„Als de mens ontgoddelijkt zal hij ook LUITENANT-KOLONEL ALIDA BOSSHARDT: relations doet zou willen dat hij had wat het Leger had. De Kerk is op het grond vlak zo weinig zichtbaar. Dat Leger heeft dat niet. Het publiek drukt ons erin. Ze zien de Kerk niet en wel de heilsoldaat. Daarom ben je zo extrovert en zo makke lijk naar buiten gericht. Ik geloof, als een psycholoog onze soldaten zou onderzoe ken, dat hij dan veel herkenningspunten zou tegenkomen". Goedwillend Kolonel Alida Bosshardt zou uren kun nen blijven filosoferen over de rol van de Leger des Heilssoldaat in onze samen leving. We spreken verder over haar op vattingen, maar dan meer met betrekking tot het Goodwillwerk in Amsterdam. Ze gaat voort: „De heilsoldaten waren een voudige mensen. In Amsterdam is dat met name sterk naar boven gekomen. De soldaat was de goedwillende man of vrouw die je een gulden gaf, als je het nodig had. Wij zijn nooit zo opdringerig geweest. We hielpen. In feite viel het Leger vroeger meer uit de boot dan nu. Het was altijd een eenvoudige groep, maar dat is veranderd. En ach, er zijn nog altijd mensen die het Leger in willen. De jongeren zie je weer. Dat is ook een reden om dankbaar te zijn. Maar we hebben veel meer nodig. We zullen iets aan werving moeten doen". Vanaf begin juli zal dat Leger, waar de kolonel met zo veel verve over spreekt, het zonder haar moeten doen. Ook het Goodwillwerk. »Ze zegt daarover: „Hier komt een driehoofdige leiding. Een kapi tein voor het geestelijk werk, het evanga- lisatiewerk voor de binnenstad, een kapi- teine als coördinator voor al het sociale werk, plus een goede christen als hoofd administratie en financiën. Ze zullen het druk krijgen. Je moet toch wel een prijs betalen voor die volledige beschikbaar heid. Ik begon alleen en kreeg 100 gulden. Nu is het een bedrijf. De tijd was dertig jaar geleden ook anders. Maar ik hoef niet te zeggen dat het alleen-zijn zaligma kend is". Over haar beginperiode: „Ik bracht met Rode Kruis-auto's goederen uit het zuiden naar de bestemmingen in het noorden. Een heel boeiende zaak, maar later deed ik administratie in het hoofdkwartier. Ik hou nu eenmaal van het uitvoerende werk. Ik ging de buurt in. Ik kwam de noodgevallen tegen en ging aan de slag. Langzaam vormde zich op de Walletjes, bood je hulp aan, organi seerde open lucht-bijeenkomsten en dat alles naast je taak op het hoofdkwartier. Maar je groeide naar individuele contac ten met de buurt. Je haalde een juffrouw uit de goot, je kon het werk niet meer loslaten. Op 9 oktober 1948 kreeg ik mijn toestemming om met Goodwillwerk te beginnen. Nou, er was hier heel wat te beleven. Kolonel Alida Bosshardt heeft vaak en veel gepraat over haar specifieke werk temidden van het rosse leven op de Wal letjes. En niet altijd met een even grote omzichtigheid, omdat zij eerlijkheid even hoog aanslaat als vertrouwelijkheid. Over de rosse buurt, haar buurt: „Het was vroeger een gesloten, geheimzinnige sfeer. Het had een speciaal effect van romantiek en problematiek. Na tien uur, elf uur 's avonds kwam het pas tot actie. Dat heb ik allemaal zien veranderen. Nu begint het al vroeg overdag. Ik. heb het alles zien komen. Het eerste sexwinkeltje nog aarzelend zien opengaan. Als u mij nu vraagt wat nog pornografie is, dan vraag ik mijn ook af wat nog wel en wat niet meer mag. Je komt er hier nier meer achter". Uitgestoten En hoe is het nu, na dertig jaar Goodwill werk. Kolonel