Thans meer begrip voor parapsychologie Bekerhoudster José de Frel krijgt het moeilijk Roolvink verhult veel, onthult weinig Oudminister- Kamerlid Prof. dr. W. Tenhaeff: IN ZIJN GEBOEKTE LEVENSVERHAAL: EUROPA CUP SCHOON SPRINGEN BINNENLAND LEIDSE COURANT WOENSDAG 1 MAART 1978 PAGINA 11 Utrecht (ANP) De Utrechtse hoogleraar in de parapsychologie, prof. dr. W. H. C. Tenhaeff (84)heeft zijn ontslag genomen. Na vijftien jaar van interne strijd is voor Tenhaeff een aanvaardbare opvolger ge vonden. Tenhaeff, die al een van de grond leggers van de Europese paraspychologie geldt en die al directeur van het parapsy chologisch instituut wereldbekend werd, zal op 1 juli zijn plaats inruimen. Hij viert dit jaar tevens zijn 25-jarig jubileum als hoogleraar. De opvolging van Tenhaeff heeft heel wat voeten in de aarde gehad. Toen hij in 1964 zeventig werd (pensioengerechtigde leeftijd voor hoogleraar) was er in Nederland nie mand die de parapsycholoog kon opvolgen. Het curatorium verzocht hem daarom nog enige tijd aan te blijven en er werd een commissie ingesteld om naar een geschikte opvolger te zoeken. Al gauw kwam Ten haeff in conflict met dtf voorzitter van die commissie, de psycholoog prof. dr. C. F. van Parreren. Tenhaeff namelijk had een aantal kandidaten aanbevolen maar die werden, zoals Tenhaeff het destijds noem de, „weggemoffeld". Vervolgens schoof Van Parreren de Zweed M. U. Johnson naar voren. Tenhaeff verzette zich fel te gen de benoeming van de Zweed, maar kön niet verhinderen dat Johnson na twee jaar gastdocent te zijn geweest in 1973 werd benoemd tot gewoon hoogleraar in de parapsychologie. Na deze benoeming zei Tenhaeff tegen de pers: „Ze trappen je stoel weg en zetten er een man op die niet deskundig is" en „Wat me grieft is dat ze zonder mij er in te kennen een man op die leerstoel zetten die nog nooit heeft bewezen dat hij het vak •beheerst. Het is een amateur, een brodde laar op het gebied van de parapsycholo gie". Een ander verwijt aan het adres van John son was dat deze te modern in zijn aanpak zou zijn. Op een persconferentie ter gele genheid van zijn benoeming .zei Johnson tegen de verzamelde Nederlandse pers dat hij de methode van Tenhaeff juist ouder wets vond. Eerder al had prof. Van Parre ren in een interview gezegd „het is de tragiek van ouderen die, na grootse presta ties te hebben geleverd, niet inzien dat het tijd is om van wetenschppelijke methode te veranderen." Hoe dan ook, Tenhaeff weigerde zijn posi tie af te staan aan de Zweed. Hij was bovendien./bang voor de toekomst van het parapsychologisch instituut, dat hij als zijn levenswerk beschouwt. Hij beschuldigde Van Parreren ervan dat deze het instituut wilde „inpikken", om het onder te brengen bij het psychologisch instituut. Bij de lei ding van de beide instituten heerste er een onoverbrugbaar verschil van mening over de wetenschappelijke waarde en de weten schappelijke benadering van parapsycho logie en Tenhaeff wilde dat het parapsy chologisch instituut zelfstandig zou blijven functioneren. Het ziet er nu naar uit dat deze wens van Tenhaeff werkelijkheid wordt. „Er komt een man op mijn plaats in wie ik het volste vertrouwen heb", zei hij. Tenhaeff wilde nog geen naam noemen omdat die nog officieel bekend zal worden gemaakt. X In zijn woning in Bilthoven vertelde de bejaarde hoogleraar dat hij erg gelukkig is dat hij zich aan zijn levenswerk heeft kunnen wijden. „Ik heb er altijd veel be vrediging in gevonden en dat doe ik nog." Tenhaeff zal nadat hij zijn hoogleraar schap heeft overgedragen, niet stoppen met zijn werk als parapsycholoog. „Ik ga door tot het bittere einde, ik ben geen man om rustig op mijn stoel te gaan zitten", zo zei hij. Hij is van plan veel tijd te gaan besteden aan publikaties