lieren doden omwille van hun vlees is nutteloos 'in onethisch Biefstuk en kotelet vinden minder aftrek MINISTER PAIS VEGETARIËR' DEN HAAG Een Nederlander die de daling van de vleesconsumptie als goed nieuws ervaart, is onze minister van onderwijs dr. A. Pais. „Als we die daling", zegt hij voorzichtig, zouden mogen uitleggen als een aanwijzing dat zich in het voedingspatroon van de Nederlanders een wijziging voordoet ten gunste van een vegetarische eetgewoonte, zou mij dat inderdaad deugd doen. Ik ben zelf vegetariër sinds mijn veertiende jaar en heb me voor de verbreiding van het vegetarisme altijd ingezet". De bond die in ons land de belangen van de vegetariërs behartigt, heeft van die inzet langdurig de vruchten mogen plukken. Veertien jaar lang is dr. Pais de voorzitter van deze organisatie geweest en het was onder zijn bewind dat de gedurige daling en vergrijzing van het ledenbestand omsloeg in een toename en een verjonging. Wat was het motief dat hem ertoe bracht zich op jonge leeftijd aan het toch ook in zijn milieu gebruikelijke eetpatroon te onttrekken? Minister Pais wil daar graag op ingaan, maar niet dan nadat hij uitdrukkelijk heeft verklaard als gewone burger en niet als minister te spreken. „Voor mij heeft altijd voorop gestaan", formuleert hij, „de verantwoordelijkheid die je als mens draagt ten opzichte van je medeschepselen. Alle medeschepselen. Mens èn dier. De invulling van die verantwoordelijkheid betekent naar mijn overtuiging dat je geen levende wezens mag opofferen voor een overbodige zaak. Het doden van dieren om hun vlees op te eten vind ik volstrekt overbodig. Uitzonderingssituaties daargelaten, kan een mens zich met melk, melkprodukten, eieren en plantaardige produkten, uitstekend voeden". Dat lijkt een grootmoedige levenshouding. Maar in de sfeer van grootmoedigheid en mededogen wil dr. Pais zijn levensopvatting toch bepaald niet geplaatst zien. „Mijn vegetarisme berust veel meer op eerbied. Eerbied voor het leven, ontzag voor wat geschapen is. Als je dat ontzag voelt, dan heeft dat consequenties voor de wijze waarop je je medeschepselen behandelt. Wanneer wij als mensen zeggen: we onderscheiden ons van het dier doordat we denkende wezens zijn, brengt dat met zich mee dat we ook inderdaad moeten nadenken. Ik ben bang dat veel mensen die vlees eten zich aan dat genoegen gedachteloos overgeven. Dat ze zich niet realiseren dat dat vlees afkomstig is van een dier, een levend wezen, dat gedood is om het plezier van het eten mogelijk te maken. Mijn overtuiging is dat zeer velen zich in hun consumptiepatroon laten leiden door traditie, gewenning, sleur misschien. Maar mensen zijn krachtens de extra kwaliteiten die ze hebben, vergeleken met de dieren, verplicht om na te denken over wat ze doen. Dus ook over wat ze eten. Ik geloof dat je dat mag eisen. Wat je niet mag eisen is natuurlijk, dat iedereen de conclusie van de vegetariër trekt en het vlees laat staan. Iemand die heeft nagedacht en vlees bewust in zijn consumptiepatroon heeft opgenomen geniet mijn respect in dezelfde mate als de vegetariër." Waar dr. Pais het doden van medeschepselen omwille van hun vlees als onethisch van de hand wijst, heeft hij ook overigens vaak voor het welzijn van de dieren op de bres gestaan. Als lid van de Amsterdamse gemeenteraad kwam hij talloze malen, en vaak met succes, tegen allerhande vormen van dierenmishandeling in het geweer. Dat hij over de dierverkrachting in de bio-industrie en het nodeloos en zonder enige consideratie uitvoeren van vivisectie in de laboratoria ook een duidelijke mening heeft, spreekt vanzelf. Kennelijk beducht voor politieke consequenties is hij helaas niet bereid te zeggen welk beleid de regering zou moeten voeren om aan deze wrede wantoestanden een eind te maken. Over vivisectie wil hij als zijn persoonlijk .oordeel wel kwijtgat dat tot "het allerstrikst noodzakelijke beperkt dient te worden". En van de bio-industrie zegt hij: „Bio-industrie is een eufemisme. Ik denk dat het zeer nuttig zou zijn als de mensen vaker en intensiever geïnformeerd zouden worden over wat er in de bio-industrie precies gebeurt. Ik kan me niet voorstellen dat iemand die weet hoe een diepvrieskippetje tot stand komt, zo'n dier met smaak kan opeten". De natuur houdt niet op bij de dieren en dr. Pais onderschrijft dan ook uit volle overtuiging dat het „milieubeheer in zijn totaliteit in onze industriële samenleving de allerhoogste prioriteit dient te hebben". Een en ander roept wel de vraag op of zijn inzichten ten aanzien van dier en milieu eigenlijk