mÊmm oren] een' naar\ werk 7oor ocaal -Ho! itaire van os i.e 'ONDER REOAiaiE VWl >LEOTHUR\N& k- «35k Beeldschoon stond onze cottage te pronken in het lege, wildgroene heuvelland van Dorset. Precies, zoals het ons in defolderwas voorgespiegeld. Jam mer alleen, dat er met geen woord gerept was over het bestaan van de kolonel, wiens ijzeren regiem ook gold voor de huurders van zijn vakantieop trekje. mers alle lichten dooft. „Waste of energy is a crime", heeft hij er met rood potlood achter geschreven. Uitslaande brand Op de tweede dag bonst de kolonel rond zes uur 's morgens op het raam van de zitkamer, die door hem is volgestort met het wormstekig meubilair uit zijn eerste huwelijk. In de veronderstelling, dat een uitslaande brand onze vakantie aanzien lijk zal bekorten, rennen we naar buiten, waar de kolonel zich wijdbeens heeft opgesteld. „Wie heeft het tuinhek open laten staan?", roept hij met trillende lip. We kijken elkaar aan. „Jij Monique. Dat moet jij geweest zijn. Jij bent als laatste in het dorp ge weest." Ze schudt fanatiek haar hoofd. Geen sprake van. „Ik weet zeker, dat ik het dicht heb gedaan." „Een dergelijke slordigheid kan ik niet door de vingers zien meent de kolonel. Hij spreekt nu luid, alsof hij een bataljon op oorlogssterkte toe spreekt. En wijzend naar ae boerderij aan de overkant vervolgt hij: ,Als het tuinhek niet geslo ten blijft, zullen de koeien van de buren onge twijfeld een aanval doen op mijn moestuin. Ik hoop, dat u doordrongen bent van de ernst van de situatie. Dit mag niet meer voorkomen. Begre pen?" „Jawel kolonel." „Ik vraag me ook af", zegt hij, „waarom het licht in de keuken nog brandt. De zon is vanmorgen om zes uur drie en dertig reeds opgegaan. Het duister heeft dus tijd genoeg gehad om te ver dwijnen." „Ik zal het licht onmiddellijk uit doen", stamelt mijn vrouw. „Juist", roept de kolonel, „en dan is er nog iets. Wanneer u verantwoord beleg voor uw brood maaltijden zoekt, kuntu bij mijn vrouw honing kopen. Honing van onze eigen bijen. Betere is er niet. Ik zal Margaret vragen om een pot voor u klaar te zetten." Kaarsrecht marcheert hij af, waarbij hij een hark stijf onder de linkerarm gekneld houdt. Als hij bij zijn voordeur staat roept hij nog: „En ei eren kunt u ook bij ons kopen. Warm van de scharrelkip. Dat proeft u direct. Ik zal Margaret vragen om twintig eieren voor uklaar te zetten." Mijn vrouw knikt verrukt. „Vuile dienstklop per", hoor ik haar daarop duidelijk mompelen. Appèl De volgende dag houdt de kolonel pas om negen uur appèl. Hij heeft deze keer een mosgroen ja- ferspak aangetrokken, dat voortreffelijk kleurt ij zijn dieproze gezicht. Kennelijk heeft hij ook zijn snor geborsteld, want de punten wijzen nu in de richting van zijn wenkbrauwen. „Hoe bevalt het u in ons lieflijke graafschap?", buldert hij. De White Post Inn, troostrijke drenkplaats in hetmi- litaire gebied van de kolonel. Een ideale vlucht- plaats voor de huurders van een typisch Engelse cottage. Keith Campbell: van ingenieur tot kroegbaas in Dorset. „Sinds ik mezelf verbannen heb naar Dorset ben ik een gelukkig mens". „Abder", herhaalde de vrouw verbijsterd, „en wat gaat u daar doen, als ik zo vrij mag zijn?" Nadat we ons huurcontract zwijgend op de bar hadden gelegd zei Keith: „Dat kan alleen bij de kolonel zijn. Die ouwe taaie heeft blijkbaar niet genoeg aan zijn pensioen en is nou opeens ook nog huisjesmelker geworden. Gefeliciteerd, be ste mensen." And what about Abder?", hield ik vol, „kan daar ook nog opheldering over verschaft worden?" „Jazeker riep Keith, „u bentmomenteel in Ab