rocus van yperen m A de man van kmk en taptoe delft, maar ook van exclusieve koorconcerten Z: Taptoe: pionierswerk door beroepsorkesten. 40 jaar veelzijdig dirigent Een talent dat zich onder moeilijke omstan digheden moet ontwikkelen en waar moet maken, wordt vroeg rijp en houdt lang stand. Rocus van Yperen die vrijdag 14 april in het Haagse Congresgebouw zijn 40-jarig jubileum als veelzijdig dirigent gaat vieren, werd vol wassen tijdens de economische malaise van de jaren dertig en mocht van zijn ouders beslist niet „in de muziek". Als opvolger van de legendarische A.B.H. Verhey was vader Van Yperen zelf een vooraanstaand man in het Rotterdamse muziekleven en wist maar al te goed hoe zwaar de strijd om het bestaan van de musicus toen was. Hij gunde zijn zoon een zekerder materiële toekomst maar toen het bloed kroop waar het niet gaan kon, en de jongen niet wilde horen, moest hij maar voelen. Als hij dan ondanks het behaalde boekhouddiploma toch in en van de mu ziek wilde leven, moest hij zelf maar zien hoe hij zijn lesgeld verdiende, al was vader Van Yperen natuurlijk wel bereid hem royaal van zijn grote ervaring te laten profiteren. Rocus verdiende het nodige lesgeld op alle mogelijke en onmogelijke manieren, zelfs met werk waar tegenwoordig gediplomeerde kleu terleidsters aan te pas zouden komen. Hoewel op dat ogenblik Schiedammer, kwam hij voor zijn officiële opleiding terecht bij een Hage naar buiten de conservatoria: Bernard van den Sigtenhorst Meyer, fijnzinnig en te snel vergeten componist, auteur van een vroeg standaardwerk over onze grote Sweelinck. Bij Sigtenhorst leerde de jonge Van Yperen piano en contrapunt (zoals dat toen heette) en bereidde zich voor op de staatsexamens. Intussen was hij 1 april 1938 al dirigent geworden van het Schiedams Dameskoor en dat is de peildatum voor zijn jubileum want alles wat er aan vooraf ging, laat hij maar buiten beschouwing. Hij werkte ook nog met Op vertrouwd terrein: repetitie overdag voor Taptoe Delft het Kralings Meisjeskoor en volgde even zijn vader op bij de Rotterdamse oratoriumver eniging Excelsior maar toen kwam er toch een grote verandering in zijn nog maar pas begonnen carière. Van Yperen, al vóór 1940 reserve-officier geworden, stond in 1945 voor een nieuw begin. Er was een kans dan hij in actieve dienst zou worden opgeroepen en als dat zo zou zijn, wilde hij natuurlijk het liefst in het leger, in zijn eigen vak blijven. Hij pleegde overleg met dr. C. L. Walther Boer, al vele jaren cello-leraar aan het Koninklijk Conser vatorium in Den Haag, verder de eerste Nederlander die aan een Nederlandse univer siteit op een musicologisch onderwerp tot doctor promoveerde en tenslotte ook nog de man die de Koninklijk Militaire Kapel groot maakte. Wat adviseerde deze autoriteit de jonge Van Yperen? - Probeer dirigent te worden van de Mari nierskapel die juist wordt opgericht en de vroegere Marinekapel gaat vervangen! - Ja maar meneer Boer, ik heb nog nooit voor een orkest gestaan, ook niet voor een Harmo niekapel! Toen ik bij de KMK begon, was dat niet zo heel veel beter. Probeer het maar. Je hebt diploma's, je hebt zes weken om je voor te bereiden en te laten zien wat je kan. Van Yperen probeerde het. Hij keek de theo rie en vooral de instrumentatie nog eens goed na, en kreeg van een bevriend musicus die in Rotterdfam een harmonie- en fanfareor kest leidde, op een repetitie de kans éénmaal de transcriptie van de ouverture voor Suppé's zangspel „Das ModelT'met