niet veel verder gaan dan de VVD-opvattingen wat dit betreft. Komen zijn denkbeelden hierover niet veel meer overeen met die van een partij als bijvoorbeeld D'66? Politicus als hij is, geeft Pais een ontkennende reactie. Hij vindt het overigens überhaupt niet zinvol om een verband te zoeken tussen zijn levenshouding als vegetariër enerzijds en zijn keuze voor de VVD anderzijds. „Ik zou erop kunnen antwoorden dat zowel in het vegetarisme als in de liberale maatschappijopvatting de nadruk ligt op de verantwoordelijkheid van het individu. Maar dat lijkt me een al te vereenvoudigende opmerking. Je ziet zo vaak dat één en dezelfde levensbeschouwing tot zeer uiteenlopende politieke keuzen leidt. Christenen bijvoorbeeld vind je zowel in de PPR als het CDA, in de PvdA zowel als in de VVD". Een kanttekening die niet-vegetariërs doorgaans met veel genoegen maken als zij in gezelschap van principiële weigeraars van vleesconsumptie verkeren, is dat de laatsten hun opvatting nooit tot in uiterste consequentie kunnen doortrekken. Pais wordt al zo'n kleine vier decennia lang met die opmerking geconfronteerd. „Als je niet alles kan doen, betekent dat niet dat je niks moet doen. Natuurlijk, ik heb weliswaar geen leren bankstel en geen leren vest, maar ik loop wei op leren schoenen". „Waar het een vegetariër om gaat is dat hij zoveel mogelijk vermijdt om dieren nodeloos leed aan te doen en nodeloos te laten sterven. Waar men meent dat de grens ligt van het vermijdbare en het onvermijdelijke, is ieders persoonlijke verantwoordelijkheid". Ook de vraag of het in een wereld waar honderden miljoenen mensen ondervoed zijn, waar volkeren onderdrukt worden, politieke gevangenen doodgemarteld, eigenlijk wel relevant is een pleidooi voor dierenliefde te houden, is voor de voormalige hoogleraar in de economie geen probleem. „Als econoom ben ik ervan overtuigd dat het vegetarisme een enorme bijdrage aan de oplossing van het wereld-voedselprobleem kan leveren. Als wij allen over zouden stappen op een vegetarische voedingsgewoonte, zou er geen honger in de wereld meer hoeven te zijn". Dr. Pais onthoudt zich niet alleen van vlees, hij rookt evenmin en is vrijwel geheelonthouder. Een saaie bedoening? „Ik heb geen borrel nodig om mijn rust te vinden. Als ik moe ben luister ik naar muziek, of ga ergens in een mooi stuk natuur wandelen. Vroeger speelde ik zelf piano en deed ook aan sport. Maar aan mijn huidige werkkring ben ik zo'n 100 uur per week kwijt en dat laat me voor die genoegens geen tijd meer. En wat de vleesloze keuken betreft, die kan heus heel verrukkelijk zijn. Mijn lievelingsgerecht is Mattar Panir. Erwtjes, blokjes kaas, en Indische kruiden, gedompeld in een sausje. Prima". Laatste vraag. Zou minister Pais het niet zinvol vinden om in een volgend kabinet een staatssecretaris voor dieren aan te stellen? „Een interessante gedachte", is zijn reactie. „Ik zal erover nadenken". WILLEM SCHEER GROEIENDE INTERESSE VEGETARISCHE VOEDING Zo'n prachtig rood biefstukje uit het midden yan de haas. Niet te dik gesneden en niet zwaarder dan 250 gram. Op een goed heet vuur in een mum van tijd aan beide zijden bruin gebakken. Geserveerd met een pittige rode wijnsaus. Verrukkelijk. Toch lijkt de gemiddelde Nederlander er minder trek in te krijgen. Volgens het Produktschap voor Vee en Vlees althans aan de toename van de vleeshonger i ons land in de tweede helft van 1977 een abrupt einde gekomen. Verorberden we in de periode april '76 tot en met maart '77 nog 63 kg vlees per hoofd van de bevolking, in de twaalf maanden die daarop volgden is deze hoeveelheid teruggelopen tot 59,8 kg. Een daling van maar. liefst 5%. Bij handelaren en producenten is dit gegeven hard aangekomen. Na de tweede wereldoorlog waren ze immers gewend geraakt aan een almaar hoger kruipende curve. Van 21 kg per hoofd van de bevolking in 1946 steeg de consumptie naar 46,9 in 1965 en vervolgens naar 57,4 kg in 1976. Een verklaring voor de afgenomen vraag heeft het produktschap niet. Aan de prijs kan het in elk geval niet liggen. „Vee en Vlees" behartigt de commerciële belangen rond rund-, kalfs-, varkens-, paarden- en schapenvlees. Gemiddeld zijn deze vleessoorten in de periode dat de vraag daalde zelfs goedkoper geworden, tenminste wanneer je de inflatie in aanmerking neemt. Uit een verschoven voorkeur van de consument naar bijvoorbeeld kip of vis kan de geringere belangstelling evenmin verklaard worden. Er moet iets ander de hand zijn. Een op zijn minst interessante veronderstelling is dat de afnemende trek in vlees samenhangt