Wereld blijft spelen met peelgoed des doods Ichiphol- /oorlopig een blinde darm (tnofc Sampson uitvoerig in op de smeergelden- affaire, die niet alleen Italiaanse, West- Duitse en Japanse politici in verlegenheid bracht, maar waarbij ook prins Bernhard een rol speelde. Sampson's karakteristiek van de prins is dan ook weinig vleiend: „Achter al de praal van het koninklijk be schermheerschap van Bilderberg en het Wereldnatuurfonds en de gedachte dat er gezamenlijke belangen bestonden tussen het zakenleven en de vrije wereld, ging een wapenhandelaar verborgen, die wanhopig naar geld snakte". Het ging in dit geval om de lobby voor Orion-verkenningsvliegtui gen. Aan de hand van twee met de hand- feschreven brieven, die later zouden wor- en opgenomen in het zogeheten Donner- rapport, vergelijkt Sampson de Neder landse prins met de voormalige Amerik aanse vice-president Spirow Agnew, die af trad omdat tegen hem beschuldigingen wa ren ingebracht over het aannemen van steekpenningen. „Lockheed had bijna voor de val van de Nederlandse monarchie ge zorgd", zo vat Sampson de opwinding in ons lana samen, die ontstond na het bekend worden van de handel en wandel van prins Bernhard, nu anderhalf jaar geleden. De corruptie en het op grote schaal werken met steekpenningen is niet een zaak, waarop de internationale wapenindustrie het alleenrecht heeft. Anthony Sampson schat dat 50 van de grootste Amerikaanse Alle SALT-besprekingen ten spijt blijft de wereld geloven in een als maar verderg aande bewapeningsrace, vooral ook omdat nationale economieën een belangrijke af wegingsfactor spelen. In 1966 legde de toen malige Britse minister van defensie een niet mis te verstane verklaring hierover af. „Hoewel de regering het grootste belang hecht aan de vooruitgang op het gebied van wapencontróle en ontwapening, moeten wij tevens die praktische stappen nemen, die nodig zijn om ons land in net bezit te stellen van zijn rechtmatig aandeel in deze waardevolle, commerciële markt", zo zei „Het is bijna een perpetuum mobile: we ge ven allemaal toe dat de bewapeningswed loop een ramp betekent en we weten alle maal dat hij kan leiden tot een conflict dat de beschaafde wereld, zoals wij die kennen min of meer zou vernietigen. Het oude pro bleem is wie doet de eerste stap om werkelijk niet meer mee te doen?" Aan het woord een man, wiens dagelijkse bezigheden bestaan uit het stelselmatig op voeren van die blijkens zijn uitspraak ver- foeibare bewapeningsrace: Sam Cum- mings, voorzitter en belangrijkste aandeel houder van de firma „Interarms". Cum- mings is een van de meest succesvolle Êarticuliere wapenhandelaren in West- uropa die de gehele wereld als potentieel afzetgebied ziet voor zijn „speelgoed des doods". Weliswaar wekt Cummings met zijn op merkingen de schijn dat hij een bezorgd, mogelijk zelfs scrupuleus man zou zijn, aan de andere kant laat hij zich openlijk leiden door de slogan van de internationale wa penhandel: „Als wij niet verkopen doet een ander het wel". De schone-handen-politiek staat in kringen van wapenhandelaren be kend als „niet realistisch". De wereld zit barstensvol wapens. En men laat geen gelegenheid voorbij gaan verbete ring van bestaande systemen operationeel te maken. Als zodanig fungeerden de re cente oorlogen in het Midaen-Oosten als testcase voor dfe doelmatigheid van nieuwe wapens. Gedurende de 6-daagse oorlog in 1967 tussen Israël en zijn Arabische buren maakten Mosje Dayan c.s. niet alleen een onuitwisbare indruk op de wereld, de Franse Mirages, waarmee Israëlische pilo ten in no-time de Egyptische luchtmacht vernietigden, deden dat in niet mindere mate. Bijna 10 jaar later op 25 augustus 1976 zou Dayan verklaren dat „er een an dere manier moet zijn om een weg terug te vinden, om te de-escaleren". „De oplossing is niet om ons meer wapens te geven voor onze veiligheid, maar om ons meer veiligheid te geven, zodat we minder wapens nodig hebben", zo zei hij. Voorals nog lijkt het er niet op dat deze politiek con creet vorm zal krijgen in het turbulente Midden-Oosten, dat nog steeds dè brandh aard van de wereld is. Ondanks recente vre despogingen is dit gebied nog steeds dat deel van de wereld, waar de grote mogendheden een luguber en ingewikkeld schaakspel spe len met als inzet een door hen gewenste evenwicht-situatie. Deze politiek krijgt handen en voeten in de mate, waarmee Is raëliërs en Arabieren bewapend worden. Op deze manier zorgen de.handelaren van de dood" voor een stuk „ontwikkelings hulp", dat in eigen land positieve effecten oproept op bijvoorbeeld de werkgelegen heid en de nationale handelsbalansen. Want het standpunt van de vroegere Amerik aanse minister van defensie McNamara