en hij zal on danks zijn hoge leeftijd over de hele we reld gastcolleges blijven geven. Professor dr. Wilhelm Heinrich Carl Ten haeff werd in 1894 in Rotterdam als zoon van een Rijnvaartreder geboren. In zijn HBS-tijd werd zijn belangstelling voor pa ranormale verschijnselen gewekt toen hij in aanraking kwam met spiritistische groe peringen en hij deelnam aan enkele sean ces. Zeer tegen zijn zin in werkte hij tot zijn dertigste op het kantoor van zijn vader. In 1924 ging hij psychologie stude ren. Eén van zijn studiegenoten was J. de Quay, die later minister-president zou wor den. In 1933 promoveerde Tenhaeff aan de Rijksuniversiteit in Utrecht en dat zelfde jaar werd hij privaatdocent in de parapsy chologie. Zijn officiële leeropdracht kreeg hij in 1951 en twee jaar later werd hij benoemd tot bijzonder hoogleraar in de parapsychologie aan de Rijksuniversiteit in Utrecht. Daarmee werd hij de eerste hoog leraar in de parapsychologie ter wereld. Tenhaeff: „Ik heb toen de mogelijkheid gehad het parapsychologisch instituut op te bouwen, waardoor ik de beschikking kreeg over meer middelen." Dit instituut' zou later internationale faam verwerven. „Als je terugkijkt dan zeg je altijd, ik had gehoopt meer te bereiken. Maar ik ben er toch .redelijk in geslaagd." Tenhaeff om schrijft de kern van zijn levenswerk al het vaststellen en documenteren van paranor male verschijnselen, zoals helderziendheid, telepatie en telekinese (het verplaatsen van voorwerpen zonder deze aan te raken). Bij zijn wetenschappelijke onderzoekingen maakte Tenhaeff veel gebruik van proef personen. Talloze proeven hebben hem uiteindelijk het bewijs geleverd dat de mens over paranormale eigenschappen be schikt. Tenhaeff: „Ieder mens heeft het m Zich, het is gewoon onverbrekelijk aan het mensdom verbonden. De één heeft het alleen veel sterker dan de ander. Er zijn mensen die er nooit iets van merken en bij een ander openbaart het zichr juist heel sterk, zoals bijvoorbeeld bij Gerard Croi- set." De belangrijkste conclusie die Tenhaeff heeft getrokken uit de proeven met para normaal begaafde mensen is, dat helder ziendheid onverbrekelijk verbonden is met bepaalde emotionele gebeurtenissen. Als voorbeeld noemt hij Croiset die als kind van acht jaar bijna verdronken is. „Dat heeft een jeugdtrauma bij hem veroor zaakt en daarom is zijn paranormale be gaafdheid zich juist in die richting gaan ontwikkelen. Croiset heeft meer dan eens de plaats aangewezen waar een vermist kind was verdronken". Hiermee wordt vol gens Tenhaeff de gedachte dat helderzien den alles kunnen voorspellen" ontzenuwd. Erg kritisch staat hij daarom tegenover helderzienden die op verlangen iemands toekomst voorspellen. Tenhaeff keurt het ook af als paranormaal begaafde mensen hun gaven commercieel aanwenden. „Neem nou Uri Geiler (de jonge Israëliër). Dat hij tot paranormale daden in staat is valt niet te betwijfelen. Dat is voldoende in laboratoria geconstateerd. Ik verwerp echter zijn geldzucht en dat heb ik hem gezegd ook. Het is een paranormaal be gaafde circusartiest. Ik wil ook niet experi menteren met geldzuchtige mensen." Met Croiset werkt Tenhaeff graag samen. „Ik werk al dertig jaar met hem samen maar hij heeft nog nooit een cent vergoeding gevraagd voor wetenschappelijk onder zoek." Tenhaeff heeft in de beginjaren van zijn onderzoekingen nogal wat vooroordelen bij de mensen ontmoet. „Er bestonden vroeger over parapsychologie wonderlijke ideeën en dwaze vooroordelen. Maar van dei weerstanden is langzamerhand niets meer overgebleven, ik heb wel de tijd mee ge had." Veertien jaar geleden verklaarde Tenhaeff in een interview nog: „Er zijn mensen die denken dat ik me op mijn instituut bezighoud met het laten dansen van tafels en het bezweren