dat orkest door te nemen. Zo kwam Van Yperen voor de commissie waarin de destijds roemruchte Willem Pijper zitting had. En zie: Van Yperen werd nuip- mer 1 van de zes candidaten maar.dirigent van de nieuwe Marinierskapel werd hij nie- t.Intussen was gebeurd wat reeds lang in de pen was: Walther Boer werd inspecteur van het muziekonderwijs en ook van de militaire muziek. Daarom legde hij de leidng van de KMK neer en zorgde ervcoor dat Van Yperen zijn opvolger werd. Ook Pijper vond dat de jonge man van de twee kansen toen maar het best, de in elk geval nog gedeeltelijk bestaande KMK kon kiezen en zo begon Van Yperen op 1 oktober 1945 aan een baan die hij pas negentien jaar later, in 1964, als kolonel zou overdragen. Het jaar daarvóór was hij al inspecteur van de militaire muziek geworden en hij zou dat tot 1972 blijven. Intussen werd hij, en is hij nog altijd, docent directie harmonie en fanfare aan de conser vatoria van Den Haag, Amsterdam en Til burg. Natuurlijk is het niet zo geweest dat Van Yperen het aan het hoofd van de Koniklijke Militaire Kapel altijd zo heeft gehad als hij het had willen hebben. Zijn musici kregen het wel eens moeilijk met militaire en cere moniële voorschriften, en uiteraard hun diri gent ook. In artistiek en muzikaal opzicht was lang niet alles mogelijk wat de toonkunste naar wel wilde. Er moest veel marsmuziek worden gemaakt, en het was onvermijdelijk dat er veel transcripties, goed of minder goed, werden ingestudeerd. Hij vertelt dat zich in de bibliotheek van de KMK een zetting bevindt van Mendelssohns vioolcon cert voor klarinet en harmonieorkest. Nu wij tegenwoordig over transcripties weer wat an ders denken dan enkele tientallen jaren gele den, zou ik het stuk in die vorm voor de aardigheid best eens willen horen! Over wat Van Yperen wilde, liet hij overigens geen twijfel bestaan. Al in 1952 gaf hij met de KMK een concert in het Holland Festival met originele harmonie-composities van Pro- kofiew, Hindemith, Ernst Toch en zelfs het lastige concert voor piano en harmonieorkest van Strawinski en een gloednieuw saxofoon concert van Henk Badings. In deze lijn werd in de loop van de tijd nog meer gedaan. Bent u tevreden over het intussen zowel in ons land als daarbuiten toch wel aardig gegroeide repertoire van originele harmonie- en fanfarestukken? Van Yperen kijkt een beetje zuinig. - Kijk, er wordt hier en elders gelukkig muziek geschreven die goed in elkaar zit en doorgaans uitstekend klinkt. Helaas is naar mijn smaak de inhoud nogal pover. Als je er een tijdje mee werkt, ben je er jammer genoeg vrij gauw op uitgehoord. Het aantal stukken met een zodanige substantie dat je er jaren mee vooruit kunt, is echt niet groot. Als ik voor leerlingen die examen moeten doen, een lijst moet maken van stukken waarop ze niet alleen technisch maar ook artistiek getest kunnen worden, kan ik naar mijn inzicht toch maar uit enkele tientallen kiezen. Toch zou het zó moeten zijn dat de beroepsorkesten in het vak harmonie en fan fare een voorbeeld moesten zijn voor die vele tienduizenden amateurs die aan deze bezet ting ontzaglijk veel muzikaal plezier beleven. Maar waar is de plaats van die beroepsorkes ten- in ons muziekbestel? Behalve in dienst verband met de daaraan verbonden, heel begrijpelijke beperkingen wordt van deze beroepsorkesten veel te weinig gebruik ge maakt. Het ministerie van Defensie en dat van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk zouden er samen wat aan moeten doen