_3innenkort meer duidelijkheid over Herindeling van provincies en gemeenten Lichamelijke afwijkingen als verklaring voor crimineel gedrag nnenland IINISTER WIEGEL VAN BINNENLANDSE ZAKEN eno e ir y\j da Haag Prof. dr. W. Buikhuisen, tot f kort hoofd van de wetenschappelijke iling van het ministerie van Justitie, enocmd tot hoogleraar in de crimino- t in Leiden. Normaal zou deze benoe- een ieder die niet behoort tot de ijdcn voorbij zijn gegaan, ware het dat het blad KRI onthulde dat Buik en bij de Leidse universiteit geld |t bedongen om onderzoek te doen r biologische factoren die delinquent idadig) gedrag kunnen bevorderen, hinologen speuren gewoonlijk naar [tschappelijke factoren om delinquent rag te verklaren. Buikhuisen wil ook pgische oorzaken proberen op te spo- Volgens hem is niet alles te verklaren maatschappelijke factoren. Crimino- ii konden uit onderzoek opmaken dat feen uit een lager milieu eerder in raking kwamen met Justitie, dan men- uit een hoger milieu. Ondanks deze j enhang gedragen de meeste personen ten lager milieu zich volgens de wet ^beeldig. Hoe komt het dat een enke- over de schreef gaat? Persoonlijke Dmpringen spelen hierin een belangrijke n Iemand kan bijvoorbeeld een moeilij- jeugd hebben gehad. Maar misschien ok de biologische gesteldheid van de (overtreder anders, heeft hij een her ede if wijking of teveel van een bepaald noon. kan zich afvragen of de als integer >rke*nd staande Buikhuisen zich met dit t onderzoek niet op zeer glad ijs be- Eind vorige eeuw dacht de Italiaanse Lombroso de misdadiger te kunnen vaniennen aan een laagschedeldak. Een n jt verband tussen crimineel gedrag dagj-ag waarbij de wet wordt overtreden) ie biologische gesteldheid bestaat al- I al niet, omdat het strafrecht aan idering onderhevig is. Wat dertig jaar len streng verboden was, kan nu zijn ;taan. /eet Buikhuisen natuurlijk ook. Waar iet z'n onderzoek meer greep op wil ;n, is agressief gedrag. Door het me- /an de hartslag, de huiddoorbloeding ;an men onderzoeken of mensen snel- igewonden raken, waardoor ze eerder lur en vlam kunnen staan. Agressief ig is echter heel wat anders dan neel gedrag. Agressief gedrag kan lineel worden, zodra het in strijd is met lidige wetgeving. ilogisch onderzoek naar de werking iet lichaam bij agressief gedrag wordt Ierland al gedaan b.v. op het Neder- Instituut voor Praeventieve Genees- le in Leiden. Wat dat betreft is Buik- in's onderzoek niet zo uniek. De kop- ig aan de criminologie maakt dit soort (rzoek in Nederland wel uniek en te- punt van discussie. Van crimnolo- ordt verwacht dat zij gegevens aan- ;n op grond waarvan preventief (voor- ?nd) kan worden opgetreden. Het is im belangrijk om te weten wat er met iderzoeksresultaten gedaan wordt. Dit ethische vragen op. Wanneer men ;tof ontdekt die zonder bijverschijnse LEIDSE COURANT ZATERDAG 29 APRIL 1978 PAGINAL Adders onder het gras van bio-criminologisch onderzoek len agressie dempt, mag deze stof dan toegediend worden aan wetsovertreders? Of wanneer men ontdekt dat personen die een extra mannelijk (XYY) chromosoom bezitten crimineler zijn dan normale (XY) mannen, is het dan gerechtvaardigd alle baby's te onderzoeken op die afwijking? Over deze laatste vraag is de afgelopen 10 jaar al een leerzame discussie gevoerd, die ons kan helpen bij de beoordeling van het voorgenomen onderzoek van Buikhuisen. De XYY-afwijking komt ongeveer 1 op de 1000 geboortes voor. Rond 1965 ontdekte men in de VS dat XYY-mannen relatief vaker in gevangenissen zaten dan normale mannen. Het extra Y chromosoom werd ervan verdacht hiervoor verantwoordelijk te zijn. In die tijd werden door de pers een aantal gruwelijke moorden beschre ven, waarvan de daders XYY-mannen. heetten te zijn. Richard Speck, een man die acht verpleegsters doodde, volgens