;ei Voltaire ond geen plek ter yereld zo ngenaam als IDen Haag 4 ïerder naar let Noorden' ars 200ste sterfdag van de .grootste entertainer van zijn eeuw' Een eenzaam mens op de vlucht neest «porti s ook mt in >t wal aarsv echte inig »ok t< vissei V toog en een Zodr eldt pitzej ?mb^is-Marie Arouet, kort en entui bekend als Voltaire, heeft n jjgjt merendeel van de Neder- kbaJ ttat«e nooit een beste geur J We voelen ons nog steeds iff te,e' boofd gestoten door zijn ite, vanwege het bijtende m nauwelijks te vertalen af- HH^groet: „Adieu, canards, ca- en canailles" - vaarwel een- "tveria°bten en van "chel. *n mPebben we, gelovig volk als i, hem de godslasterlijk klin- opwekking vergeven waar- i zijn brieven placht te eindi- Icrasons l'infame" - laten we verpletteren. Veel verder twee uitspraken reikt de le kennis over Voltaire zijn bepalend voor zijn - en dat is jammer, want ze ,<je waarheid geweld aan. Tiet de laatste te beginnen: je bedoelde met de „schurk" .j wilde „verpletteren", aller- 5de godsdienst, al wordt hem ijd in de schoenen geschoven. a mei.0!?™ of iiz«n ■ls. Afcras' men^ ,Vl staaft 'w' «4hi. rgerh fianipulerende organisaties 'r^Jluid zou tijdens een Landelijk 1€?aal Overleg anno 1978 wel- eiiet eens onwelkom zijn. Vol- f geloofde in God - „Als ik een n |e zie, geloof ik ook in de emaker" - en in de onsterfe- J Jd van de ziel. Hij liet te Fer- j lar hij op latere leeftijd woon- in kerk bouwen met als op- „Deo erexit Voltaire" - door j".e re voor God opgericht. Hij 1 een vriendschappelijke en jisseling met paus Bened ictus bekend ijvéraar voor verbete- lan het ellendige lot van de w aanse indianen, die hem een *h medaille schonk en toestem- mm zijn toneelstuk Mahomet rkt a m' heilige Vader, op te .li. Allerminst het beeld van ^.."jnische godsloochenaar dus en is Voltaire ook niet; hij was •ns een fanatiek bestrijder le religieus fanatisme. Vervol- •maledijde eenden. De vermelding van het zinnetje 1 luit 1782 toen Voltaire al 4 jaar en was. De barones van Ober- Vergezelde in dat jaar de Rus kroonprins en diens gade tij en bezoek aan Nederland. Op noteerde ze in haar dagboek: ortXijn kondigt aan dat we het chter de rug hebben waarte- ïeneer Voltafre bij zijn af- de beroemde woorden sprak: canards, canaux, canailles", alles. In de werken en brie- net ven van Voltaire geen spoor van de beledigende opmerking. Nergens een zweem van bewijs dat hij hem zou hebben geuit. Integendeel, ge lijk verderop zal blijken. Zo kan de 2l)0-ste sterfdag van „de grootste entertainer van zijn eeuw", de „eerste voorlichter van Europa", de „onbetwiste vertegenwoordiger van de Franse cultuur", de „grond legger van de filosofische geschied schrijving", de „vorst van dc vrije gedachte" - hij overleed op 30 mei 1778, geveld door emoties en over spanning - aanleiding geven om de nodige misvattingen en vooroorde len weg te bezemen onder het vloer kleed van de geschiedsvervalsing. In Nederland Voltaire in Nederland... Hij verbleef verschillende malen hier: in 1713, in 1722, in 1737, in 1740 en een laatste maal in 1743. De reizen omspannen een tijdvak van dertig jaar. genoeg voor een gefundeerd oordeel. En hoe blijkt dat in werkelijkheid te luiden? „Het schouwspel dat de na tuur de bezoeker op mooie dagen biedt, ontlokt hem kreten van be wondering. Men ziet niets dan wei landen. water en groen geboomte. Van Den Haag tot aan Amsterdam strekt zich één aards paradijs uit. Geen plek ter wereld is zo aange naam als Den Haag, wanneer het zonnetje er tenminste wil schijnen, 's Zomers is het verrukkelijk toe ven in de stad en de ongedwongen sfeer maakt de winters dragelijk. Men gaat uit of men blijft thuis. Iedere straat is een wandeling waard. Men kan naar hartelust fla neren of rust vinden bij de huiselij ke haard. Het is Fontainebleau, maar dan zonder de plichten van het Hof. De prettigste stad van het noorden. Een van de oorden waar ik zou willen wonen." Ook voor Amsterdam blijkt zijn bewondering groot - en die geldt met name de burgerij. „Een burger van Amsterdam is een mens; een burger die enkele lengtegraden ver derop woont, een werkezel. Het is de stad van de verdraagzaamheid waar christenen, joden en