want Hafabra-wereld is waarachtig groot ge noeg en aan liefhebbers ontbreekt het niet, die moeten horen dat er méér en beter is dan alleen „gemakkelijk" amusement dat het ene oor in, het andere uit gaat. - Toch bent u ook de stuwende kracht ge weest achter Taptoe Delft. - Ja, waarom niet? Van huisuit is harmonie en fanfare open lucht-muziek maar daar behoeft het nu toch niet meer bij te blijven. Het niveau van de ontspanning kan en mag best worden opgevoerd. In een werkelijk evenwichtig muziekbestel waarin de overheid alle mensen de kans geeft zich zo goed mogelijk te ontplooien, moeten ook voor har monie, fanfare en brassbands redelijke kan sen zijn waarbij de beroepsorkesten zonder veel extra kosten pionierswerk kunnen doen. Overigens is het jammer dat Taptoe Delft, die na een bloeiperiode een inzinking kreeg, werd opgedoekt. Gelukkig pikte Breda de taptoe weer op, en daar wordt ie heus nog gewaardeerd! Het is voor Van Yperen nooit een probleem geweest op te houden met blaasmuziek. Hij had immers altijd ook nog zijn grote, onblus bare liefde voor het koor. En het moesten beslist niet alleen hele of halve beroepskoren te zijn! Hij vindt dat hij met amateurs vaak nog prettiger kan werken, zeker als hij er in slaagt ze enthousiast te maken voor wat buiten het ijzeren repertoire valt. Dat ijzeren repertoire még natuurlijk best maar het zou verkeerd zijn je er uitsluitend op te richten. Het kost in het begin altijd moeite uitvoeren den voor onbekende muziek te winnen, on geacht of het nu beroepsmusici of dilettanten zijn. Naar Van Yperens opvatting is het de taak van de dirigent zijn waardering voor een on-of minder bekend stuk op spelers en zangers over te brengen en gewoonlijk lukt dat best, zeker als je geleerd hebt hoe je met dat bijltje moet hakken. Als je, om slechts twee Haagse voorbeelden te noemen, zowel het Christelijk Residentie Mannenkoor als de -oratoriumvereniging Excelsior (eens geleid door Bach bewonderaars als Schoonderbeek en Anthon van der Horst)onder je hoede hebt gehad, weet je langzamerhand wel van wan ten. In 1973 heeft Van Yperen het initatief geno men tot de oprichting van een Haags Koor- centrum, waarin drie koren samenwerken Die samenwerking maakte het bij voorbeeld mogelijk het magnifieke maar weinig bekei de 10-stemmige Stabat Mater van Domenicj Scarlatti in te studeren en uit te voeren, i de Stille Week hebt u het van Van Ypeit en zijn zangers ook door de radio kunnej horen. Zo zouden er tientallen voorbeelden zijn I geven van repertoire-vernieuwing die Vai Yperen daadwerkelijk doorvoerde. Nog ni(| lang geleden gaf hij met de Voorburgi Oratoriumvereniging het Stabat Mater Poulenc en „Les Mystères de la Foi", werk van de hier wienig bekende Zwits Henri Gaugnebin. Ook voor werk van Honej ger, Britten, Duruflé en vele anderen he< Van Yperen zich ingezet. Het typeert de jubilaris dat hij op zijn juBj leumconcert een werk uitvoert dat Rachmai now aan Mengelberg opdroeg, maar dat dil (voor zover valt na te gaan) hier nooit heell uitgevoerd. Op een enkele vertolking doi radio-ensembles is het in ons land zelfs i den of nooit aan bod gekomen. Het gaat onj „The Bells" op een in het Russisch vertaalll gedicht van Edgar Allen Poe. Ieder van ctf vier delen laat andere klokgeluiden horen- ijzeren, koperen, zilveren en gouden, eei( opmerkelijke klanksymboliek voor de perioj den in een mensenleven van jeugd naar\ ouderdom. Van Yperen dirigeert in dat werkj zijn Haags Kamerkoor. Haga Vocalis, Voor] burgse