„Bar weinig mensen beseffen dat een lelijke vent in een rolstoel snakt naar een beetje warmte". „Vechten is de enige manier om te overleven" Zendamateur den. Hij heeft erover gelezen in een tijdschrift en volgens dat artikel worden ze al volop toegepast in garages. Maar ja hij is natuurlijk geen auto. Of schoon hij wel het idee heeft, dat hij op de meest ongelegen momenten gestald wordt. Ier Marijnen: „Een vrijwillige dood beschouw ik nog steeds t naar te grijpen". •r Marijnen is nauwelijks vier jaar geworden, als ouders bij hem vreemde symptomen waarnemen, ze niet thuis kunnen brengen. Ook de huisarts ift moeite met de diagnose van het plotseling itreden ziektebeeld en veronderstelt gemakshal- dat het kind wat lui van aard is en daarom nog n zin heeft om te leren lopen. „Een kwestie van 1", meent hij, „er is geen reden tot ongerustheid, laatsten zullen vaak de eersten zijn". liter schrijft hij uit voorzorg toch maar een recept &r pillen uit, want de jongen blijft zichzelf hardnek- z buiten spel zetten en kan het tempo van de jeugd de Haagse Valkenbosplein-buurt nauwelijks bijbe- Hij gaat nog wel naar de kleuterschool, maar ^lt daar gelijk door de mands als een onwillige ^■feanger, die zijn klasgenoten voortdurend in de weg ^^^t. Het is lang geleden, maar Peter Marijnen jinnert zich die jaren haarscherp: „Ik geloof, dat in het begin nog wel vrij aardig kon lopen. Maar !n het minder werd, liet iedereen me prompt links jen. Ik was in de ogen van de rest een brekepoot, i steeds maar viel en aan wie je bij de spelletjes >n fluit had. Ik beantwoordde niet aan het ideaal- »ld van de gezonde Hollandse kleuter en werd dus soleerd. Omdat ze vanaf dat moment met een boog i me heen liepen was ik wel gedwongen mijn eigen g te zoeken. Toen if'oa? spelen met de sn dut^*en beoordelen. 1 Jü* kon geüik af- 1 ^nd nemen. Misschien is dat mijn redding geweest, 14 11T feite heb 6611 bikkelbarde ieuSd gehad". perkte wereld ®jMer Marijnen is nu 29 jaar. Het grootste deel ^rkrvan heeft hij doorgebracht in bedden en in zijn en aa.^toel. d'e hem nog steeds naar de uiterste grenzen 60.444 zijn beperkte wereld brengt. Tot zijn zeventiende •ii •5fiir woonde bÜ thuis, maar op den duur was dat -31 36Xn haalbare kaart meer. Zijn moeder droeg hem e dag op haar rug naar zijn slaapkamer en zijn Ier moest elke nacht vijf keer opstaan om zijn flamde lichaam om te draaien, waarmee doorliggen >rkomen werd. Zijn moeder zakte op een gegeven lent door haar rug. „Ik was gewoon te groot en aar geworden", zegt hij vergoelijkend; zijn vader leg een zenuwinzinking. „Ook logisch", meent hij, I geef het je te doen om zo'n beer als ik ben vijf Ir per nacht om te kantelen. Daarvoor moet je de ((stitutie hebben van een bootwerker. En vader is ivallig in de wieg gelegd voor kapper", ziekte waaraan hij lijdt wordt spierdystrofie ge- ïmd. Het is de verzamelnaam voor een groot aantal ieraandoeningen, waarvan nu 281 verschillende irten ontdekt zijn. Ze worden alle gekenmerkt door i vaak progressieve verzwakking van de spieren, riden fprvoor tot nog toe geen afdoende geneesmethoden ronden zijn. Men kan het lijden van de patiënten moet0guit verlichten, soms tijdelijk stuiten, maar midde- rden rt om de kwaal te genezen zijn er niet. De 10.000 Want flerlanders, die aan één of andere vorm van spier- Is bre#tr°He Üjden, zijn derhalve tot nader order veroor- ameraïld tot bet leven. Een vonnis, dat slechts door de imen \Pd teniet kan worden gedaan. Sspheidsduivels t zijn man- aan w'e 'k i*1 Katwijk aan Zee de weg vraag uwen K bet Zeehospitium heft gelijk een waarschuwen- ijke klVfrger en roept, zich verslikkend in zijn spontane dQociaterlach: „Ik zou maar uitkijken als ik jou was, 1 iets ?er Ze zitten daar allemaal in electrische botsau- nerijtjes. Als je niet oppast, rijden ze je zo van de e eerr^eH- Stuk voor stuk zijn het