van geesten. Ze begrijpen nog steeds niet wat mijn medewerkers en ik hier doen." Zo kreeg Tenhaeff, nadat een aantal Ame rikaanse kranten aandacht had besteed aan zijn instituut, meer dan 3000 brieven binnen van Amerikanen die wilden weten of hij ook kon vertellen waar ze olie of goud konden vinden. Professor Tenhaeff heeft veertien boeken geschreven die in verschillende talen zijn uitgebracht. Het aantal publicaties van zijn hand loopt in de honderden. Zo ook het aantal gastcolleges dat hij heeft gegeven. (Van onze parlementaire re dactie) Den Haag Gisteren heeft oud-premier P. J. S. D De Jong het eerste exemplaar ge kregen van een boek waarin oud-minister Roolvink zijn le- vensverhaal vertelt. Het boek beschrijft, zoals uitgever Wyt- se Benedictus, Hilversum, zegt: de levensgeschiedenis van een man uit het volk die via de christelijke vakbewe ging in de politiek snel carriè re maakte. Bauke Roolvink werd op 31 januari 1912 geboren in het Friese dorp Wijtgaard onder de rook van Leeuwarden. Zijn vader was landarbeider. Bau ke bezocht de ambachtsschool en werd opgeleid tot smid- bankwerker. In mei 1928 ging hij tegen een loon van 6,24 gulden per week bij een scheepswerf werken. Toen hij bijna achttien was, besloot hij in 1922 de „srpong naar het verre Holland" te wagen, om dat daar meer te verdienen was. Hij ging werken bij een bedrijf dat uit Sneek naar Hil versum was overgeplaatst. Roolvink werd lid van de christelijke metaalbewerkers- bond. In 1935 gaf hij zich op voor de A.R,-partij. Een hele verandering was het, toen hij in 1946 bezoldigd vak bondsbestuurder van de chris telijke metaalbewerkersbond werd. Eerst kreeg hij de zuide lijke provincies toegewezen, later werd de standplaats Am sterdam. Na de kaderschool van het CNU met docenten als de „oude" De Gaay Fortman te hebben doorlopen, ging hij zich als bestuurder van de me taal bond met scholing en vor ming bezighouden. Nadat hij bestuurder van de christelijke vakcentrale was geworden, werd het loonbeleid zijn spe cialiteit In 1959 trok De Quay hem aan als staatssecretaris van Sociale Zaken. In 1963 werd hij Tweede Kamerlid ka merlid voor de A.R.-partij. Van '65-'67 was hij fractievoor zitter. In het kabinet-De De Jong was Roolvink minister van Sociale Zaken van '67-'71. Daarna was hij tot vorig jaar weer Kamerlid. Roolvink heeft zijn levensver haal verteld aan mr. Douwe Schaafsma, secretaris-jurist van het Nederlands Bijbelge nootschap en docent aan de kaderschool van het CNU. Het is een wat droog verhaal ge worden. Vermoedelijk heeft Schaafsma zich zo veel moge lijk gehouden aan de teksten, zoals Roolvink die op geluids banden zal hebben ingespro ken. Het boek zou volgens de uitgever bij de feiten „open hartige en soms onthullende commentaren" geven. Dat is nauwelijks of niet het geval. Roolvink laat nergens het ach terste van zijn tong zien. De beschouwingen blijven heel al gemeen en aan de oppervlak te. Het is een wat eenzijdig verhaal. Er staat in het boek een foto van het gezin-Rool- vink rondom de sjoelbak. Dat is naast een opmerking over „veel bewondering voor mijn vrouw" het enige waaruit men kan concluderen dat de man getrouwd was en een ge zin had. Toen Roolvink minister van Sociale Zaken was, heeft hij het zwaar te verduren gehad. Premier De Jong moest hem in september 1969 in de Twee de Kamer te hulp schieten bij de behandeling van de Wet op de Loonvorming. De oppositie van de PvdA beukte zonder enige clementie op de oud-vak bondsman in. Duizenden werknemers liepen op het Bin nenhof in een massale demon stratie te hoop tegen Roolvin- k's „knevelwet". Bij zulke en andere gelegenheden moet er toch wat in de man zijn omge gaan. Maar aan het einde van zijn zeer werkzame leven doet de nu 66-jarige oud-politicus