Oratoriumvereniging, Wijks Voca; Ensemble, Gewestelijk Orkest van Zuid-Hol land nog één keer, de Koniklijke Militain Kapel. Het feestconcert met verder nog werk vacl Strategier en Van de Griend, van Eric Coate ikke lids ordt ille ietOe gid en Copland, van Bachs tweede zoon en vaMii Verdi, zal nog een heel duidelijk demonstre ei ren hoe veelzijdig Van Yperen is. Het concei kan echter niet duidelijk maken wat de jubHtul laris achter de scheripen deed en doet in hel Gi belang van een bloeiend muziekleven in oiu n hele land.Hij ontplooit niet alleen een gottol activiteit in de Raad voor de Kunst maai dient de regering mede van advies voor hi verstrekken van opdrachten aan Componisljepj en werkt mee aan een eventuele oprichtin| van een fonds voor de al te zeer verwaarloos de professionmele kamermuziek, óntzaglijk e veel tijd en energie stelt hij beschikbaar oi te komen tot een uitgebalanceerd muziekbe stel waarin alle muzikale grens tot ontwikk» ling kunnen komen. Ook een rechtvaardig subsidering van de voor het totale muziekl» ven zo belangrijke amateuristische muziek beoefening ligt hem na aan het hart. Hij kal al dat organisatorisch en adviserend werl doen dank zij de steun van zijn vrouw d» hem als een onbetaald en onbetaalbaar secre taresse op elk uur van de dag ter zijde staal Dat alles beperkt wel het aantal keren di beiden met boot van hun tegenwoordig! woonplaats Wijk bij Duurstede kunnen wei varen om op Rijn of Lek frisse lucht happen. Als hun werk effect sorteert, hebbel ii wij er dat echter graag voor over. J. KASANDEF i ii ome :at ies la jekher ■Joude ■'ien i idru ;estol li le| 'oor and i )erti let rr de goede boodschap in de visie van anthony burgess Anthony Burgess is hier in Nederland nog nauwelijks bekend, hoewel hij een van Enge- lands meest briljante en meest productieve schrijvers is op dit moment. Als hij al naam heeft, komt dat waarschijnlijk door de film van Stanley Kubrick, A Clockwork Orange, die op een roman van hem is gebaseerd. Wie de film gezien heeft bewaart waarschijn lijk vooral de herinnering aan een welhaast ongeëvenaarde explosie van geweld waaraan de hoofdfiguren de jeugdbendeleider Alex, zich te buiten gaat. Deze is een mechanische sinaasappel geworden (een „clockwork oran ge"), een mechanisch wezen nauwelijks nog een levend organisme dat zich beweegt in een maatschappij waarin het heilop de meest perfecte wijze is georganiseerd, maar die tegelijkertijd elke poging tot spontaan of natuurlijk leven onderdrukt. Neemt die maat schappij hem bij wijze van straf in een psychiatrische kuur ook nog zijn vrije wil af, dan treedt voor Alex de hel pas goed in. Beroofd van zijn keuzevrijheid is de weg naar het heil, naar de verlossing van alle kwaad, voor Alex definitief afgesneden. De film leek voornamelijk het helse geweld te beklemtonen, het boek, waarvan nu on langs de Nederlandse vertaling is uitgebracht onder de titel Boze Jongens, maakt het moge lijk iets meer van Burgess' filosofie te begrij pen. Burgess is een geestelijke nazaat van Graham Greene die in zijn boeken ook heel duidelijk het kwade kwaad wil noemen en het goede goed. Bij Burgess is dat kwaad echter niet langer een individuele aangelegen heid, maar voornamelijk de totalitaire staat, de grote verloederaar in Burgess' ogen omdat hij de mensen hun verantwoordelijkheid ont neemt. Hij heeft dan ook een uitgesproken hekel aan de socialistisch ingestelde verzo- ringsmaatschappij met zijn nadruk opvoeden en oplappen. Hij