snelheidsduivels" op h grap natuurlijk, waarbij hij geen kwaadaardige ioelingen heeft. Hij kent de. 72 landgenoten niet beginfa die zich in de vriendelijke paviljoens achter de e ontv|vende duinenrug verborgen houden. Hij weet al- iloten h, dat er een hoop met hen aan de hand is. Het ke verjie is hem weliswaar onbekend, maar „de honderd beeldjjter in tien, drie loopt er niet één", weet hij uit dezeljrouwbare bron te melden. afsluitter Marijnen is één van de door hem gesignaleerde shotjiheidsduivels. Zijn rolstoel is zojuist aangepast, lut wolat hij zijn gast tenminste aan de ingang kan letje %achten. „Dat is de ellende met spierdystrofie", iket bl|i hij uit, „als je die ziekte hebt, hol je voortdurend ater de feiten aan. Nou ja, hollen. Je zoekt naar h film® oplossing en als je die gevonden hebt is ie alweer van «pruikbaar geworden. Ik heb nog een tijd lang taat, vfinen schilderen, maar dat gaat niet meer. Ik kon of vfdig overweg met een typemachine, maar dat kan van kriook vergeten. Zo brokkelt je koninkrijkje steeds t Is tfder af. Ik had op een gegeven moment niet eens nenterier de kracht om de schakelaar van mijn rolstoel ïoeg fibewegen. Dan moet je wachten, tot iemand een monfcjossing heeft uitgedacht. Ik heb nu een apparaatje, nog i ze gebruiken bij het radiografisch besturen van slden. hiatuurvliegtuigen. Dat werkt superlicht en kost werp, ha niks. Voorlopig ben ik dus weer gered", kan win kamer in het Zeehospitium wijkt in niets af van :ing mfl vrijgezellenhome. Veel boeken langs de wand, een eeld juidsinstallatie en daarnaast platen met zijn favo- iroen M muziek. Rock'n roll, de ouwe stomp, waaraan wit wol zo'n tien jaar terug verslingerd was. Als hij een en seifatje wil draaien moet hij wel wachten, totdat één linuutb de paviljoen verzorgers zich meldt. En datzelfde met zjluld moet hij ook opbrengen, als hij zijn kamer en —I verlaten. Er is weliswaar een alarmbel, maar daar ammet^akt hij zo min mogelijk gebruik van. Als het even huisd1 dopt hij zijn eigen bonen en wil hij zo weinig jin levteelijk mensen tot lasf zijn. Daarom wacht hij ilmkai*er. totdat er iemand binnenkomt. Dan kan hij {minste zeggen: „Ik ga zover met je mee", j vindt het doodjammer, dat de ambtelijke molens h trage wiekslag hebben. Want als dat niet zo was, zijn kamer waarschijnlijk allang een deur, die ^^^trisch op afstand geopend en gesloten kan wor In de muurkast van Peter Marijnen is het grootste gedeelte gereserveerd voor een zendinstallatie. waarmee hij contact onde'houdt met radioamateurs in heel Europa als een te gemakkelijk middel In zijn muurkast is het grootste gedeelte gereserveerd voor een zendinstallatie, waarmee hij contact onder houdt met radioamateurs in heel Europa. Op 14 oktober van het vorig jaar is hij geslaagd voor het officiële examen van de PTT en mag hij legaal contact zoeken op de Twee Meter FM-band. „Natuur lijk moet ik me beperken tot officiële boodschappen", zegt hij, „privé-zaken zijn taboe. Maar ja, soms vergeet ik het met opzet en roep ik toch, dat ik me rot voel. Of zoiets". Als hij gaat zenden rijdt hij zijn rolstoel onder de kast, zodat hij de diverse knoppen met de toppen van zijn vingers kan bereiken. Een stokje, dat hij altijd onder handbereik klaar heeft liggen op de formicatafel van zijn stoel, wipt hij daarna naar zijn mond. En daarmee balancerend kan hij de microfoon in de ideale stand brengen. Voor zijn gasten wil hij graag een kleine demonstratie geven. In twee minuten heeft hij de installatie aan de praat gekregen en kan hij beginnen met zijn oproep: Hallo, P.E.L. Hallo B.L.J Hoort u mij?" Er komt geen antwoord. Het zweet staat op zijn voorhoofd. Hij probeert het nog twee keer, voordat hij de moed opgeeft. „Er luistert niemand", stelt hij spijtig vast, „het is ook eigenlijk een ongunstig uur om contact te zoeken". In het paviljoen helpt