Opbouw Taffeh- tempel nu echt begonnen finale RUIMTE ROND TEMPEL VOOR CULTURELE MANIFESTATIES DEN HAAG Kinderen zitten nog steeds zonder hulp op het politiebureau. Zij zijn opgesloten in een cel en krijgen niet de bij stand waarop ze recht hebben. Opsluiten van minderjarigen richt vaak ontzettend veel scha de aan. Het politiebeleid zou meer gericht dienen te zijn op het plaatsen van kinderen onder toezicht van hun ouders. De wet voor ziet in die mogelijkheid, maar er wordt onvol doende gebruik van gemaakt. Zo heeft het vaak geen enkele zin een jongen zaterdagmorgen op te sluiten om hem pas 's maandags te verhoren. Men zou hem veel beter onder toe zicht van zijn ouders kunnen plaat sen en hem na het weekend naar het politiebureau laten gaan. Het gebeurt nauwelijks. Dit voorbeeld kan met talloze andere worden uitgebreid. Al gemeen gesteld: het aantal in verze kering genomen minderjarigen dat op het politiebureau de vroeghulp krijgt waarop zij krachtens de wet recht hebben (artikel 490 A Wetboek van Strafverordening), is te verwaarlo zen. Het aantal dat in de cel terecht komt wordt geschat op 10.000 per jaar. Slechts ongeveer 200 daarvan krijgen bijstand van een hulpverle ner. Het probleem begint wel steeds meer te leven en men studeert erop. Het Werkverband Integratie Jeugdwel- zijnswerk Nederland bij voorbeeld heeft het in zijn notities ten behoeve van de begroting 1979 van het ministe rie van Justitie boven aan de lijst van urgente knelpunten gezet. Letterlijk: „De jeugdbeschermingsinstellingen, maar ook anderen ervaren deze hulp vraag in toenemende mate. Een geza menlijke projectgroep buigt zich hier over. Ongeacht de beslissing welke instantie in deze de meest geëigende hulpverlener zal blijken te zijn, is bestemming van financiële middelen dringend gewenst". Aan de directeur van WIJN, drs. Har ry Peters, de vraag: wat knelt er precies? Het blijkt heel in het kort hier op neer te komen. Krachtens een wetswijziging van 12 mei 1976 is de politie verplicht de secretarissen van de Raden voor de Kinderbescher ming onverwijld van het bevel tot inverzekeringstelling van minderjari gen op de hoogte te brengen zodat hulpverleners meteen in het geweer kunnen komen. Peeters: „De politie moet dus melden, maar we hebben de indruk dat hiermee vaak de hand wordt gelicht. Er is vermoedelijk de klad in geraakt en ik kan het me nog voorstellen ook. Als de politie ziet dat er geen enkele aktie komt op een melding en dat de doorgespeelde in formatie in het gunstigste geval in een bureaula verdwijnt, is de neiging na tuurlijk groot om er maar mee te stoppen. We hebben aanleiding om de hand ook in eigen boezem te steken". Op de achtergrond speelt een landelij ke strijd mee over de vraag of de vroeghulp door de overheidsinstellin gen (de Raden voor de Kinderbescher ming) dan wel door het particulier initiatief zou moeten gebeuren. De particulierè instellingen zouden wel in actie willen komen, maar ze kunnen niet wegens een door de subsidiëren de overheid straf gehanteerde perso- neelsformule. Peeters: „Per geval van vroeghulp ben je tussen de 66 en 172 man-uren kwijt. Je moet praten met de cliënt zelf natuurlijk, maar ook met de ouders met zijn school, met zijn werkgever. Je moet aanwezig zijn bij de voorgeleiding. Je moet reizen, wachten. Vroeghulp is heel arbeidsin tensief en kost een heleboel centen. Dat is het akelige van het probleem". Anderzijds blijkt er nogal wat op het spel te staan. Peeters:,, Eigenlijk zou er bij iedere aanhouding van een min derjarige meteen een hulpverlener in geschakeld moeten worden, want an ders kunnen er brokken vallen die zich onttrekken aan het gezichtsveld' van politie en justitie. Het is