ALBRECHT DÜRER
Jos
Vandeloo
over
de vrouw
Je zult op het ogenblik als
man de moed maar hebben
om een reeks verhalen te
schrijven, die je uitgeeft ook
nog, en dat onder de titel
„Vrouwen", waarbij je op de
achterflap laat vermelden dat'
het hier gaat om je „geheel
eigen en persoonlijke kijk op
de vrouw in de samenleving".
Daar is durf voor nodig na de
Kate Millets, de Anja Meulen-
belts, de Erica Jongs en alle
andere vrouwen, die in verha
len, romans of ander werk een
visie op de vrouw gaven, die
je met recht „geheel eigen en
persoonlijk" kunt noemen, U
merkt het, in het boekje met
de verhaaltjes van Jos Vande
loo, is voor mij die beloofde
„kijk op de vrouw" onvol
doende om het geheel onder
die noemer de wereld in te
sturen.
Het bevat negen verhalen, van
zeer uiteenlopende kwaliteit
en bedoeling. Zo is er een
„faits divers" verhaal, geba
seerd op een krantenberichtje
dat geregeld opduikt: een man
dringt bij een vrouw binnen
die alleen thuis is en onder het
mom van officiële medische
controle te plegen, verricht hij
wat dan heet „niet nader te
noemen handelingen". „Het
bezoek aan het Begijnhof" is
een soortgelijk gebeuren: een
man en een vrouw ontmoeten
elkaar regelmatig voor hun
buitenechtelijke verhouding,
duiken ditmaal eens niet een
hotelletje in, maar gaan naar
een tentoonstelling en zijn
daar de zoveelduizendste, van
wie een foto in de krant moet.
Leuk voor de wederzijdse hu
welijkspartners.
Ik vind dit weinig van visie
getuigen op de vrouw in onze
samenleving. Alles verloopt te
zeer volgens vaste patronen.
Het verhaal van een bergtocht,
waarbij de man zijn vrouw
steeds hoger meevoert, tot zijn
eigen - zeer merkwaardige -
dood erop volgt, is geschreven
vanuit het perspectief van de
man, die slechts één visie op
zijn vrouw bezit en wel dat zij
een zeur is. Het verhaal over
het joodse meisje, dat vlak
voor zij door de Duitsers
wordt gearresteerd, in de trein
nog een kort menselijk kon-
takt heeft met een moeder en
haar zoontje, is weliswaar zui
ver van intentie, maar niet van
onze samenleving.
Vrouwenleed is - ook al weer
volgens vrij geijkt patroon - te
vinden in het eerste verhaal,
„De Weduwe". Een vrouw van
boven de zestig zoekt in wan
hoop via een advertentie een
man en komt binnen de kort
ste keren met hem terecht in
een uiterst naar en afstotend
sexueel avontuur. Het verhaal
„Statiegeld" heeft ook de aan
zet tot een interessant portret
van een vereenzaamde oude
vrouw, die zich hier vast
klampt aan een waanzinig
idee: flessen verzamelen, en zo
vanwege het statiegeld een
klein kapitaal voor moeilijke
dagen te verzamelen. Op al te
anekdotische wijze loopt het
naar een voor de mevrouw en
de lezer betreurenswaardig
einde: de flessen blijken door
de afschaffing van het statie
geld waardeloos te zijn, waar
op mevrouw ze maar de ra
men uit gooit, tot op de stoep
een berg gebroken glas ligt.
Teleurstellend voor de lezer
omdat de aanzet van het vrou
wenportret verglijdt in een op
pervlakkig verhaaleffect.
Ook het laatste verhaal
„Gras" loopt op een dergelijke
manier van iets wat nog wat
had moeten worden (en kun
nen worden) naar onnodige
pretmakerij. Hier een vrouw
uit een rijke villabuurt, die
van haar man ook maar het
gras moet maaien, hem steeds
duurdere grasmaaiers af
dwingt en tot slot, als zij het
meest fantastische gemotori
seerde exemplaar in haar be
zit heeft, daarmee dood en
verderf zaait in tuintjes en
onder buren en echtgenoot In'
aanleg een boeiend gegeven,
maar het blijft zozeer aan de
buitenkant, dat Jos Vandeloo
het maar beter niet had kun
nen publiceren. Dat geldt voor
de hele bundel, die een té on
samenhangende en te oneven
wichtige keuze verraadt, bij
een gebracht onder een sugge
stie van gelijke thematiek,
waarvan geen sprake is. Dit
boekje over „Vrouwen" is
naar mijn idee geen gelukkig
uitgaafje.