der. U staat in het centrum van ons mooie dorp. Daar ligt het." Hij wees zonder dralen in de richting van een leeggehoosd landschap met weiden, heggen en enkele geteisterde boompartijen. En de kolonel?", vroegen we, „waar graast de kolonel gewoonlijk?". Keith schonk eerst de glazen nog maar eens vol. Daarna zei hij: „Daar achter de knotwilgen." Achter de knotwilgen lag trouwens de hele in ventaris van Abder: negen arbèidershuizen, vier boerderijen en de cottage van de kolonel aan het einde van een pad, dat met koeievlaaien was dichtgesausd. Geen kerk, niet eens een kapel. Zelfs de hemel heeft blijkbaar nooit brood in dit gat gezien. Ook geen begraafplaats met ver weerde zerken en mos op een roestend kruis. Ook dat vinden de inwoners van Abder dus een te grote luxe. Of rusten ze hier wellicht tussen de heuvels al zo zacht, dat het verschil tussen leven en dood te verwaarlozen is? Afgaande op de uiterlijke kenmerken van de kolo nel moet inderdaad ernstig rekening worden gehouden met deze mogelijkheid. Terwijl we de koffers uit de auto tillen verrijst hij zwijgend vanachter een heg en vandaar werpt hij een blik vol smartelijke minachting in onze richting. Hij zal dat in de komende dagen nog vele malen her halen. Als we op de enige droge ochtend de stoe len naar buiten dragen om milieubewust tussen de zonnebloemen te~ontbijten, staat hij er ook en geeft hij krassend zijn instructies aan ons door.',,1 am so sorry, maar als u buiten wilt zitten, moet u de stoelen uit de schuur gebruiken." Glimla chend trekt hij zich terug in zijn tuin, maar twee minuten later duikt hij alweer op. We zijn dan net begonnen methet pellen van de eieren. „lam so sorry, maar kunt u niet beter de kapjes van de eieren snijden? Pellen geeft zo'n rommel, be rijpt u. De messen liggen in de bovenste keu- enla." Ook in de dagen erna is hij koortsachtig in de weer om ons te corrigeren en te betrappen op sto rende onregelmatigheden in het door hem ver zonnen gedragspatroon." Hij heeft daartoe ook naast de voordeur een lijst opgehangen met ver ordeningen, waaraan de huurders zich blinde lings te houden hebben. Er dient bijvoorbeeld zuinig te worden omgesprongen met water en daarom moet er vóór acht uur 's morgens en vóór acht uur 's avonds_ gebaad worden. Ook stelt hij er prijs op, dat men bij het verlaten van de ka- Toch heb ik met die hele handel gekapt. Ik was veertig geworden en realiseerde me opeens, dat ik nog eens 25 jaar in datzelfde tempo met mijn diplomatenkoffertje zou moeten rondrennen. Vliegtuig in, vliegtuig uit, zwammen en zuipen om weer een order af te sluiten. En vrijwel nooit meer thuis, geen tijd hebben voor hobby's, voor je vrouw en kinderen. Ik dacht: „Keith, als je nog wat aan je leven wilt hebben, moet je je pak met dat keurige krijt- streept je voorgoed in de kast hangen en maken dat je weg komt." Ik heb mezelf laten uitkopen en ben in Dorset op zoek gegaan naar een pub. Een ingenieur als kroegbaas, kun je je dat voor stellen? Nou ik wel. Voor het eerst in mijn leven geniet ik van 's morgens vroeg tot 's avonds laat. Hier voor je staat een zielstevreden mens, wiens enige hartstocht het oppoetsen van de glazen is. Ik ben er tots op om te kunnen zeggen, dat de mooist blinkende glazen van heel Engeland op de bar van de White Post Inn staan. Voor mij houdt de wereld sinds vorig jaar bij het hek van deze pub op. Alles, wat daar achter gebeurt is niet in teressant genoeg om er ook maar enige aandacht aan te besteden." Slag bij Arnhem Als ik tegen twee uur terug kom in de cottage vind ik mijn gezin rond de keukentafel, waarop