meer dan de moeite waard een structuur te vinden waarbinnen we hulp kunnen gaan verlenen zodra een jongen of meisje met de politie in aanraking komt. Vroeger zag men die eerste uren en zelfs dagen in de cel niet als zo heel erg essentieel. Men redeneer de: na eep paar dagen komt er echt wel iemand: wat stellen drie dagen op het politiebureau nou helemaal voor? Men wist eenvoudig niet hoe trauma tisch ze kunnen zijn, hoe ze tot crisis situaties kunnen leiden. Inmiddels zijn we er anders over gaan denken en zouden we er graag zo snel moge lijk bij willen zijn., Vroeghulp kan een levensbeslissende invloed hebben - kan bepalend zijn voor de rest van een mensenleven. Zo'n jongen of meisje dat in de cel belandt, kan daardoor wel van school gestuurd worden of een baan kwijtraken en langdurig in de w.w. terecht komen. Er kan een ernstige verstoring optre den in de relatie met de ouders of met de rest van de omgeving. Een verblijf op het politiebureau brengt veel angst teweeg, bij de cliënt zelf, maar ook bij zijn naasten. Het is niet reëel te denken dat je met vroeghulp al deze problemen kunt ondervangen. Aan de andere kant geloven we wel dat we veel invloed kunnen uitoefenen op de reactie van de betrokken jongere zelf en op die van zijn directe omgeving - thuis, school, werk. En dat scheelt echt een slok op een borrel". De wetswijziging van twee jaar gele den had een tweeledige strekking: enerzijds het aanbieden van hulp aan de verdachte in een vroegtijdig sta dium - anderzijds beperking van het aantal gevallen van voorlopige hechte nis door de mogelijkheid de beslissen de autoriteiten te informeren omtrent de situatie van de verdachte en even tuele alternatieven voor vervolging en detentie aan te dragen. Vroeghulp is, kortom, een veelomvattende aangele genheid. Hij kan een EHBO-functie vervullen door in te springen op heel alledaagse vragen: lectuur, bril, scho ne kleren, het verzorgen van huisdie ren, bemiddeling bij de bezoekrege ling. Hij kan voor emotionele onder steuning zorgen, want hoewel er niet altijd sprake is van een duidelijk her kenbare crisis-situatie, toch zal de in verzekeringstelling voor veel minder jarigen een schokkende ervaring zijn die gevoelens van eenzaamheid en onzekerheid oproept. Dan is de aanwezigheid belangrijk van iemand met wie hij kan praten, die hem helpt zijn situatie te verwer ken en hem voorbereidt op hetgeen hem te wachten staat. Een derde zwaarwegend aspect van de vroeg hulp is voorts het ondersteunen het helpen van de minderjarige door een bijdrage te leveren aan de beslissin gen die in het kader van de strafpro cedure over hem genomen kunnen worden (met name beslissingen ron dom eventuele verlenging van de in verzekeringstelling en de eventuele vordering tot inbewaringstelling). Van gewicht daarbij is dat de straf rechtelijke mogelijkheden worden af gewogen tegen de alternatieven die bijvoorbeeld de hulpverlening kan bieden. Dit hele terrein is - op experimenten in Zwolle en Breda na - braak blijven liggen. Peeters: „Er bestaat een lande lijke werkgroep, maar het treurige is dat er geen verbetering optreedt in de situatie rond de vroeghulp. Er gebeurt nauwelijks iets en wat gebeurt, is incidenteel. Wij zouden in beginsel het volgende willen: overal, in alle arron dissementen, op alle politiebureaus en bij alle aanhoudingen moet er onmid dellijk iemand zijn die kijkt of hij hulp kan verlenen en of hij als onder deel van de hulpverlening, kan advise ren bij de justitiële besluitvorming. Nu weten we natuurlijk dat het in de praktijk niet doenlijk zal zijn meteen een landelijk systeem voor vroeghulp op poten te zetten. We beschikken niet over de exacte gegevens die je daar voor