hij zijn gehandicapte medebe woners ook bij hun taal- en rekenlessen. Elke morgen van tien tot half elf, niet langer, want dat kan hij geestelijk niet opbrengen. „Het kost me een geweldige inspanning", geeft hij toe, „maar het is de moeite dubbel en dwars waard. Je weet niet half, wat het voor mij heeft betekent: om me nuttig te maken voor anderen, die er nog slechter aan toe zijn dan ik. Ik ben daar voortdurend mee bezig. Ik heb ook nog een tijdje lang schroeven en moeren ingepakt in plastic zakjes. Stom werk natuurlijk. Maar je deed tenminste wat. Je had contact met de samenleving. Je had het gevoel dat je niet voor spek en bonen meedeed. De laatste tijd ben ik continu bezig met dat gevecht tussen leven en dood. Dat houdt me almaar bezig. Ik ben jaren lang een onverbeterlijke optimist ge weest. Dat zei iedereen. Ik vond voor elke nieuwe handicap onmiddellijk weer een passende oplossing. „Verdomme", dacht ik dan, „als gehandicapte heb ik toch zeker ook recht op het leven. Ik mag toch ook lachen en blij zijn en mijn borreltje drinken?" Dat heb ik volgehouden totdat Harry stierf. Zijn laatste woorden in dit paviljoen waren: „Toch wordt Feyenoord kampioen". Dat is dus alweer een poos geleden gebeurd. Harry was mijn beste vriend met wie ik alles deelde Hij had ook spierdystrofie. Maar hij was wél bang voor de dood en kon zijn handicap moeilijk verwerken. Voor mij was zijn pessimisme een uitdaging, ik had in zijn leven een taak. Ik kon hem opvrolijken en enthousiast maken voor allerlei plannen. We hebben samen als leeuwen gevochten voor een eigen discotheek, waar we plaatjes konden luisteren zonder door de goegemeente te worden aangegaapt. Dat is namelijk de pest in deze wereld Deze samenleving houdt alleen maar rekening met een schoonheidsideaal. De snelle, mooie sportieve jongens zijn in tel; voor die mensen wordt er geadver teerd, gebouwd en geinvesteerd. En verrekt weinig mensen houden er rekening mee, dat een lelijke vent in een electrische rolstoel ook naar een beetje warmte en genegenheid verlangt. Als je geen vin kunt verroe ren betekent dat nog niet dat je geen hart in je lijf hebt. Dat je geen behoeft hebt om uit te huilen of samen van fijne momenten te genieten. God, beware alles, ik mag andere mensen helpen. En dat geeft me de kracht om door te knokken". Demonstraties Peter Marijnen zal op 22 mei uiteraard present zijn op het jaarfeest van de Vereniging Spierdystrofie (V.S.N.), waarvoor deze keer het legerkamp bij Crailo ter beschikking is gesteld. Er worden 1400 deelnemers verwacht en voor hen zal hij met liefde demonstraties met zijn zendinstallatie geven. „Dat wordt een pracht- dag", voorspelt hij, „als het weer die dag een beetje mee zit, krijg ik contact met heel Europa". De Vereniging Spierdystrofie Nederland VSN heeft zijn broodnodig bestaan te danken aan Ysbrand Poortman, leraar Biologie aan een Goois Lyceum, die in zijn leven zelf geconfronteerd werd met de grenze loze problemen van spierdystrofie. Zijn oudste doch ter Simone kon dertien maanden na haar geboorte opeens niet meer lopen. „Dat gebeurde van de ene dag op de andere dag", herinnert hij zich, „in oktober 1964. Ik wist van niks, had nog nooit van spierdystro fie gehoord. Daarom begon ik met lege handen aan een eindeloze martelgang van 21 maanden langs de huisarts, die steunzolen voorschreef, langs de ortho- peet, de revalidatiearts, de kinderarts en de diverse neurologen. De vage diagnose, die deze tocht uiteinde lijk opleverde vond ik nauwelijks bevredigend en daarom ben ik mijn licht gaan opsteken in Parijs, Londen, Newcastle en Lund. Met de gegevens, die ik op deze manier verzamelde, kon ik tenslotte vele ordners vullen. Maar tenslotte wist ik tenminste, hoe ..het" heette en wat „het" was. Toen duurde het daarna tot de zomer van 1967, voordat mijn vrouw en ik bij toeval hoorden, dat