de pers zo'n gruwelijke XYY-moordenaar, bleek achteraf helemaal geen extra ge slachtschromosoom te bezitten. Een Ame rikaanse geneticus beweerde echter in '72: „We kunnen er niet zeker van zijn dat XYY iemand misdadig maakt, maar ik zou zo iemand niet bij me thuis te eten vra gen". Nog steeds bestaat er onenigheid tussen verschillende onderzoekers over de gevolgen die zo'n extra geslachtschromo soom voor een persoon heeft. Een direct verband met criminaliteit wordt niet meer gelegd. XYY-delinquenten zijn meestal flink uit de kluiten gewassen. In een omgeving waar de georganiseerde misdaad welig tiert, worden deze grote mannen vrij vaak ge vraagd om klusjes op te knappen, die het daglicht niet kunnen verdragen. Veel XYY- delinquenten bleken te zijn betrokken bij inbraken. Een felle discussie over het extra Y-chro- mosoom is gevoerd op de Harvard Medical School. Op een aan de Schoolverbonden ziekenhuis in Boston, werden vanaf 1968 15.000 baby's op de XYY-afwijking onder zocht. Tot 1975 vonden de onderzoekers Walzer en Gerald 40 kinderen met een XYY- of een XXY-afwijking. Ze vonden het gepraat over een criminele chromo soom nonsens, maar dachten wel dat kin deren met een extra geslachtschromosoom leermoeilijkheden hadden en gedragsstoor nissen vertoonden. Twee andere onderzoe kers Beckwith en King, gingen hier fel tegen in. King: „Als je van te voren tegen de ouders zegt dat kinderen zich vreemd zullen gaan gedragen, dan zal dat waar schijnlijk nog uitkomen ook. De voorspel ling maakt zichzelf waar". Het onderzoek werd stopgezet. Naast de chromosomen, waarin het erfe lijk materiaal ligt opgeslagen, spelen ook hormonen een rol in het tot standkomen van het gedrag. Het is reeds lang bekend dat castratie het mannelijke gedrag veran dert. Denk aan de hoge piepstemmetjes van de z.g. castraatzangers. Vooral manne lijke geslachtshormonen zijn belangrijk bij het ontstaan van agressief gedrag. Bij sommige experimenten waarin men dieren castreerde bleek deze ingreep er niet altijd voor zorg te dragen dat het agressieve gedrag verdween. Het samenspel tussen verschillende hormonen, die eikaars pro- duktie stimuleren of afremmen, is erg ingewikkeld. Hierbij moeten niet al te snel conclusies worden getrokken. Wat het onderzoek naar hormoonspiegels (gehalte in het bloed) nog ingewikkelder maakt, is het verband tussen aanmaak van hormonen en prikkels van buitenaf en de interpretatie (verklaring) daarvan. De één is na het zien van een spannende film behoorlijk opgewonden en heeft een hoog gehalte adrenaline (bijnierschorshormoon) in het bloed, een ander is na het zien van dezelfde film nauwelijks opgewonden. Het. is dus moeilijk een juist verband te vinden tussen hormonen en agressief ge drag. Nog veel moeilijker is het meten van de rol van de hersenen bij agresie. „Zelfs met de meest modern uitgeruste appara tuur van dit moment is het net alsof we met gereedschap uit het stenen tijdperk een grote computer zouden moeten onder zoeken" is een vergelijking van de Leidse farmacoloog A. van der Poel. Dat neemt niet weg, dat er ondertussen toch wel het één en ander onthuld is over de werking van onze hersenen. Zo weet men, dat bepaalde delen van de hersenen een rol spelen bij een zeker gedrag. In het begin waren veel onderzoekers geneigd in de hersenen een centrum aan te wijzen voor ieder gedrag, zo van: agressie zit daar, depressie daar, enz. Tussen 1936 en 1945 werden op grond hiervan vooral op het westelijk halfrond tienduizenden pa tiënten geopereerd. Men dacht door het doorsnijden van hersenverbindingen afwij kend gedrag te kunnen voorkomen. In de Verenigde Staten werd zelfs een „stan daard-operatie" ontwikkeld, die bekend stond onder de nam lobotomie. In de film „One flew over the Cuckoo's nest" werd bij de hoofdpersoon