nodig hebt. Het is in deze econo mische situatie moeilijk ektra geld te krijgen en de discussie over de vraag wie het moet gaan doen, loopt nog. Wat vinden we dan wel? Het is goed dat men op landelijk niveau blijft doordenken en onder zoek verrichten. Maar daarnaast die nen er plaatselijke experimentvormen van de grond te komen waarbij men gewoon aan de slag gaat. Alleen op die manier krijg je de nodige gege vens boven water om de zaak lande lijk in het gareel te brengen. Politie, justitie, Raden voor de Kinderbe scherming en particuliere instellingen moeten - zoals in Zwolle is gebeurd - aan een tafel gaan zitten om te kijken hoe je een plaatselijke situatie handen en voeten kunt geven. De vroeghulp dient al werkende gestalte te krijgen. Pas dan kun je zien wat er aan het licht komt, wat het oplevert en of het zin heeft de zaak groot scheeps aan te pakken. Er is een voorwaarde: voor die plaat selijke experimentvormen moet geld op tafel komen.. Daarvoor moet extra ruimte geschapen worden". Piet Snoeren IIDEN Met de komst vorige week van ie Egyptische architect Dr. Hassan El Ishiri kon het Leidse Rijksmuseum van ïudheden aan het Rapenburg 28 dan toch (cht eindelijk aan de wederopbouw van Ie tempel van Taffeh beginnen. Deze :e irfgyptische tempel, die op de inmiddels ig iverkapte binnenplaats van het museum al worden opgebouwd, heeft de afgelopen e hof® Jaar van zi3n 'anSe leven in kleine |tukken doorgebracht, ss (j^e z'ïn erS blij ^at Dr. Ashiri echt geko men is", meldt de verheugde heer Schnei- Rotjer, conservator van de Egyptische afde- aratJHg van bet museum. "Het werk heeft in afwachting van hem twee weken stil gele- |en- badden eerlijk gezegd niet meer disoferwacbt dat hij zelf zou komen, hoewel kij dat wel heeft toegezegd. Maar hij is iyec4nlangs directeur van het museum van Ptpafaraoïnische Kunst in Cairo geworden en pe hadden ons kunnen voorstellen dat hij nt hoofde van die nieuwe functie in Egyp- was gebleven en een ander had ge- leis (tuurd," aldus de heer Schneider. komst van Dr. Ashiri, een expert op iet gebied van de Oud-Egyptische archi- ituur is van essentieel belang aangezien lij als geen ander op de hoogte is van de Dnstructie van de zandstenen tempel. Hij ras betrokken bij de totale demontage van tempel van Taffeh toen deze nadat hij in Nederland was geschonken voor ver ier werd gereedgemaakt. De heer Ashiri leeft bovendien een uitgebreide studie van Ie tempel gemaakt en beschikt over veel oto-materiaal. Hij blijft een maand in ^eiden, lang genoegm om de technische lienst van het museum in de gelegenheid stellen de tempel verder zelfstandig op bouwen. Dat moet voor het einde van it jaar gebeurd zijn, in ieder geval ruim rdat Prinses Beatrix en Prins Claus het iheel zullen openen, op 4 april 1979. binnenplaats van het Rijksmuseum laakt momenteel een heel wat nettere idruk dan een jaar geleden, toen op 21 ipril 1977 dr. P. J. Yperlaan, hoofd van Ie directie musea, monumenten en archie- ;n van het ministerie van CRM het eerste ;at boorde, het begin van de werkzaamhe- ien rond de tempel. In één jaar is de lodderige brij in de open lucht veranderd een fraaie overdekte ruimte met natuur- inen wanden, en alleen de nog wats nderige betonnen vloer en vijf onderste igen van de tempel van Taffeh, die nog ioofdzakelijk in de vorm van stenen ver spreid liggen, geven aan dat er nog steeds P^,|druk wordt gewerkt. De bezoekers is een **®®ïlik op de werkzaamheden vergund mid- lels de royale ruiten, die op de binnen plaats uitkijken, want pas na de officiële [opening zal men er echt vrij kunnen rond- lopen. ~>e tempel van Taffeh is ongeveer 2000 (jaar oud. Hij werd gebouwd in de periode van de Romeinse