_3innenkort meer duidelijkheid over
Herindeling van provincies en gemeenten
Lichamelijke afwijkingen
als verklaring
voor crimineel gedrag
nnenland
IINISTER WIEGEL VAN BINNENLANDSE ZAKEN
eno
e ir
y\j
da
Haag Prof. dr. W. Buikhuisen, tot
f kort hoofd van de wetenschappelijke
iling van het ministerie van Justitie,
enocmd tot hoogleraar in de crimino-
t in Leiden. Normaal zou deze benoe-
een ieder die niet behoort tot de
ijdcn voorbij zijn gegaan, ware het
dat het blad KRI onthulde dat Buik
en bij de Leidse universiteit geld
|t bedongen om onderzoek te doen
r biologische factoren die delinquent
idadig) gedrag kunnen bevorderen,
hinologen speuren gewoonlijk naar
[tschappelijke factoren om delinquent
rag te verklaren. Buikhuisen wil ook
pgische oorzaken proberen op te spo-
Volgens hem is niet alles te verklaren
maatschappelijke factoren. Crimino-
ii konden uit onderzoek opmaken dat
feen uit een lager milieu eerder in
raking kwamen met Justitie, dan men-
uit een hoger milieu. Ondanks deze
j enhang gedragen de meeste personen
ten lager milieu zich volgens de wet
^beeldig. Hoe komt het dat een enke-
over de schreef gaat? Persoonlijke
Dmpringen spelen hierin een belangrijke
n Iemand kan bijvoorbeeld een moeilij-
jeugd hebben gehad. Maar misschien
ok de biologische gesteldheid van de
(overtreder anders, heeft hij een her
ede if wijking of teveel van een bepaald
noon.
kan zich afvragen of de als integer
>rke*nd staande Buikhuisen zich met dit
t onderzoek niet op zeer glad ijs be-
Eind vorige eeuw dacht de Italiaanse
Lombroso de misdadiger te kunnen
vaniennen aan een laagschedeldak. Een
n jt verband tussen crimineel gedrag
dagj-ag waarbij de wet wordt overtreden)
ie biologische gesteldheid bestaat al-
I al niet, omdat het strafrecht aan
idering onderhevig is. Wat dertig jaar
len streng verboden was, kan nu zijn
;taan.
/eet Buikhuisen natuurlijk ook. Waar
iet z'n onderzoek meer greep op wil
;n, is agressief gedrag. Door het me-
/an de hartslag, de huiddoorbloeding
;an men onderzoeken of mensen snel-
igewonden raken, waardoor ze eerder
lur en vlam kunnen staan. Agressief
ig is echter heel wat anders dan
neel gedrag. Agressief gedrag kan
lineel worden, zodra het in strijd is met
lidige wetgeving.
ilogisch onderzoek naar de werking
iet lichaam bij agressief gedrag wordt
Ierland al gedaan b.v. op het Neder-
Instituut voor Praeventieve Genees-
le in Leiden. Wat dat betreft is Buik-
in's onderzoek niet zo uniek. De kop-
ig aan de criminologie maakt dit soort
(rzoek in Nederland wel uniek en te-
punt van discussie. Van crimnolo-
ordt verwacht dat zij gegevens aan-
;n op grond waarvan preventief (voor-
?nd) kan worden opgetreden. Het is
im belangrijk om te weten wat er met
iderzoeksresultaten gedaan wordt. Dit
ethische vragen op. Wanneer men
;tof ontdekt die zonder bijverschijnse
LEIDSE COURANT ZATERDAG 29 APRIL 1978 PAGINAL
Adders onder het gras van bio-criminologisch onderzoek
len agressie dempt, mag deze stof dan
toegediend worden aan wetsovertreders?
Of wanneer men ontdekt dat personen die
een extra mannelijk (XYY) chromosoom
bezitten crimineler zijn dan normale (XY)
mannen, is het dan gerechtvaardigd alle
baby's te onderzoeken op die afwijking?
Over deze laatste vraag is de afgelopen 10
jaar al een leerzame discussie gevoerd, die
ons kan helpen bij de beoordeling van het
voorgenomen onderzoek van Buikhuisen.