haat de staat en al het leven dat hij onder zijn hoede neemt omdat het leidt tot spirituele dood. Voor Burgess is het creatieve samenleven tussen de mensen on derling veel belangrijker. Burgess maakt het zijn lezers overigens niet gemakkelijk om te ontdekken wat zijn stand punt nu eigenlijk is. Hij heeft dan ook niets van een zedepreker die zijn boodschap kost wat kost aan de man wil brengen. Aan die moeilijkheid draagt ook de taal niet weinig het nare toe bij. De jeugdbende van Alex houdt er een eigen geheimtaal op na, van Russische makelij, als om het soort samenle ving waar het in het boek om gaat, nog eens nadrukkelijk te situeren. Heel wat duidelijker gaf Burgess in de onder havige materie van zijn opvattingen blijk in „Jesus Christ and the Leve Game", zijn laatste boek waarvan het hogelijk betreurd Anthony Burgess kan worden dat er nog altijd geen Nederland se vertaling van verschenen is. Ook in dit boek schittert Burgess weer als een uitermate geestig en tegelijkertijd doodnuchter schrij ver. Met een zeer oorspronkelijke kijk op het gebeuren verhaalt hij opnieuw het leven van Jezus. Het is bepaald geen zoetgevooisde historie geworden, alleen bestemd voor kwe zelaars en dat komt omdat hij Jezus schetst als een man van vlees en bloed. Zijn menselij ke hoedanigheden blijven recht overeind, juist doordat Burgess zijn ondeugden niet verhult. Daardoor wint het boek ongelooflijk aan charme. In een interview naar aanleidng van de publi catie van zijn boek in Frankrijk verklaarde Burgess dat hij niets moest hebben van de Christusfiguur zoals die uit de traditie be kend is: zacht, nederig, zwak, een figuur met het uiterlijk van Dustin Hoffman. Maar even min had hij behoefte aan een modieuze Jezus, een hippiefiguur. Burgess: „Integendeel, hij moet groot en sterk geweest zijn en een machtige stem bezeten hebben. Als je daar van uitgaat, kan je er in zekere zin vrede mee hebben dat juist zo'n man, die fysiek geheel ontloken is, in de kruisdood afziet van zijn krachten terwille van de tolerantie en de. liefde". Voor Burgess is dat het meest lutrige- rende van de Jezusfiguur. „Als je de evange lieteksten goed leest, dan zie je dat hij in omgang met anderen de oplossing heeft ge vonden voor de problemen waar wij ook ni nog mee worstelen. Ik bedoel dat zo concree^ mogelijk, in het samenleven met anderen. D« oplossing daarvoor is niet te vinden in politiek, niet in de mystiek, maar wel in techniek. Dat is wat je van hem kan lerenlj een nieuwe techniek. De techniek van dej, tolerantie en van de liefde. De liefde vooi jezelf, voor je naasten en je tegenstanders Zo vanzelfsprekend is dat niet, tweed uizent Dgj jaar geleden niet en ook nu nog niet. Jezui [ei was geen politicus, maar hij had wel degelijl eei verstand van de politiek en wat je ermee k< bereiken. Hij begreep dat de staat onze men-levingsproblemen niet kan oplossen, zomin als de kerken. Alleen van een verbetering van onze onder- d, linge verhoudingen verwachtte hij een oplos- sing. Daarvoor heeft hij een techniek ontwoi* pen. Hoe simpel die ook lijkt, niemand heef dat van hem in die tweeduizend jaar werl lijk begrepen". PAUL VAN VELTHO' [ent sa-fro netj«0 Verg. ke^Dat glas 1 DVEj' te Anthony Burgess, Boze Jongens (A Cloo kwork Orange), De Arbeiderspers. Prijl 23,50. Jesus Christ and the Love Gamftigt Alleen Franse editie verkrijgbaar. Ed. Ro bert Laffont, Parijs. Prijs 49 FF. Chri vrou Abdi

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1978 | | pagina 18