keizer Augustus, geheel in de stijl van de Oud-Egyptische tempels, sober, met één ingang en met als voor naamste versiering zes zuilen met fraai ^^gebeeldhouwde planten kapitelen. In de jjpvierde eeuw na Christus werjl de tempel verbouwd, vermoedelijk ter ere van de godin Isis. Een tweede ingang werd aange bracht en bovendien werden verschillende versieringen toegevoegd zoals afbeeldingen van de gevleugelde zonneschijf en friezen van de Egyptische koningsslang, de uraeus. Een Griekse inscriptie in het in wendige van de tempel vermeldt deze ver bouwing Op 14 december 710 werd de tempel tot Christelijke Kerk gewijd. Vermoedelijk maakte het Christendom in de 13e eeuw plaats voor de Islam en sindsdien was de tempel opgenomen in de bewoning van het dorp Taffeh, een dorp ruim 50 kilometer ten zuiden van Assoean, op de westelijke oever van de Nijl in het zogenaamde Nu- bië. De tempel van Taffeh zou nog steeds in het dorp gestaan hebben als er in deze eeuw geen dammen in de Nijl waren aan gelegd. In 1908 werd de eerste assoeandam (niet te verwarren met de huidige grote Assoeandam) opgehoogd. Daardoor kwam een gedeelte van Nubië in het stuwmeer. De Egyptenaren verwachtten op den duur dat Taffeh ook onder water zou komen en daarom werden er^al maatregelen geno men om de tempel tegen water te bescher men. Dat geschiedde door middel van een res tauratie. De tempel verdween inderdaad in het oprukkende stuwmeer, en dook alleen gedurende de zomermaanden op. Wat de Egyptenaren niet hadden voorzien was dat de scheepvaart op het stuwmeer schade aan de bebouwing van het ondergelopen gebied zou kunnen berokkenen. In de ja ren twintig werd de tempel door een schip in elkaar gevaren. Gelukkig werd daarbij weinig schade aap de onderdelen zelf aan gericht. Wel werd een latere heropbouw bemoeilijkt omdat de tempel niet meer systematisch uit elkaar kon worden geno men. Na de bouw van de grote Assoeandam voorzag men dat geheel Nubië onder water zou komen te staan, hetgeen thans inder daad het geval is. Om de Nubische monu menten te redden werd een internationale actie op gang gebracht, onder auspiciën van de UNESCO. Er werden 25 monumen ten gered door ze af te breken, uit rots te zagen en elders weer op te bouwen. Aan de reddingsactie namen 51 landen deel, waaronder Nederland, onder leiding van wijlen minister Cals en de Egyptische pre sident Nassar stelde vier Nubische tempels beschikbaar aan de landen die zich het meest hadden ingespannen. Amerika ont ving in 1968 de tempel van Ellesiya, die wordt opgebouwd bij het Metropolitan Mu seum in New York, Italië kreeg in 1967 de tempel van Debod, die werd opgebouwd in Turijn, Spanje in 1970 de tempel van Debod en Nederland in 1969 de tempel van Taffeh, ondanks de aanvaring toch nog beschouwd als één van de mooiste en best bewaard gebleven tempels. Nasser stelde Nederland als voorwaarde dat de tempel een beschermde plaats zou krijgen, dus niet in de open lucht. Het gevolg was dat de uiteengenomen tempel als een gigantische zandstenen legpuzzel nog zes jaar in 644 kisten verpakt in Nederland bleef liggen, omdat voor de wederopbouw en de maatregelen om de tempel te beschermen ettelijke miljoenen moesten worden vrijgemaakt, hetgeen pas ruim een jaar geleden definitief geschied de. al die tijd lagen de 657 blokken, die in 1971 per boot naar Rotterdam werden overgebracht, vlakbij het museum in een pakhuis aan de Leidse Papengrafiht. De werkzaamheden voor de plaatsing van de tempel op de binnenplaats van het museum bleken nog heel wat problemen op te leveren. De palen voor de tempel en voor de bijbehorende overkoepeling moes ten in voorgeboorde gaten worden gestort; heien zou de omringende bebouwing