op het laatst ook een gedeelte van z'n hersenen weggesneden, om het onaangepaste gedrag van hem te laten verdwijnen. Rond 1950 kwam aan de eerste ontwikkeling van de psycho-chirur- gie een voorlopig einde door de opkomst van psychofarmaca, stoffen die de werking van de hersenen beïnvloeden. De chirurgi sche ingrepen waren wel zeer grof en bovendien onherstelbaar. Chirurgische in grepen worden nog wel toegepast, maar de kritiek uit eigen vakkring neemt toe. Vaak zijn de operaties omgeven met een waas van geheimzinnigheid. Bepaalde delen van de hersenen spelen een rol bij een zeker gedrag. Het is echter onjuist om te zeggen, dat dat gedrag in een bepaald gedeelte van de hersenen ze telt. Ook hier blijkt de samenhang tussen verschillende onderdelen zeer ingewikkeld. Prof. dr. W. Buikhuisen Bij agressief gedrag spelen zowel de hypot halamus als de amygdala een rol. Bij stimulatie van de hypothalamus of de amygdala reageren veel proefdieren agres sief. Maar bij proeven op apen blijkt, dat de zo bij hun opgewekte agressie een heel stuk minder wordt, wanneer ze tegenover een sterkere soortgenoot worden geplaatst. Het zenuwstelsel van hogere dieren rea geert niet automatisch op prikkels. Eerder opgedane ervaringen zijn daarbij van veel belang. De prikkeling van bepaalde her sendelen zullen bij de één angst en geweld oproepen, maar bij een proefkonijn met andere ervaringen niet. Prof. J. Delgado, een vooraanstaand neuro-fysioloog uit Spanje: „Ik zou graag willen voorstellen om minder waarde toe te kennen aan de erfelijke aanleg en meer waarde aan de prikkels en de culturele invloed, die vooral op jonge leeftijd en zeer grote invlosd hebben op de werking van de herseneaH. Alweer in een film, nu „A Clockwodr Orange", wordt het probleem van de toe passing van psychofarmaca aan de orde gesteld. De hoofdpersoon krijgt steeds tan- veringwekkende waangedachten onder in vloed van een bepaalde stof, wanneer Juj geweldscènes ziet of een mooie vrouw. Volgens Prof. Rietveld, fysioloog in Lei den, zullen in de nabije toekomst psycho farmaca een grote rol gaan spelen. Va#fc is niet precies bekend hoe ze werken, maar wel dat ze werken. Psychofarmaca worden reeds veelvuldig toegepast in psychiatrische inrichting^}*. De zenuwdempers valium en librium zyn al volledig in onze maatschappij ingebur gerd. De agressiedempers zullen daar waarschijnlijk over niet al te lange tijd <jip volgen. Buikhuisen wil drie deskundigen voor hét „socio-biologisch" onderzoek aantrekkén. Hij wil met deze kleine staf, zoals hij zen zei „het Leidse instituut op dit gebied ral voortrekkersrol laten spelen". Gezien ae vele voetangels en klemmen op dit onder zoeksterrein moet het worden betwijfeld tïf zij hierin slagen. Ook nog bestaat Hét gevaar dat er al te eenvoudige verbandeh zullen worden gelegd tussen biologische gesteldheid en agressie. Voorbeelden trit het verleden laten ons zien, dat er erg mee moet worden opgepast. Onderzoek naar de samenhang tussen fy siologie en agressie kan beter gedaan wor den door onderzoekers, die niet zo nauw met het strafrecht verbonden zijn. Grote bezorgdheid is er ook bij de reclasserings- verenigingen ontstaan omtrent het lot van de gedetineerden, die misschien als proef konijn gebruikt zullen gaan worden. Gede tineerden zijn nooit geheel vrij in hun keuze, ook al is hun deelname aan het onderzoek z.g. op vrijwillige basis. Het lijkt alleen wetenschappelijk gezien al niet te rechtvaardigen dat Buikhuisen deli- quenten zou gaan gebruiken voor zijn on derzoek. Het is noodzaak bij een onder zoek naar een eigenschap van een groep, tegelijkertijd een andere (controle-)groep te onderzoeken, die in alles gelijk is aan de eerste groep, behalve wat betreft de eigenschap die men bestudeert. Als in oe ene groep de eigenschap wel