JAN VERSTAPPEN
Jos Vandeloo: „Vrouwen".
Uitgeverij Manteau, Brussel
Den Haag. Prijs 14,50.
werd door de meester gemaakt, die ook het middenpa
neel schilderde. De leerlingen werden losgelaten op de
zijpanelen en werden daarbij al naar gelang hun erva
ring en kundigheid begeleid of vrijgelaten. Het is het
beeld van de doorsnee middeleeuwse schilder, of grafi
cus, of edelsmid, zoals de vader van Dürer was. Toch
zal Dürer de geschiedenis ingaan als de eerste renais
sancekunstenaar benoorden de Alpen.
Een reis naar Venetië (1491-1495) had hem in contact
gebracht met de denkbeelden over literatuur en kunst
van de Italianen. De tweede reis (1505-1507) zou van
doorslaggevende betekenis worden. Het is niet in de
eerste plaats de kunst van zijn Italiaanse tijdgenoten
die hem zo aanspreekt, het is vooral de rijkdom van
de klassieke oudheid, die voor hem toegankelijk ge
maakt wordt door de Italiaanse kunstenaars, de beel
dende zowel als de literaire. De kunst van de renaissan
ce bracht vernieuwing op vele fronten. Dürer nu heeft
de vernieuwing steeds geënt op de voedingsbodem van
de laat-Middeleeuwse kunst. Hoewel hij menigmaal
ontleent aan zijn Italiaanse voorbeelden, weet hij die
ontleningen altijd in te passen in een eigen conceptie.
Een van de kenmerken van de renaissancekunstenaar
is zijn optreden als individueel kunstenaar. Dürer is
zo'n individueel kunstenaar, maar wel met behoud van
de Middeleeuwse structuren in de werkplaats. Hij is
schilder, de gezellen doen wat door hen gedaan kan
worden, hij is de ontwerper en de graveurs, houtsnij
ders, drukker en edelsmeden voeren het werk uit. Van
de ambachtsman die de Middeleeuwse schilder in eerste
instantie was, wordt bij de inventor, de man die
bedenkt, ontwerpt, de contacten met de opdrachtgevers
onderhoud, de man die zijn legertje uitgelezen ambacht
slieden aan het werk houdt.
Dürers belangrijkste opdrachtgever is ongetwijfeld kei
zer Maximiliaan geweest. Daar de keizer zeer geïnteres
seerd was in de literaire en filosofische wetenschap van
die tijd, kunnen we aannemen dat er sprake was van
een vruchtbare wisselwerking tussen opdrachtgever en
kunstenaar. Dürer was nauw betrokken bij twee grote
houtsnede-projecten: de erepoort en de triomftocht. Het
idee kwam natuurlijk van de Romeinen. Daar werd een
triomferend veldheer ingehaald met een grandioze op
tocht, waarin oorlogsmateriaal, gevangenen en buit
werden meegevoerd. Erepoorten werden opgericht en
ter herinnering werd dan dit alles in steen gebeiteld:
de triomfboog. Een dergelijke verbinding van politiek
en kunst sprak de humanisten zeer aan. Hun interesse
ging echter niet zozeer uit naar overwinningen, veldsla
gen en buitgemaakte goederen, maar eerder naar de
algehele verheerlijking van de keizer. Dat betekende
dat, gevat in een rijke ornamentiek vol symbolische
inhouden, 's keizers politieke daden, zijn afkomst, zijn
historische, mythologische, bijbelse voorbeelden, zijn
deugden en belangstellingsvelden in het beeld moesten
komen. Dürer was verantwoordelijk voor het ontwerp,
de vereiste inhoud werd geleverd door de keizer zelf,
bijgestaan door de humanisten Stabius en Pirckheimer.