Bosshardt meet niets in resultaten. Ze voert geen boekhouding over gewonnen of verloren zieltjes. Ze praat wel over de maatschappelijke ver anderingen in de rosse buurt. Óver de meisjes, de pooiers en de druggebruikers: „De meisjes zijn veel zelfstandiger gewor den. Je moet je afvragen wie nu profi teert van de ander. De pooier of het meisje? Ze bepaalt nu wat ze krijgt. En ach, er zijn ook vrouwen die werknemers, in dienst hebben. Wij bieden deze mensen onze hulp aan. We zeggen iedereen moet het Evangelie hebben. Aanvaard je dit, dan moet je stoppen met protitutie. Zeg gen ze tegen me: Ik wil voorlopig nog geen Evangelie, want ik wil niet stoppen. Dan dringen we ons niet op. Want wie is er nu ongelukkiger? Ja, ik zie prostitu tie niet als mijn beroep, maar het lijkt de prostituée niks om de hele avond met de Strijdkreet op straat te lopen. Ik geloof echter, dat zij in feite ongelukkiger zijn. Het ontbreekt hen aan gezelligheids contact, ze hebben geen familiecontact meer, ze voelen zich uitgesloten in deze maatschappij. De prostituée heeft recht maatschappelijke hulp. Het is ongeloo flijk welke enorme contacten we njet deze mensen hebben". Een voorbeeld uit velen. Zegt kolonel Bosshardt: „Laatst nog een meisje gehol pen. Ze was aan drugs verslaafd, maar werd niet in het centrum opgenomen pn niet in het ziekenhuis. Dan springen wij in. De drugs hebben de problemen alleen maar groter gemaakt. Het heroïnegebruik is heel triest. Maar wat moeten wij? Wij zijn er wel mee bezig. We bieden eerste hulp. Bijvoorbeeld in de vorm van een schone trui. De eerste opvang, maar geen behandeling. Het is een ziekteproces, we doen toch ook geen blindedarmoperaties. Het Leger biedt ze maatschappelijke hulp en we kunnen ze stimuleren naar die centra te gaan met meer vakbekwame mensen. De drughandel wordt ook agres siever. De handelaren moeten meer hun best doen om het spul kwijt te raken. Het wordt je overal aangeboden. Nee, mij nog nooit. Maar ik geloof toch dat de mensen over vijf. misschien zes jaar zeggen, née, dat is het niet. Het is toch ontzettend wat je iedere dag om je heen ziet Ook al heb ik het nog veel erger gezien. Ik weet niet of ik het zeggen mag, ik geloof dat de teruggang al begonnen is. Maar nu komt het platteland wellicht aan de beurt". „Je ziet de verwording om je heen. Als de Goddelijke normen worden losgelaten, kan immers alles. De prostituées laat normen vallen, maar die man die uit een publiek huis komt, slaat ook het eerste de beste hoekje om. Wij zijn geinteres- seerd in deze mensen. Ze zijn welkom. Het Leger heeft strenge normen. Ma^r wij zijn het meest tolerant voor de ander. Christus veroordeelde de zondaar nooit, wel de zonde. De mensen zeggen ook tegen ons: Jullie zijn geheelonthouders, maar jullie vinden het best als we stotfi- dronken zijn." Luitenant-kolonel Bosshardt kan ook na haar afscheid nog hele dagen bezig zijn. Uitnodigingen voor spreekbeurten over de prostitutie liggen nog in haar laatje, de tickets voor vakanties zijn al aangebe den. Lachend zegt ze: „Er is nog genoeg te ronselen", en dan weer serieus: „Wij hebben in deze buurt veel mensen hét Evangelie gebracht, dat ze anders nooit zouden kennen. Wij hebben in het land begrip gekweekt voor deze groep. Ze zijn immers een deel van onze maatschappij. Je moet er altijd aan blijven werken, dat ieder mens in de hand van God blijft geloven. Als de mens op den duur ont- goddelijkt, zal