Socinia nen vreedzaam zij aan zij wonen. Onder de 500.000 bewoners van Am sterdam treft men geen enkele klap loper aan, geen enkele armoed zaaier, geen enkele snoever en geen enkele boerenpummel. Werkloos heid is onbekend in Amsterdam en bedelarij? Nergens in Nederland heb ik deze schandvlek van de na tuur zien toelaten. Het kan niet anders of men straft streng ieder een die de hand durft ophouden en zorgt uiterst gewetensvol voor de behoeftigen. De ziekenhuizen in Amsterdam zijn, vergeleken bij die van Parijs, voorbeelden. De ge meentebesturen van alle steden slo ven zich uit voor armen en zieken. De gebrekkigen krijgen bijstand, maar wie gezond van lijf en leden is, moet zich nuttig maken." Andere koek, kortom, dan het hem toegedichte „tuig van de richel". In plaats van „canailles" vond Voltaire hier een leefklimaat Fransen zich in zijn ogen best eens mochten spiegelen. Reden om hem tijdens zijn Nederlandse reizen wat dichter op de hiel te volgen. Het eerste bezoek dateert, zoals gezegd, uit 1713, maar vooral dat van 1737 is belangwekkend omdat het een verbanning gold die een onthullend licht werpt op de manier waarop Voltaire aan zijn reputatie van gods lasteraar kwam. Arme Adam en Eva Hij werkte als een slaaf in die tijd - aan Candide, aan de Dictionnaire Philosophique, aan zijn brieven die groeiden in tal, diepzinnigheid en waarde - maar hij vond tussen de bedrijven door de vrije uren om een dichtwerkje, Le Mondain, in elkaar te draaien ten pleziere van zichzelf en zijn vrienden. Het thema was de verkieslijkheid van een geciviliseerd boven een primitief leven. Adam en Eva moesten zich, stelde Voltaire, dood hebben verveeld. Arme zielen. Geen enkele andere bezigheid dan eten, drinken en vrijen. Zeep noch schaar. Wat zullen hun nagels en haar er hebben uitgezien. Het avondmaal, genuttigd onder een eik, bestond louter uit gierst en eikels, weggespoeld met water. Hoe geheel anders is het leven van een gecivili seerd mens. Hij ziet zich omringd door de schilderijen van zijn smaak. Aan de muren hangen gobelins. De tafel is gedekt met zilver. Als hij behoefte heeft aan verstrooiing, fluit hij zijn rijtuig en gaat naar de opera. Al zijn zintuigen vinden be vrediging. Zij die een luxe bestaan aanklagen, zijn zelf meestal arm en zwartgallig. Het is in Le Mondain dat de klassieke zin voorkomt: „overvloed, die grote noodzaak..." Een spits niemendalletje, meer niet. Maar het viel in handen van de bisschop van Mirepoix die het door speelde naar kardinaal Fleury en toen gingen de poppen aan het dan sen. De geestelijkheid veroordeelde het gedicht als godslasterlijk; het schilderde Adam en Eva immers af als een paar dat in de Hof van Eden niets anders deed dan vrijen. Vol doende om Voltaire in ballingschap te dwingen. Nederland bereidde hem een warm onthaal. De geleerde professor 's-Gravesande uit Leiden ontving hem met open armen. Vol taire woonde zijn colleges bij en ze voerden lange, wijsgerige gesprek ken. Zo is de Hollander... De gemiddelde Nederlander weet weinig van Voltaire en dat weinige is meestal negatief. Zou men echter de verzamelde werken van „het ge weten van Frankrijk tegenover de wereld" door een computer voeren om er de aan Nederland gewijde passages uit te vlooien, dan zou het apparaat gaan schudden alsof de jackpot was gewonnen. Niet altijd valt het oordeel vleiend uit. Toch: wie heeft moeite onze volksaard te herkennen in deze schets? „Zo is de Hollander - hij koopt overal en hij verkoopt overal; een slechte oogst bestaat voor hem niet. In Amster dam maakt men meer drukte over een lading peper dan over een filo sofisch meesterwerk. Geen ledig heid. Het is verboden op de zak van een ander te leven. De Hollander houdt van de vrijheid die onont beerlijk is voor het doen van zaken. Handschrift van Voltaire op een brief aan Marc Michel Rey te Amsterdam, berustend in het Koninklijk Huisarchief te Den Haag, Hij leeft matig en is spaarzaam. Hij is ook zwijgzaam en gesloten. De vrouwen zijn niet gevrijwaard van deze gebreken." Grote bewondering had Voltaire voor de wetenschaps beoefening in Nederland. „Een Hol lander begaat nooit een blunder." Boerhave die hij in 1737 in Leiden