Verscheidene kunstenaars assisteerden bij de uitvoe
ring. Het ontwerp werd uitgevoerd in houtsnede. De
erepoort werd gedrukt van 174 blokken en meet 3,5
x 3 m. De triomftocht bestaat uit 135 bladen, die naast
elkaar uitgelegd een afstand van 82 meter overbruggen.
De relatie met de keizer, die ook resulteerde in een
de tentoonstelling
„Zeldzame grootformaat
grafiek van de 16de en
17de eeuw" en tot 11
september de
tentoonstelling „Vorbild
Dürer: Kupferstiche und
Holzschnitte im Spiegel
der Europaischen
Druckgraphik des 16.
Jahrhunderts". De eerste
expositie bevat 25
werken, de tweede 230
stuks, waarvan 60 van
de hand van Albrecht
Dürer.
En omdat een zo
belangrijk kunstenaar
als Dürer niet alleen
binnen de grenzen van
de officiële kunst, maar
ook daarbuiten niet
onopgemerkt is
gebleven, organiseerde
het plaatselijk historisch
ten toons tel 1 ingen:
Dürermotieven op
postzegels (50 postzegels
en ontwerpen).
Dürervariation van A.
tot Z. (van Ackermann
tot Zimmerman, 70
bladen) en „Lehrer
Dürer" (tot 24
september).
Dürers aquarel van een rots aan de over van de Adige die op de Von
Hirsch-veiling te Londen 2,8 miljoen gulden opbracht.
aantal kleinere opdrachten was zeer goed en Dürer
ontving ook na de dood van de keizer een jaarlijks
stipendium.
Zo'n ingewikkeld ikonografisch programma als we in
de erepoort en in de triomftocht aantreffen was nieuw
in de kunst en vereiste een nauwe samenwerking met
de geleerden. Van de kunstenaar zelf werd ook een
aanzienlijke intellectuele scholing gevraagd. Naast de
inhoudelijke kant onderging ook de vorm ingrijpende
veranderingen, die zich heel in 't kort laten samenvatten
als aandacht voor de proporties van het menselijk
lichaam een grotere plasticiteit in de weergave en
verovering van de perspectivische weergave. Dürers
werk als geheel vormt een illustratie van deze ontwikke
ling. Bovendien schreef hij veelgebruikte traktaten over
de leer der proporties en het perspectief.
In de ornamentiek komen de vorm en inhoud samen.
We zien veel ontleningen aan de Romeinse oudheid, veel
loofwerk, dat in de grafische kunsten wordt wergege-
ven of het beeldhouwwerk betrof. De praktische verta
ling van de renaissance-ornamentiek gaf Dürer in zijn
ontwerpen voor bokalen en dergelijke, die hij ten
dienste van de Neurenbergse goudsmeden met name
voor het atelier van Ludwig Krug, maakte. Het ontwer
pen moet hem nogal gemakkelijk afgegaan zijn. Hij had
natuurlijk een zekere affiniteit tot de edelsmeedkunst.
■Tenslotte werd hij aanvankelijk opgeleid in het atelier
van zijn vader, een edelsmid. In een vlot handschrift
noteert hij verschillende modellen op een blad en
schrijft erbij: „Morgen willich ir mer machen".
Wanneer we nu het door Dürer nagelaten werk trachten
te overzien en dat valt niet mee want het aantal
werken is uitzonderlijk groot kunnen we niet anders
dan toegeven met een universeel kunstenaar te doen
hebben. Hij blijft weliswaar meer binnen de grenzen
van de kunst dan bijv. Leonardo, die wel de kampioen
van het universeel kunstenaarschap genoemd wordt,
doch binnen die grenzen blijkt Dürer dan ook alles
gedaan en gekund te hebben. Wij weten dat hij altaar
stukken schilderde, tot volle tevredenheid van zijn
laat-Middeleeuwse opdrachtgevers; hij verluchtte het
gebedenboek van Maximiliaan met ragfijne tekeningen
van figuren, dieren, planten, tot een compositie ver
vlochten door sierlijke ranken en lijnen. Hij maakte
vlotte aquarellen van het landschap dat hij op zijn
reizen ontmoette, maar ook heel brave, nauwgezette
kostuumstudies van bijv. een Neurenbergse vrouw in
klederdracht. Hij tekende en schilderde schitterende
portretten; deftige mansportretten in opdracht, maar
ook ontroerende tekeningen van kinderen, van zijn
ouders, van een jonge vrouw. Heel beroemd bij de
oudere generatie zijn de precieze tekeningen van het
konijntje en van het onkruid.