er een levensgroot risico was van 1 op 4 voor elk volgend kind in ons gezin om dezelfde ziekte te krijgen. Dat was enkele maan den vóór de geboorte van ons derde kind". Wurgende greep Poortman ontdekte meer gedurende die eerste levens jaren van zijn dochter, die op zijn eerste amateur films nog parmantig aan de hand van haar moeder door de tuin loopt. Hij ontdekte met name. dat de ouders van de lijders aan spierdystrofie m een wur gende taboegreep leven en met hun liefde en leed, hoop en vrees volkomen geisoleerd worden. De huis arts zegt: „er is weinig aan te doen" en verwijst, de specialist stelt zijn diagnose en verwijst; de geneticus, waar je wellicht daarna belandt, legt uit, maar je begrijpt het niet. Je staat moederziel alleen met je angst om het voorspelde lijden van je eigen kind, dat je misschien niet aan kunt, je staat alleen met je angst om straks die vraag te moeten beantwoor den: „waarom heb je mij toch in vredesnaam op de wereld gezet?" Zijn dochter is nu een levenslustige tiener, die in Baarn op een middelbare school studeert. In de klas is een speciale voorziening gemaakt voor haar rol stoel; thuis in de garage heeft Poortman een zwem bad laten maken, waarin Simone zich kan uitleven. Water is het laatste element, waarmee ze vrijuit uit de voeten kan. „Het was een dure investering, maar we hebben het met liefde gedaan", zegt Poortman, „mensen, die met spierdystrofie geconfronteerd wor den zeggen maar al te gauw: „er kan niks aan gedaan worden". Daar word ik nog steeds hels over. Er kan alles aan gedaan worden". Heilige ernst Het bewijs, dat het hem heilige ernst is, leverde hij door het initiatief te nemen voor de oprichting van de Vereniging Spierdystrofie Nederland, die nu ruim 1200 leden telt. Dat komt neer op ruim tien procent van de in Nederland tot nog toe geregistreerde spier- dystrofie-patiënten. De VSN heeft tot doel om het welzijn van de lijders en de ouders en/of verzorgers van lijders aan spierdy strofie en aanverwante ziekten te bevorderen alsmede de research naar de oorzaken en de mogelijkheden tot voorkoming van deze ziekten te activeren. Er wordt daartoe een kontakt- en informatieblad uitge geven, men stelt voorlichtingsfolders samen en vanuit zes regionale afdelingen worden huisbezoeken en bijeenkomsten gecoördineerd. Voorts zijn een medi- sch-organisatorische en een psycho-sociale afdeling actief. De VSN is tevens oprichter en lid van de European Alliance of Mescular Distrophy, waarbij nu elf landen zijn aangesloten. Binnen de vereniging opereert voorts de werkgroep Myasthenia Gravis-pa- tiënten, die de specifieke belangen van deze zieken behartigt. Barricadenvechter me, als je wist, hoe ellendig ik soms in de knoei zit, als ik merk, dat ik weer minder kan presteren. Maar dan is er niemand. Dan blijft de deur van mijn kamer dicht en kan ik tegen de muren gaan schreeuwen. Op zulke momenten ga je door de hel. Maar zelfs op zulke momenten verlang ik niet naar de dood. Dat zou ik een te simpele oplossing vinden. Een vrijwillige dood beschouw ik nog steeds als een te gemakkelijk middel om naar te grijpen. Ik vecht me liever dood. Vechten is de enige manier om te overleven. En daarbij neem ik een voorbeeld aan mijn tante, die al 18 jaar in Scheveningen aan een beademingstoestel ligt. Tante Jo is nu 63 en voor buitenstaanders lijdt ze een mensonterend leven. Maar toch denkt ze er niet aan om te capituleren. Drie keer heeft ze nu op de rand van de dood gezweefd, maar telkens heeft ze er zich met leeuwen moed boven uit gevochten. Misschien heb ik die vechtlust wel van haar geërfd. Ik heb ook bitter weinig om naar uit te kijken. Ook ik wordt gedwon gen om stap voor stap terug te trekken. Maar het recht om te leven pakt niemand mij af, zolang ik twee vingers kaïn bewegen om een gedicht te schrij ven. Marijnen is nu samen met de schrijfster