dat er voor wapens betaald moet worden, heeft langzamerhand overal ingang gevonden, al wordt de prijs in veel gevallen bepaald door louter en alleen politieke factoren. De Britse wapenverkoper John Stonehouse deed daar eens een treffende uitspraak over toen hij met Saoedie-Arabië onderhan delde over een wapen transactie. „Wat baat het om roomser dan de paus te willen zijn als de Britse fabrieken de orders broodnodig hebben...", zo vroeg hij zich. Met name om die reden hebben de Britten in het verleden nooit fanatiek werk gemaakt van het wape nembargo tegen Zuid-Afrika, al moest een Britse Labour-regering op een gegeven ogenblik constateren dat als gevolg van dit embargo de Britse wapenindustrie in drie jaar tijd 240 miljoen dollar aan inkomsten had gederfd. Overigens bleek de uitspraak van Stonehouse ook van toepassing op an dere landen. Toen Engeland metterdaad af haakte om de apartheidsregering in Preto ria van wapens te blijven voorzien, stond een ander land direct klaar om de rol van de Britten over te nemen: Frankrijk. Opval lend bij dit alles is de analogie met de ker- nernergie. Niet alleen spelen nucleaire in- stallatiès evenals wapenleveranties een rol in de internationale politiek, in deze wereld wordt op exact dezelfde wijze geredeneerd als de wapenindustrie pleegt te doen: „Als wij niet verkopen, doet een ander het wel..." Volgens de_ bekende auteur Anthony Sampson is 7>p dit ogenblik Lockheed de grootste wapenproducent ter wereld. Via onthullingen in Amerikaanse senaatscom missies weten we hoe Lockheed te werk is gegaan om bijvoorbeeld de Navo-landen rijp te maken voor de Starfighter. In zijn nieuwste boek „De wapenindustrie" gaat concerns in de loop van 5 iaar zo'n 100 mil joen dollar aan smeergeld hebben ui' keerd. Dat geld wordt niet alleen uitg ven om vooraanstaande mensen in Navo- en andere westerse landen om te kopen, datzelfde gebeurd met topfunctionarissen in de derde wereld. Een derde wereld, die zich laat volstoppen met allerhande oorlogs tuig. Het gezaghebbende blad The New York Times schatte dat in 1964 de derde we reldlanden alleen al aan rente en aflossing op schulden grotendeels betrekking hebben op wapenaankopen een bedrag van 4 mil jard dollar op tafel moesten leggen. Een be drag dat gelijk was aan de helft van de econ omische hulp, die de derde wereld op dat ogenblik ontving hij. Waar Sampson tegenover stelt: „De pro blemen rond wapens en bewapening mogen ingewikkelder zijn en de controle er op moeilijker dan de leek op het eerste gezicht denkt, de gewone burger heeft geliik als hij vindt dat de wapenhandel, evenals die in narcotica en slaven anders is dan andere vormen van zaken doen. Hoe meer het pu bliek wordt geïnformeerd, hoe meer zeg genschap het krijgt, des te meer kans is er op een gezondere wereld". Wellicht dat om deze reden zijn boek „onthullend" wordt genoemd. Die karakteristiek verdient het echter niet. De zittingen van speciale parle mentaire hoorcommissies in Amerika, Ja pan, West-Duitsland, Italië en Nederland waren dat. De verdienste van Sampson is dat hij alles nog eens op een rij heeft gezet. Bovendien schetst hij in zijn boek de histo rische ontwikkeling van de massa-produk- tie van wapens, waardoorJietplaatje" min of meer compleet is geworden. KLAAS GOINGA Anthony Sampson: „De wapenindustrie" (Een onthullende blik achter de schermen van de internationale wapenhandel). Uitge geven door Elsevier Actueel). SCHIPHOL Met de voltooiing van het nieuwe spoorwegstation dat als een boven maatse vliegende schotel op het luchtha venterrein lijkt neergestreken, is Schiphol klaar om zijn eerste treinreizigers te ont vangen. Eind dit jaar zullen ze met snelhe den van 160 kilometer per uur komen aan razen en is de railverbinding tussen Am sterdam en zijn poort tot de wereld een feit. Zó uit de coupé het vliegtuig in - een logisch lijkende, maar lang op de baan geschoven ontwikkeling eindelijk werkelijkheid. Heu gelijk, zij het voor weinigen, want pas in 1981 waneer de lijn zal zijn doorgetrokken tot Den Haag - daarmee aansluiting krij gend op het landelijk net - wordt hij van enige betekenis. Het noordenen oosten van het land blijft ondertussen verstoken van de mogelijkheid de nationale luchthaven per comfortabele trein te bereiken, want de Schiphollijn begint vrij willekeurig en plompverloren aan de Minervalaan, de zuidelijke rand van de hoofdstad. Pas als er doortrekkingen zouden komen naar het Centraal Station en het Amstelstation, zou er sprake zijn van landelijk voordeel, en dat is vage toekomstmuziek. Men moet vandaag de spade in de grond steken om deze aan sluitingen binnen respectievelijk 5 en9 jaar te kunnen verwezenlijken, maar zelfs