bezocht, achtte hij „nuttiger dan Hippocrates" en hij ijverde voor de verbreiding van de denkbeelden van de vermaarde heelmeester. De Calvinistische sfeer die in Ne derland overheerste - „hoewel er meer katholieken dan protestanten zijn" - is Voltaire niet ontgaan. Maar hij constateerde in één adem dat het protestantisme niet het heil loze karakter droeg van een staats- en eenheidsgodsdienst. „Dank zij de geest van verdraagzaamheid heeft men dit gevaar weten te omzeilen. Het meest frappante kenmerk is juist dat men het bestaan van een groot aantal sekten en zelfs van verschillende religies toelaat." Van zijn eerste bezoek af is de Neder landse verdraagzaamheid voor Vol taire een bron van waardering en verbazing geweest. „Ze hebben hier een opera om te huilen, maar dit wordt goedgemaakt door de aanblik van calvinistische dominees, Armi- nianen, volgelingen van Socinius, rabbijnen en Anabaptisten die vrije lijk kunnen praten en in wezen allemaal gelijk hebben." Vrijheidszin In 1737 moest Voltaire zelf naar Nederland vluchten. Als zovelen maakte hij er zijn leerschool in vrijheidszin door. Hij ondervond aan den lijve wat het betekende en is er sindsdien altijd de grote pleit bezorger van gebleven. Noem het de belangrijkste buit die zijn geest in Nederland binnenhaalde. Ontelbaar tenminste zijn de toespelingen die hij erop maakt. „Het is niet onmoge lijk dat ik de rest van mijn leven in Nederland ga doorbrengen om in vrijheid te kunnen denken en schrij ven... geen vrijheid onder de men sen zonder die van meningsuiting." Of: „Het lijkt nergens naar te oppe ren dat verdraagzaamheid gevaar lijk is wanneer we voor de deur een Engeland en een Holland hebben liggen die bevolkt en welvarend zijn geraakt door diezelfde verdraag zaamheid, en eertijds schitterende koninkrijken, nu ontvolkt en braak vanwege een tegenovergestelde vi sie." En: „Waar liggen de grenzen van de rechten der vorsten,waar die van de vrijheid des volks? Ik geef u de raad deze vraag eens rustig te gaan bestuderen op het stadhuis van Amsterdam." Of: „De Hollanders, nauwelijks bevrijd van hun juk, stichtten een regerings- voim die zoveel mogelijk de gelijk heid waarborgt - het meest natuur lijke recht van de mens." Canards, canailles. Kennelijk vond Voltaire ons minder eenden zonder kop dan we zelf vaak hebben gedacht. Dure hofnar Veel nadeligs kan over Voltaire worden gezegd, zoals hij vaak in zijn oordeel de Nederlanders niet heeft gespaard - wie trouwens wel? Frederik II van Pruisen in wiens paleizen hij drie jaar vertoefde, over hem: „een hofnar, en wel een hele dure." Recente studies schilde ren hem als „een levendige, satiri sche geest, eerer een agressief dan een constructief denker. Zijn karak ter vertoont kleinzielige naast groot moedige trekken. Ijdeltuit en op portunist die bij Madame de Pom padour kwispelstaartte om konink lijk geschiedschrijver van Lode- wijk XV te kunnen worden. Antise miet, getuige zijn kenschets van de joden als een fanatiek volkje dat in de rest van de wereld onbekend of terecht geminacht was. Anti-demo craat, blijkens zijn opmerking liever geregeerd te worden door één leeuw dan door vierhonderd wolven. Tja. Maar ook: „Zijn werkzaamheid op elk gebied van denken en van weten grenst aan het ongelooflijke. Hij was een van de ijverigste verbrei- ders van nieuwe denkbeelden in de 18-de eeuw en als zodanig de grote sloper van het ancien régime - van despotisme, privileges en monop olies. In zijn afkeer van onverdraag zaamheid was hij de evenknie van Erasmus. De betekenis van zijn his torische werk springt in het oog als men het vergelijkt met dat van voorgangers en tijdgenoten." Tegenstellingen en twistpunten ge noeg. ook nu nog, bij zijn 200-ste sterfdag. Op zich al een bewijs dat de mensheid toen een zeer bijzonde re vertegenwoordiger verloor. .Laatste regels op zijn doodsbed" „Ik sterf - God aanbiddend, mijn vrien den liefhebbend, mijn vijanden niet hatend en vol afschuw voor alle bijgeloof." Een geestelijk testament dat de fabel van zijn blasfemisch karakter ontmaskert en waaruit men proeven kan hoezeer verdraag zaam, vrijheidslievend, naar gelijk heid strevend Nederland meer voor hem betekend