligt. Anderen noemen een bedrag fin „slechts" een half miljoen pond. In zijn boek „Goud in de golven, de ware geschiedenis van de Lutine" schrijft S. J. vah der Molen: „Dat de Opgaven zo ver uit elkaar liggen schijnt deels hét gevolg te zijn van de politiek. De tegenstanders van de Britse regering probeerden het verlies zo ernstig mogelijk voor te stellen, de regeringsgetrouwen trachtten de betekenis van het gebeurde te verkleinen.'Het is echter merkwaardig dat de hoogste schatting van de waarde niet uit Britse, maar uit Nederlandse bron afkomstig is en Wel van onze regering, die in een Koninklijk Besluit van 14 september 1821 de waarde van de goud en zilverlading op twintig miljoen gulden begrootte". Goudzoekers proberen nu al 179 jaar de Lutine-schat aan de zee te ontworstelen. Die jacht op het fortuin begint drie maanden na de schipbreuk. Met tangen en knijpers vist de drost van Terschelling, F. P. Robbé, 58 goud- en 35 zilverstaven uit zee. Die vangst heeft een waarde van een half miljoen gulden. In de twee daaropvolgende jaren geeft de zee geen kostbaarheden meer prijs. De bergingsoperatie gaat uit als een nachtkaars. Pas als de Franse tijd geëindigd is dient zich een nieuwe initiatiefnemer aan. Het is Pierre Eschauzier, de opperstrandvonder van Terschelling. Koning Willem I geeft hem in 1814 toestemming nog eens een gokje te wagen. De koning steekt zelf driehonderd gulden in de onderneming. De nieuwbakken schatvisser hengelt zeventien munten op. Daar blijft het bij. Maar Eschauzier is niet verslagen. Hij gunt het wrak geen rust. In 1821 komt hij op de proppen met „een afdoend plan". De opperstrandvonder koopt een duikerklok. Om die operatie te financieren richt hij de „Onderneming tot visscherij op de lading goud en zilver, staven en muntspeciën van het Fregatschip The Lutine" op. Die belooft gouden bergen. Het worden een handjevol spijkers en kanonskogels. Tot kort voor zijn dood (in 1837) onderneemt Eschauzier regelmatig bergingspogingen. Maar de zee gaat steeds in het offensief en bedekt het wrak onder een soms zeven meter dikke laag zand. Er valt een langdurige stilte over de Lutine. Een toeval doet in 1857 de goudkoorts weer opgloeien. In het Mie slaat een zeeton drift. Als een Terschellingse visser de boei aan boord haalt, trekt hij meteen een stuk van de Lutine boven water. De goldrush op de Wadden ontbrandt opnieuw in alle hevigheid. De gepensioneerde artilleriekapitein J. P. Brand Eschauzier en de natuurkundige ir. L. J. M. Taurel, beiden uit Kampen, zetten een grootse bergingsoperatie op touw. Op 13 augustus 1857 vinden helmduikers 20.000 aan goudstukken. Het is het begin van een schat. De zee geeft 41 baren goud, 64 staven zilver en 15.350 gouden én zilveren munten prijs. De totale waarde is meer dan een half miljoen gulden. Duikers brengen ook de scheepsbél van het onfortuinlijke schip boven water. Die hangt nu in het gebouw van Lloyd's in Londen. Het is de gewoonte de legendarische Lutine-bel eenmaal te luiden voor slecht en tweemaal voor goed nieuws. GOUDKOORTS Ondanks het feit dat er geen kostbaarheden meer aan de zee worden ontfutseld, raakt de goudschat niet in het vergeetboek. Tientallen uitvinders raken door de goudkoorts besmet. Een van de schatzoekers die van de Lutine zijn levenswerk maakt en dat met teleurstellingen en duur geld moetsbekopen is W. H. ter Meulen uit Boskoop, Hij wil het wrak te lijf met een zandboor, een soort Waterkanon dat op de zeebodem het zand wegspuit. Maar geldschieters zien weinig heil in die vinding en houden de hand stevig op de beurs. De uitvinder gaat daarom met schelpenvissers in zee. Twee zuigers en de zandspuiter léggen een deel van het wrak bloot. De vangst