een beslissing ontbreekt nog. Eén-derde deel van de Nederlandse luchtreizigers zal ook na 1981 gedoemd zijn via verstopte wegen voort te sukkelen naar de propvolle par keerterreinen van Schiphol. De benaming „Schiphollijn" - suggererend dat de rails er omwille van de luchthaven liggen - is dan ook volkomen foutief. Hoog stens pikt Schiphol een graantje mee van zijn situering aan de broodnodige recht streekse treinverbinding Amsterdam-Den Haag. Toen in het midden van de vorige eeuw een begin werd gemaakt met de aan leg van het Nederlandse spoorwegnet, be hoorde een dergelijke lijn tot de onmoge lijkheden en moest men een omweg kiezen via Haarlem, omdat de woelige golven van de Haarlemmermeer een onoverkoombaar obstakel vormden. Na de drooglegging kwam de burgemeester van de piepjonge gemeente Haarlemmermeer, mr. J. P. Amersfoordt, in 1864 pijlsnel met het plan voor een directe rail ver binding tussen hoofdstad en residentie dwars over zijn nog soppende grondgebied. Helaas voor hem en miljoenen treinreizigers was de Duitse dichter Heinrich Heine te optimistisch toen hij spotte dat in Nederland alles vijftig jaar later gebeurt. Meer dan honderd jaar moes ten verstrijken voordat de aorta er komen zou - nadat actiegroepen eerst nog voor he vige kloppingen in het groene hart van de Randstad hadden gezorgd. Inmiddels was in de Haarlemmermeer onze nationale luchthaven verrezen en zo groeide, even vleiend als ten onrechte, het begrip „Schiphollijn". De waarheid is dat een treinverbinding met Schiphol als doel wit volstrekt onrendabel zou zijn. Cijfers tonen het zonneklaar aan. Het Amster damse CS moet jaarlijks 40 miljoen reizi gers vermalen om zijn treinen enigzins vol te krijgen; Schiphol verwerkt momenteel 8,5 miljoen passagiers per jaar die boven dien voor 35 percent van de kLM-bussen en voor 60 percent van de eigen auto gebruik maken. Ronduit een onaantrekkelijke markt. Prognose: van de spoorlijn Amster dam-Schiphol zullen slechts 1,2miljoen rei zigers per jaar gaan profiteren. Hoe dit getal zal liggen wanneer in 1981 de verbinding met Den Haag een feit is, valt niet te voor spellen; het zal afhangen van de mate waarin het publiek bereid is de auto te laten staan ten gunste van de trein. De luchtha i Het spoorwegstation van Schiphol in voltooide staat lijkt als een reusachtige vliegende schotel op de luchthaven neergestreken. vendirectie blijkt zich daarover weinig illu sies te maken. Naast reizigers trekt Schi phol veel toeristen. Aangelokt door de at tractie zullen die misschien de eerste tijd de spoorlijn kiezen, maar de verwachting is dat ze o p de lange duur weer voor 95 percent met de auto gaan komen. Groot genoeg is het nieuwe spoorwegsta tion op Schiphol in ieder geval. Zelfs wan neer de luchthaven tegennet einde van de jaren tachtig zijn maximale capaciteit van 35 miljoen passagiers per jaar heeft bereikt, zal het voldoende ruimte bieden. Daarbij heeft men het comfort niet vergeten: lo pende banden voor de bagage overal waar verticaal transport nodig is, terwijl men overweegt ook in de horizontale tunnel tus sen de stationsgebouwen van luchthaven en t aan te leggen. gaan rijden met een frequentie van drie maal per uur en doen over de afstand 10 mi nuten (de huidige bussen minstens een half uur). Het ligt in de bedoeling datze dezelfde rijtijden gaan aanhouden als de landelijke treinen. Wee dus degenen die met een ver traagde vlucht pas na middernacht op Schi phol aankomen, zoals in het zomerseizoen strijk en zet pleegt te zijn. „De spoorlijn",, zegt men op de luchthaven, „is voorlopig het belangrijkst voor reizigers die Amsterdam als bestemming hebben, en dan nog voornamelijk voor buitenlanders, want die beschikken niet over een auto. „Zie ze staan, daar op de eindhalte tussen het kille beton van de Minervalaan. Een uiterst ongastvrij punt, alle in het vooruit zicht gestelde aanvullende vervoersmoge lijkheden (bus, tram, taxi) ten spijt. Schi phol hoopt nog steeds dat het eindstation ooit verlegd zal worden naar het Museum plein, veel meer centraal. Daarop is echter weinig kans; de hoofdstedelijke gemeente raad wil voorkomen dat de statige en sfeer volle Museumbuurt door de zuigkracht van een spoorwegstation verandert in een dor woud van kantoor- en hotelkolossen. Maar zelfs al zou men beslissen het Museumplein alsnog eindpunt te maken, dan zou de uit voering van de plannen minstens elf jaar vergen. Centraal Station vijf jaar, Amstel station negen jaar, Museumplein elf jaar., mocht het allemaal doorgaan. Tot dan toe hangt de Schiphollijn er aan de Amster damse kant als een blindedarm bij PIETS: 'flüEREN

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1978 | | pagina 17