De XYY-afwijking komt ongeveer 1 op de
1000 geboortes voor. Rond 1965 ontdekte
men in de VS dat XYY-mannen relatief
vaker in gevangenissen zaten dan normale
mannen. Het extra Y chromosoom werd
ervan verdacht hiervoor verantwoordelijk
te zijn. In die tijd werden door de pers
een aantal gruwelijke moorden beschre
ven, waarvan de daders XYY-mannen.
heetten te zijn. Richard Speck, een man
die acht verpleegsters doodde, volgens de
pers zo'n gruwelijke XYY-moordenaar,
bleek achteraf helemaal geen extra ge
slachtschromosoom te bezitten. Een Ame
rikaanse geneticus beweerde echter in '72:
„We kunnen er niet zeker van zijn dat
XYY iemand misdadig maakt, maar ik zou
zo iemand niet bij me thuis te eten vra
gen". Nog steeds bestaat er onenigheid
tussen verschillende onderzoekers over de
gevolgen die zo'n extra geslachtschromo
soom voor een persoon heeft. Een direct
verband met criminaliteit wordt niet meer
gelegd.
XYY-delinquenten zijn meestal flink uit de
kluiten gewassen. In een omgeving waar
de georganiseerde misdaad welig tiert,
worden deze grote mannen vrij vaak ge
vraagd om klusjes op te knappen, die het
daglicht niet kunnen verdragen. Veel XYY-
delinquenten bleken te zijn betrokken bij
inbraken.
Een felle discussie over het extra Y-chro-
mosoom is gevoerd op de Harvard Medical
School. Op een aan de Schoolverbonden
ziekenhuis in Boston, werden vanaf 1968
15.000 baby's op de XYY-afwijking onder
zocht. Tot 1975 vonden de onderzoekers
Walzer en Gerald 40 kinderen met een
XYY- of een XXY-afwijking. Ze vonden
het gepraat over een criminele chromo
soom nonsens, maar dachten wel dat kin
deren met een extra geslachtschromosoom
leermoeilijkheden hadden en gedragsstoor
nissen vertoonden. Twee andere onderzoe
kers Beckwith en King, gingen hier fel
tegen in. King: „Als je van te voren tegen
de ouders zegt dat kinderen zich vreemd
zullen gaan gedragen, dan zal dat waar
schijnlijk nog uitkomen ook. De voorspel
ling maakt zichzelf waar". Het onderzoek
werd stopgezet.
Naast de chromosomen, waarin het erfe
lijk materiaal ligt opgeslagen, spelen ook
hormonen een rol in het tot standkomen
van het gedrag. Het is reeds lang bekend
dat castratie het mannelijke gedrag veran
dert. Denk aan de hoge piepstemmetjes
van de z.g. castraatzangers. Vooral manne
lijke geslachtshormonen zijn belangrijk bij
het ontstaan van agressief gedrag. Bij
sommige experimenten waarin men dieren
castreerde bleek deze ingreep er niet altijd
voor zorg te dragen dat het agressieve
gedrag verdween. Het samenspel tussen
verschillende hormonen, die eikaars pro-
duktie stimuleren of afremmen, is erg
ingewikkeld. Hierbij moeten niet al te snel
conclusies worden getrokken.
Wat het onderzoek naar hormoonspiegels
(gehalte in het bloed) nog ingewikkelder
maakt, is het verband tussen aanmaak van
hormonen en prikkels van buitenaf en de
interpretatie (verklaring) daarvan. De één
is na het zien van een spannende film
behoorlijk opgewonden en heeft een hoog
gehalte adrenaline (bijnierschorshormoon)
in het bloed, een ander is na het zien van
dezelfde film nauwelijks opgewonden.
Het. is dus moeilijk een juist verband te
vinden tussen hormonen en agressief ge
drag. Nog veel moeilijker is het meten van
de rol van de hersenen bij agresie. „Zelfs
met de meest modern uitgeruste appara
tuur van dit moment is het net alsof we
met gereedschap uit het stenen tijdperk
een grote computer zouden moeten onder
zoeken" is een vergelijking van de Leidse
farmacoloog A. van der Poel.