twee potten honing staan. Op de drempel kijkt de kolonel toe. „Heb ik één woord te veel gezegd?", hoor ik hem roepen, „pure bijenhoning is het be ste wat er is. Daar wordt een mens honderd mee." Het is de kolonel aan te zien, dat het hém in elk geval al bijna gelukt is. „Als u vanmiddag even tijd hebt", zegt hij, „zou ik graag met u van gedachten willen wisselen over de Slag bij Arnhem in 1944. Daar wordt nog steeds van beweerd, datdenederlaag onze schuld is geweest. Het Engelse opperbevel zou beoorde lingsfouten hebben gemaakt. Flauwekul, alle maal leugens. Ik zal u straks aan de hand van de stafkaarten laten zien, dat de Amerikaanse com mandanten fout hebben gezeten. Amerikanen kunnen niet vechten." Ik maak een afspraak en smeer twee boterham men dik met honing. Over drie uur gaat de White Post Inn alweer open. En over twee dagen loopt ons huurcontract af en zullen we door de kolonel uit actieve dienst wor den ontslagen. Het is eigenlijk zo begrijpelijk, waarom Abder op geen enkele landkaart voorkomt. Een buitenlander heeft daar immersniets te zoe ken. LEO THURING cottage, die we voor een week gehuurd had- staat nog steeds overeind in Abder in het on- leen groene Graafschap Dorset in Zuid-En- i. Dat neem ik al thans voetstoots aan, want in et Britse koninkrijk wordt immers al eeuwen vaniterst solide gebouwd. En mocht een pand on- istre-erhoopt toch in puin vallen, dan zet men haastig icertpen gepensioneerde legerofficier bij de brok- jubijtukken, die entreegelden int voor wat in de i het Gids voor Zuid-Engeland" opeens omschreven i ons fordt als een monument, dat een omweg ten gote olie waard is. naar het k gidsen, die ik overigens achteraf raadpleegde, eppen met geen volzin over Abder. Vermelden itingi/el Sherborne en Salisbury. Die steden vond ik loo$ ok terug op de gedetailleerde landkaarten van glijk e Bos-atlas (mijn eigen Grote Bos en de kleine om an miin jongste dochter) en in de kloek gebon- kbe- en atlassen van Readers Digest en Elsevier, ikke laar van Abder geen spoor. En op de plaats, 'digeraar het volgens mij behoorde te liggen, alleen ekle en gigantische groene vlek, die de vruchtbaar- ziek teid van Dorset symboliseert, kaïikhad het kunnen weten, want Abder stelt na- verk nelijk geen bliksem voor. Dat zeiden we al tegen dieilkaar, toen we na een slopende tocht over de ïcre- ironkelweg van Dover naar net Westen totSher- taat, lorne gevorderd waren en daar in onze instruc- dal ies lazen, dat we honderd meter voorbij de kerk cherp rechtsaf moestenslaan. Na vier kilometer weg ouden we dan het dorp Abder links zien liggen, it U 'ien minuten later reden we nog steeds door een sbenlndrukwekkende godverlatenheid, die slechts [estoffeerd was met wat runderen, die hun uiers DER 'Is lege rugzakken tegen de hellingen op zeulden. Voor de rest leek het leven in dit deel van Enge- and met succes te zijn uitgeroeid. dertig kilometer verder ligt Pilton, waar we op -{het marktplein met enige bezorgdheid aan een gent vroegen, of hij wellicht bij benadering kon [gen, waar Abder lag. Zijn ogen onder de mrand vulden zich gelijk met een groot wan trouwen. „Abder", herkauwde hij langzaam, j de 'are y°u sure' ^at 'n Engeland ligt?" J (Quite sure sir", meenden we oprecht. JHij bestudeerde vervolgens met grote aandacht j ons huurcontract, waarbij hij het woord Abder J: enige malen als een slok dure cognac in zijn l„rc Mondholte rondwalste. „Abder", zei hij, „ja, ja„ dat moet dus een dorp hier inde buurt zijn. Een :enogenblikje." Hij verdween schielijk in een bak- ij« waar we hem gebogen over de toonbank een aangrijpende monoloog van zeker vijf minu- k0" ten tegen een winkeldame zagen houden. 