aanwezig is en in de andere niet, en dat uit zich in het gedrag, dan heeft men een verbanp aangetoond. Gedetineerden hebben niet alleen de wet overtreden, ze hebben zich ook nog laten oppakken en waren vervolgens niet ih staat hun zaak te laten seponeren. Het zal iedere onderzoeker dan ook zwaar vallen een groep te vinden die enigszins lijkt ofc die zeer geselecteerde groep gedetineerden. Misschien kan in dit geval de biologischte gesteldheid van agenten, die vaak zeer hardhandige charges uitvoeren, ondef- zocht worden. De resultaten kunnen dan vergeleken worden met mensen die aan de andere kant van de wet staan. Gègevens: STICHTING BIO-WETEN- SCHAPPEN - LEIDEN. tl HAAG - ,.Het bevalt me hier werkelijk tekend. Het ministerie van Binnenlandse Za- is een boeiend en veelzijdig departement. En het kabinet betreft: daar heerst een zeer goede fr". Aan het woord is de vice minister-president Minister van Binnenlandse Zaken Hans Wiegel met wie we een gesprek hadden in zijn fckamer in het splinternieuwe gebouw van het tsterie van Binnenlandse Zaken aan de Sche- loekshaven in Den Haag. moet net als de ambtenaren nog flink inen aan het torenhoge nieuwe gebouw. Niet Ier spijt verliet Binnenlandse Zaken enkele inden geleden het Binnenhof. De huidige minis- heeft maar heel kort in het befaamde Torentje de Hofvijver naast het Mauri tshuis kunnen en, maar in de toekomst hoopt hij er inciden- 1 nog wel eens te werken, formeel in zijn btie van vice-minister-president. „Men moet j niet teveel achter zoeken, ik vind het gewoon 'ingrijk dat deze historische kamer in het To- Ije op de een of andere wijze blijft functione- I Bovendien kan de kamer in de toekomst door ïnets(in) formateurs gebruikt worden, als zij Iwensen". vice-minister-president treedt de heer Wiegel op coördinerend bewindsman voor het beleid ten uen van de Molukse minderheid in ons land. [zodanig presenteerde hij eind januari de rege- fenota over deze problematiek, pe verschijning van de nota is van Molukse zijde [rpe kritiek geoefend, niet alleen op de inhoud het stuk, maai' ook omdat de Molukse groepe- 1 niet of nauwelijks bij de voorbereiding ervan jokken is. Wat vindt de vice-minister-president v^dit kritische geluid? (ben nog altijd van oordeel dat we er goed aan ^tan hebben in januari deze nota uit te brengen, we in december als kabinet aantraden lag er ambtelijk stuk, voorbereid ten tijde van het jissionaire kabinet-Den Uyl. We konden toen p dingen doen: dit stuk, aangepast waar nodig, |r onze verantwoordelijkheid snel naar buiten hgen, dan wel in feite vrijwel opnieuw beginnen, verleg met het Inspraakorgaan Welzijn Moluk- p, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en lommissie Kobben-Mantouw". I hebben voor de eerste mogelijkheid gekozen, krbij we mede in acht hebben genomen dat er Rel spanning heerste over het uitblijven van de juni vorig jaar toegezegde nota. Er is trouwens een fase ingelast: we hebben na de indiening de nota bij de Tweede Kamer als bewindslie- nog gesprekken gevoerd met de drie zoéven Demde organen. Met die gesprekken kunnen we voordeel doen bij het komende overleg met de ler. Die gesprekken zijn goed verlopen. Ik wil (raag aan toevoegen dat ik bijvoorbeeld zonder ik hier op de inhoud van het betreffende stuk i, graag mijn pet afneem voor het feit dat het iraakorgaan Welzijn Molukkers op zo korte lijn zo uitgebreid zijn mening op papier heeft !t". lp men weet heeft de bijzondere Tweede Kamer- II- imissie die zich met de Molukse problematiek ghoudt inmiddels hoorzittingen gehouden en irekken gevoerd met vertegenwoordigers van ykse organisaties.. Zij heeft nu ook een aantal 'P gen bij het kabinet gedeponeerd. Het is de q deling dat de Kamercommissie 29 mei en 5 juni ppenbare vergaderingen met de betrokken be- 3t (Lieden