Dat neemt niet weg, dat er ondertussen
toch wel het één en ander onthuld is over
de werking van onze hersenen. Zo weet
men, dat bepaalde delen van de hersenen
een rol spelen bij een zeker gedrag. In het
begin waren veel onderzoekers geneigd in
de hersenen een centrum aan te wijzen
voor ieder gedrag, zo van: agressie zit
daar, depressie daar, enz. Tussen 1936 en
1945 werden op grond hiervan vooral op
het westelijk halfrond tienduizenden pa
tiënten geopereerd. Men dacht door het
doorsnijden van hersenverbindingen afwij
kend gedrag te kunnen voorkomen. In de
Verenigde Staten werd zelfs een „stan
daard-operatie" ontwikkeld, die bekend
stond onder de nam lobotomie. In de film
„One flew over the Cuckoo's nest" werd
bij de hoofdpersoon op het laatst ook een
gedeelte van z'n hersenen weggesneden,
om het onaangepaste gedrag van hem te
laten verdwijnen. Rond 1950 kwam aan de
eerste ontwikkeling van de psycho-chirur-
gie een voorlopig einde door de opkomst
van psychofarmaca, stoffen die de werking
van de hersenen beïnvloeden. De chirurgi
sche ingrepen waren wel zeer grof en
bovendien onherstelbaar. Chirurgische in
grepen worden nog wel toegepast, maar de
kritiek uit eigen vakkring neemt toe. Vaak
zijn de operaties omgeven met een waas
van geheimzinnigheid.
Bepaalde delen van de hersenen spelen
een rol bij een zeker gedrag. Het is echter
onjuist om te zeggen, dat dat gedrag in
een bepaald gedeelte van de hersenen ze
telt. Ook hier blijkt de samenhang tussen
verschillende onderdelen zeer ingewikkeld.
Prof. dr. W. Buikhuisen
Bij agressief gedrag spelen zowel de hypot
halamus als de amygdala een rol. Bij
stimulatie van de hypothalamus of de
amygdala reageren veel proefdieren agres
sief. Maar bij proeven op apen blijkt, dat
de zo bij hun opgewekte agressie een heel
stuk minder wordt, wanneer ze tegenover
een sterkere soortgenoot worden geplaatst.
Het zenuwstelsel van hogere dieren rea
geert niet automatisch op prikkels. Eerder
opgedane ervaringen zijn daarbij van veel
belang. De prikkeling van bepaalde her
sendelen zullen bij de één angst en geweld
oproepen, maar bij een proefkonijn met
andere ervaringen niet. Prof. J. Delgado,
een vooraanstaand neuro-fysioloog uit
Spanje: „Ik zou graag willen voorstellen
om minder waarde toe te kennen aan de
erfelijke aanleg en meer waarde aan de
prikkels en de culturele invloed, die vooral
op jonge leeftijd en zeer grote invlosd
hebben op de werking van de herseneaH.
Alweer in een film, nu „A Clockwodr
Orange", wordt het probleem van de toe
passing van psychofarmaca aan de orde
gesteld. De hoofdpersoon krijgt steeds tan-
veringwekkende waangedachten onder in
vloed van een bepaalde stof, wanneer Juj
geweldscènes ziet of een mooie vrouw.
Volgens Prof. Rietveld, fysioloog in Lei
den, zullen in de nabije toekomst psycho
farmaca een grote rol gaan spelen. Va#fc
is niet precies bekend hoe ze werken, maar
wel dat ze werken.
Psychofarmaca worden reeds veelvuldig
toegepast in psychiatrische inrichting^}*.
De zenuwdempers valium en librium zyn
al volledig in onze maatschappij ingebur
gerd. De agressiedempers zullen daar
waarschijnlijk over niet al te lange tijd <jip
volgen.
Buikhuisen wil drie deskundigen voor hét
„socio-biologisch" onderzoek aantrekkén.
Hij wil met deze kleine staf, zoals hij zen
zei „het Leidse instituut op dit gebied ral
voortrekkersrol laten spelen". Gezien ae
vele voetangels en klemmen op dit onder
zoeksterrein moet het worden betwijfeld tïf
zij hierin slagen. Ook nog bestaat Hét
gevaar dat er al te eenvoudige verbandeh
zullen worden gelegd tussen biologische
gesteldheid en agressie. Voorbeelden trit
het verleden laten ons zien, dat er erg mee
moet worden opgepast.
Onderzoek naar de samenhang tussen fy
siologie en agressie kan beter gedaan wor
den door onderzoekers, die niet zo nauw
met het strafrecht verbonden zijn. Grote
bezorgdheid is er ook bij de reclasserings-
verenigingen ontstaan omtrent het lot van
de gedetineerden, die misschien als proef
konijn gebruikt zullen gaan worden. Gede
tineerden zijn nooit geheel vrij in hun
keuze, ook al is hun deelname aan het
onderzoek z.g. op vrijwillige basis.