moet hebben dan de drie allitererende woordjes waar mee men hem pleegt te herdenken. Een samenzijn bij Voltaire naar een onvoltooide gravure van Hubert. Behalve Voltaire zelf (met geheven hand) zijn o m. weergegeven: Condorcet, Diderot en d'Alembert PIET SNOEREN n Een reis zonder doel, zonder reisdoel althans. Een reis die dient om weg te komen, hoe dan ook, en welke tol er ook betaald moet worden. Dat is de kern van het gebeuren in een boeiende nieuwe roman van Bert Jansen, de drie jaar geleden debuteerde met een verhalen bundel „Nozzing but ze bloes" en die men verder kent van journalistieke werkzaamheden. Zijn eerste roman is in veel opzichten zeer overtuigend. Het verhaal concen treert zich rond één enkele figuur, een man die tegen de veertig loopt en het allemaal wel gehad heeft. En het nooit gevonden heeft. Een paar vrouwen spelen in het verhaal daarbij een rol, maar dat zijn figuranten, want de man is zozeer, een eenling geworden, als.Jiet boek over hem begint te vertellen, dat alles en iedereen om hem heen niet meer is dan een schim. Als het verhaal begint is de man vertrok ken. Noordwaarts. Naar een eiland, .dat in de wintermaanden wacht op de komst van het voorjaar en daarmee van de touristen. Er worden uitsluitend retour biljetten verkocht op de boot, de man scheurt zijn terugreiskaart door en gooit de flarden in de golven. Op het eiland bereidt hij zich langzaam, via allerlei ongebruikelijke wegen, voor op een tocht per boot. Hij gaat clandes tien in een leegstaandse vakantiebunga low wonen, maakt zich meester van een zeewaardig zeiljacht, dat in het haventje ligt, bevoorraadt zich. Het eerste deel van het boek heet „Recon structie" en het beschrijft minutieus deze gebeurtenissen. v Dat wordt afgewisseld met een aantal flashbacks: het verleden van de man. Zijn moeilijke jeugd, zijn relaties met. vrouwen, die stuk voor stuk op niets uitliepen. Door eigen tekortschie ten, door niet in staat te zijn zich aan te passen? Of door de personen met wie hij te maken had, met wie hij- wel in konflikt moest komen? Het tweede deel van het boek heet „Log boek" en is dan ook in de dagboek-vorm. De man is alleen op zee, in zijn kleine jacht, dat hij onvoldoende kan hanteren. Hij heeft de jachthaven verlaten en vaart noordwaarts: langs de Deense Kust, over steek naar de Noorse Kust, verder noord waarts tot in de Noordelijke IJszee. In het Logboek noteert hij zijn belevenis sen op zee. De ontmoetingen met andere schepen. De moeilijkheden met wind en zeilen. De problemen met de motor, het proviand, de radio-installatie. Bovendien noteert hij wat hij van zichzelf vindt, Hoe hij het leven wat hij geleid heeft zelf beoordeelt, wat de reden is van deze vlucht. Dat laatste vraagt hij zich steeds heviger af, omdat hij eigenlijk steeds meer zichzelf en een zeker geluk vindt in zijn eenzaamheid en de gevaren die hij loopt. Niet gelukkiger kunnen zijn dan in je eigen lichaamswarmte in een slaap zak in de onmetelijke kou van de pool nacht, in een oneindige ruimte op zee, waar volstrekte eenzaamheid heerst. Dat verlangen naar eenzaamheid, dat be^ sef dat hij slechts met zichzelf kan leven, „spoedt hem voort", om met Slauerhof te spreken. Niet zonder reden dit citaat, omdat Bert Jansen in dit boek een aantal herinneringen oproept aan de zeereizer- dichter-romanticus-eenling Slauerhoff, die ook voortdurend op de vlucht was voor de samenleving, de anderen. En voor zichzelf. Je mag stellen dat Bert Jansen die draad wonderwel opneemt en opnieuw een boek schrijft waarin het klassieke Nederlandse thema van de relatie van een eenzaam mens met de zee, op voortreffelijke wijze wordt gebruikt. Het slot van het boek, wanneer de defini tieve ondergang niet ver meer af kan zijn, heeft een suggestie van onafwendbare roem, van noodlot en verlangen naar vernietiging, die op wel heel knappe ma nier wordt opgeroepen. De lange reis naar de vrijwillig gekozen •eenzaamheid en dood in „Verder naar het Noorden" is op bijna klassieke manier beschreven. JAN VERSTAPPEN Bert Jansen: '„Verder naar het Noo.fd- en", Uitgeverij Bert Bakker. Prijs 17,50.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1978 | | pagina 17