debatteert, waarna in de nazomer in Kamerdebat het beleid wordt vastgesteld. Mi er Wiegel: „Kamer en bewindslieden hebben >raken gemaakt over een strak tijdschema. We 3- ervan overtuigd dat nu zo spoedig mogelijk J ielijk moet zijn hoe kabinet en (de meerderheid de Tweede Kamer samen het beleid zien. Daar- <an de verdere invulling beginnen" Provincies Een van de ingrijpendste en meest complexe zaken die minister van Binnenlandse Zaken Wiegel op zijn tafel heeft liggen is de problematiek rond de reor ganisatie van het binnenlands bestuur. Zoals be kend dienden minister De Gaay Fortman en staats secretaris Polak begin januari 1977 wetsontwerpen in waarin een herverkaveling van het binnenlands bestuur werd voorgesteld. Een van de voorstellen was de vergroting van het aantal provincies van 11 tot 24. In de loop van vorig jaar waren tegen de voorstellen al tal van (ernstige) bezwaren inge bracht, niet het minst van de kant van een belang rijk orgaan als de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG). In de regeringsverklaring van het kabinet-Van Agt werd gezegd dat het nieuwe kabinet zich stelde achter de uitgangspunten van de vorig jaar ingediende wetsontwerpen. Nader beraad zou echter noodzakelijk zijn. Óm alle be trokkenen niet te lang meer in onzekerheid te laten verkeren (De zaak loopt al vele jaren) is minister Wiegel zich direct na zijn entree op Binnenlandse Zaken met de betrokken ambtenaren over de pro blematiek gaan buigen. Het resultaat van die ge- dachtenvorming wordt neegelegd in een brief die de minister over ongeveer een maand aan de kamercommissie voor Binnenlandse Zaken zal zen den. „Dat zullen voorlopige gedachten zijn waarover ik graag met de commissie van gedachten zal wisse len. De inhoud van de brief zal ook gepubliceerd worden. Ik vind dat ook de buitenwacht er kennis van zal moeten kunnen nemen, in het bijzonder uiteraard belangrijke instellingen als de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en het Interprovin ciaal Overleg", aldus de bewindsman, die inmiddels al een brief over deze zaak ontving van VNG en IPO. Hij is erg blij met deze brief, „temeer omdat deze niet alleen dezelfde punten aan de orde stelt als waarover ik me nu beraad, maar ook dezelfde richting aangeeft als ik voor mezelf heb uitgestip peld. Erg belangrijk dat we ongeveer op één lijn zitten. Bestuurlijke organisatie is niet een zaak die bij decreet van de toren van Binnenlandse Zaken het land in mag vallen". De zaken die in de komende brief aan de orde komen en waarop een voorlopig antwoord zal komen zijn de volgende: A: De minister heeft het „duidelijke gevoel" dat het door het vorige kabinet gekozen aantal van 24 provincies „aan de hoge kant" is. Hij denkt nu aan een aantal van „tussen de 15 en 20". B: Gaan er in de ingediende wetsontwerpen niet wat teveel taken en bevoegdheden weg van de gemeenten? Is er, wat dat betreft, voldoende even wicht?. C: Hoe vul je concreet het beleid terzake van de decentralisatie van rijkstaken in?. D: Hoe zal het gemeentelijk herindelingsbeleid er in grote lijnen uit moeten zien?. E: Moeten we in één klap de bestuurlijke reorgani satie verwerkelijken of moet het fasegewijs gebeu ren? Moet je niet daar beginnen waar de problema tiek het meest knelt?. Minister Wiegel: „Ik ben bijzonder benieuwd naar wat de kamercommissie over mijn voorlopige ant woorden zal zeggen. Daarna kan ik naar de organi saties van gemeenten en provincies gaan om een en ander met hun te bespreken. Ik wil graag op zoveel mogelijk sporen tegelijk rijden. Overleg is voor mij een erg belangrijke zaak. Mijn kaart is geen heilige plaat". Wat die kaarten betreft: de minister heeft enige tijd geleden zijn amhtenaren gevraagd er enkele te produceren: één waarop een nieuwe indeling in provincies te zien zal