Het lijkt alleen wetenschappelijk gezien al
niet te rechtvaardigen dat Buikhuisen deli-
quenten zou gaan gebruiken voor zijn on
derzoek. Het is noodzaak bij een onder
zoek naar een eigenschap van een groep,
tegelijkertijd een andere (controle-)groep
te onderzoeken, die in alles gelijk is aan
de eerste groep, behalve wat betreft de
eigenschap die men bestudeert. Als in oe
ene groep de eigenschap wel aanwezig is
en in de andere niet, en dat uit zich in
het gedrag, dan heeft men een verbanp
aangetoond.
Gedetineerden hebben niet alleen de wet
overtreden, ze hebben zich ook nog laten
oppakken en waren vervolgens niet ih
staat hun zaak te laten seponeren. Het zal
iedere onderzoeker dan ook zwaar vallen
een groep te vinden die enigszins lijkt ofc
die zeer geselecteerde groep gedetineerden.
Misschien kan in dit geval de biologischte
gesteldheid van agenten, die vaak zeer
hardhandige charges uitvoeren, ondef-
zocht worden. De resultaten kunnen dan
vergeleken worden met mensen die aan de
andere kant van de wet staan.
Gègevens: STICHTING BIO-WETEN-
SCHAPPEN - LEIDEN.
tl HAAG - ,.Het bevalt me hier werkelijk
tekend. Het ministerie van Binnenlandse Za-
is een boeiend en veelzijdig departement. En
het kabinet betreft: daar heerst een zeer goede
fr". Aan het woord is de vice minister-president
Minister van Binnenlandse Zaken Hans Wiegel
met wie we een gesprek hadden in zijn
fckamer in het splinternieuwe gebouw van het
tsterie van Binnenlandse Zaken aan de Sche-
loekshaven in Den Haag.
moet net als de ambtenaren nog flink
inen aan het torenhoge nieuwe gebouw. Niet
Ier spijt verliet Binnenlandse Zaken enkele
inden geleden het Binnenhof. De huidige minis-
heeft maar heel kort in het befaamde Torentje
de Hofvijver naast het Mauri tshuis kunnen
en, maar in de toekomst hoopt hij er inciden-
1 nog wel eens te werken, formeel in zijn
btie van vice-minister-president. „Men moet
j niet teveel achter zoeken, ik vind het gewoon
'ingrijk dat deze historische kamer in het To-
Ije op de een of andere wijze blijft functione-
I Bovendien kan de kamer in de toekomst door
ïnets(in) formateurs gebruikt worden, als zij
Iwensen".
vice-minister-president treedt de heer Wiegel op
coördinerend bewindsman voor het beleid ten
uen van de Molukse minderheid in ons land.
[zodanig presenteerde hij eind januari de rege-
fenota over deze problematiek,
pe verschijning van de nota is van Molukse zijde
[rpe kritiek geoefend, niet alleen op de inhoud
het stuk, maai' ook omdat de Molukse groepe-
1 niet of nauwelijks bij de voorbereiding ervan
jokken is. Wat vindt de vice-minister-president
v^dit kritische geluid?
(ben nog altijd van oordeel dat we er goed aan
^tan hebben in januari deze nota uit te brengen,
we in december als kabinet aantraden lag er
ambtelijk stuk, voorbereid ten tijde van het
jissionaire kabinet-Den Uyl. We konden toen
p dingen doen: dit stuk, aangepast waar nodig,
|r onze verantwoordelijkheid snel naar buiten
hgen, dan wel in feite vrijwel opnieuw beginnen,
verleg met het Inspraakorgaan Welzijn Moluk-
p, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en
lommissie Kobben-Mantouw".
I hebben voor de eerste mogelijkheid gekozen,
krbij we mede in acht hebben genomen dat er
Rel spanning heerste over het uitblijven van de
juni vorig jaar toegezegde nota. Er is trouwens
een fase ingelast: we hebben na de indiening
de nota bij de Tweede Kamer als bewindslie-
nog gesprekken gevoerd met de drie zoéven
Demde organen. Met die gesprekken kunnen we
voordeel doen bij het komende overleg met de
ler. Die gesprekken zijn goed verlopen. Ik wil
(raag aan toevoegen dat ik bijvoorbeeld zonder
ik hier op de inhoud van het betreffende stuk
i, graag mijn pet afneem voor het feit dat het
iraakorgaan Welzijn Molukkers op zo korte
lijn zo uitgebreid zijn mening op papier heeft
!t".