Ans v.d.Hei- de-Kort bezig aan eên boek over zijn leven. „Ik heb dagen met haar gepraat over alles, wat me bezig houdt. Ik heb haar verteld over mijn machteloosheid, over de betutteling van mensen zoals wij. Als vent van 29 heb ik rekening te houden met een voortduren de contróle. Ik kan niet straffeloos verdrietig zijn, een pest humeur hebben. Als dat gebeurt komt er onmiddellijk iemand naar me toe om te vragen, wat me mankeert. Natuurlijk: ik weet het. Het is allemaal goed bedoeld Maar een geestelijke oplazer zal ik toch echt zelf moeten verwerken. Als mijn nieuwe corset in mijn hele lijf schrijnt zal ik toch moeten denken: „Het is voor je eigen bestwil Peter. Als je het niet had was je nog verder van huis". Het is de eeuwige afhanke lijkheid. die je opbreekt. Ik zal je een voorbeeld geven: je bent nog geen seconde op het idee gekomen om te informeren hoe ik mijn kop thee eigenlijk leeg krijg. Jij hebt je eigen thee allang op. Maar ik moet vriendelijk vragen, of je dat slangetje even in mijn mond wilt doen. „Graag gedaan Peter". Zo gaat dat met alles. Als ik naar mijn ouders in Den Haag wil moet ik gebruik maken van aangepast vervoer. Ik kan niet de eerste de beste taxichauffeur voor laten rijden, want die is niet uitgerust voor het vervoer van rolstoelen. Daarom kost elk ritje me honderd gulden. En dat doe je dus ook niet elke dag met een zakgeld van 200 gulden per maand. Toch maak ik daar geen punt van. Je hoort mij ook niet klagen, als het weer wat minder met me gaat. Want dat heb ik ingecalculeerd. Ik weet, dat ik tot aan mijn dood blijf inleveren en er nooit iets voor terug krijg. Maar ook dat kun je nog behappen, zolang je nog het gevoel hebt, dat je op de één of andere manier functioneert in deze wereld. Ik kan nog van Vanuit het Centraal Bureau van de VSN, een houten barak aan de Rutgers van Rozenburglaan 4 in Baarn, telefoon 02154-18400. begeleiden barricadenvechter Poortman en zijn kleine staf van vrijwilligers ook urgente, geldverslindende projecten, waarbij onder meer de fysiotherapeutische methodieken inzake spierdystrofie en de carrierdetectie voorrang hebben „Vergis u niet", waarschuwt Poortman, „zeg nooit bij voorbaat: dat zal mij niet overkomen. Want in feite is iedereen erfelijk belast met acht geamputeerde genen. En het hangt alleen van de partner af, of de erfelijke factoren manifest worden. De Gezondheids raad heeft becijferd, dat 15.000 echtparen in Neder land elk jaar voor genetisch advies in aanmerking komen. Duizend echtparen blijken in de praktijk echter maar naar de daartoe geoutilleerde universitai re centra verwezen te worden". De Vereniging Spierdystrofie Nederland probeert nü al elf jaar om Nederland te interesseren voor de specifieke problemen van de spierdystrofie De 6000 huisartsen in ons land worden regelmatig op de hoogte gebracht via publicaties en de mensen, die direct geconfronteerd worden met deze ziekten, wor den geholpen bij het vinden van de kronkelwegen in de doolhof van de medische zorg. „Spierdystrofie blijft een afschuwelijke en voorlopig nog uitzichtloze ziekte", geeft Poortman toe, .maar we laten de patiënten en hun ouders tenminste niet meer in de kou en in hun hemd staan Er wordt hard en belangeloos gevochten voor een beetje verlichting van het loodzware juk, dat 10.000 Nederlandse patiën ten en hun gezinsleden dragen. Mijn dochter Simone zal nooit genezen, maar als we haar en onszelf de zekerheid kunnen geven, dat we samen vechten voor wat zon in haar en ons leven, is de strijd niet tevergeefs. Soms ligt Simone bij ons in de tuin en dan zie ik. hoe de wilde konijnen naar haar toe komen en uit haar hand eten. Dan lijkt ze net op Franciscus van Assisië. Zo'n leven kun je toch moeilijk zinloos noemen" "LEÓTHURING FOTO'S: SIMON E. SMIT

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1978 | | pagina 19