zijn en één inten e waarop men kan lezen hoe het staat met de gemeentelijk herindelingen. „We zullen nu zo spoedig mogelijk verder moeten met de bestuurlijke reorganisatie. Ook de al gevormde pregewesten moeten weten waar zij aan toe zijn", aldus de bewindsman. Sommige van die pregewesten zullen moeten uit groeien tot een provincie-nieuwe-stijl, anderen zul len te zijner tijd verdwijnen. Gemeenten De minister hecht er ook aan dat er meer duidelijk heid komt met betrekking tot het gemeentelijke herindelingsbeleid. Zijn voorganger verzuchtte eind 1976 bij de behandeling van het wetsontwerp tot gemeentelijke herindeling van de West-Betuwe in de Tweede Kamer, dat hij nu wel eens wat meer klaarheid van de Kamer zou willen hebben welk herindelingsbeleid de Kamer zelf in grote lijnen voorstaat. Welnu, deze zaak komt, zoals gezegd, in de komende brief van de minister aan de kamer commissie en in het overleg met de commissie eveneens aan de orde.. Minister Wiegel, de VNG en het IPO zijn het er met elkaar over eens dat het herindelingsbeleid „krachtig" zal moeten zijn. Maar ze vinden elkaar ook in de stelling dat het bijzonder moeilijk is om een objectief bepaalbare minimumgrens voor de omvang van een levenskrachtige gemeente te vin den. Herindelingen zul je van geval tot geval moe ten bekijken. Het kan bijv. best zo zijn dat een bepaalde gemeente van zo'n 8.000 inwoners levens krachtig genoeg is om te blijven bestaan terwijl een gemeente van 25.000 inwoners beter heringedeeld kan worden. De minister vindt dat het college van Gedeputeerde Staten de eerstaangewezen instantie is om de noodzaak en omvang van een herindeling te bepalen en vervolgens als voorstel bij de minister in te dienen. De minister houdt zich met de commissarissen der Koningin ook actief bezig met de procedure voor de burgemeestersbenoemingen. Daarin bestaan no gal wat verschillen, vooral wat betreft de mate van inspraak van de gemeenteraden. „Ik vind dat er op dat punt duidelijke beleidslijnen moeten komen, er moet een stuk harmonisatie tot stand gebracht worden. De commissarissen en ik zijn nu bezig met de opstelling van gezamenlijke werkafspraken". In zijn benoemingsbeleid wil de minister een sterk accent leggen op het promotie-element. „Een burge meester van een kleine gemeente moet een goede kans hebben voor een burgemeesterspost in een grotere gemeente, je moet bij die grotere gemeenten zo min mogelijk mensen van buitenaf (het z.g. inparachuteren) benoemen als er bekwame burge meesters van kleinere gemeenten beschikbaar zijn". De minister van Binnenlandse Zaken heeft ook de eerste verantwoordelijkheid voor het overheidsper soneelsbeleid. „Ik vind dat een uiterst belangrijke taak. Ook daarom heb ik direct na mijn ambtsaan vaarding een (goed) gesprek gehad met de voorzit ters van de diverse ambtenarenorganisaties. Je moet een goed werkgever zijn en daarom zou het volstrekt dwaas en ontoelaatbaar zijn als je dan, zoals in de afgelopen tijd wel eens van de zijde van de oppositie beweerd is, de ambtenaren „dub bel zou pakken" bij de komende bezuinigingsopera tie. Ik peins niet over een „dubbel pakken". We zullen in ons land met z'n allen de pas wat moeten inhouden, ook de ambtenaren. Hoe de effecten van de bezuinigingsoperatie voor de ambtenaren eruit zullen zien kan ik nog helemaal niet zeggen. De commissie-Lamers is er nog op aan 't studeren. Over de politieke verhoudingen in het kabinet is de heer Wiegel niet pessimistisch. De sfeer is er goed. „Natuurlijk zijn er wel eens verschillen van mening, maar dan zie je ook vaak dat die verschil len door de twee aan het kabinet deelnemende partijen heenlopen". E. J. MATHIES Foto: Simon E: Smit Minister Wiegel: sfeer in Kabinet is goed.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1978 | | pagina 9