lp men weet heeft de bijzondere Tweede Kamer-
II- imissie die zich met de Molukse problematiek
ghoudt inmiddels hoorzittingen gehouden en
irekken gevoerd met vertegenwoordigers van
ykse organisaties.. Zij heeft nu ook een aantal
'P gen bij het kabinet gedeponeerd. Het is de
q deling dat de Kamercommissie 29 mei en 5 juni
ppenbare vergaderingen met de betrokken be-
3t (Lieden debatteert, waarna in de nazomer in
Kamerdebat het beleid wordt vastgesteld. Mi
er Wiegel: „Kamer en bewindslieden hebben
>raken gemaakt over een strak tijdschema. We
3- ervan overtuigd dat nu zo spoedig mogelijk
J ielijk moet zijn hoe kabinet en (de meerderheid
de Tweede Kamer samen het beleid zien. Daar-
<an de verdere invulling beginnen"
Provincies
Een van de ingrijpendste en meest complexe zaken
die minister van Binnenlandse Zaken Wiegel op zijn
tafel heeft liggen is de problematiek rond de reor
ganisatie van het binnenlands bestuur. Zoals be
kend dienden minister De Gaay Fortman en staats
secretaris Polak begin januari 1977 wetsontwerpen
in waarin een herverkaveling van het binnenlands
bestuur werd voorgesteld. Een van de voorstellen
was de vergroting van het aantal provincies van
11 tot 24. In de loop van vorig jaar waren tegen
de voorstellen al tal van (ernstige) bezwaren inge
bracht, niet het minst van de kant van een belang
rijk orgaan als de Vereniging van Nederlandse
Gemeenten (VNG). In de regeringsverklaring van
het kabinet-Van Agt werd gezegd dat het nieuwe
kabinet zich stelde achter de uitgangspunten van
de vorig jaar ingediende wetsontwerpen. Nader
beraad zou echter noodzakelijk zijn. Óm alle be
trokkenen niet te lang meer in onzekerheid te laten
verkeren (De zaak loopt al vele jaren) is minister
Wiegel zich direct na zijn entree op Binnenlandse
Zaken met de betrokken ambtenaren over de pro
blematiek gaan buigen. Het resultaat van die ge-
dachtenvorming wordt neegelegd in een brief die
de minister over ongeveer een maand aan de
kamercommissie voor Binnenlandse Zaken zal zen
den.
„Dat zullen voorlopige gedachten zijn waarover ik
graag met de commissie van gedachten zal wisse
len. De inhoud van de brief zal ook gepubliceerd
worden. Ik vind dat ook de buitenwacht er kennis
van zal moeten kunnen nemen, in het bijzonder
uiteraard belangrijke instellingen als de Vereniging
van Nederlandse Gemeenten en het Interprovin
ciaal Overleg", aldus de bewindsman, die inmiddels
al een brief over deze zaak ontving van VNG en
IPO. Hij is erg blij met deze brief, „temeer omdat
deze niet alleen dezelfde punten aan de orde stelt
als waarover ik me nu beraad, maar ook dezelfde
richting aangeeft als ik voor mezelf heb uitgestip
peld. Erg belangrijk dat we ongeveer op één lijn
zitten. Bestuurlijke organisatie is niet een zaak die
bij decreet van de toren van Binnenlandse Zaken
het land in mag vallen".
De zaken die in de komende brief aan de orde
komen en waarop een voorlopig antwoord zal
komen zijn de volgende:
A: De minister heeft het „duidelijke gevoel" dat
het door het vorige kabinet gekozen aantal van 24
provincies „aan de hoge kant" is. Hij denkt nu aan
een aantal van „tussen de 15 en 20".
B: Gaan er in de ingediende wetsontwerpen niet
wat teveel taken en bevoegdheden weg van de
gemeenten? Is er, wat dat betreft, voldoende even
wicht?.
C: Hoe vul je concreet het beleid terzake van de
decentralisatie van rijkstaken in?.
D: Hoe zal het gemeentelijk herindelingsbeleid er
in grote lijnen uit moeten zien?.
E: Moeten we in één klap de bestuurlijke reorgani
satie verwerkelijken of moet het fasegewijs gebeu
ren? Moet je niet daar beginnen waar de problema
tiek het meest knelt?.
Minister Wiegel: „Ik ben bijzonder benieuwd naar
wat de kamercommissie over mijn voorlopige ant
woorden zal zeggen. Daarna kan ik naar de organi
saties van gemeenten en provincies gaan om een
en ander met hun te bespreken. Ik wil graag op
zoveel mogelijk sporen tegelijk rijden. Overleg is
voor mij een erg belangrijke zaak. Mijn kaart is
geen heilige plaat".