De fantastische ontwerpen voor de zilveren bokalen,
met als grondvorm een appel of een biet, lijken daar
mee niets uit te staan te hebben maar moeten toch
gebaseerd zijn op dergelijke gedetailleerde en natunree-
trouwe studies van al wat hem omringde. In meer
academische studies verdiept hij zich in de plooival van
een gewaad, in de anatomie van handen en voeten.
Vooral de penseeltekening van de gevouwen handen
heeft een onbekende populariteit gekend in de god
vruchtige 19e eeuw. De meest bekende bijbelse voorstel
lingen komen in tekening, gravure en houtsnede ruim
schoots aan bod, terwijl Dürer ook op verscheidene
mythologische taferelen zijn krachten beproefde. En
tenslotte is er het schetsboek van de reis naar de
zuidelijke Nederlanden (1520-'21) waarin Dürer de ver
schillende stadsgezichten als een van de eerste „toeris
ten" noteert.
Een buitengewoon veelzijdig kunstenaar, wiens talenten
ook alom erkend werden. Voor de verspreiding van de
nieuwe kunst was zijn grafisch werk van het grootste
belang. Zijn bladen vonden hun weg naar het noorden,
waar ze al snel tot bron van inspiratie van menig
kunstenaar werden. In de Vlaamse alteliers werden
verschillende van zijn prenten zeer knap gecopieerd,
nauwelijks verschillend van het origineel, en weer
verder verspreid. Ook
van zijn tekeningen wer
den in Antwerpen pren
ten gemaakt en daarmee
toegankelijk voor een
groter publiek.
Neurenberg is de stad
waar Albrecht Dürer het
levenslicht
aanschouwde, waar hij
woonde en werkte.
Neurenberg ook is de
stad die sterf- en
geboortedata van Dürer
grootscheeps pleegt te
herdenken. Het
Gennanisches
Nationalmuseum hield
in 1928 een
tentoonstelling ter
gelegenheid van de
400ste sterfdag, in 1931
volgde een
tentoonstelling ter
gelegenheid van de
460ste geboortedag,
terwijl in 1961, 490 jaar
na de geboorte van deze
illustere zoon, een
uitgebreide expositie
plaatsvond over de
meesters rondom Dürer.
En hoewel nijvere
rekenaars met een beetje
fantasie en goede wil
elk jaar wel tot
herdenkingsjaar kunnen
uitroepen liggen de
zaken met betrekking
tot dit jaar, 1978
omstotelijk vast: het is
dit jaar precies 450 jaar
Het schilderij „Christus
geleden dat Albrecht
Dürer, middelpunt van
het Neurenbergse kunst
en nijverheidswereldje
en reeds toen wijd en
zijd bekend, stierf.
Voor het Germanisches
Nationalmuseum was
dat weer een aanleiding
onder de schriftgeleerden.
om een expositie aan de
meester te wijden
hoewel men voor
aanleiding beter
uitdaging kan zeggen.
Want in verband met de
aanzienlijke kosten van
verzekering en transport
valt er aan een
bijeenhalen van
beroemde schilderijen én
tekeningen al helemaal
niet meer te denken.
Grafiek blijft wel tot de
mogelijkheden behoren,
maar ook dan moet men
zich beperken. Zo
kwamen twee exposities
tot stand, waarin niet
Düres kunst sec centraal
staat, maar waarin
getracht wordt iets van
het kunsthistorisch
belang van deze
veelzijdige figuur te
illustreren.
Tot 15 september loopt
St. Hiëronymus in zijn studeervertrek.