een verhit loondebat af met: „Het was een vervelende ver toning en nog denk ik met enige wrevel aan dit debat, hoewel het reeds tien jaar ge leden is, terug". Van een man die het betreurt een beperkte opleiding te heb ben gehad maar er trots op gaat uit de „kleine luyden" te zijn voortgekomen, zou men een pakkend levensverhaal over alle hoogtepunten in zijn cariérre, de moeilijkheden en tegenslagen hebben verwacht. Niets daarvan: de goede man praat als een boek. Hij zegt nooit gewoon „ja", maar heeft „gemeend daarop bevestigend te moeten antwoorden". Het staat er wel een paar keer achter elkaar. Roolvink werd fractievoorzit ter tegen de zin van de toen malige voorzitter van A.R.- partij Berghuis in. Ook al? fractievoorzitter heeft hij wel eens stormpjes meegemaakt, maar ook die zijn uit het le vensverhaal gewaaid. Net als de deining rondom zijn advi seurschap van de Gulf-olie- maatschappij. Toen Roolvink staatssecretaris in het kabinet- De Quay werd, deed hij dat zonder overleg met andere CNU-bestuurders. De vakbe weging was in 1959 onprettig verrast. „Zaken als deze ko men nu eenmaal volledig voor de verantwoordelijkheid van je zelf' zegt Roolvink. Vooral het NW heeft het nooit goed met de steile Roolvink kunnen vinden. Oud-NW-voorzitter Kloos: „Een appel die te ver van de boom is gevallen...." De politiek-onervaren Rool vink kreeg als staatssecretaris de kans van zijn leven. Want Van Rooy was minister van SocialeZaken, maar onbe kend met zijn werkterrein. Den Haag In Nogent sur Marne worden in het aanstaan de weekeinde de Europa Cup wedstrijden schoonspringen ge houden voor dames en heren. In het kleine plaatsje in de buurt van Parijs moet de 21-jarige Haagse José de Frel de Cup, die in haar bezit is, verdedigen. Ze krijgt het moeilijk, dat staat bij voorbaat vast, al wil de spring- ster van de vereniging De Mor genstond wel bewijzen dat het winnen van de Europa Cup op de één meterplank vorig jaar in Rotterdam geen toevalstreffer is. Met José de Frel komt ook Lia Molenaar van de springvereni- ging Joop Stotijn aan de start bij de dames en bij de heren het grote talent van de De Morgen stond, de vijftienjarige René Linthuis onlangs kampioen van Nederland geworden- en Joop Marechel uit Den Bosch. Al? trainercoach gaat mee Rob Voorbij die bij De Morgenstond met zijn leden het ene succes naar het andere boekte. Rob Voorbij over de kansen in Nogent Sur Marne: „José de Frel moet in ieder geval bij de beste vijf kunnen komen. Of ze opnieuw de Europa Cup gaat winnen, moeten wij afwachten. Ze heeft het op het ogenblik erg moeilijk omdat zij zich moet voorbereiden op twee zeer be langrijke evenementen. Op 11 en 12 maart zijn de open Neder landse kampioenschappen op de driemeterplank waar spring- sters uit twaalf landen aan mee- Het Kamerlid Roolvink in gesprek met de toenmalige minister van Sociale Zaken Boersma. Twee oud-CNV-ers bij elkaar. Toen in oktober 1959 in de Tweede Kamer een interpella tie over de lonen werd gehou den, zei minister Van Rooy tot woede van de oppositie alleen de volgende markante woor den: „Ik zal antwoorden door de mond van de staatssecreta ris". In 1961 kon Van Rooy het niet meer bolwerken en trad hij af. De sterk dominerende Veldkamp, volgde hem op en trok wat zaken op het gebied van de sociale verzekeringen naar zich toe, o.a. de AWW waaraan Roolvink al had ge werkt Nu de onthulling. „Het is een duidelijk voorbeeld hoe een groot man toch klein kan zijn". Zo mooi als de MOOI ALS DE periode-Van Rooy heb ik het nadien niet meer gehand, aldus de oud-politicus. De mooiste jaren van zijn le ven heeft Roolvink gehad in de tijd vlak na de Tweede Wereldoorlog, toen hij als vak bondsbestuurder bij de me taal bond was .begonnen. Een moeilijke tijd was, toen hij