met een sterk toenemende belangstelling voor vegetarische voeding. Dat is voeding die hetzij betrokken wordt uit de plantenwereld, hetzij van het levende dier. Dus plantaardige produkten zoals groenten, fruit, noten, plantaardige oliën en daarnaast melk, melkprodukten en eieren. De groeiende animo voor dit soort voeding valt bijvoorbeeld op te maken uit het toenemend aantal zaken dat gespecialiseerd is in vegetarische levensmiddelen. Ook het aantal vegetarische eethuizen vermeerdert zich sterk. Van twee in 1970 tot ruim zestig nu. Veel gewone restaurants hebben tegenwoordig eveneens, naast vleesgerechten, een of meerdere vegetarische menu's op de spijskaart staan. Het vermaarde Apeldoornse restaurant De Echoput bijvoorbeeld, dat zeer terecht is onderscheiden met een Michelin-ster. En voor de Nederlandse Vegetariërsbond is een periode van grote bloei aangebroken. Jarenlang heeft deze bond te kampen gehad met vergrijzing en een teruglopende aanhang, maar sinds het begin van de zeventiger jaren stromen de nieuwe en jonge leden met honderden toe. Als onder een vegetariër wordt verstaan iemand die helemaal geen vlees eet, kan het totaal aantal vegetariërs in ons land op dit moment geschat worden op 80.000. Tegen 30.000 aan het eind van de zestiger jaren. De motieven om van vleesconsumptie af te zien, kunnen verschillend zijn, waarbij het ene motief het andere niet hoeft uit te sluiten. Een van oudsher door veel vegetariërs gehuldigde opvatting is dat het niet ethisch is dieren te doden voor menselijke consumptie. Deze vlees-weigeraars voelen een zo grote verbondenheid met het dierlijk leven op aarde, dat zij menen dat het nodeloos doden van dieren ten gerieve van de mensen tegen de natuurlijke orde indruist. Of, als ze religieus zijn, tegen de door de Schepper bedoelde orde. Een andere overweging om geen vlees te gebruiken kan het wereldvoedselprobleem als achtergrond hebben. Vlees eten is een uiterst kostbare en inefficiënte voedingswijze. Deskundigen hebben uitgerekend dat bijvoorbeeld een varken eerst zelf 8,3 kilo plantaarig eiwit moet opeten om zelf één kilo eiwit voor menselijke consumptie te kunnen produceren. Een koe heeft voor diezelfde kilo zelfs 21,4 kilo plantaardig eiwit nodig. Erg veel economen menen daarom dat als de ingewikkelde omweg van voeding via vlees zou worden verlaten en de mens de nu voor vleesproduktie gebruikte eiwitten rechtstreeks tot zich zou nemen, de oplossing van het wereldvoedselvraagstuk aanzienlijk eenvoudiger zou zijn. Een verschijnsel dat de laatste jaren ook veel mensen heeft doen besluiten de biefstukjes, karbonaadjes en kippepootjes verder onaangeroerd te laten is de bio-industrie. Op de vleugels van de grote na-oorlogse vraag naar vlees is de veehouderij in veel gevallen uitgegroeid tot een machinaal gebeuren waarbij de dieren op zeer onnatuurlijke wijze gedwongen worden zo snel en zoveel mogelijk vlees te produceren. Een aantal vegetariërs heeft geen principiële bezwaren tegen het eten van vlees, maar heeft de consumptie gestaakt omdat onder de huidige omstandigheden niet kan worden nagegaan of een bepaalde cotelet of runderlap al dan niet uit de bio-industrie afkomstig is. Wat alle vegetariërs, welke hun motieven ook mogen zijn, intussen benadrukken is dat er vanuit het oogpunt van een gezonde voeding, niets tégen een vegetarische levenswijze pleit, maar juist erg veel vóór. Een specialist die deze opvatting graag bevestigt is dr. ir. R. Hermus, wetenschappelijk medewerker van de afdeling humane voeding van de Landbouwhogeschool in Wageningen. „In onze eetcultuur is vlees bijna steeds een teveel", zegt hij. „Wat vlees ons aan waardevols te bieden heeft, zit doorgaans al in heel dat brede scala van andere voedingswaren die we tot ons nemen. Wie vlees uit zijn menu bant en voor het overige evenwichtig eet, komt niets te kort". Wetenschappelijk onderzoek heeft volgens dr. Hermus uitgewezen dat vegetariërs belanp?ijk minder kans lopen op moderne ziekten als hart- en vaatziekten en suikerziekte. Het verband tussen vleesconsumptie en gezondheid is, zo stelt hij, zelfs bijzonder nauw. Zó nauw, dat iemand die één dag in de week geen vlees eet, in principe al een beetje gezonder leeft, dan iemand die elke dag vlees gebruikt. Wie twee dagen geen vlees tot zich neem leeft weer ietsje gezonder enzovoort. „De huidige trend in de voorlichting is dan ook over te stappen op vegetarisch- achtige voeding", aldus dr. Hermus. Vleesloze keuken kan echt verrukkelijk zijn

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1978 | | pagina 13