Wat die kaarten betreft: de minister heeft enige tijd
geleden zijn amhtenaren gevraagd er enkele te
produceren: één waarop een nieuwe indeling in
provincies te zien zal zijn en één inten e waarop
men kan lezen hoe het staat met de gemeentelijk
herindelingen. „We zullen nu zo spoedig mogelijk
verder moeten met de bestuurlijke reorganisatie.
Ook de al gevormde pregewesten moeten weten
waar zij aan toe zijn", aldus de bewindsman.
Sommige van die pregewesten zullen moeten uit
groeien tot een provincie-nieuwe-stijl, anderen zul
len te zijner tijd verdwijnen.
Gemeenten
De minister hecht er ook aan dat er meer duidelijk
heid komt met betrekking tot het gemeentelijke
herindelingsbeleid. Zijn voorganger verzuchtte eind
1976 bij de behandeling van het wetsontwerp tot
gemeentelijke herindeling van de West-Betuwe in
de Tweede Kamer, dat hij nu wel eens wat meer
klaarheid van de Kamer zou willen hebben welk
herindelingsbeleid de Kamer zelf in grote lijnen
voorstaat. Welnu, deze zaak komt, zoals gezegd, in
de komende brief van de minister aan de kamer
commissie en in het overleg met de commissie
eveneens aan de orde..
Minister Wiegel, de VNG en het IPO zijn het er
met elkaar over eens dat het herindelingsbeleid
„krachtig" zal moeten zijn. Maar ze vinden elkaar
ook in de stelling dat het bijzonder moeilijk is om
een objectief bepaalbare minimumgrens voor de
omvang van een levenskrachtige gemeente te vin
den. Herindelingen zul je van geval tot geval moe
ten bekijken. Het kan bijv. best zo zijn dat een
bepaalde gemeente van zo'n 8.000 inwoners levens
krachtig genoeg is om te blijven bestaan terwijl een
gemeente van 25.000 inwoners beter heringedeeld
kan worden. De minister vindt dat het college van
Gedeputeerde Staten de eerstaangewezen instantie
is om de noodzaak en omvang van een herindeling
te bepalen en vervolgens als voorstel bij de minister
in te dienen.
De minister houdt zich met de commissarissen der
Koningin ook actief bezig met de procedure voor
de burgemeestersbenoemingen. Daarin bestaan no
gal wat verschillen, vooral wat betreft de mate van
inspraak van de gemeenteraden. „Ik vind dat er
op dat punt duidelijke beleidslijnen moeten komen,
er moet een stuk harmonisatie tot stand gebracht
worden. De commissarissen en ik zijn nu bezig met
de opstelling van gezamenlijke werkafspraken".
In zijn benoemingsbeleid wil de minister een sterk
accent leggen op het promotie-element. „Een burge
meester van een kleine gemeente moet een goede
kans hebben voor een burgemeesterspost in een
grotere gemeente, je moet bij die grotere gemeenten
zo min mogelijk mensen van buitenaf (het z.g.
inparachuteren) benoemen als er bekwame burge
meesters van kleinere gemeenten beschikbaar zijn".
De minister van Binnenlandse Zaken heeft ook de
eerste verantwoordelijkheid voor het overheidsper
soneelsbeleid. „Ik vind dat een uiterst belangrijke
taak. Ook daarom heb ik direct na mijn ambtsaan
vaarding een (goed) gesprek gehad met de voorzit
ters van de diverse ambtenarenorganisaties. Je
moet een goed werkgever zijn en daarom zou het
volstrekt dwaas en ontoelaatbaar zijn als je dan,
zoals in de afgelopen tijd wel eens van de zijde
van de oppositie beweerd is, de ambtenaren „dub
bel zou pakken" bij de komende bezuinigingsopera
tie. Ik peins niet over een „dubbel pakken". We
zullen in ons land met z'n allen de pas wat moeten
inhouden, ook de ambtenaren. Hoe de effecten van
de bezuinigingsoperatie voor de ambtenaren eruit
zullen zien kan ik nog helemaal niet zeggen. De
commissie-Lamers is er nog op aan 't studeren.
Over de politieke verhoudingen in het kabinet is
de heer Wiegel niet pessimistisch. De sfeer is er
goed. „Natuurlijk zijn er wel eens verschillen van
mening, maar dan zie je ook vaak dat die verschil
len door de twee aan het kabinet deelnemende
partijen heenlopen".
E. J. MATHIES
Foto: Simon E: Smit
Minister Wiegel: sfeer in Kabinet is goed.