minister af was en als gewoon Kamerlid weer zelf zijn tas moest dragen, zijn auto moest rijden en zijn briefjes moest typen. Roolvink is van mening dat oud-bewindslieden die Kamer lid zijn geworden gelegenheid moeten hebben om nevenfunc ties in het bedrijfsleven te ver vullen. De partijen mogen wat dit betreft niet al te kritisch zijn. Hij vindt dat het politieke spel soms wel wat ruw wordt, dat politici soms onheus wor den aangevallen. Er zijn na tuurlijk belangentegenstellin gen in de maatschappij, maar via overleg moet daarvoor een oplossing worden gezocht Het zou Roolvink niets ver wonderen als er nog eens een coalitie komt van PvdA en WD. Per slot van rekening zijn het loten van dezelfde stam, zegt hij, en die stam is de Franse Revolutie. In de A.R.-partij, wordt volgens de oud-politicus soms te veel aan persoonsverheerlijking ge daan. Als grote politieke vraagstukken in de komende tijd ziet hij: - Inspraak bij de besluitvor ming in het bedrijfsleven. - inkomensverdeling en werk gelegenheid. - vrede en veiligheid. hard voor de drie- als voor de éénmeterplank en omdat wij ons niet helemaal richten op alleen die Europa Cupwedstrij den éénmeterplank kan dat Jose wel eens de titel gaan kosten". René Linthuis, voor het eerst voor Nederland in Europa Cup wedstrijden, krijgt het erg zwaar. Rob Voorbij: „Als hij bij de eerste acht van Europa kan komen, ben ik dik tevreden. Die jongen heeft enorm veel talent maar hij heeft nog de tijd". „Nederland is langzaam maar zeker een schoonspringnatie ge worden waar men duidelijk re kening mee moet gaan houden. Vergeet niet dat wij achter Rus land en Oost-Duitsland met schoonspringen op de derde plaats komen en misschien zijn wij die landen al voorbij. Dat móet in de nabije toekomst gaan blijken". Ranglijst José de Frel, goed voor zo'n vijfentwintig trainingsuren in de week, wil klimmen op de we reldranglijst. Op het ogenblik staat de kampioene op de zeven de plaats. Zo denkt ze zelf over haar kansen in de Europa Cup- strijd: „Het is moeilijk van tevo ren een voorsprelling te geven. Elke wedstrijd is anders. Pakt een van de tien sprohgen ver V.l.n.r. José de Frel, trainer Rob Voorbij en Rene/ Linthuis. keerd uit, kan je kanje het wel vergeten. Moreel ben ik ver plicht om de Cup weer te win nen. Omdat ik in Amerika ben gaan trainen, verwachten ze na tuurlijk veel meer van je en dat maakt de wedstrijd voor mij ook niet gemakkelijker. Dat wist ik van tevoren natuurlijk, maar ik hoop toch dat de men sen dat trainen in Amerika en de prestaties in het bad tijdens de wedstrijden niet steeds wil len vergelijken". René Linthuis heeft, ondanks het feit dat hij tussen zijn stu- aie door enorm hard moet trai nen voor zijn sport, nooit spijt dat hij er aan begonnen is. De benjamin van trainer Voorbij heeft op zijn' jeugdige leeftijd al heel wat van de wereld ge zien tijdens toernooien in het buitenland. Zo kwam hij al zes keer in Duitsland, driemaal in Enge land, en verder in Noorwegen, Spanje, Las Palmas, Italië, Zwitserland, Oostenrijk en Frankrijk. Vertegenwoordigers van veel van deze landen ont moet hij nu in de Europa Cup wedstrijden. Hij vindt het jammer dat zijn twaalfjarige zusje Caroline, die bij de Nederlandse winterkam pioenschappen op de derde plaats bij de senioren dames kwam,, niet in Nogent Sur Mar ne van de partij is. Het tweetal trekt veel met elkaar op en heeft houvast aan elkaar. René Linthuis tenslotte ever zijn kansen: „Ik stel me er niet veel van voor. Misschien kom ik wel op de laatste plaats. Ik doe mijn best en misschien pakt het wel goed uit Als ik achtste word en zo'n vier springers achter me laat, spring ik een gat in de lucht". ARTHUR VAN RIJSWIJK

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1978 | | pagina 11