De conclusie, dat Dürer
vooral door zijn tekenin
gen en grafiek de verbrei
ding van de renaissance
kunst benoorden de Al
pen stimuleerde lijkt ze
ker gerechtvaardigd. Hij
heeft zelf veel gehouden
van dit „kleine" werk en
was van mening dat een
kunstenaar zich daarin
vaak vollediger kan ge
ven dan in het grote
werk. Daarbij komt „dat
menigeen iets met de pen
in een klein blokje hout
uitsteekt, dat kunstiger en
beter, wordt, dan een
groot werk van een an
der, waaraan die een heel
jaar met de grootste ijver
gewerkt heeft".
En met die woorden over
brugt Dürer de 450 jaar
die ons van zijn laatste
levensdagen scheiden:
juist in onze tijd krijgt
het „kleine" werk, met
name de tekenkunst, de
intense aandacht zowel
van de wetenschap als
van de kunstminnaar.
Voor de wetenschap is
het leerzaam en verhelde
rend de kunstenaar vanaf
zijn eerste, vormzoeken te
kunnen volgen. Voor de
liefhebber telt de oor
spronkelijkheid, de onge
bondenheid, het persoon
lijk handschrift en, wat
mij betreft ook, de een
voud der middelen.
Herdenkings
expositie
in
Neurenberg
Een aquarel van Dürer,
een 16 x 22 cm metende
waterverfschets van een
rots aan de oever van de
Italiaanse rivier de Adi
ge, bracht onlangs 2,8
miljoen gulden op en ves
tigde daarmee een abso
luut record onder de toch
al gepeperde kunstprij
zen. Een eenvoudige, niet
helemaal voltooide teke
ning deed bij dezelfde ge
legenheid de veiling
van de collectie Von
Hirsch bij het Londense
veilinghuis Sotheby 1,3
miljoen. Prijzen die, in
verhouding tot het object
waarvoor zij geboren
worden nauwelijks meer
te begrijpen zijn. Waar
om wordt er zoveel waar
de gehecht aan een be
scheiden tekening? Is het
werkelijk de beste teke
ning aller tijden? Is het
kunsthistorisch belang zo
groot? Spelen nationalis
tische belangen een rol
bij het opdrijven van de
prijzen? Is het feit, dat
to'n tekening uniek is,
doorslaggevend? Of is
het in de eerste plaats
een logisch gevolg van
het in West-Europa ge
groeide economisch sys
teem, waarbinnen dit
kunstwerk alruim 450
jaar als waardeobject
heeft gefungeerd.
Wanneer we in de ge
schiedenis duiken en er
de brieven van Albrecht
Dürer op nalezen, zie we
dat deze kunstenaar heel
duidelijk oog had voor de
waarde van zijn schilde
rijen. In 1508 schrijft hij
aan Jacob Heller een
brief, waarin hij uitlegt Apocalyptische ruiter,
dat het door deze laken
handelaar bestelde altaar
stuk in de maak is, maar dat het veel meer tijd en
inspanning gaat kosten dan voorzien was, dat het dus
wat langer zal duren, maar dat wanneer het af is het
zeker veel duurder uit zal zien dan de overeengeko-
in koopsom van 200 fl. Een half jaar later is het
werk voltooid en schrijft Dürer opnieuw aan Heller:
Ik heb nu langer dan een jaar eraan gewerkt en
or 25 fl. ultramarijn erin verwerkt, en nu mag u mij
getrouwe mede delen, wat u mij voor dit schilderij
geeft.(Heller probeert onder de afgesproken som
uit te komen) ik stuur u het schilderij stuk toe en
wanneer het u bevalt en u het wilt aannemen, zult u
erkennen dat het het geld zeker waard is en zelfs meer
dan de 200 fl. die ik ervoor begeer. Mocht u het niet
willen, dat u het mij dan weer terugstuurt, ik kan er
minstens 100 fl. meer voor Jcrijgen".
Bronnenonderzoek heeft geleerd dat Dürer hier niet
probeerde zijn opdrachtgever te overbluffen, maar dat
hij inderdaad goede prijzen maakte. Hij had in die tijd
atelier in Neurenberg, waar hij, de meester, met
zijn gezellen op de in de Middeleeuwen gebruikelijke
manier werkte. Het totale ontwerp van het altaarstuk
Keizer Maximiliaan, Dürers opdrachtgever
Kop van een jonge vrouw