hij ook ontmenselijken". Luitenant-kolonel Alida Bosshardt zal ook na 1 juli, wanneer zij gaat „rusten" nog regelmatig te zien zijn voor het decor van oude, scheefgezakte geveltjes langs de grachten van Amsterdams oude pnenstad. Alida Bosshardt, voor velen nog bekend als „de majoor", neemt op 1 juli officieel afscheid van het Leger des Heils. Maar afscheid voor altijd, van haar talloze vrienden, van de buurtbewoners, de meisjes en de jongens van de rosse buurt, dat kan deze bijzondere vrouw nooit. Ze blijft in haar buurt wonen zoals ze zegt: „Je moet er altijd aan blijven werken, dat ieder mens in de hand van God blijft geloven. Dit is het verhaal van een vrouw, die de verpersoonlijking zou worden van het |bodwillwerk dat het Leger des Heils verricht tussen het verborgen leed in het pikantste pretpark van ons land. 11 Natuurlijk was er wel slok bier gemorst op de kaft Strijdkreet in een bedompte n de Oude Zijds Voorburgwal. van een-zoldertje-achter za- eens zusters onder een blauw de grachten schuiven met in het Woord Gods. En in de van het vaal-rode licht hadden geluisterd naar liederen van het es Heils, die langs de muren van opklommen. Maar het Leger zich schuil in aan de Prins Hendrik- De poort naar een meer dan zeven jaar oude buurt, waar zeilma- schippers en spekslagers hun stoel- achter de geveltjes deelden met dan 3000 meisjes. Gidsen in rond- wezen op het pikante van „rosse buurt", en zwegen over de eenzamen achter de kromme muren, gezinnen van vier hoog, in het souterrain en dron- het portiek. Ze zwegen over van de schlemiel. Kolonel A. Bosshardt plnd 1975 op de bloemenveiling in Aalsmeer waar zij' honderden lefaamde tocht van prinses Beatrix, okto» met de toen nog majoor A. Boss- «fit door donker Amsterdam. De prinses "*T*tte zich toen met de verstrekking van (trijd kreet. ^Hlangs deze grachten en nauwe steeg- ^Hle helpende hand wilde uitsteken kon Hmeer volstaan met het zingen van vrolijk lied, trekken aan een accor- jt of het uitdelen van een Strijdkreet, geestelijke en sociale problematiek schuil ging achter het rosse leven te om een andere aanpak. Om Good- jverk bijvoorbeeld. Dertig jaar lang ^}icht het Leger des Heils nu Goodwill- in dit specifieke stukje oude bin- ^^tad van Amsterdam. Precies de tijd |een jonge kapitein van Het Leger de igavondse zangstonde uittilde naar 'ht sociaal werk, zoals dat ook al in len en in Amerika gebeurde. Die vrouw was Alida Bosshardt. Nu, itenant-kolonel nog een maand ver- JeliarvJOr(^e^jk voor ^et ve'e en gevarieer- 9Werk in deze spectaculaire buurt. Op neemt zij afscheid van haar ontel- vrienden in de Ronde Lutherse Kerk ;terdam. Om rond de le juli rust •ken in haar optrekje midden in de rt, die haar dierbaar is geworden, la Bosshardt „de majoor" houdt de rt vol- is de personificatie van het swerk op de Walletjes. Ze kan nog l stap verzetten in de Trompetter- g of ze moet een praatje maken, een rie schouderklop verduren of een uit- iging voor een kopje koffie aanne- i. En dat nadat ze zich de laatste jaren idelijk heeft teruggetrokken uit het lige straatbeeld in de buurt. Boven, laar bureau-en-bed-kamer in het huis I» 7?idc Vonrhnrn,„,1 no Vo«f „Ik ben erg dankbaar.Dankbaar vooral omdat ik in mijn werk mijn aard en mijn ideeën kon terugvinden. Ik wilde altijd onder de mensen. De mensen iets schen ken. Je diensten verlenen en bezig zijn vanuit het Evangelie. Ik heb een cursus Staffunctionaris doorlopen en bezit