1 saj Toen hij terugkwam riep hij al uit de verte. „lam ne1so sorry sir, maar Abder bestaat niet. Er zal bij u in Holland een klein foutje gemaakt zijn. No Ab- der in Dorset." >10S' ^Vergetelheid Dat we ruim anderhalf uur later toch het eerste glas konden heffen in onze gehuurde cottage was ]t? danken aan Keith Campbell, in wiens pub The White Post Inn door ons vergetelheid in de drank «jfri werd gezocht, alvorens wij verder zouden reizen naar net dichtsbijzijnde nachtassiel van het Le- •rij BW-ger des Heils. „Abder", riep Keith vertederd, R* - - - ,are you realy looking for Abder? Ongelooflijk. Chris..." Hij had zich omgedraaid en riep nu zijn vrouw erbij. „Chris, deze mensen willen naar Abder." „Prima kolonel?", antwoordden we haastig. „Dat zie ik", zegt hij, wijzend op een tiental lege flessen naast de vuilnisbak, „als dit de oogst van één avond is moet ik vaststellenda t uw gezin een overmatige dronk over zich heeft. Is dat de ge woonte in Holland. Of had u iets te vieren? Was er gisteren iemand jarig?" Hij doet enkele stappen links uit de flank en werpt een blik door net raam. „Die kussens zijn bedoeld voor in de fauteuils", roept hij, „die be horen dus niet op de vloer te liggen. Als ik 's mid dags rapport uitoreng aan Keith in de White Post Inn is nii nauwelijks verrast. „Ik heb je gewaar schuwd zegt hij, „die knakker denkt nog steeds, dat hij een leger aanvoert. Als hij hier komt moe ten de gasten ook voor hem in de houding sprin gen. En dan kom ik naar voren om de zaak af te melden. En wee je gebeente als zijn gin and tonic niet klaar staat op de bar, wanneer hij binnen marcheert. Nee, voor hem is er in de laatste vijf tig jaar niets veranderd. Nog steeds maken India en Pakistan voor hem deel uit van het Gemene best. Eén telefoontje van het hoofdkwartier en hii reist ogenblikkelijk af naar den vreemde om rebellerende koloniën in het gareel te slaan." Keith juicht een dergelijk militair vertoon overi gens van harte toe. „Zulke overjarige eigenhei mers", heeft hij de eerste dag al uitgelegd, „kun nen we in Engeland niet missen. Die geven na melijk de aparte kleur aan ons leven. Dit land is nu eenmaal één grote open inrichting, waar je de meest zeldzame exemplaren van het menselijk ras in het wild kunt observeren. Geloof me: ner gens in de wereld vind je zoveel zonderlingen als uitgerekend hier, in Dorset. Dit graafschap is be roemd door de afgetaaide houwdegens, die er hun laatste dagen slijten. Het wemelt hiér van de gepensioneerde officieren, van de generaals en gouverneurs, die in hun kamerjasnog steeds oor logje voeren. Dat is trouwens ook de voornaamste reden, waarom ik deze pub heb gekocht. Ik wist name lijk, wat voor klanten ik hier binnen zou krijgen. Het zijn stuk voor stuk van die museumstukken als jouw kolonel. En de gemiddelde leeftijd ligt royaal boven de honderdendrie. Is dat schitte rend of niet?" Keith Campell heeft zich vorig jaar vrijwillig naar Dorset verbannen, omdat hij zijn strijd met het dagelijks bestaan meer dan beu was. Jaren lang stond aan het hoofd van een groot Brits con structiebedrijf, dat zaken deed met de gehele we reld. „Ik kwam ook vaak in Nederland", onthult hij, „bij Stork in Hengelo en bij de Hoogovens. Dat waren vaste klanten van me. En 's avonds fing ik vaak een rijsttafeltje halen bij Bali in cheveningen. Maken ze nog steeds van aie voor treffelijke saté? Man, man, daar heb ik er wat van naar binnen gewerkt.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1978 | | pagina 19