te veel hebben aangetast. Deze zogenaamde mortel-schroefpalen (vloeibare palen) wer den door Nederhorst ingebracht. Dit be drijf kreeg tevens de opdracht voor de bouw van de overkapping en de omlijsting. Aanvankelijk was het de bedoeling dat er een doorzichtige overkapping zou worden aangebracht, maar dat bleek te duur te zijn, en daarom is er inmiddels een zwart dak aangebracht met toch nog doorzichti ge stroken aan de randen, zodat er ook nog daglicht naar binnen komt. Het dak wordt gesteund door een staalconstructie met stalen spanten van ongeveer 12 meter hoogte. Het geheel staat verankerd in een betonnen fundering, die als het ware door het poortje aan de kant van het Rapenburg naar binnen is gepompt. Dat poortje gaf de firma Nederhorst nog de nodige problemen. Het is namelijk twee meter breed en driemeter hoog, en dat is te klein om de normaal gebruikte mate rialen door aan te voeren. Het mocht niet worden afgebroken, want het staat onder Monumentenzorg. De sta len spanten moesten daardoor bijvoor beeld met een grote kraan over het oude gebouw worden getild en ook vanaf het Rapenburg gesteld worden. Voor de schroefpalen moest een apart mini-kraan tje worden gecharterd. Om de 300 kubieke meter grond weg te halen, die plaats moest maken voor het beton werd gebruik ge maakt van een baby-bulldozertje. Ook de technische dienst van het museum laat zich niet onbetuigd bij de werkzaam heden. De dienst zal in samenwerking met de restauratiefirma Burgy de opbouw van de tempel voor zijn rekening nemen. „De hij installatie voor de stenen van de tempel is speciaal op de aanwijzingen van de heer Binnendijk van de technische dienst door een Leidse smid vervaardigd. Er bestaat namelijk geen hijsinstallatie voor de ste nen maat die de Egyptische architecten 2000 jarigen terug voor de Taffeh-tempel gebruikt hebben," aldus de heer Schnei der. De technische dienst van het museum zal overigens voordat de tempel officieel door Beatrix en Claus wordt geopend inmiddels ook de werkzaamheden aan de diverse zalen en de balie hebben beëindigd; de balie gaat weer terug naar de oude plaats, de mummie-afdeling wordt vernieuwd, er komt een nieuwe Grieks/Romeinse zaal naast de nu overkapte binnenplaats. „Deze bouw wordt gelijk met de opening van de tempel officieel in gebruik genomen", al dus de heer Stuart, waarnemend directeur van het museum. De tempel van Taffeh krijgt waarschijnlijk nog rare kostgangers na als Godshuis plaats te hebben geboden aan de meest uiteenlopende godsdiensten. Het is name lijk de bedoeling van het museum dat de door een zwart dak, bruine natuurstenen wanden en blauwe natuurstenen vloer om geven ruimte, met als middelpunt de bruingele tempel ook gaat dienen voor culturele manifestaties, zoals concerten, to neelvoorstellingen en grote tentoonstellin gen. Het zwarte plafond is zelfs speciaal voor dat doel acoustisch gemaakt. En ten slotte zal het voor iedere Leidenaar moge lijk zijn om de ruimte binnen te wandelen zoals men dat bij een park doet, om er desnoods zijn broodje op te eten. Entree hoeft pas te worden betaald als de rest van het museum wordt bezocht, de balie bevindt zich achter de binnenplaats. Het museum hoopt natuurlijk wel dat er van deze vrije ruimte een stimulerend en drempelverlagend effect uitgaat dat de bezoekers het museum zelf zal indrijven. Of rijden, want naast de al eerder aange brachte liften in het museum is bij de constructie van de vloer van de binnen plaats rekening gehouden met invaliden, die door een betonnen helling aan de zijkant niet op drempels van enige beteke nis hoeven te rekenen. FRANK BUURMAN

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1978 | | pagina 19