bestaat uit 3773 munten, een ring, kanonnen, navigatie-apparatuur, gereedschap en huishoudelijke voorwerpen. Maar van het goud geen spoor. In 1894 gaan de Engelsen zelf proberen de Lutine te bergen. Maar ook voor hen is het al geen goud dat er blinkt. Er komen wat koperen munten boven water. De aandeelhouders van „The Lutine Syndicate" mogen over de jaren 1894-1896 f 7,27 verdelen. Een tweede Britse poging, in 1901, levert twee ankers en vijftien kanonnen op. De waarde is 1.263. Voor de Britse bergers valt het doek. Er verschijnen dan twee serieuze Nederlandse bergingsmaatschappijen op het toneel: Docksen en de Stoombootmaatschappij Texel. Beiden hebben een indrukwekkende staat vèii dienst. De 300,000 die tussen 1928 en 1930 in bergingspogingen worden gestopt blijken echter in het water te zijn gegooid. In 1935 eist de Lutine na 136 jaar weer een slachtoffer. Een duiker verliest het leven in een twaalf meter hoge stalen toren, die ais een reusachtige „kaasstolp"'over het wrak is geplaatst. Een kolkende zee slaat deze uitvinding van de moutfabrikant Beckers aan stukken. In 1934 Wordt niet een tweede, 21 meter hoge toren, die zelfs is voorzien van een lift, alleen waardeloos materiaal geborgen. KARIMATA In 1938 haalt de Lutine opnieuw de voorpagina's van alle kranten, als de Billiton Maatschappij een spectaculaire bergingspoging onderneemt. De mijnbouwonderneming werpt de grootste tinbaggermolen ter wereld, de Karimata, in de strijd. Dit technisch wonder is 75 meter lang, 23 meter breed, 4200 ton groot en heeft drie motoren van elk 600 pk. De Karimata is in staat om tot op dertig meter diepte te graven en met zijn 160 emmers van 400 liter elk per uur 400 kubieke meter grond te verzetten. Zelfs de meest sceptische eilandbewoners, die tientallen bergingspogingen zagen mislukken, zijn het er over eens dat deze gigant de Wadden zal verslaan. De goudschat, die op dat moment een geschatte waarde heeft van achttien miljoen gulden, zal onder de Westergronden vandaan komen. Die verwachting lijkt bewaarheid te worden. Op 29 juli heeft de morgenstond goud in de mond. Bij het krieken van de dag baggert de Karimata een goudstaaf van drie en een halve kilo op. Maar de hoerastemming verstomt weldra, omdat nieuwe spectaculaire resultaten uitblijven. Als de Karimata na twee maanden zo'n 27.000 vierkante meter zeebodem tot een diepte van twintig meter heeft omgewroet blijkt de buit behalve de goudstaaf, te bestaan uit acht gouden munten, 123 zilveren, 10 koperen, 150 kilo koper, 13.000 kilo ijzer, 18 kubieke meter hout, 1000 kanonskogels, een musket, vijf kanonnen, 13 koperen uniformknopen en wat andere kleinigheden. De Karimata vertrekt in juli 1939 naar de Indische Archipel. De Billiton blijft met een financiële kater achter. De bergingspoging levert een paar ton verlies op. Boze tongen beweren later dat de opgebaggerde goudstaaf van te voren door de Billiton zelf in het water is gegooid om de aandelen omhoog te jagen. De maatschappij ontkent dat in alle toonaarden. LIJDENSWEG Ook na de oorlog komen tientallen plannen op tafel om het Lutine-goud te bergen. Voor velen wordt het een lijdensweg. Zo wil ir. W. van Wienen, directeur van de Nederlandse Duik- en Bergingsmaatschappij, in 1956 de Westergronden afzoeken met een veertig ton wegende duikinrichting. De financieel adviseur met wie hij in zee gaat om de benodigde 1,6 miljoen op tafel te krijgen, blijkt echter niet goudeerlijk. De politie ontmaskert hem als een oplichter. De „adviseur" komt voor de rechter. Het bergingsplan lijdt schipbreuk. Deze maand scharen de Nieuwzeelanders Tariton en Mortimer zich in de lange rij schatvissers. De kans dat hun poging met goud wordt bekroond is klein. Wel