het diploma van de Sociale Akademie. Die combinatie, je door God aangesproken voelen op je verantwoordelijkheid voor je naaste" met daarbij een goede vorming in de menswetenschappen. Die combina tie heeft een sterk stempel op mijn werk gedrukt". Uniek Het Goodwillwerk is in dertig jaar tijd een heel bedrijf geworden. Toch zal kolo nel .Alida Bosshardt altijd in vele harten aanwezig blijven als de vrouw die heil bracht in het leven van prostitués en pooiers en later ook van verslaafden en dronkaards. Ze zal de geschiedenis in gaan als de „majoor" die in het nachtelij ke donker met prinses Beatrix kroegjes binnenstapte en rond het Oude Kerks- plein een aantal prostituees bezocht. Ali da Bosshardt blijft eeuwig populair, al zal zij de laatste zijn die dit te onderstre pen. Zegt ze: „Populair? Ach ja ik ben extrovert. Ik treed graag naar buiten toe. Bovendien was mijn maatschappelijk- werk en mijn Leger des Heils-opleiding samen erg uniek. En als je dan in een spectaculaire buurt werkt, trekt alles naar je toe". De kolonel over haar werk nu: „Het is enorm veranderd. Ik ben tien jaar alleen verantwoordelijk geweest voor deze buurt. In 1962 kon ik mijn eerste zaal openen, in een klein kroegje aan de O.Z. Achterburgwal. We werkten met vrijwilli gers, maar toen pas kreeg ik zeven men sen in dienst. Boven hadden we een opvangcentrum voor vrouwen en meisjes. Nu zijn er bijna 80 mensen in volledige dienst. We hebben een supermarkt van diensten, aangepast aan de noden van de buurt. Ons werk is niet meer weg te denken. Er is veel meer te doen dan we met onze mensen kunnen doen. Maar we geloven in ons werk. Onze doelstelling is geloven. Het Evangelie verkondigen en vertolken in 'woord en daad". Kolonel Bosshardt is niet van mening dat het Goodwillwerk vervangen, zou kunnen worden. Daarvoor is het veel te uniek. Ze zegt:„De herkenbaarheid van het Le ger des Heils in Amsterdam is erg groot. We zijn 24 uur per dag bereikbaar, welke instelling heeft dat? Wij hebben week- eindbereidheid. Dan draaien we top op de Walletjes. De mensen gaan er van uit dat wij er zijn. Daarom moet je nog wel vakbekwame mensen binnenhalen, maar het Leger is niet meer weg te denken. Het Leger bestaat uit gewone mensen, die vanuit het Christelijke denken welzijns werk doen. Voor veel mensen ligt de drempel naar ons toe lager. De mensen beleven ons minder theoretisch. We zijn meer praktisch gericht. Hier krijgen ze een warme trui, of een kop koffie, ook al hebben we aan de aiider kant behande lingsmethodieken. Doordat we een aan loopcentrum zijn, leggen we gemakkelijk relaties. We lopen in de buurt. We zijn voortdurend zichtbaar en aanspreek baar". Kolonel Bosshardt gelooft ook daarom dat het Leger zo populair is. Ze gaat er dieper op in. „In Nederland zijn een miljoen Gereformeerden, drie mil joen Hervormden, vier miljoen Rooms- Katholieken en maar 11.000 heilsoldaten, waarvan 2.000 in vaste dienst. Iemand heeft wel eens gezegd: de som van de opgetelde heilsoldaten is minder dan de invloed die ze verspreiden. De heilsoldaat timmert aan de weg. Hij is zichtbaar. We mogen bij de mensen binnen omdat we zo goed zijn als de mensen denken dat we zijn. De mensen hebben een bepaald verwachtingspatroon van ons. Daarom stap je er ook in. Het publiek weet hoe wij ons gedragen moeten. Het is eigenlijk een fenomeen. Menigeen die aan public

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1978 | | pagina 17