staat als een paal boven water, dat zij van het Lutine-wrak maar heel weinig zullen vinden. Dat is vermalen. De schrijver S. J. van der Molen: „De Karimata deed geen half werk. Mocht ooit nog iemand een nieuwe poging tot berging willen wagen, dan is het mogelijk, dat hij goud vindt, maar onmogelijk, dat hij nog iets van de Lutine zelf aantreft. Die is vergaan in 1799, maar vernietigd in 1938". Met haar hypergevoelige apparatuur onderzoekt Oretech de koers die de Lutine op die rampzalige negende oktober 1799 voer, kort voordat zij op de banken naar de kelder ging. Er bestaat namelijk een theorie dat het goud niet te vinden is op de plek waar het schip strandde. Hét fregat kan door de opgezweepte zee zijn opëngereten, zodat de kostbare lading over een Dót schilderij van Frank G Mason toont de Lutine in volle pracht bij het verlaten van de haven van Yarmouth Tientallen uitvinders kwamen met een eigen oplossing op de proppen om de schatten van de Lutine boven water te brengen Deze gravures toont de vinding van de Nederlander Ter Meulen: een soort waterkanon, groot gebied werd uitgestrooid. Als de peilingen aantonen dat zich in de bodem edele metalen bevinden, dan denken Mortimer en Tariton volgend jaar met de exploratie ervan te starten. Als de schatvissers beet hebben is Lloyd's de lachende derde. De Londense assuradeuren hebben namelijk recht op dertig procent van alle kostbaarheden die boven water komen. STEENRIJK Veel eilandbewoners verwachten geen resultaat van de nieuwe speurtocht. Van vader op zoon wordt verteld dat clandestiene bergers al lang geleden heimelijk een groot deel van de schat hebben gekaapt (De Winkler Prins Encyclopedie onderschrijft die geruchten en spreekt zelfs van een buit van zeven miljoen gulden). Zo circuleren verhalen over Volendammers die elk jaar visten op de plek waar de Lutine in de golven verdween. Later kochten die vissers kapitale boerderijen in Noord-Holland die zij a contant betaalden. Ook zijn namen bekend van Terschellingers die van de ene dag op de andere steenrijk werden. Of die rijkdom te danken is aan de Lutine-schat zal wel altijd een raadsel blijven. Zulke indianenverhalen duiken altijd op als er een schat in het geding is. Daarom trekken de twee Nieuwzeelandse schatzoekers zich er niets van aan. Onverdroten gaan zij voort met hun miljoenenjacht. Over de apparatuur die zij gebruiken om de schat te vinden en over de wijze waarop zij het varkentje willen wassen, reppen zij met geen woord. Want zeker voor hen geldt: Spreken is zilver, maar zwijgen is goud. A AD STRUIJS De verzekeringsgigant Lloyd's houdt de herinnering aan de Lutine springlevend. In haar kantoor in Londen staal een talel die is gemaakt van het in 1858 opgeviste roer van het fregat. Ook de 53 kilo zware scheepsbel van de Lutine neemt er een belangrijke plaats in. Die laat zijn bronzen klank éénmaal horen als er slecht nieuws te melden is en tweemaal voor goed nieuws. S. J. van der Molen beschrijft in zijn voortreffelijk boek „Goud in de golven" hoe de Lutine-bel in de Tweede Wereldoorlog zelfs in de politiek betrokken werd. De Brits-Duitse radiopropagandist beweerde in een van zijn toespraken voor de nazi-microfoon, dat de bel bij Lloyd's aart één stuk luidde om de vele geallieerde verliezen op zee aan te kondigen. „In werkelijkheid heeft de Lutine-bel in die jaren maar één keer geluid; dat was bij de ondergang van het Duitse slagschip Bismarck. Hij luidde...één keer, want al was het voor de Britten goed nieuws, de traditie wil nu eenmaal, dat de bel bij verlies van een schip op zee eenmaal wordt geluid. En daar hield men zich ook toen aan!"

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1978 | | pagina 15